Genesis 1 en 2

Twee werelden: de onzichtbare en de zichtbare wereld

We zijn bezig met de bespreking van de schepping, de eerste periode in ons ‘overzicht van het Oude Testament’. God heeft in den beginne de hemel en de aarde geschapen als omgeving voor de mens, als omgeving voor zijn mensheid. God acht het nodig om voor zijn toekomstige partner een omgeving te scheppen die bestaat uit twee sferen. Uit twee bij elkaar behorende werelden, die opgebouwd zijn uit twee totaal verschillende materialen: een hemel, een onzichtbare, onstoffelijke wereld, opgebouwd uit geest. En een aarde, een zichtbare, stoffelijke wereld opgebouwd uit stof, uit materie die een bepaalde massa, gewicht en volume heeft. Twee werelden, waarvan je zou kunnen zeggen: horen die bij elkaar? Ja, die horen bij elkaar: het zichtbare hoort bij het onzichtbare, en het onzichtbare hoort bij het zichtbare. De aarde wordt vanuit het onzichtbare gedragen. De hemel hoort bij de aarde; de hemel omgeeft de gehele geschapen natuurlijke wereld.

Ten dienste van de mens

Die twee werelden zijn door God tot aanzijn geroepen ten dienste van de mensheid, ten dienste van jou en van mij. God acht die twee bij elkaar behorende werelden noodzakelijk om zijn partner te verwerven. Niet om zijn partner te scheppen. Als God zijn partner ‘kant en klaar’ had geschapen was er tussen God en de mensheid altijd een niveauverschil gebleven. Maker en maaksel kunnen nooit van aanvang af op hetzelfde niveau staan. Echter, wat God met mensen bedoelt is zo groot…

Mogelijkheden tot ontwikkeling

God schept mensen in een omgeving waarin zij tot ontwikkeling kunnen komen. Waarin zij kunnen groeien en opwassen tot een niveau waarop God de mensheid als Zijn partner kan herkennen. En ook wil erkennen en aanvaarden: God wil met de mensheid huwen. Dat is van meet af aan de gedachte van God geweest. Dat ligt dus ook besloten in het Woord dat van den beginne bij God is. In den beginne was het Woord, zegt Johannes 1, we hebben daar al eerder bij stilgestaan. Dat Woord duidt op het gehele plan van God met mensen, het allesomvattende plan van God, waaruit eerst een hemel en een aarde is voortgekomen en alles wat daarin is. En daarna ook de mens. Om tenslotte met die mens een weg te gaan die leidt tot ‘God alles in allen’ (1 Korintiërs 15:28). Het Woord (logos) in Johannes 1 en de wijsheid, (chokma), waar Spreuken 8 over spreekt, leiden tot dat doel.

‘Aankleding’ van hemel en aarde

God schept een hemel: een onzichtbare wereld met engelen die van aanvang af gereed zijn, toegerust en toegewijd om mensen te dienen. Met de zichtbare wereld is het anders gegaan. Daar roept God een ongelofelijk groot heelal tot aanzijn. Met slechts één van de planeten in dat heelal gaat God verder: de aarde. Daar gaat God verder met scheppen. In zeven scheppingsdagen bereidt Hij de aarde toe voor de mens, voor het leven van de mens. God verlicht de aarde: Hij schept licht. God omgeeft de aarde vanuit de hemel: Hij schept het uitspansel. Daarna bekleedt God de aarde: Hij laat daar allerlei planten tevoorschijn komen. Dat zie je alleen op aarde gebeuren: het is de enige planeet in de zichtbare wereld die op deze wijze met goddelijke zorg is toebereid en toegerust. Als je nagaat wat God allemaal tot aanzijn heeft gebracht, dan getuigt dat van een enorme goddelijke liefde, van een goddelijke bekwaamheid en wijsheid. Je komt dan onder de indruk van de grootheid van onze God, van Jahweh, de Schepper van hemel en aarde.

De derde scheppingsdag

Na de schepping van het licht en de schepping van het uitspansel gaat God op de derde dag verder, kijk maar in Genesis 1:11: En God zei: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten dragen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo. Luther zegt hier: en het geschiede alzo. Vers 12-13: En de aarde bracht jong groen voort, gewas, dat naar zijn aard zaad geeft, en geboomte, dat naar zijn aard vruchten draagt, welke zaad bevatten. En God zag, dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag. En iets soortgelijks leest u in Genesis 2:9, dat is eenzelfde situatie: Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en goed om van te eten...

Levende organismen

Er ontstaat een nieuwe fase in de schepping. God schept hier een nieuw principe. God gaat levende organismen tot aanzijn brengen. Ik hoop dat u dat goed onderscheidt. Planten, bomen en zaadgevende gewassen zijn veel meer dan materie. Veel meer dan alles wat uit ‘stof’ is opgebouwd: een prachtige heuvel, een mooie oceaan of zee. Zelfs meer dan een zon die licht geeft. Alles wat God daarvoor heeft gemaakt, behoort tot de levenloze schepping. Dat is materie die bestaat, die er ‘is’ en er ook mag ‘zijn’. In een prachtige orde door God geschapen: de planeten draaien in bepaalde banen. Zelfs binnenin die materie heeft God een prachtige orde geschapen: de microkosmos. We hebben daar de al eerder bij stilgestaan, een schitterende orde, maar het ‘leeft’ niet. Het is er, het functioneert, maar leeft niet. Op die derde dag schept God een nieuw principe, iets wat er vóór die tijd niet is geweest. Een nieuwe orde die hoger is dan alles wat er al is. Die orde van het leven reikt veel verder dan de op zich al zo prachtige orde in de macro- en microkosmos. In die macrokosmos beweegt alles en blijft alles ook een bepaalde plaats en positie ten opzichte van elkaar houden: een geweldige orde. Zo ook de microkosmos, binnen het atoom behoudt alles z’n plaats, prachtig, een enorme orde. Maar hier ontstaat iets dat van hogere orde is. Toen we schreven over de schepping van de lichten, heb ik aangegeven dat er een enorme hoeveelheid energie nodig is om materie licht te laten uitstralen. Als je die energie erin laat komen, kan dat stukje materie daarna die energie gaan uitstralen, licht gaan uitstralen, of met een duur woord: licht gaan emitteren. Het scheppen van ‘licht’ op de eerste scheppingsdag wijst op een toevoegen van (extra) energie aan de (al eerder geschapen) materie. Maar hier, op die derde scheppingsdag, maakt God iets nieuws. Hier ontstaat een samenstelling, een ordening die zichzelf kan onderhouden, die kan groeien en vrucht kan voortbrengen; een wezenlijk verschil. Hier spreken we van organismen. Terwijl je in de macro- en microkosmos spreekt van een organisatie.

Leven, dat is een geheim

Er ontstaat leven. En ik weet niet of u wel eens geprobeerd heeft dat te omschrijven, maar het lukt bijna niet om ‘leven’ te omschrijven of te definiëren. Natuurlijk zijn mensen daar alle eeuwen door mee bezig geweest. Zeker de mensen van de natuurwetenschappen. Geleerden hebben ongelofelijk veel weten te beschrijven. Ze kunnen de baan van de maan beschrijven, in een formule vatten. Als er in Florida op Cape Canaveral een raket wordt afgeschoten, kunnen ze precies berekenen wanneer die op de maan terechtkomt. Heel knap. Dat konden we tweehonderd jaar geleden nog niet. Door de eeuwen heen hebben wetenschappers veel ontdekt en beschreven. Vanuit die kennis van de materie kun je bepaalde stoffen bij elkaar brengen en met elkaar laten reageren om er andere stoffen van te maken. De chemie is op die manier bezig. Men kan ontzetten veel stoffen en processen beschrijven, daaruit wetmatigheden afleiden en nieuwe producten laten voortkomen, maar met levend materiaal gaat het toch allemaal even anders. Met levend materiaal wordt het veel complexer. Wat er in één klein microscopisch celletje van een plant allemaal gebeurt, is onvoorstelbaar; biologen zijn daar achter gekomen. Chemici kunnen stoffen maken - daar ben ik zelf ook jaren mee bezig geweest (als voormalig scheikundeleraar). Je kunt twee stoffen bij elkaar doen in een vat, en ze in die afgesloten ruimte met elkaar laten reageren. Daaruit komt dan een nieuwe stof voort. Dat proces kun je sturen en beheersen als er veel van weet en er genoeg op hebt gestudeerd. Maar het blijft één reactie in een enkelvoudig proces in een afgesloten ruimte. Daarin gaat het ook nog wel eens ‘mis’ - door iets waar je niet aan gedacht hebt. De boel kan dan zo maar uit elkaar klappen. Meestal ontstaan er ook ‘bijproducten’ die je niet wilt hebben. Er zijn maar weinig chemische reacties die met 100% opbrengst verlopen. Er zijn altijd bijproducten, er ontstaat altijd afval, chemisch afval. Hoe anders gaat dit in een levende cel. In die microscopisch kleine ruimte verlopen honderden processen gelijktijdig, zonder dat ze elkaar storen. Met 100% opbrengst, en met een volstrekte selectiviteit. Ze hinderen elkaar niet, integendeel: ze ondersteunen elkaar. Het ene proces is volledig op het andere ingespeeld. Het is onvoorstelbaar. Dat kun je niet nabouwen, dat kun je niet opbouwen. In de modernste, grootste fabriek lukt het niet om de chemische processen binnen één klein plantencelletje na te bootsen. Dat gaat gewoon niet. In een reactor of fabriek heb je te maken met levenloze materie, in cellen van planten is levende materie aanwezig. Bij die processen met levende materie lijkt er ‘onzichtbare hand’ te zijn die alles bestuurt, ongelofelijk. Niet te vatten, niet te beschrijven. Biochemici kunnen tegen­woordig van buitenaf op die processen in de cel ingrijpen; men noemt dat genetische manipulatie. Men kan dan het proces een bepaalde richting opduwen, anders dan normaal, waardoor er andere situaties en producten in die cel ontstaan, dan men vóór die tijd had. Men kan het proces manipuleren. Men duwt dan een ‘schip-in-beweging’ een andere kant op. Maar het schip in beweging krijgen, dat lukt niet. Ik hoop dat u begrijpt wat ik bedoel. Als levende organismen zich vermenigvuldigen, kan er wat mee gedaan worden; je kunt het dan een andere kant op sturen. Maar als het zich niet vermenigvuldigt, als het niet leeft, kun je doen wat je wil, maar er gebeurt dan helemaal niks. Onvoorstelbaar, dat leven! Het is al knap - en soms knap gevaarlijk - dat men bij die genen kan komen. Men kan de plaats aanwijzen waar het geheim ‘verborgen’ zit. Maar het geheim zélf kan men niet in handen krijgen.

Een ordening die zichzelf in stand houdt en kan ontwikkelen

Dat is het nieuwe dat op die derde scheppingsdag ontstaat. God voegt iets toe aan de bestaande materie waardoor het tot leven komt, en er een samenstelling, een ordening, ontstaat, die zichzelf in stand houdt. Een ordening die zich kan ontwikkelen, kan groeien en bloeien, en zich ook nog kan vermenigvuldigen. Heeft u wel eens een steen gezien die vanzelf groter wordt? Nee, die steen valt na jaren en jaren alleen maar uit elkaar. Dat is overal in de levenloze natuur: waar geen leven is, valt de boel uiteindelijk uit elkaar. Daar ontstaat eerder een stukje wanorde dan orde. In de levende natuur wordt die orde behouden en wordt die orde steeds groter. Dat is prachtig, ongelofelijk! Uit een zaadje kan zich een hele nieuwe plant en bloem ontwikkelen. Uit een ander zaadje, dat aan de buitenkant niets verschilt van het eerste zaadje, komt een heel andere plant tevoorschijn. Het zit er van aanvang af helemaal ‘in’.

Verbinding tussen geest en stof

Dat is ‘leven’. Dat schept God op die derde scheppingsdag. Een werking van geest, een koppeling van geest met stof, een ‘eerste werking’ van geest in die stof. Nog wel beperkt en niet van eeuwige duur, want een bloem verwelkt, het gras kan verdorren en een boom kan sterven. Maar ondertussen is er een andere boom ontstaan, is er nieuw gras ontstaan, is er een nieuwe bloem tevoorschijn gekomen. Het proces gaat door. De soort blijft bestaan, het individu maakt plaats voor een volgende generatie. Er werkt ‘geest’ in de stof. En die geest kun je niet beschrijven. Die geest krijg je niet te zien onder de microscoop. Die geest kun je er niet even uitsnijden en op de laboratoriumtafel onderzoeken. Dat lukt gewoon niet: geest is niet stoffelijk, geest heeft geen massa, geen volume. Het is er, onzichtbaar; je ziet en merkt dat het werkt.

Wat een gedachte van God om iets vanuit die geestelijke wereld te verbinden met iets van die stoffelijke wereld en zó in die stof een ‘eerste’ vorm van leven te scheppen. Hierdoor ontstaat er op aarde een hele ‘plantenwereld’. In de ochtend van een nieuwe ‘volheid des tijds’ roept God alle planten in zijn schepping tot aanzijn. Hij bedenkt en schept het leven. God schept ‘groeikernen’ in die volledig toebereide aarde, die al bevochtigd en verlicht is, en al omgeven is door een dampkring. Na enige tijd komt het resultaat tevoorschijn en breekt het leven baan. Er begint gras en zaaddragende gewas te groeien, allerlei bomen en struiken schieten uit de aarde op. In een veelheid aan kleuren en vormen. In allerlei hoogten, eindeloze variaties en rijke schakeringen. In vele soorten die niet door elkaar heen lopen, omdat elke soort zijn eigen karakter heeft en dat karakter behoudt als het zich voortplant. Ongelofelijk om dit te bedenken en tot aanzijn te roepen. En om alles zodanig te laten functioneren dat alles ‘als vanzelf’ zijn plaats behoudt. In die derde scheppingsfase komt er op aarde een hele plantenwereld tot aanzijn. Na die ‘volheid des tijds’, waarin God spreekt: dat de aarde jong groen tevoorschijn brenge. God schept het allemaal in de kiem, in een aanvangsstadium, en laat het vervolgens in al zijn volheid daaruit tevoorschijn komen. God bekleedt de aarde op een schitterende, harmonieuze wijze. Hij brengt de aarde tot vruchtbaarheid. Een nieuwe fase met een geweldig mooi resultaat.

Van de derde naar de vierde scheppingsdag

Als na die derde dag de aarde in bloei staat en zijn vrucht voortbrengt, en God op de vierde dag de zon, maan en sterren hun definitieve plaats geeft, en alles op harmonieuze wijze in de door God bedoelde orde functioneert, acht God de tijd rijp om opnieuw te spreken, en daarmee een hogere vorm van leven tot aanzijn te roepen, met nieuwere en nog verdergaande mogelijkheden.

De vijfde scheppingsdag

Op de vijfde dag gaat God verder met scheppen. De wateren zijn er al; God schept de vissen erin. De bomen, de struiken, de planten, de bloemen, ze staan er al; God schept de vogels om ze te bevolken. Die vissen en vogels hebben een hogere vorm van leven dan planten. Planten zijn er, ze leven, maar staan op een vaste plek. Vissen en vogels leven ook, maar zij kunnen zich verplaatsen. Dat moeten ze wel leren, maar ze ‘kunnen’ het; God heeft dat bij hen ‘ingeschapen’. Als vogels jonge vogeltjes voortbrengen, dan leren ze op een bepaald moment in hun ontwikkeling om te gaan vliegen; zij kunnen dat leren. Hoe is dat mogelijk? Dat werkt vanuit hun instinct. Ook dat is iets van ‘geest’ dat zich dieper heeft verbonden met ‘stof’, en zo deze ‘hogere’ vorm van leven tevoorschijn brengt. De voortplanting van vissen en vogels geschiedt door paring. Er worden eitjes gelegd, die worden bevrucht. Als de eieren uitkomen, zwemmen de jonge visjes uit, en de jonge vogeltjes vliegen uit. Heel anders dus dan bij planten; daar vindt de bevruchting plaats door stuifmeel en stempels. Vogels kunnen nesten maken op een manier, zo ingenieus, wie heeft ze dat geleerd? Ja, dat leren ze van pa en ma vogel. Maar wie heeft het dan die allereerste vogels geleerd? Dat heeft God bij hen ingeschapen. Het ene vogeltje maakt zo’n nestje en het andere vogeltje zo’n nestje. Dat kijken ze niet van elkaar af, dat zit er gewoon ‘van huis uit’ in. Ingenieus in een veelheid van mogelijkheden. God heeft dat bedacht; Hij heeft dat tot aanzijn geroepen. Biologen zeggen: het komt doordat dít vogeltje dit DNA heeft en dát vogeltje dat DNA. Dat kunnen ze nu achteraf wel nagaan en vaststellen, maar daarmee hebben ze het geheim van het leven niet in handen.

De zesde scheppingsdag

Op de zesde dag gaat God weer verder, Hij schept dan een nog rijkere vorm van leven: de overige dieren. We zien dat in Genesis 1:24-25: En God zei: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naar hun aard; en het was alzo. En God maakte het wild gedierte naar zijn aard en het vee naar zijn aard en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.

Dieren bezitten een hogere levensvorm dan vogels en vissen. We spreken bij vee, bij kruipend gedierte en bij wild gedierte over ‘zoogdieren’. Zoogdieren leggen geen eieren, ze baren hun nakomelingen. Zoogdieren kunnen weer meer leren en meer ondernemen dan vissen en vogels. Het gaat steeds verder en steeds hoger. Het leven wordt rijker en voller, er ontstaan meer mogelijkheden doordat steeds meer van de ‘geest’ zich verbindt met ‘stof’. God spreekt, en de aarde brengt het voort.

God maakt de dieren uit het stof der aarde. Hij neemt ze uit de aarde en uiteindelijk keren die dieren ook weer naar de aarde terug, zegt de Bijbel. In Psalm 104:30 en 29b gaat het over de dieren: Zendt Gij uw Geest uit, zij worden geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van de aardbodem. Neemt Gij hun adem weg, zij sterven en keren weder tot hun stof.

Door Geest van God, door werking van geest, door koppeling van geest aan stof, ontvangen dieren leven, worden dieren geformeerd en kunnen ze dat leven ook doorgeven. Dat blijft doorwerken in een volgende generatie. Een dier dat sterft, keert als stof terug. Dieren hebben van God een vorm van leven gekregen die weer hoger is dan de vorm van leven in vissen, vogels en planten. Maar ook hun levensvorm wijst op een tijdelijk bestaan. Steeds weer wordt het overgedragen aan een volgende generatie. Prediker beschrijft dat ook in hoofdstuk 3:18-21: Ik zei bij mijzelf: Wat de mensenkinderen betreft, God wil hen schiften en laten zien, dat zij eigenlijk dieren zijn. Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid, alles gaat naar één plaats, alles is geworden uit stof, en alles keert weder tot stof. Wie bemerkt, dat de adem der mensenkinderen opstijgt naar boven en dat de adem der dieren neerdaalt naar beneden in de aarde?

Prediker geeft aan dat ‘niemand’ dit verschil tussen mensen en dieren opmerkt. Aan de buitenkant lijkt het alsof het de mens vergaat als de dieren, maar dat is niet zo. Een dier sterft en keert terug naar de aarde. In die zin heeft een dier geen voortgang als individu. Hij heeft een tijdelijk bestaan en in dat bestaan bezit hij een hele mooie, hoge vorm van leven. Dieren krijgen van God het groene kruid tot spijze. Zij mogen het groene kruid eten dat op aarde is opgeschoten, en overal groeit en bloeit. Zo ontstaat er een ingenieus biosysteem van planten en dieren, een schepping die zichzelf onderhoudt en in perfecte balans en evenwicht is. In die schepping was er geen luchtverontreiniging, in die staat was alles harmonieus: God zag dat het goed was, zeer goed was.

Om je een beeld te vormen van Gods bedoeling met ons

Ik hoop dat je een beetje ‘beeld’ krijgt van de omgeving die God voor jou en mij tot aanzijn heeft geroepen. Alle dingen, de hemel en de aarde en alles wat daarin is, functioneert als omgeving voor de mens. Alles wat in die scheppingsdagen tot aanzijn is gebracht, is ten dienste van de mens. Daar mag je over nadenken, daar wil God je iets mee laten zien. Daar mag je op ‘studeren’, over nadenken, in vorsen, van leren, heel veel van leren, want je kunt er hele mooie lijnen in ontdekken. Je kunt er Gods bedoeling mee gaan verstaan. Je mag de aanzet van Hem gaan doorzien en begrijpen waar Hij naartoe werkt. Als al deze vormen van leven mogelijk zijn voor planten, voor vissen en vogels, voor vee, kruipend gedierte en allerlei ander gedierte, en dat is allemaal ten dienste van die mens, hoe moet die mens zélf dan wel niet door God bedoeld en geschapen zijn? En welke ongekende mogelijkheden heeft die mens dan wel niet bij zijn schepping van God ontvangen? Inderdaad. Die mens is tot ongelofelijk veel in staat. God schept hem als kroon op de schepping. God bestemt hem voor het hoogste doel. Het leven dat mensen ontvangen, reikt nog veel verder dan het leven van planten, vogels, vissen en dieren. De opgaande lijn zet zich voort: in de mens krijgt het leven dat God geeft een nog veel hogere vorm, de ‘ultieme’ vorm, zou je kunnen zeggen.

De zesde scheppingsdag: hoe schept God de mens?

Dat zien we in Genesis 2:7: Toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen. En in Genesis 1:27 staat: En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.

In die paar regeltjes mogen we het enorme verschil zien. God schept de mens en blaast de levensadem bij hem in, de neshamah, zegt het Hebreeuws. Dat is een aanduiding voor de geest en de ziel van de mens. God schept niet alleen een stoffelijk lichaam, geformeerd van stof uit de aardbodem, van zichtbaar materiaal. God blaast daarin ook een geest en een ziel, een onstoffelijk lichaam. Daarom zegt Paulus later in 1 Korintiërs 15:44: Er wordt een natuurlijk lichaam gezaaid, en een geestelijk lichaam opgewekt. Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam.

Een natuurlijk en een geestelijk lichaam

Mensen hebben twee lichamen: een stoffelijk, natuurlijk lichaam en een onstoffelijk, geestelijk lichaam. Lees het na in Studieblad 6; daar wordt dit onderwerp uitgewerkt. Of nog beter: Lees hierover in het boek ‘De schepping van de mens’, daarin zijn de Studiebladen 1 t/m 27 herschreven en aangevuld.

God geeft de mens niet alleen een lichaam dat zichtbaar, tastbaar en stoffelijk is, Hij geeft hem ook een hele innerlijke mens, bestaande uit ziel en geest, waarbij de ziel als hart functioneert in de geest. Het hart vormt de kern van het geestelijk lichaam van de mens - Studieblad 7 of hoofdstuk 2 in het bovenstaande boek (Ik verwijs maar even, dan kunt u het nog eens nalezen). Dat geestelijke lichaam onderhoudt en bestuurt het natuurlijke lichaam, en doet het natuurlijke lichaam ontwikkelen. Het boek Prediker zegt in hoofdstuk 3 vers 11: Ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd... Met het inblazen van de neshamah, van het geestelijke lichaam, legt God ook de eeuwigheid (eeuw) in die mens. En daarmee onderscheidt de mens zich als schepsel van alle overige geschapen wezens en alle geschapen dingen.

Het verschil tussen engelen, planten, dieren en mensen

God heeft in den beginne veel geschapen. Hij heeft engelen geschapen in een onzichtbare wereld, en planten en dieren geschapen in een zichtbare wereld. De mens ontvangt van God zowel een natuurlijk als een geestelijk lichaam. Engelen hebben ook een geestelijk lichaam, maar zij kunnen daarmee geen verbinding maken met stof. Zij hebben geen lichaam van vlees en bloed en kunnen zo’n zichtbaar lichaam ook niet ‘aannemen’. Als mensen engelen zien, dan is dat visionair. In die zin hebben engelen geen ‘leven’, zoals we dat kennen van planten, dieren en mensen; geen bestaansvorm die kan groeien en ontwikkelen. Planten en dieren kunnen dat wél; zij ontvangen van God een stoffelijk, natuurlijk lichaam, maar hun bestaansvorm is tijdelijk: in tegenstelling tot de engelen kennen zij geen ‘eeuwigheid’. Engelen zijn bij hun schepping ‘gereed’; zij bestaan tot in eeuwigheid.

De mens als kroon op de schepping

Bij zijn schepping ontvangt de mens van God leven waarin hij deel krijgt aan groei en ontwikkeling en deel krijgt aan de eeuwigheid. De mens is de kroon van Gods schepping: een schitterende combinatie van alles wat God daarvoor in afzonderlijke delen tot aanzijn heeft gebracht. De mens ontvangt de hoogste vorm van leven: in staat om te groeien en te ontwikkelen, en om eeuwig te blijven. Hij kan het leven doorgeven en ook zélf blijven bestaan; dat is uniek. Hij kan zich steeds verder ontwikkelen en steeds verder uitgroeien: precies wat nodig is om het doel van God met zijn leven te bereiken. In die mens schept God alle mogelijkheden voor een leven door de Geest, voor een leven in verbinding met Hemzelf, waardoor er een kostelijke vrucht in die mens tot ontwikkeling kan komen.

Leven door de Geest in al onze vermogens

God wil in de mens ook alle gaven en begaafdheden van de Geest tot ontwikkeling laten komen. Waardoor het hart van de mens doordrenkt wordt van Gods Geest, op ieder terrein en in alle vermogens, en zijn gesteldheid het beeld van God gaat uitademen. Zodat hij uitgroeit tot gelijkenis aan God. Enorm! (Lees hierover in Studieblad 9-20 of in hoofdstuk 3-6 van het boek ‘De schepping van de mens’. Daar worden alle vermogens van de mens uitgewerkt). Juist door die eeuwige, onbeperkte groei- en ontwikkelingsmogelijkheden kunnen mensen in hun innige relatie met God komen op een niveau van leven waar zij nu nog niet zijn.

Ontwikkeling naar goddelijk leven

Als God planten, vissen, vogels, dieren en mensen schept in een steeds hogere vorm van leven, dan bedoelt God wellicht voor u en voor mij meer dan het gewone. Denk eens even door: God wil samen met u een levensvorm ontwikkelen, waarin Zijn heerlijkheid tevoorschijn komt, een verheerlijkt leven. Dat is verder, groter en mooier dan het leven dat we nu kennen. Dat leidt tot een leven op ‘goddelijk’ niveau, vervuld van Gods Geest, met alle mogelijkheden van Gods Koninkrijk. Een leven in een verheerlijkte bestaansvorm: een verheerlijkt leven. Een leven op het niveau van de Schenker van het leven. Een leven in gemeenschap met de Schepper van mensen. Ik denk dat we dat mogen leren uit het verhaal over die schepping, uit de volgorde die God daarin aangeeft. Eerst een omgeving, dan een eerste vorm van leven, daarna een hogere vorm van leven, en dan een nog hogere vorm van leven. De mens is bij zijn schepping niet ‘af’, hij is niet ‘kant en klaar’ geschapen zoals de engelen. De mens is geschapen met een schitterende vorm van leven, het hoogste wat God geschapen heeft, met groei- en ontwikkelingsmogelijkheden die tot in eeuwigheid aanwezig blijven. Daarin wil God het verheerlijkte leven tevoorschijn brengen, en zo - samen met die mens - mensen maken ‘naar Zijn beeld en gelijkenis’.

Geen automatisme op weg naar een verheerlijkt leven

Dat gaat niet automatisch, niet ‘als vanzelfsprekend’. Het gaat niet zonder de volledige inzet van al onze ingeschapen vermogens. God geeft ons vermogens en alle mogelijkheden om ons voor dit doel in te zetten. Om samen met Hem die weg te gaan, die ontwikkeling te volgen, die verdere evolutie mee te maken. Niet buiten onze wil om, zonder ons geloof en zonder onze liefde. Maar ook niet alleen door onze wil en door onze krachtsinspanningen: het is niet uit onszelf. Als mensen uit zichzelf ten hemel op willen klimmen, dan lukt het niet. Nee, laat het gebeuren in gemeenschap met Hem die ons schiep, in diepe afhankelijkheid, volledige overgave en toewijding. Dan gaat het toe naar een verheerlijkt leven, zoals Jezus dat toont na zijn hemelvaart: gezeten met zijn Vader op de troon. Dat koningschap van Jezus gaat zich over de gehele kosmos uitstrekken. Door het werk van Jezus zal in mensen gestalte krijgen wat in Jezus al gestalte heeft gekregen. Dat bedoelt God voor de mens; daar wil Hij met de mensheid naartoe.

We kunnen ons leven van vandaag nauwelijks beschrijven: zo mooi en complex zit het in elkaar. Als we het leven in een plantencel al niet kunnen bevatten, zou dat dan wél lukken bij een cel van een dier of een mens? En als ons natuurlijke leven niet in een ‘schema’ is te vatten, wat dan te denken en te zeggen van dat verheerlijkte leven? Daar kun je verder over nadenken, doe dat maar. Je kunt er veel over zeggen, maar je raakt er niet over uitgepraat.

Een partner van God worden

Het leven dat God voor de mens voor ogen heeft, is dat van partnerschap met Zichzelf, van een lid van het lichaam van Christus dat tot volle bestemming komt. Het is ongelofelijk! Als God de mens schept, schept Hij hem in een zeer goede situatie in hemel en op aarde. Een hele engelenwereld staat klaar, toegerust en toegewijd. Ook ligt een hele natuurlijke wereld klaar, planten en dieren, waarin vele principes ingeschapen zijn van waaruit steeds meer zicht kan worden verkregen over Gods bedoeling. Een hele omgeving, groen, vruchtbaar, dienstbaar op allerlei niveaus. Daarin mogen wij als mensen leven. Daarin heeft God ons geplaatst. Zo is God begonnen. Om in die volmaakte omgeving zijn verbond met mensen aan te reiken, op te starten, te laten ontwikkelen en daaruit dat geweldige doel te laten voortkomen. Over die schepping kun je ook blijven nadenken, en ik denk dat we daar met Christus nog heel veel in mogen doen als gemeente van Christus. Maar eerst gaat het erom dat we als gemeente die plaats bereiken van waaruit de wereld beheerst, gered en gediend kan worden.

Richting een heerlijke toekomst

Het duizendjarige vrederijk, waarin de hele schepping weer opgericht wordt en alles tot volheid wordt gebracht, vindt plaats nadat de gemeente haar plaats met Jezus op de troon heeft mogen innemen. Als God uiteindelijk alles in allen zal zijn, dan zullen we, denk ik, samen met Hem gaan werken aan de kosmos, want dan heeft alleen de planeet aarde zijn volheid bereikt. Ik vermoed dat God ook daarvoor een plan heeft. Vanuit dat goddelijke leven, waar we nu naar op weg zijn, wil God in eeuwigheid met ons verkeren. Met groot verlangen ziet Hij uit naar een mensheid die op Zijn niveau komt, waarin heel Zijn volheid kan wonen. Een mensheid die vervuld is met al het goede van God, en tot in eeuwigheid met Hem blijft leven als in een huwelijk van man en vrouw.

Vanuit het begin

Zo is God begonnen. Zo is het in aanvang gereed gemaakt. In die situatie schept God de mens, en komt die mens terecht in een paradijs van waaruit die ontwikkeling mag beginnen.