Genesis 1:31 – 2:3

Afronding wat de schepping betreft

In onze vorige bijbelstudies over het Oude Testament zijn we in aanraking gekomen met de grote God die een hele schepping tot aanzijn roept voor Zijn mens. We hebben de bespreking van de schepping afgerond. Daar valt natuurlijk nog veel meer over te zeggen, maar we gaan nu door met de tweede periode op het overzicht, de voortijd.

De voortijd

Je ziet daar als eerste staan: Adam, Eva, paradijs en zondeval. Die voortijd begint op de zevende dag van de schepping. De dag waarop God rust van zijn werk. Een dag waarop God zegt van alles wat Hij heeft gemaakt: Het is zeer goed. Genesis 1:31 t/m Genesis 2:1-3a: En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag. Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en al hun heer. Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die… De voortijd begint hier. De schepping is voltooid, alles is aanwezig. Nu kan de geestelijke ontwikkeling die God bedoelt, op gang komen. Het begint hier, zeer goed. De voortijd eindigt met de zondvloed en dan is al het goede weg. De aarde is dan vol van kwaad. Wat wonderlijk. Een schitterend begin van de voortijd: Gods heerlijkheid is dan allerwege te zien. En dan zo’n afgrijselijk einde van die voortijd, waarin het duivelse verderf overal te zien is. Een tijd van ‘omslag’ met zo’n andere uitkomst dan je op grond van de beginsituatie zou verwachten. De beginsituatie ademt alleen maar heerlijkheid uit en alles wat daaruit voortkomt zou alleen nog maar heerlijker mogen worden. Maar het loopt zo totaal anders. Al het goede verdwijnt en het kwaad komt overal tevoorschijn, in de hemel en op de aarde. Hoe is het mogelijk... Het voltrekt zich in 1656 jaar, in krap 17 eeuwen.

Je kunt dit alleen volgen en begrijpen als je zicht krijgt op de geestelijke wereld. Als je de geestelijke werkelijkheid kunt volgen in die voortijd. Want dáár - in die hemel, in die geestelijke wereld - ligt de oorzaak van die omslag. Van die totaal andere uitkomst. Van dat andere proces dat zich in die voortijd heeft ingezet. In de geestelijke wereld ligt de drijvende kracht achter dat proces. Al het prachtige, het goede, het volmaakte van die beginsituatie, dat is uit God, uit Jahweh, de Schepper en Formeerder van alles wat is. Die van Zijn werk zegt dat het zeer goed is. En al het slechte? Dat geruïneerde van de eindsituatie, dat komt van Satan, de verwoester, de mis-vormer, de grote ‘Kaputmacher’ zou de Duitser zeggen, van alles wat God maakt.

De voortijd en de eindtijd

De voortijd is een tijd die ons veel te zeggen heeft. Niet zozeer door het aantal hoofdstukken dat Genesis er aan wijdt, want dat zijn er maar zeven. In die zin staat er maar heel weinig van beschreven. Maar het zegt ons wel heel veel als je het geestelijk proces beziet dat in die voortijd verloopt. Het is een proces waar Jezus naar verwijst in het Nieuwe Testament. Hij zegt: Het zal zijn als in de dagen van Noach, alzo zal de komst van de Zoon des Mensen zijn (Mat.24:36-39). Er is een duidelijke link die Jezus maakt tussen de komst van de Zoon des mensen in de eindtijd en het gebeuren in die voortijd. Want die voortijd zegt iets over die eindtijd. De geestelijke processen in die voortijd zeggen iets over dezelfde, overeenkomstige processen in de eindtijd. En dan niet alleen wat betreft Noach en de ark. Niet alleen op het punt van de redding en de verlossing van de mensheid in de voortijd door Noach en de ark. In de eindtijd gebeurt dat door Jezus met zijn hemelse ark, de gemeente. Dat zit er ook in. Maar het heeft ons nog méér te zeggen. Want alles wat in de voortijd fout gaat, wordt in de eindtijd goed gemaakt. Alles wat in de voortijd ontwricht wordt, wordt in de eindtijd weer opgericht. De eindtijd loopt uit op een vernieuwde hemel en vernieuwde aarde. Een aarde vol van Gods heerlijkheid! De aarde zal vol zijn van de kennis van de Here, zoals de wateren de bodem van de zee bedekken, zegt Jesaja 11:9b. De laatste hoofdstukken van het boek Openbaring zijn daarom ook sterk verbonden met die eerste hoofdstukken van Genesis. Je kunt de eerste en de laatste bladzijde bijna op elkaar leggen.

De bron van het degeneratieproces

In de voortijd komt een heel degeneratieproces op gang. Niet vanuit God. De bron van die degeneratie is in het begin van die voortijd nog niet eens aanwezig. Op dat moment zegt God over alles wat op hemel en aarde is: het is zeer goed. Die degeneratie, die ontwrichting begint later, daarna. Het begint ook niet bij Adam. Het begint in de hemel bij Lucifer, bij de machtigste der cherubs. Op een gegeven moment valt hij, en vele cherubs en serafs vallen met hem. Er ontstaat een heel ander rijk in de hemelsferen: het rijk van Satan en Dood. Het degeneratieproces in de voortijd begint met die val van Lucifer en het ontstaan van dat antigoddelijke rijk van Satan en Dood.

Het wederoprichtingsproces

Het wederoprichtingsproces in de eindtijd begint met de overwinning over Satan en zijn rijk. En dat bewerkt een volkomen ontmanteling van dat rijk. Wat in de voortijd degeneratief ontstaat, wordt in de eindtijd overwonnen en ontmanteld. En daarom komt het weer goed. Het komt goed omdat het in de hemel goed gaat. Alle doorwerkingen en gevolgen van het degeneratieproces in die voortijd worden uitgewist in het wederoprichtingsproces in de eindtijd. Uiteindelijk zal gezegd worden van alles wat God heeft opgericht en door Jezus opnieuw is opgericht: het is zeer goed. God zal zijn alles in allen(1 Kor.15:28).

Benadering vanuit de geestelijke wereld

Wat een tijd, die eindtijd. Zeker als je die tijd vergelijkt met de voortijd. Wat een tijd, die voortijd. Zeker als je die tijd legt naast die eindtijd. Alles wat zich in die voortijd buiten God plaatst, zich onafhankelijk van Hem opstelt en zich daarmee tegenover Hem opstelt, gaat in de eindtijd definitief ten onder. Ze redden het niet. Maar ook alles wat God reeds in die voortijd voor ogen staat, komt in de eindtijd definitief en in volle heerlijkheid tevoorschijn, in afhankelijkheid en volle gemeenschap met God. Zo wil ik die voortijd benaderen: vanuit de werkelijkheid van de geestelijke wereld, om er op die manier van te leren. Want dan zegt het ook iets over wat voor ons toepasbaar is in het hier en nu. Dan geeft het ons iets in handen in die toebereiding voor die eindtijd. Dan moet je weten wat er in die voortijd is gebeurd. Als je met Jezus mee wil werken aan de wederoprichting aller dingen, moet je weten waar de bron ligt. Dat leren we juist vanuit die voortijd. Het is voor ons van belang om deze tijdsperiode in de geestelijke wereld te overzien. Als gemeente van Jezus die haar plaats en taak - juist in die eindtijd - wil innemen. Als gemeente die zich volkomen ter beschikking stelt aan de God van hemel en aarde, en aan Jezus Christus, de Zoon van God. Aan Hem die juist in die eindtijd in volle heerlijkheid tevoorschijn gaat komen in de Zijnen.

De val van Lucifer

De val van Lucifer is een intens, indrukwekkend gebeuren, met enorme gevolgen. Die val van Lucifer is uitvoerig beschreven in de Studiebladen 28 t/m 31, of in hoofdstuk 1 van het boek ‘De strijd tussen licht en duisternis’. Daar kun je nalezen hoe dat rijk van Satan met zijn demonenleger ontstaat uit de gevallen cherubs, en hoe het rijk van Dood met zijn doodsmachten ontstaat uit de gevallen serafs. Ik beveel je dat van harte aan.

Lucifer valt nadat de zevende dag is ingegaan, God gereed is met zijn scheppingswerk en Hij het eerste mensenpaar heeft gezegend. Lucifer valt nadat het al een hele tijd goed gaat op aarde en in de hemel met die mens. En dat gebeurt niet door een ‘foutje’ in de schepping, niet door een ‘gebrek’ in het volmaakte goede werk van God. De val van Lucifer wordt veroorzaakt door een niet logische keuze van Lucifer. Ik zal het nog sterker zeggen: de val ontstaat door een volstrekt onlogische keuze van deze beschuttende cherub. Als je de Studiebladen of het hoofdstuk in het genoemde boek nog eens leest, zul je dat ook merken. Je kunt het wel ‘volgen’, maar eigenlijk kun je het niet ‘begrijpen’. Je kunt er niet inkomen dat dit in Lucifers hart is opgekomen. Een ding is zeker: het was niet nodig geweest. Het had ook heel anders kunnen gaan. Het had helemaal volmaakt goed kunnen blijven.

De ontwikkeling van de mens

Het ‘laat Ons mensen maken naar Ons beeld en Onze gelijkenis, opdat zij heersen over al de werken mijner handen’ (Gen.1:26), wat God aan het begin van de zesde dag uitspreekt, klinkt dóór op die zevende dag, werkt door in die zevende dag. Op de zesde dag geeft God de aanzet: Hij spreekt uit wat Hij gaat doen, wat Hij wil met mensen, en formeert Hij de mens. Op de die dag zegent God die mens: om te groeien en te ontwikkelen, om tevoorschijn te laten komen wat Hij erin heeft gelegd. Laat Ons mensen maken, opdat zij heersen… Het klinkt door en het werkt door in de zevende dag.

God wil de mens hogerop voeren. Om te heersen over de werken van Gods handen heeft die mens een hemelse positie nodig. Dat kun je niet met je twee blote handen doen. Om de aarde te kunnen beheersen moet je eerst in de hemel opstijgen. Op die zevende dag gaat de ontwikkeling van de mens, onder de zegen van God, dan ook in die richting. Adam ontwikkelt zich zeer goed. Er is contact met God. Er ontstaat een steeds dieper contact tussen God en hem. Adam gaat op een gegeven moment op uitnodiging van God de dieren een naam geven. Zijn inzicht is zover ontwikkeld en zijn taalvermogen heeft zich dusdanig verdiept, dat hij bij het aanzien van de dieren het wezen van die dieren kan doorgronden en er een naam aan kan geven. Hij kan en mag het wezen van de dieren onder­scheiden en benoemen. Dat is het begin van het ‘heersen’. Als je iets kunt onderscheiden en benoemen, kun je erover gaan heersen, kun je het gaan beheersen: je weet dan wat het is. En Adam slaagt. Het gelukt Adam; zijn onderscheidingsvermogen heeft zich dan al voldoende ontwikkeld. Zijn inventiviteit in het vinden van woorden en namen functioneert. Het gaan heersen over, en gaan beheersen van de werken van Gods handen komt tot ontwikkeling. Dit is een grote stap.

Een partner

Als Adam klaar is en al die dieren heeft zien langskomen - een mannetje en een wijfje - ontdekt hij dat hij zélf ‘alleen’ is. God heeft Adam ingeleid en bij hem het verlangen naar een partner opgewekt. Hoe mooi doet God dat, en hoe zorgvuldig is Hij in Zijn werk. Adam gaat verlangen naar een partner. Daarmee wordt in Adam opgewekt wat in God Zelf allang aanwezig is, en wat bij God Zelf het motief is om een hele hemel en aarde tot aanzijn te roepen en daarin een mensheid te scheppen die uiteindelijk Zijn partner zal gaan worden. Adam komt tot de ontdekking dat hij alleen is. Ook dat mag je zien als een stap vooruit in de ontwikkeling, in het goede ontwikkelingsproces.

God stelt het huwelijk in

Eva wordt door God geformeerd en aan Adam gegeven. Bij het schenken van Eva aan Adam stelt God tussen deze twee mensen het huwelijk in. Dat lezen we in Genesis 2:24. God stelt dit huwelijk tussen man en vrouw in met oog op Zijn komende huwelijk met de mensheid als geheel. Weer een stap verder: denk maar na, mensenpaar, beleef dat huwelijk maar met alles wat daarin bedoeld is, en kom maar tot de ontdekking wat Ik uiteindelijk met jullie als mensheid voor ogen heb. Alles ontwikkelt zich naar Gods bedoeling. De ene stap na de andere wordt gezet. Het is prachtig, kostelijk. God spreekt de mensen aan; ze mogen zich onder Zijn zegen gaan vermenigvuldigen. Wees vruchtbaar, wordt talrijk, vervul de aarde, onderwerp haar (Gen.1:28). Zij mogen aan de basis staan van een mensheid die uit hen gaat ontstaan. Het vindt allemaal plaats onder de zegen van God, in de eenheid en volmaaktheid die er op dat moment nog steeds is.

Het principe van de gemeente

Het is niet bijna voor te stellen: een volmaakte eenheid waarin kinderen geboren worden die van meet af aan mogen delen in die eenheid. Dat is iets geweldigs. Er zou een mensheid gaan komen die zich van meet af aan als een eenheid onder de zegen van God ontwikkelt. Daarmee wordt hier eigenlijk al de gemeente ingesteld. Een mensheid in eenheid functionerend: als een lichaam, als een gemeente, onder één hoofd. Met Adam, de eersteling, als hoofd, als voorganger en leider. En allen die uit Hem voortkomen als leden van dat steeds groter wordende lichaam, van een mensheid die onder Gods zegen als eenheid functioneert en die gemeente gaat vormen. Laat Ons mensen maken naar Ons beeld. Dat beeld van God spreekt alleen maar van eenheid, van harmonie, van het vervuld zijn van één Geest, geweldig. Weer een stap verder. Na het huwelijk komt ook de gemeente, het principe van de gemeente, tevoorschijn. Het komt allemaal aan de orde in die prachtige ontwikkeling, en Adam mag erin door. Alles wordt ingezet, ook de engelen van God, ook Lucifer.

De taak van Lucifer als beschuttende cherub

Lucifer krijgt van God van aanvang af een plaats naast de mens, met een prachtige taak ten opzichte van de mens. We lezen dat in Ezechiël 28:12-16: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet (beeld van allerlei vermogens). Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt, totdat er onrecht in u werd gevonden: door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde...

Tot dat moment functioneert Lucifer als een beschuttende cherub, geplaatst naast Adam in de hof. Als zijn persoonlijke engel, als de toekomstige engel der gemeente. God plaatst hem naast het hoofd van de toekomstige gemeente als de ‘verzegelaar van de som’ (Statenvertaling), van het gehele plan van God met mensen. Alles gaat goed. Alles verloopt onberispelijk, staat er, totdat…

Ontstaan van het rijk van duisternis

Dan komt dat afschuwelijke moment dat Lucifer ten val komt, dat de prachtige eenheid die er ‘van den beginne’ in hemel en op aarde is, doorbroken wordt. Dat er een tweede rijk in de hemel ontstaat, volledig tegenovergesteld aan dat van God. Een rijk dat feitelijk geen ‘bestaansrecht’ heeft: het ontstaat buiten God en plaatst zich tegenover Hem die alles geformeerd heeft en alles zijn plaats en bestemming geeft. Daarmee verliezen Lucifer en de engelen die met hem hun oorsprong ontrouw worden en hun plaats in Gods koninkrijk verlaten, hun bestaansrecht. Maar dat moet dan nog gaan blijken. Omdat Lucifer als engel naast Adam in de hof staat en werkt, heeft zijn val ook gevolgen in die hof. Lucifer, inmiddels Satan, grijpt een ‘goede’ boom die God geschapen heeft en maakt die tot ‘de boom van de kennis van goed en kwaad’. Iets soortgelijks doet hij met het dier dat God geschapen heeft als de ‘schranderste’ van de dieren: de slang. Satan maakt die slang tot de ‘listigste’ van de dieren des velds. Ook op aarde, in de omgeving van de mens, vinden dus grote ‘veranderingen’ plaats. De grootste verandering vindt plaats in de hemel: daar ontstaat een tweede rijk, naast dat van God, volkomen tegenovergesteld aan dat van God.

Het koninkrijk van God blijft één en sluit de rijen

Een nieuwe situatie, heel verdrietig. Maar op zich - ik hoop dat je dit goed begrijpt - nog niet ‘onoverkomelijk’. In het koninkrijk van God blijft de eenheid en harmonie bestaan. De plaatsen en taken die door ontrouwe cherubs en serafs verlaten en opengevallen zijn, worden door trouwe cherubs en serafs overgenomen en ingevuld. Harmonieus sluiten de rijen zich. Michael en Gabriel nemen hun nieuwe posities als ‘aartsengelen’ in. De trouw gebleven cherubs en serafs functioneren onder hun leiding door. Samen met Michael en Gabriel stellen zij zich op ten dienste van de mens en ten dienste van die komende gemeente van mensen. Nog steeds is alles aanwezig om Gods voornemen te realiseren.

Voor de mens: een taak erbij

Wel betekent die val van Lucifer en het ontstaan van dat rijk van duisternis en dood voor de mens een taak erbij. Het onderscheidingsvermogen van een mens ten aanzien van de dieren op aarde dient nu ook ingezet te worden ten aanzien van de verschillende ‘werkingen’ in de hemel. Het beheersen van situaties op aarde dient over te gaan in het leren heersen over tegenstanders in de hemel. De mens moet leren om stand te houden bij aanvallen, en dan rustig door te gaan met waar God hem voor heeft geroepen. In afhankelijkheid en in gehoorzaamheid, onder leiding en inspiratie van God, en nog steeds onder Zijn machtige zegen. God maakt Adam attent op de ontstane verandering. Hij waarschuwt Adam: van die boom mag je niet meer eten. Hij roept hem op tot gehoorzaamheid.

De mens had onderscheidingsvermogen kunnen gebruiken

Had het op dat moment, ná die val van Lucifer, met de mens nog steeds ‘goed’ kunnen gaan? Natuurlijk, dat zat er nog helemaal in. Hoe weet je dat zo zeker? Dat blijkt later in het leven van Jezus. Hij wordt geboren in een wereld die ‘vol’ is van duisternis. Nadat Hij als kind door zijn Vader geheiligd is (Joh.10:36) en daarna als volwassene die heiliging ook Zelf oppakt, kan Jezus alles waarmee de vijand op Hem afkomt buiten zijn leven houden. Dat had Adam ook kunnen doen. Hij had die verkeerde werkingen kunnen onderscheiden. Hij had de dieren een naam gegeven. Hij wist dat een slang niet kan spreken. Hij had zich dus kunnen afvragen: wat is er aan de hand als dit nu opeens wél gebeurt? Wanneer hij dat inderdaad gedaan zou hebben, dan had dat rijk van Satan en Dood zich niet zo lang kunnen handhaven. Dan had dat rijk geen grip gekregen op de geestelijke ontwikkeling van de mens. En had dat rijk der duisternis geen vat gekregen op de schepping, waarin God de mens de plaats van heersen en beheersen had gegeven. Dan was er geen sprake geweest van zonde en een zondvloed, van degeneratie en verderf. Dan zou die voortijd er heel anders hebben uitgezien. Satan zou in die voortijd geen ‘aansluiting’ bij mensen hebben gevonden. En dan had hij het niet lang volgehouden. Hij ontleent zijn wankele bestaansrecht aan mensen die naar hem luisteren; daar parasiteert hij op. Zolang die mensen er zijn, kan hij doorgaan. Als dat ophoudt, houdt het voor hem op.

Zou de poel van vuur dan zijn ontstaan?

Als Adam niet zou zijn gevallen en de mensen na hem ook niet, dan zouden allen gehoorzaam gebleven zijn. Dan zou Satan en zijn rijk er nu niet meer zijn geweest. De poel van vuur zou dan zijn ontstaan, de hel, het eeuwige vuur dat bestemd is voor de duivel en zijn engelen (Mat.25:41). Als de boze geesten uit het der duisternis zich niet aan mensen kunnen vastklampen, vallen zij volledig op zichzelf terug. Zij ontsteken daarmee zélf dat ‘eeuwige vuur’.Die Gehenna waarin zij elkaar tot ‘wormen’ vernederen (Mar.9:48), ontstaat door eigen toedoen, door eigen vuur. Als dat in die voortijd gebeurd zou zijn, zouden daar geen mensen in terecht zijn gekomen. Alleen de duivel en zijn engelen zouden in die eindsituatie gekomen zijn om de gevolgen te ondergaan van hun ongehoorzaamheid en ontrouw, van hun opstand tegen God, hun Schepper.

Wanneer gaat het echt mis?

Wanneer gaat het dus in die voortijd pas echt mis? Als de mens in zonde valt. Dan gaat het pas echt mis. En dan niet zomaar iemand, nee: Adam, de eersteling onder de mensen. Hij, het hoofd van de komende gemeente, wordt ten val gebracht. En dan gaat het mis. (Ook dat is in Studiebladen en boek uitgebreid beschreven. Lees nog eens Studieblad 32 t/m 37, of hoofdstuk 2 in het eerdergenoemde boek. Daarin zit een hoge actualiteitswaarde).

Als je ziet en gaat begrijpen hoe Satan de mens in de voortijd heeft verleid, begrijp je steeds beter hoe hij ook nú nog bezig is om mensen te verleiden. We kunnen over de schouder van Adam en Eva meekijken naar wat er in hun hemel is gebeurd en dan direct voor jezelf herkennen: hé, maar zo gebeurt het nog steeds. Natuurlijk! De duvel is niet veranderd. Vandaar dat ik je aanraad om de zojuist genoemde gedeelten nog eens te lezen. Dan kun je daar lering uithalen, begrijp je hoe de vijand te werk gaat, en zie je wat zonde is en noem maar op. Het is van ‘a tot z’ herkenbaar...

De dood gaat heersen

Het gaat dus echt mis wanneer Adam valt. Zijn val heeft enorme gevolgen, merkbaar tot op de dag van vandaag. Nadat Adam in zonde valt, gaat de dood heersen. En wat doet Dood als eerste? Hij doorbreekt de eenheid die de mens met God heeft. Hij maakt er een gedeelde situatie van. De mens raakt door de zonde innerlijk verdeeld. De algehele zuiverheid en heiligheid die er was, verdwijnt. Dood gaat heersen: de mens wordt sterfelijk. Vanaf dat moment gaat God spreken over het sterven. De heerlijkheid die God voor hem in het vooruitzicht heeft gesteld, raakt buiten bereik. Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (Rom. 3:23). Derven is het tegenovergestelde van beërven. Derven is een oud Nederlands woord en betekent ‘missen’: je mist je doel, je mist je heerlijkheid.

Wat is er nog meer een gevolg van die zondeval?

Omdat Adam gehoorzaam wordt aan Satan kan Satan over Adam gaan heersen. Zo kan hij zich op de plaats nestelen die God aan Adam had gegeven: overste van de wereld. Hij krijgt macht over degene die gesteld is als heerser en beheerser van de wereld. Als je daar macht over hebt, ben jij de heerser van de wereld. Satan krijgt ‘entree’. Daarmee raakt de aarde vervloekt, komt de aarde onder de vloek. Doordat God Adam zegent, komt de aarde onder de zegen van God. Doordat Satan Adam verleidt, komt de aarde nu ook onder de vloek. De vloek gaat werken naast de zegen, tegen die zegen van God in werken. En dat wordt gemerkt. Dat wordt merkbaar in planten en dieren, op alle niveaus van leven waar we het eerder over hebben gehad. Er ontstaat voor het eerst ziekte en ontregeling in het zo harmonieus geschapen leven. Het leven ontaardt. Er ontstaan hele andere wezens uit die zo goed geschapen dieren. De degeneratie doet zijn intrede. Er ontstaan afzichtelijke monsters in die voortijd; geen dieren die God heeft geschapen. Ze zijn tijdens de zondvloed ook allemaal van de aardbodem verdwenen. Dat soort dieren zijn niet in de ark gegaan.

Geestelijke invasie

Satan ‘pakt’ Adam en treedt daarna terug. Zijn legermacht mag dan de mensheid binnendringen: de geestelijke invasie begint. Dood doorbreekt de oorspronkelijke band tussen Adam en God. Daarmee keert hij Adam het ‘loon van de zonde’ uit. Evenals Satan treedt Dood daarna terug. Zijn doodsmachten mogen de rest van het werk gaan doen. Satan en Dood maken voor hun onderdanen de weg in de hemel van mensen vrij. De geestelijke invasie vanuit Satan en Dood komt op gang in het leven van mensen en daarmee in de schepping. De vloek gaat door mensen heen werken. En dat krijgt ook in de andere levende wezens op aarde vorm en gestalte. Niet van het ene op het andere moment: het is een proces. Er komt een andere wereldorde op gang, die de goddelijke wereldorde omver wil halen en teniet wil doen. Het zijn twee tegen elkaar in werkende krachten en processen, met de mens in de sleutelrol. Want wat in het leven van die mens binnenkomt, gaat door in de schepping.

De gevolgen van de zonde

De louter positieve ontwikkeling die zich op de zevende dag inzet, wordt afgebroken; een negatieve ontwikkeling zet zich in. In plaats van heerlijk leven in gemeenschap met God en genieten van al het kostelijke dat Hij heeft geschapen, wordt het nu zweten en zwoegen om je eten bij elkaar te krijgen. God spreekt erover, niet als straf die van Hem uitgaat, maar als gevolg van de zonde. Allerlei verhoudingen die door God zijn ingesteld, worden scheef getrokken en uit hun verband gehaald. Bijvoorbeeld de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk. Na de zondeval gaat de man over de vrouw heersen: de verhouding wordt scheef getrokken. Dat werkt door in contacten en verhoudingen van mensen onderling. Er ontstaan fricties en wrijvingen, problemen en conflicten. Het huwelijk komt onder druk te staan. In het baren van kinderen - dat God in vrede en vreugde en met kracht van Hem wil laten gebeuren - gaat smart tevoorschijn komen. De weeën worden pijnlijk, er ontstaat barensnood: met smart zult gij kinderen baren (Gen.3:16). De gemeente, waarop God doelt als Hij zegt: wees vruchtbaar en word talrijk... (Gen.1:28), komt niet van de grond. Van die gemeente is in die voortijd ‘niets’ tevoorschijn gekomen. Laat staan dat die gemeente tot een geestelijk baren komt en de volwassen vrucht tevoorschijn laat komen. Het is buiten bereik geraakt, terwijl het er toch in lag. Het hele leefklimaat verandert door het binnendringen van Satan en Dood in de hemel van de mens. Op alle terreinen wordt het leven ontregeld. Sommige gevolgen worden direct merkbaar. Adam en Eva ervaren na hun zonde een geestelijke doodssituatie, een klimaat dat zij daarvoor niet kenden. Een klimaat dat ook wij ervaren na onze zonden: die ‘rem’ op dat goede, gezonde en normale. Ze ervaren dat het abnormale zich aandient. Ze kunnen niet meer ‘ten volle’ delen in het goede van God, maar slechts ‘ten dele’. Dat negatieve proces krijgt in de voortijd steeds meer de overhand. De invloed van de geesten van aanklacht en verwerping komt op gang en neemt toe; die demonen gaan in de hemel van mensen aan de slag. Andere gevolgen komen door de tijd heen tot stand. Doornen en distels zijn niet geschapen, maar die schieten nu wél op te midden van het groene kruid en de vruchtbomen die God heeft gemaakt. Er ontstaat geweld onder de dieren. Vóór deze tijd ging de leeuw niet achter een bokje aan; hij at gras. Hoe weten we dat? Omdat de leeuw dat in het duizendjarig rijk weer gaat doen! Dan keert de oorspronkelijke aard van de dieren terug. De slang is dan niet meer giftig en listig.

De zondvloed

Denk hierbij ook aan een gevolg dat zijn weerga niet heeft: de zondvloed. Waarbij de aarde in haar volle omvang door elkaar wordt geschud. Je kunt zeggen: de aarde wordt dan in elkaar geslagen. Ongelofelijk wat er bij die zondvloed met de aarde gebeurt; het geweld van het rijk der duisternis komt dan in volle hevigheid openbaar. Met alle gevolgen van dien.

Het herstel is begonnen

Met die gevolgen hebben wij nog steeds te maken; die zijn nog niet verdwenen. De ontstane schade is nog niet hersteld, ook al zijn onze zonden vergeven en verkeren wij door Gods genade niet meer in de greep van dood en dodenrijk. Dankzij het werk van Jezus Christus, Gods Zoon, mogen wij leven. Hij verlost ons van de heerschappij van Satan en Dood. Maar daarmee zijn niet alle gevolgen van zondeval en zondvloed verdwenen. Het leven Gods komt in ons tot ontwikkeling en het ware gemeente-zijn is in wording: wij mogen dat in grote vreugde opmerken. Maar het is nog steeds ‘ten dele’ en nog niet ‘ten volle’. Nog steeds is het kwade werkzaam aanwezig in hemel en op aarde; daar heb je dagelijks mee te maken. Nog steeds is er zegen en vloek: er is een werking van zegen, maar ook een werking van vloek. Je hebt te maken met het verdeelde en ontregelde. Nog steeds is er sterfelijkheid: we hebben nog steeds een sterfelijk lichaam. Alle verhoudingen zijn nog niet zoals God ze in den beginne heeft ingesteld. We werken eraan, waar we kunnen.

Een realistisch perspectief

Zien we al hoe het mag gaan worden? En leven we al vanuit dat perspectief? Of worden we er op dit moment een beetje ‘moe’ van? Laten we er niet ‘dramatisch’ over doen; leer het vanuit de mogelijkheden van Christus reëel onder ogen te zien. We hebben nog steeds te maken met de gevolgen van het degeneratieproces dat zich in die voortijd heeft ingezet.

De gemeente: werkzaam aandeel in Gods overwinning

Juist omdat we het zo mogen zien, en we een scherp en reëel zicht vanuit Gods koninkrijk van Jezus hebben ontvangen en ook steeds meer krijgen, kunnen we ons voorbereiden op de eindtijd. Om in die eindtijd samen met Hem de bron van het kwaad, de bron van de vloek, de bron van alle verdeeldheid en ellende te overwinnen en volledig te laten verdwijnen: Satan en zijn rijk, Dood en zijn dodenrijk. Dat gaat gebeuren, daarover spreekt het boek Openbaring. En daarmee wordt de wederoprichting aller dingen (Hand.3:21) mogelijk. Daartoe roept God ons op, om dat als gemeente van Jezus Christus, mede mogelijk te maken en mede tot stand te brengen. De komst van de Zoon des mensen heeft daarmee te maken en is daarop gericht.

Wat gaat er dan gebeuren? Het zal weer ‘zeer goed’ worden, zoals in den beginne, volmaakt. Met één rijk in hemel en op aarde, en één mensheid vervuld van één Geest, volmaakt. En dan ook - dat verschilt met de situatie van Adam - geestelijk volwassen en verheerlijkt, deel gekregen hebbend aan de heerlijkheid van Jezus Christus, aan de heerlijkheid die God voor de mens bedoelt. Prijs God dat Hij ons dit perspectief geeft, deze mogelijkheid in het vooruitzicht stelt, en dat in de eindtijd ook helemaal realiseert.

Realisatie in de laatste Adam: Jezus Christus

Door wie zal dit gebeuren? In en door Jezus Christus, Gods Zoon. Daarom noemt Paulus Hem de ‘tweede Adam’ of de ‘laatste Adam’. Jezus is de Adam die God heeft bedoeld, de mens naar Gods hart. Bij de eerste Adam is het mis gegaan. Bij de ware Adam, de tweede Adam, gaat het helemaal goed en komt ook alles goed, wat bij de eerste niet goed is gegaan. God herstelt en vernieuwt alle dingen in hemel en op aarde. Als Jezus zijn werk zal hebben voleindigd, zegt God: het is zeer goed.

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.