De zevende bazuin (3)

Inleiding

De wederkomst van Jezus Christus betekent voor zijn gemeente hoger opklimmen: zij wordt in heerlijkheid verenigd met haar Heer. Voor de antichrist en de zijnen leidt dit tot het tegenovergestelde: dieper afdalen in het verderf.

Na de zevende bazuin gaat het aan op een directe confrontatie tussen Jezus Christus en de antichrist. Met als inzet: het eeuwigdurende koningschap in hemel en op aarde. Dit komt rechtens toe aan Christus en zijn verheerlijkte gemeente (naar Op.11:15). Desondanks eist de antichrist deze heerschappij op. Hij wil alles en iedereen aan zich onderwerpen. Jezus en zijn gemeente vernietigen. De beslissing valt in de strijd bij Harmagedon, een veldslag in de ‘lucht’.

Toegerust

Ter voorbereiding hierop stelt Jezus Zich op in de lucht. Samen met zijn verheerlijkte gemeente. Hoofd en leden van het lichaam van Christus zijn bekleed met macht en luister. Gods heerlijkheid omstraalt hen. Ze zijn gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. Zitten op witte paarden. Volledig toegerust om oorlog te voeren in gerechtigheid. De antichrist en de zijnen definitief te overwinnen. Openbaring 19:11-14 beschrijft dit.

Michaël en zijn engelen stellen zich rondom hen op. Ook zij dragen bij aan de zege in de slag van Harmagedon.

Lied van het Lam

Aan de oever van de zee van glas met vuur vermengd stijgt een hemelse lofzang op. Hemelse citers begeleiden dit. De ‘lucht’ is er vol van. Het nieuwe lied van de honderdvierenveertigduizend die door de zee heentrokken, gaat over in het lied van de overwinnaars van het beest, zijn beeld en het getal van zijn naam (Op.14:3, 15:2). De verheerlijkte gemeente zingt het lied van Mozes en het lied van het Lam: Groot en wonderbaarlijk zijn uw werken, Heer, onze God, Almachtige, rechtvaardig en betrouwbaar is uw bestuur, vorst van de volken. Wie zou U, Heer, niet vereren, uw naam niet prijzen? Want U alleen bent heilig. Alle volken zullen komen en zich voor U neerbuigen, want uw rechtvaardige daden zijn geopenbaard (Op.15:3-4 NBV).

Overwinning

De gemeente staat behouden aan de overzijde van de glazen zee. Zij weet: het gaat als in de tijd van Mozes. De wateren van de zee sluiten zich boven Farao en zijn legermacht. Het vuur van deze zee verteert hen. De antichristelijke gemeente wordt prijsgegeven aan de machten der duisternis, die haar pijnigen met vuur en zwavel (zie Op.14:10).

De gemeente gaat de eindstrijd zingend tegemoet. Met lofzangen voor God in hun keel en een tweesnijdend zwaard in hun hand (Ps.149:6 NBV). De uitkomst van de strijd staat vast: Jezus Christus en zijn gemeente overwinnen.

Oordeel

Openbaring 15:4 bezingt Gods rechtvaardige daden (NBV). Andere vertalingen spreken over gerichten (NBG), oordelen (SV), rechtvaardige oordelen (WV). Het grondwoord dikaioma wijst op een vaststelling die in de wet verordineerd is. Een rechterlijk vonnis van God, in gunstige of ongunstige zin. Een rechtvaardige daad of handeling.

Bij de zevende bazuin worden positieve en negatieve processen voleindigd. God stelt dit vast. Hij spreekt zijn oordeel hierover uit. Dit komt Hem toe als Schepper van hemel en aarde. Hierdoor worden de resultaten van beide geestelijke ontwikkelingen in al hun volheid zichtbaar. Eerst in Jezus’ gemeente. Daarna in de antichrist en de zijnen.

Heerlijkheid

God stelt vast dat de tijd gekomen is om het loon te geven aan allen die van Christus zijn (zie Op.11:18). Hij spreekt zijn rechtvaardig oordeel uit over Jezus’ gemeente: Jullie mogen delen in de heerlijkheid van mijn Zoon. Ik verheerlijk jullie met de heerlijkheid die Ik voor jullie had eer de wereld was (vgl. Joh.17:5).

Dit woord ‘geschiedt’ als God het spreekt. Zijn oordeel wordt voltrokken in het rijk des lichts. Door de werking van zijn Geest komt Gods heerlijkheid volledig openbaar in Jezus’ gemeente. Als daad van God. Alleen Hij kan mensen verheerlijken. Met deze rechtvaardige daad stelt God zijn Zoon in de gelegenheid zijn gemeente rondom Zich te verzamelen en in hemelse slagorde op te stellen. In Openbaring 15 ziet de gemeente met blijdschap hierop terug.

Verderf

Op hetzelfde moment stelt God vast dat de tijd gekomen is om te verderven wie de aarde verderven (zie Op.11:18). Hij spreekt zijn rechtvaardig oordeel eveneens uit over de antichrist en de zijnen: De maat van jullie zonden is vol. Mijn veroordeling komt over jullie (naar 1Th.2:16 NBV). Jullie krijgen deel aan het verderf dat jullie over jezelf hebben afgeroepen. Jullie zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van mijn aangezicht en van de heerlijkheid mijner sterkte (naar 2Th.1:9).

Ook dit woord ‘geschiedt’ als God het spreekt. Dit oordeel wordt eveneens voltrokken. In het rijk der duisternis. Door de werking van de antichristelijke geest, de geest van verderf. Er komt dan geen heerlijkheid openbaar, maar het tegenovergestelde ervan: verderf.

Derde wee

In het uitvoeren van dít oordeel - dit rechterlijk vonnis van God - drijft de antichrist zijn legerscharen bijeen voor de confrontatie met Jezus en zijn gemeente in Harmagedon. Maakt hij de zijnen ‘gereed’ voor de beslissende veldslag in de lucht.

Openbaring 16 toont de zeven stappen in dit proces: zeven plagen, zeven schalen van gramschap. Hierin krijgt het ‘derde wee’ zijn beslag (zie Op.11:14).

Onderscheiden

We dienen onderscheid te maken tussen het oordeel uitspreken: het vaststellen van voldongen feiten; geestelijke ontwikkelingen hebben dan hun eindpunt bereikt. En dit oordeel uitvoeren: het uitkeren van het loon in het eindpunt van zo’n ontwikkeling, het gestalte geven aan de consequenties van deze voldongen feiten. Hierbij komen Gods gerichten openbaar (Op.15:4).

Beschrijving

Openbaring noemt beide oordelen en beschrijft beide resultaten: En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel (Op.11:19, zie ook BS 55/10).

Hoofdstuk 15 vult aan: En daarna zag ik, en de tempel van de tent der getuigenis in de hemel ging open; en de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein en blinkend linnen en de borst omgord met een gouden gordel. En één van de vier dieren gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol van de gramschap van God, die leeft tot in alle eeuwigheden. En de tempel werd vervuld met rook vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege zijn kracht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen der zeven engelen voleindigd waren (vs.5-8).

Positief en negatief

Het positieve komt in volheid openbaar: de ark van het verbond wordt zichtbaar in Gods tempel. Gods heerlijkheid en kracht vervult de tempel.

Het negatieve komt ook openbaar, vanwege deze manifestatie van het positieve: er komen bliksemstralen, stemmen, donderslagen, aardbeving en zware hagel. De tijd van de zeven plagen gaat in.

Niemand kan in die tijd de tempel binnengaan: eerst moet alle plagen voleindigd worden, het negatieve tot volheid komen. Alles werkt toe naar de laatste strijd bij Harmagedon.

Zeven engelen

Johannes ziet in dit visioen zeven engelen vanuit de tempel naar buiten komen. Het zijn dezelfde zeven engelen die in Openbaring 8:2 - bij de opening van het zevende zegel - voor Gods troon staan: de zeven engelen van de gemeente. Wij schreven er eerder over. Zij vertegenwoordigen de gemeente. Duiden tezamen op het door God bedoelde geheel van mensen en engelen in de gemeente van Jezus Christus (BS 42/4-9).

Openbaring 8 zegt niets over de kleding van deze engelen. Hoofdstuk 15 wél: zij zijn gehuld in stralende kleren van zuiver linnen; zij dragen een gouden band om hun borst. In deze priesterlijke verschijningsvorm lijken zij op de verheerlijkte Christus (1:13). Wat in hoofdstuk 8 nog geen gestalte heeft gekregen, is in hoofdstuk 15 - na het blazen van de zevende bazuin - wél realiteit: de gemeente deelt in de heerlijkheid van haar Heer. Dit blijkt uit de schitterende kleding van haar vertegenwoordigers.

Zeven schalen

In Openbaring 8 krijgen de zeven engelen van de gemeente een bazuin (BS 42/9). In hoofdstuk 15 ontvangen zij ieder een gouden offerschaal, vol van de gramschap van God, die leeft tot in alle eeuwigheden (15:7 NBG/NBV).

Deze gouden offerschalen wijzen primair op de gebeden van alle heiligen in Gods tempel (Op.5:8, 8:3-4). Op al het lofprijzen en aanbidden dat vanuit Jezus’ gemeente voor Gods troon opstijgt. Op de (nieuwe) lofliederen, begeleid door citerspel (Op.15:2-4, zie ook 5:8). Deze betekenis is positief.

Bijwerkingen

Daarnaast hebben deze offerschalen een secundair effect. Dit blijkt al in Openbaring 8:5, direct na het openen van het zevende zegel. Daar wordt zo’n schaal gevuld met vuur van het altaar, dat vervolgens op aarde wordt geworpen. Johannes neemt begeleidende verschijnselen waar: donderslagen, groot geraas, bliksemschichten en aardbeving.

Dit zijn negatieve bijwerkingen. De antichristelijke geest manifesteert zich ook. In een tegenreactie op het lofprijzen en aanbidden in Gods tempel (BS 42/11-12).

Volheid

Als de antichristelijke geest zich al vóór het blazen van de zeven bazuinen manifesteert bij het gebruik van één van de offerschalen in Gods tempel, hoeveel te méér bij de zeven gouden offerschalen in Openbaring 15 en16, ná het blazen van alle zeven bazuinen. Gods heerlijkheid is dan volledig openbaar in Jezus’ gemeente. Die verkeert in de lucht, staat rondom haar Heer. Bereid en volkomen toegerust om met Hem de eindstrijd tegen de antichrist en de zijnen aan te gaan. Vol van lof, dank en aanbidding voor God en Jezus. Ze zingt het nieuwe lied van Mozes en van het Lam.

De antichrist zet op dat moment al zijn wetteloze, verdervende kracht in om zijn doel te bereiken. Dat is het enige wat hem overblijft. Daardoor komt na het positieve ook het negatieve tot volheid. Lijken de zeven offerschalen van de zeven engelen vol te zijn van gramschap. Dat is het effect op de antichristelijke gemeente. In de werkelijkheid van Gods Koninkrijk zijn ze vol ‘welriekend reukwerk’ vanuit Jezus’ verheerlijkte gemeente.

Betrokkenheid

Jezus betrekt zijn gemeente bij het blazen van de zeven bazuinen: bij het proces dat haar naar de voleinding voert. Hetzelfde doet Jezus bij de dingen die gebeuren in die voleinding: bij het openbaar worden van Gods gerichten. Haar stralende heerlijkheid is mede aanleiding voor het uitbarsten van het antichristelijke geweld. Haar opstelling in de lucht rondom Jezus mede oorzaak van de zeven plagen in de antichristelijke gemeente. Mede door haar lofprijzen en aanbidden, haar liederen en citerspel komt deze gramschap op gang.

Oogst

Ook Openbaring 14 beschrijft de rechtvaardige oordelen van God met hun gevolgen: als een tarweoogst en een druivenoogst.

God stelt vast dat de tijd om te oogsten is aangebroken: de (tarwe)oogst der aarde is geheel rijp geworden (Op.14:15). Daarop zendt Jezus zijn sikkel uit en wordt de aarde gemaaid. De oogst wordt binnengehaald: de gemeente van Jezus wordt in heerlijkheid opgenomen en voor eeuwig verenigd met haar Heer (vs.16, BS 55/6).

Vervolgens worden de trossen van de wijngaard der aarde geoogst. Nadat God vaststelt dat ook de druiven rijp zijn (vs.18). Deze oogst wordt geworpen in de grote persbak van de gramschap Gods. Deze persbak wordt daarna buiten de stad getreden (vs.19-20).

Gramschap

In beide beschrijvingen is sprake van Gods gramschap. Andere vertalingen spreken van Gods toorn. Deze komt openbaar na het uitspreken van Gods oordeel over de antichrist en zijn antichristelijke gemeente. Zeven schalen, vol van de gramschap van God worden uitgegoten over de zonen des verderfs. Zeven plagen treffen de wettelozen (in Op.16). De persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods wordt getreden (14:20, 19:15).

Niet uit God

Gramschap en heerlijkheid staan lijnrecht tegenover elkaar. Hebben niets met elkaar gemeen. Heerlijkheid is naar buiten tredende heiligheid en gerechtigheid. Gramschap is naar buiten tredende wetteloosheid en ongerechtigheid. Er is dus geen enkele verwantschap (2Cor.6:14 NBV). Ze komen niet uit één bron voort (zie Jak.3:11).

Jezus leert: God is licht, er is in Hem geen spoor van duisternis (1Joh.1:5 NBV). Alleen goede gaven en volmaakte geschenken komen van de Vader der lichten, bij wie geen verandering is noch wisseling van licht en duisternis (naar Jak.1:17 NBG/LuV).

Niet te verdragen

God verderft de antichristelijke gemeente niet zélf als de zeven engelen uit de tempel naar buiten komen en van Hem de opdracht krijgen: Giet de zeven offerschalen uit (Op.15:6, 16:1 NBV). Jezus neemt geen wraak op de antichrist als Hijzélf de persbak van de wijn der gramschap treedt (19:15).

De heerlijkheid die God openbaart in Jezus’ gemeente, kunnen de werkers der wetteloosheid niet verdragen. Deze heerlijke actie van God drijft hen op dát moment tot een verderfelijke reactie.

De verschijning van Jezus in macht en majesteit maakt de wetteloze machteloos (naar 2Th.2:8). Na deze confrontatie met de vorst van licht en leven kan de antichrist niet anders dan vluchten naar de buitenste duisternis, naar de eeuwige dood, ver van het aangezicht des Heren. Het kwaad straft zichzélf.

Reactie

De ‘brandende toorn des Heren’ zaait dood en verderf. Brengt ondergang en vernietiging teweeg. Deze volstrekt negatieve werking komt voort uit de vorst van duisternis en dood, de tegenstander van Jezus Christus. Deze reageert met gramschap en toorn op het spreken en werken van God. Met wraak op het verschijnen en handelen van Jezus.

Vanuit deze invalshoek benaderd, brengen God en Jezus deze werkingen op gang. God bepaalt het moment waarop de schalen van gramschap worden uitgegoten: Ga nú! (zie Op.16:1). Jezus neemt het initiatief in de strijd bij Harmagedon: Hij stelt Zich als eerste op in de lucht. In déze zin spreekt de bijbel van Gods gramschap, van toorn des Heren.

Loon

Gramschap en toorn werken alleen in mensen die zich verzetten tegen de openbaring van Gods heerlijkheid. Wraak krijgt alleen grip op weerspannigen en wettelozen: zij gaan te gronde aan het verderf dat zij (daarmee) over zichzelf afroepen.

De antichrist en de zijnen ontvangen het welverdiende loon voor hun afdwalen in zichzelf (naar Rom.1:27). Aan de verdrukkers wordt verdrukking vergolden (2Th.1:6). Zij gaan ten onder in het vuur dat zij zelf ontsteken (naar Jes.50:11).

Wetmatigheid

Zolang het rijk der duisternis bestaat, gaat openbaring van Gods heerlijkheid gepaard met openbaring van (Gods) gramschap en toorn. Volgen negatieve werkingen vanuit de duisternis op positieve werkingen van het licht. We zien dit gebeuren vanaf de val van Lucifer. Het kenmerkt de hele heilsgeschiedenis. Het gebeurt bij de zevende bazuin, bij het eerste oordeel. Alsook bij het laatste oordeel, na het duizendjarig rijk (Op.20:11 e.v.). Onvermijdelijk: het is een wetmatigheid die met de ‘eerste dingen’ verbonden is.

Voorbij

Pas nadat het rijk van duisternis en dood zijn einde vindt in de poel van zwavel en vuur houdt dit op. Dan zal er geen nacht meer zijn. Geen dood, rouw, geklaag, moeite of pijn. Niets onreins of vervloekts zal meer bestaan. Niemand die zich met gruwelijke dingen en leugens inlaat. Geen tovenaars, hoereerders, moordenaars, afgodendienaars. De eerste dingen zijn dan definitief voorbij (naar Op.21:4, 25 en 22:4,14 NBG/NBV).

Het (verder) veranderen van ‘heerlijkheid tot heerlijkheid’ wordt dan niet langer begeleid door negatieve gebeurtenissen. Er is dan geen sprake meer van ‘toorn’ of ‘gramschap’. Alleen nog van allesomvattende, allesbepalende ‘heerlijkheid des Heren’ (zie 2Cor.3:18, Hab.2:14).

Geweld

De antichrist reageert furieus op de wederkomst van Jezus. Na het veroveren van Babel, het vertreden van de voorhof en het doden van de twee getuigen, stagneert zijn opmars naar de felbegeerde alleenheerschappij in hemel en op aarde. Hij koelt zijn woede, neemt wraak. Eerst op zijn eigen mensen. Om allen in woede te laten ontsteken tegen Jezus en zijn gemeente, hen aan te zetten tot wraak.

In deze uitbarsting van geweld verzamelt de antichrist zijn troepen. Om oorlog te voeren in ongerechtigheid (vgl. Op.19:11). Tegen de ruiter op het witte paard en diens hemelse legermacht (Op.19:19 NBV). Hij drijft de zijnen tot het uiterste in een ultieme poging de gemeente te achtervolgen en alsnog aan zich te onderwerpen. Net zoals Farao destijds in zijn achtervolging van het volk Israël (zie Ex.15:9).

Invulling

De antichristelijke geest keert zich nu tegen de mensen waarin hij huist. Hiermee geven Belial en Apollyon invulling aan (Gods) toorn en gramschap. Samen met alle machten, overheden en wereldbeheersers die in hun spoor meetrekken.

Zeven schalen van gramschap worden uitgegoten over de aarde. Deze leiden in het rijk van de antichrist tot zeven plagen. Zij vormen een vervolg op de drie plagen in de tijd van de bazuinen (BS 51/8). Het verderf en de wetteloosheid treden in toenemende mate naar buiten. Nu echter in de antichristelijke gemeente. De dag van wraak voor onze God begint (Jes.61:2 NBV).

Omvang

Deze plagen treffen niet alle mensen op aarde. Evenals in de tijd van Mozes ‘beperken’ deze zich tot Egypte en de Egyptenaren. Tot wie zich (geestelijk) in de ijzeren greep van de Farao van de eindtijd bevinden, of nog tot het machtsgebied van de antichrist willen toetreden.

We schreven eerder over mensen rondom de tempel (BS 55/7), de stammen en volken buiten de grote stad (BS 55/10). Voor hen is nog hoop. Voor deze mensen opent Jezus de poorten van zijn tempel in het duizendjarige vrederijk. Nadat aan de zeven plagen een einde is gekomen (Op.15:8 NBV).

Eerste plaag

De eerste engel ging weg en goot zijn offerschaal leeg over de aarde. Alle mensen die het merkteken van het beest droegen en zijn beeld aanbaden, kregen kwaadaardige en pijnlijke zweren (Op.16:2 NBV).

De degeneratie begint. In alle mensen die het merkteken van het beest dragen, gedoopt zijn in de antichristelijke geest. Van binnen: in hun geestelijk lichaam. En naar buiten toe uitbrekend: in hun natuurlijke lichaam. Hun hele bestaan gaat te gronde. In ieder opzicht. Op elk terrein. Je kunt geen gemeenschap hebben met het beest uit de afgrond en toch ‘gezond’ blijven. Deze geest maakt alles kapot.

Er komen pijnlijke zweren, boze en kwaadaardige gezwellen. Deze typeren het wetteloze afbraakproces.

Tegenstelling

Let op de tegenstelling: in Jezus’ gemeente worden mensen (volkomen) levend gemaakt door de Geest die in hen woont (naar Rom.8:11). In de antichristelijke gemeente worden mensen steeds dieper de dood ingedreven door de verderfelijke geest die in hen huist.

Deze situatie doet denken aan de zesde plaag in Egypte, waarbij zweren als puisten uitbreken (Ex.9:8-12; vgl. Deut.28:27,35 en Job 2:7).

Tweede plaag

De tweede engel goot zijn offerschaal leeg over de zee. Het water werd bloed, als het bloed van een dode, en alle wezens die in zee leefden kwamen om (Op.16:3 NBV).

De zee is beeld van het dodenrijk. Na de derde bazuin is zij het domein van Apollyon, de verderver. En hiermee van de antichrist, de zoon des verderfs (BS 45/6-7). De levende wezens in de zee zijn in dit visioen: mensen in de greep van de heerser over de zee (en de aarde): zij behoren tot de antichristelijke gemeente.

De situatie die nu ontstaat, is erger dan bij de plagen in Egypte. Grijpt veel dieper in dan bij de tweede bazuin (Op.8:8c, BS 44/9). Door de toenemende wetteloosheid in het rijk van de antichrist wordt het leven van deze mensen totaal ontwricht. Net als het bloed van een dode: het raakt in staat van ontbinding.

Voortzetting

Deze tweede plaag is een voortzetting van de eerste. Het één volgt direct op het ander. Het wordt steeds erger. Met niets en niemand ontziende grimmigheid voert de antichrist zijn verderfelijk plan uit. Evenals bij de vijfde bazuin houdt hij de zijnen voor dat al deze ellende van God komt. Veroorzaakt door Jezus en zijn gemeente (BS 48/7). Nu echter zonder ‘hulp’ te bieden in hun nood. Daarmee wekt hij in de zijnen een steeds groter wordende gramschap en toorn op.

In afwachting

Jezus’ gemeente wacht intussen af. Vol vrede. Hoog opgeheven in de hemel boven alle verschrikkingen op aarde. Op geen enkele wijze gehinderd door de uitbarstingen van de antichrist. Zij leeft in Gods heerlijkheid. Staat in verheerlijkte vreugde voor zijn troon.

Het lofprijzen en aanbidden gaat onafgebroken door. Wordt intenser bij elke volgende offerschaal. Het nieuwe lied blijft ‘de lucht’ vervullen. Wordt krachtiger naarmate het ‘einde’ nadert.

De gemeente klimt steeds hoger op. Ziet uit naar wat voor haar ligt. Zij gaat met Jezus overwinnen in de slag bij Harmagedon. Met Hem de troon bestijgen. En met Hem als koningen en priesters heersen, duizend jaar lang.

Hier en nu

De werkelijkheid van Openbaring 15 komt voort uit geestelijke ontwikkelingen die veel eerder beginnen. Het is een resultaat van processen waar wij ons heden in bevinden.

Wat een voorrecht dat wij nu al in de hemel mogen opklimmen en de plaats die Jezus ons bereidt, voor Gods troon mogen innemen. Dat wij hier en nu met onze Heer mogen wandelen in het land van de levenden, voor Gods aangezicht (Ps.116:9). Hem al onze dagen in heiligheid en gerechtigheid mogen dienen. En beleven dat Hij ons steeds verder verlost uit de hand van onze vijanden (naar Luc.1:74-75).

Wij mogen nu al de lofzang aanheffen, vandaag het nieuwe lied leren zingen. Aanbidding voor onze Heer laten opstijgen. Ons leven als een heilig en welgevallig offer in zijn dienst stellen (Rom.12:1).

De Heer zal ons voortdurend leiden. In het proces náár de opening van het zevende zegel. En ook dóór alles wat zich in die tijd ontwikkelt en gebeurt. Ook wij mogen tot die schare van overwinnaars behoren. Meezingen met het lied van Mozes en het Lam. Toekomen aan alles wat God bedoelt. Halleluja!