De zevende bazuin (4)

Inleiding

Bij de wederkomst van Jezus Christus gaat Gods tempel in de hemel open. Verschijnt de ark van het verbond. Komen de zeven engelen van de gemeente naar buiten: komt Gods heerlijkheid openbaar in Jezus’ gemeente (Op.11:19, 15:5-6 NBV).

De verheerlijkte gemeente voegt zich bij Jezus in de lucht. Ter voorbereiding op de slag bij Harmagedon. Zij zingt het lied van het Lam onder begeleiding van citers. Zij looft Jezus, haar Heer. Aanbidt Jahweh, haar God (BS 56/1-2).

De antichrist reageert met gramschap en woede: bliksemstralen, groot geraas, donderslagen, aardbeving en zware hagel. In brandende toorn wreekt hij zich op de zijnen. Zij moeten hem volgen in zijn ultieme poging Jezus Christus en zijn gemeente te vernietigen (BS 56/9).

Zeven schalen

De zeven engelen van de gemeente dragen ieder een gouden offerschaal. Vol wierook. Voor de dienst op het reukofferaltaar in de tempel (vgl. Op.5:8, 8:3). Bij het uitgieten van deze schalen neemt het lofprijzen en aanbidden voor Gods troon toe. Stijgt de verheerlijkte gemeente verder op in Gods majesteit en luister (BS 56/5).

Als reactie hierop ontketent de antichrist zeven afschuwelijke plagen. Daalt hij bij elke schaal dieper met de zijnen af in het verderf.

Voleinding

Het getal zeven wijst op volheid, voleinden. Door de volkomen doorwerking van het positieve en het negatieve kunnen ‘licht’ en ‘duisternis’ niet naast elkaar blijven bestaan. Een directe confrontatie in Harmagedon tussen Christus en de antichrist is onvermijdelijk. Deze maakt een einde aan het rijk van de antichrist. En een begin aan het duizendjarige vrederijk van Jezus Christus en zijn gemeente.

Derde plaag

De derde engel goot zijn offerschaal leeg over rivieren en waterbronnen, en het water werd bloed. Ik hoorde de engel van al het water zeggen: Rechtvaardig bent U, de heilige, die is en die was, omdat U op deze manier straft. Bloed van heiligen en profeten hebben zij vergoten, en bloed laat U hen drinken. Ze hebben het verdiend. Ik hoorde het altaar antwoorden: Ja, Heer, onze God, Almachtige, uw oordelen zijn betrouwbaar en rechtvaardig (Op.16:4-7 NBV).

Waterbronnen

Water is noodzakelijk voor leven. Waterbronnen zijn van levensbelang voor mensen. Dit geldt ook voor het geestelijke leven. Openbaring 7:17 spreekt over waterbronnen van het leven. Beeld van Gods woorden die leven geven. Van de werking van Gods Geest die eeuwig leven doet.

Wij mogen drinken van dit levende water. Door Jezus ons direct laten verbinden met Gods waterbronnen. Ook zelf een ‘bron’ worden. Gaan beleven: zijn Geest doet stromen van levend water uit ons binnenste vloeien (Joh.7:37).

Rivieren

Rivieren staan voor wat er in de geestelijke wereld naar mensen toestroomt. Psalm 46 spreekt over zo’n rivier, vol van het goede van God: haar stromen verheugen de stad Gods (vs.5). Openbaring 22:1 toont een rivier met water dat leven geeft, helder als kristal, ontspringend aan de troon van God en van het Lam. Aan weerszijden van deze rivier staat het geboomte des levens dat twaalfmaal vrucht draagt. De bladeren hiervan brengen de volken genezing. Een prachtig beeld van de volwassen en verheerlijkte gemeente. Met haar wortels diep uitgeslagen in het water des levens brengt zij alom heil teweeg.

Tegenhanger

Tegenover zuiver, helder water dat leven geeft, staat verontreinigd, troebel water dat dood doet gaan. Als beeld van leugen en bedrog. Van de werking die naar de eeuwige dood voert. De bijbel spreekt over ‘stromen van verderf’ (Ps.18:5).

Vanaf zijn komst verspreidt de antichrist dit smerige water. Via waterbronnen en rivieren (Op.8:10, BS 45-9). Hij laat mensen van dit water drinken. Krijgt zo macht over hen.

Bij de zesde bazuin benadert hij Babylon via de (grote) rivier de Eufraat (Op.9:13, BS 52/4). Maakt hij haar tot een woonplaats van duivelen, tot een schuilplaats van alle onreine geesten (Op.18:2).

Bloed

Bij de derde plaag zet de antichrist zijn verdervend werk voort. Hij verandert het water van rivieren en waterbronnen in bloed. Geeft zijn volgelingen ‘bloed te drinken’. Bewerkt hiermee een verdergaande misvorming van hun karakter: hun wezen gaat overeenkomen met het ‘beest’ dat hen beheerst.

De antichrist maakt de zijnen ‘bloeddorstig’: als een wild en verscheurend gedierte. Hij jaagt allen op met hem dóór te jagen op heiligen en profeten, de ‘veroorzakers’ van alle ellende in de wereld. Hij gaat dóór in het duivelse spoor van alle eeuwen. Om het nu af te ronden: Jezus en zijn gemeente totaal te vernietigen.

Engel

Johannes hoort de engel van al het water spreken, de engel van de wateren (NaB). Deze maakt deel uit van de engelen in de hemelse tempel. Hij staat voor Gods troon. Hoort bij de engelen van de gemeente: bij het door God bedoelde geheel van mensen en engelen in de gemeente (BS 42/7-9).

Deze engel van de wateren is betrokken bij alle woorden die God spreekt. Bij alles wat de mond van de Heer voortbrengt (Deut.8:3 NBV). Samen met zijn engelen staat hij voor het overbrengen en werkzaam laten worden van Gods woorden. Dient hij mensen in ontvangen en verwerken, in spreken en uitwerken van deze woorden. Deze groep serafs is actief als er helder water opwelt. Als de rivier vrede en vreugde vanuit Gods troon toe laat stromen naar mensen.

Roemen

In Openbaring 16:5 spreekt deze engel van de wateren namens alle mensen en engelen van de gemeente. Zijn woorden klinken als uit één mond. Ze sluiten aan op de woorden van de vierentwintig oudsten (engelen) in 11:17-18. En op het lied van de overwinnaars (mensen) in 15:3-4. Hij roemt God, de Heilige, die is en die was: Rechtvaardig bent U, dat U dit vonnis hebt geveld (WV). Bloed van heiligen en profeten hebben zij vergoten, en bloed laat U hen drinken (NBV). Zij ontvangen wat zij verdienen (Pm).

Deze woorden liggen in het verlengde van het lied van Mozes in Deuteronomium 32: De naam van de Heer roep ik uit: de Heer is onze God, laat iedereen Hem prijzen! Hij is een rots, Hij staat voor recht; alles wat Hij doet is volmaakt. Trouw is God, rechtvaardig en zuiver, in Hem is geen spoor van kwaad (vs.3-4 NBV).

Altaar

Johannes hoort het altaar antwoorden: Ja, Heer, onze God, Almachtige, uw oordelen zijn betrouwbaar en rechtvaardig (Op.16:7 NBV). Dit gouden reukofferaltaar is beeld van de gemeente van Jezus Christus (BS 33/4). Hier, in Openbaring 16 staat zij - met Christus in heerlijkheid verenigd - voor Gods troon. Zij roemt God. Verblijdt zich in de Heer. Looft en prijst zijn heilige naam.

De gemeente paart haar stem aan die van de engel van de wateren. Beaamt zijn woorden. Stemt volmondig in met Gods rechtvaardig oordeel over de wettelozen. Roemt zijn heiligheid en zuiverheid. Verheugt zich in zijn trouw. Dit klinkt door in haar lofprijzen en aanbidden.

Grondtekst

Een meerderheidslezing van de Grondtekst voegt aan Openbaring 16:7 een woordje toe: En ik hoorde van het altaar zeggen. In de Naardense Bijbel staat: En ik hoorde vanuit het altaar zeggen. Als je van of vanuit het altaar hoort spreken, is het logisch daarbij te denken aan een (belangrijke) engel die bij Jezus en zijn gemeente betrokken is, een uitvoerder en bewaker van Gods woord.

De Decotext-uitgave van de Grondtekst voegt nóg iets toe: En ik hoorde een ander uit het altaar zeggen. Je vindt dit terug in de Statenvertaling. Deze lezing doet denken aan schriftplaatsen die spreken over een ‘andere engel’. Luther brengt dit onder woorden: En ik hoorde een andere engel van het altaar zeggen (Op.16:7 LuV).

Andere engel

Bovenstaande lezingen van de Grondtekst verbreden het beeld: niet alleen de gemeente reageert op de woorden van de engel van de wateren. Ook de ‘andere engel’ bij het altaar: Gabriël, de leider van de zeven engelen voor Gods troon, het hoofd van de serafs, de engel van Jezus (zie Op.8:3, BS 42/9). Samen met zijn engelen sluit hij aan bij de reeds gesproken woorden. Mensen en engelen reageren op wat God doet. In volledige harmonie. Aanbidden en lofprijzen neemt alleen maar toe!

Woestenij

Terwijl de gemeente verder opgaat in Gods heerlijkheid, wordt de profetie van Joël ten aanzien van de antichrist en de zijnen vervuld: Egypte wordt een woestenij en Edom een kale woestijn, om hun misdaden tegen Juda, om het onschuldig bloed dat ze daar hebben vergoten (Joël 3:19 NBV).

Egypte: het land van gevangenschap, onderdrukking en slavernij. Waar Farao heerst. Edom: het land waarin het ‘gebergte van Esau’ ligt (vgl. Ob.:21). Het meest verraderlijke broedervolk van Israël woont. Beide landen zijn beeld van het afvallige volk waarin de antichrist heerst, de antichristelijke geest zich verheft.

In de tijd van de plagen wordt de antichristelijke gemeente een woestenij, een kale woestijn. Al het normale in haar verdwijnt. Van menselijke waardigheid blijft niets over. De mensen komen geestelijk volledig ‘kaal’ te staan. Tot niets anders in staat dan te doen wat de antichrist wil.

Vierde plaag

De vierde engel goot zijn offerschaal leeg over de zon, waardoor ze de mensen kon verbranden met haar vuur. De grote hitte verzengde de mensen en ze lasterden de naam van God, die macht heeft over deze plagen. Ze toonden geen berouw en bewezen hem geen eer (Op.16:8-9 NBV).

Hogerop

Bij de vierde offerschaal stijgt Jezus’ gemeente hogerop in het volle licht van de zon der gerechtigheid, voortdurend God eer bewijzend. Zij koestert zich in zijn liefdevolle nabijheid. Verheugt zich in zijn stralende heerlijkheid. Aanbidt Hem die alle macht heeft in hemel en op aarde. Samen met de engelen van de gemeente onder leiding van Gabriël, de engel van Jezus. Deze zijn van aanvang af betrokken bij het offeren van welriekend reukwerk vanuit de gemeente op het gouden reukofferaltaar voor Gods troon (Op.8:3, BS 42/10). Het licht en het leven van God vervult ‘de lucht’ rondom de verheerlijkte gemeente van Jezus Christus.

Zeggenschap

In Openbaring 8:5 vult Gabriël een gouden wierookschaal met vuur van het altaar en werpt dit vuur vervolgens op aarde. We bespraken dit eerder (BS 42/11, 56/5). In het verlengde hiervan zegt Openbaring 14:18 over deze engel van het altaar: hij heeft macht over het vuur. Door zijn spreken en handelen ten behoeve van de gemeente in haar lof offeren voor Gods troon, wordt Gabriël ‘medebepalend’ voor de tijden en gelegenheden waarop het verterende vuur in de wettelozen werkzaam wordt. Krijgt hij van Godswege ‘zeggenschap’ over het vuur (NBV).

Tegenstelling

Bij de vierde schaal laait het verterende vuur in de antichristelijke gemeente hoog op. Als reactie op het stralende licht in Jezus’ gemeente. De antichrist zet de zijnen in vuur en vlam. Werkt met verzengende hitte en haat. Drijft zijn volgelingen tot lasteren en vervloeken (GNB) van Gods naam, als antwoord op het loven en prijzen van God in zijn hemelse tempel. Het contrast wordt steeds groter.

Leugen en laster

De leugen regeert. De antichrist verdraait alle feiten. Zet de geestelijke werkelijkheid op zijn kop. Wijst God en Jezus aan als ‘veroorzakers’ van het verterende vuur. Als ‘machthebbers’ over alle plagen, ellende en narigheid. Hij wakkert hiermee de woede en haat tegen het licht verder aan.

De antichristelijke gemeente lastert de naam van God. Zij braakt allerlei godslasteringen uit, in overeenstemming met de aard van het beest in haar (Op.13). Dit gaat verder dan honen en bespotten. Is méér dan aantasten en schenden. Zij wil Gods naam doorsteken, zijn macht doorboren, Hem vervloeken (zie F.J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim). En zo haar tegenstander - Jezus Christus en zijn gemeente - van zijn (goddelijke) kracht beroven. Zij roept daartoe alle duistere machten en krachten in haar op tot een gezamenlijke actie. Precies wat de antichrist wil.

Verharding

Evenals destijds bij Farao van Egypte werkt ook in het geestelijke Egypte de verharding van hart volkomen door. De volgelingen van de antichrist tonen geen berouw. Bekeren zich niet. We zien dit innerlijk verharden al bij de drie plagen tijdens de zesde bazuin (Op.9:20-21). Na de zevende bazuin bereikt dit proces bij de vierde en vijfde plaag zijn voleinding.

Vijfde plaag

De vijfde engel goot zijn offerschaal leeg over de troon van het beest. Zijn rijk werd in duisternis gehuld. De mensen beten op hun tong van de pijn. Ze lasterden de God van de hemel, vanwege hun pijn en hun zweren, en ze braken niet met het leven dat ze leidden (Op.16:10-11 NBV).

Versnelling

De geestelijke processen versnellen zich. Spoeden zich naar de voleinding. Jezus’ gemeente stijgt hoger in het licht. De antichrist daalt met de zijnen dieper in de duisternis. Zijn volgelingen hebben de duisternis liever dan het licht (vgl. Joh.3:19). Het rijk van de antichrist wordt in duisternis gehuld. Inclusief zijn troon: dus tot in het hart van zijn rijk, het centrum van de macht.

Dit herinnert aan de voorlaatste plaag in Egypte (Ex.10:21-28). Aan de fase voordat dood en verderf volledig en definitief toeslaan. De antichristelijke gemeente zuigt zich vol met donkerheid en duisternis. Verbindt zich volledig met dood en verderf. Het einde is nabij.

Regie

De totale verdorvenheid openbaart zich in alle leden van de antichristelijke gemeente. Naar geest, ziel en lichaam (vgl. 1Th.5:23). Ondanks de ontwrichting van hun hele bestaan bekeren zij zich niet. De verharding van hart wordt volkomen. Het lasteren van God neemt toe. De verbetenheid waarmee dit gebeurt eveneens. Men knarst zijn tanden. Kauwt op zijn tong van pijn. Ontsteekt in razernij. Wil zijn woede koelen. Is tot ‘alles’ bereid om zich te wreken op Jezus Christus en zijn gemeente.

De antichrist regisseert dit hele proces. Hij maakt zijn volgelingen ‘gereed’ voor de beslissende strijd bij Harmagedon.

Zesde plaag

De zesde engel goot zijn offerschaal leeg over de grote rivier de Eufraat. De rivier viel droog en maakte de weg vrij voor de koningen uit het oosten. Toen zag ik dat uit de bek van de draak, uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten te voorschijn kwamen in de vorm van kikkers. Dat zijn demonische geesten die tekenen verrichten en erop uitgaan om alle koningen op aarde bijeen te brengen voor de strijd op de grote dag van de almachtige God (Op.16:12-14 NBV).

Eufraat

Opnieuw komt de Eufraat in beeld. Van oorsprong een paradijsrivier (Gen.2:10,14). Met zuiver en kristalhelder water. Beeld van het goede, levenwekkende woord dat God naar mensen laat uitgaan. Later een rivier van Babel (Ps.137:1). Met verontreinigd en troebel water. Wereldbeheersers uit de legermacht van Satan maken van deze Eufraat een vuile modderstroom, een stroom van verderf. Om Babylon ten val te brengen en met vuur te verbranden.

Na de zesde bazuin bereikt de antichrist dit doel (BS 52). Hij voegt alle inwoners van Babel bij zijn volgelingen. Zij worden zonen des verderfs, mensen der wetteloosheid.

Zonder water

Tijdens de plagen daalt de antichrist met de zijnen steeds dieper af in de bodemloze put van de afgrond. Dat komt ook tot uiting in de Eufraat. Mede door de ‘verzengende hitte’ en het ‘brandende vuur’ verdrijft de antichrist het laatste beetje water uit deze rivier. Zij komt droog te staan. De verderfelijke modder in haar bedding hardt helemaal uit. Het land van de wettelozen en weerspannigen wordt dor en woest (vgl. Ps.68:6).

Vol water

Jezus’ gemeente stijgt steeds hogerop in Gods heerlijkheid. De rivier van God staat boordevol water (Ps.65:9). De gemeente staat gereed om samen met Christus de antichrist en de zijnen te overwinnen. Om met Jezus de troon te bestijgen. Aan het wederoprichten van alle dingen te beginnen. Het water uit de rivier van God zal dan de tempel uitstromen. Overal leven bewerken (zie Ez.47:9). Alles tot bloei laten komen, tot volle vrucht brengen.

Koningen

Met het droogvallen van de Eufraat komt de weg vrij voor de koningen uit het oosten. Voor de wereldbeheersers uit de streken van de opgang der zon. We dienen deze te onderscheiden van de grootvorsten die hun machtsgebied in Babel hebben.

Babel is beeld van het ontrouwe, afvallige Jeruzalem. Van Israël in ballingschap. Het staat voor het christendom in al zijn verwarring en verdeeldheid. Voor het leven in de voorhof van de tempel. Babel staat voor het pseudo-christelijke. In de eindtijd wordt zij een bolwerk van het anti-christelijke.

Oosten

Het oosten wijst op ander deel van het geestelijke erf: het niet-christelijke. Er is besef van de onzichtbare wereld. Een verlangen om de verborgenheden en geheimenissen van deze geestelijke werkelijkheid te ontdekken. Om binnengeleid en ingewijd te worden. Mensen begeven zich erin. Bewust en actief. Zij doen dat buiten God en Christus om. Komen daardoor op het terrein van boze, occulte geesten. In de greep van afgoden.

Het oosten staat voor het geheel van oosterse religies, denkbeelden en leefwijzen. Voor alle filosofieën en therapieën die daaraan gerelateerd zijn. Voor alle andere godsdiensten en alle vormen van ‘nieuw’ en ‘verlicht’ denken en leven die niet voortkomen uit het evangelie van Jezus Christus.

Vijandig

Door haar andere brongebied staat het niet-christelijke van huis uit vijandig tegenover Christus en zijn gemeente. In welke vorm het zich ook presenteert en manifesteert. Vredelievend of haatdragend. Stil, in zichzelf gekeerd, of agressief naar buiten tredend. Rustig en ruimte gevend, of fanatiek en overheersend.

Het niet-christelijke is daardoor verwant aan het pseudo- en antichristelijke. In negatieve zin. In de zichtbare wereld lijken zij tegenpolen. In de geestelijke wereld hebben zij een gemeenschappelijke grondslag.

Bijeen

In de tijd van de zegels komt deze ‘overeenkomst’ nog niet naar voren. Hoewel Babel zich opent voor allerlei stromen gaat zij nog geen verbond aan met de koningen uit het oosten. Babel houdt haar ‘christelijke’ statuur overeind. Er is nog water in de verontreinigde Eufraat.

Tijdens de bazuinen en plagen maakt de antichrist hier een einde aan. Hij maakt gebruik van de geestelijke verwantschap. Met het laten droogvallen van de Eufraat opent hij de weg voor de koningen uit het oosten. Plaatst hij ook deze vorsten uit het rijk van Satan onder zijn bevel. Ook zij zetten zich in voor zijn doel. En doen alle mensen in hun machtsgebied zich onvoorwaardelijk invoegen in zijn gemeente.

De antichrist brengt alle vijanden van Christus’ gemeente bijeen. Voor de ‘bouw’ van zijn ‘toren van Babel’, die wederom tot in de hemel zal reiken (vgl. Gen.11:4). Voor de allesbeslissende strijd tegen Jezus en de zijnen in Harmagedon.

Bevel

Johannes ziet drie onreine geesten in de vorm van kikkers te voorschijn komen uit de mond van de valse profeet, de bek van het beest en de bek van de draak. Beeld van de leugen die de antichrist, mede namens het beest en de draak, verspreidt. Van het bevel dat hij over de aarde laat uitgaan, waarin de macht en de kracht van het beest en de draak blijkt. De antichrist verzamelt de koningen van de wereld mét hun legers tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God. De wereldbeheersers en grootvorsten mét alle machten die zij aanvoeren én de mensen die zij beheersen. Kom allen bij mij. Volg mij. Klim met mij op in onze grote, sterke toren. Trek met mij op in de strijd om de heerschappij over de hele wereld. Ik ben sterker dan Christus. Wij gaan het winnen van Jezus en zijn gemeente.

Bewust

Na de zesde plaag is de antichrist gereed voor de strijd. Zijn volgelingen hebben de duisternis liever dan het licht. Leven bewust in de occulte wereld. Zij houden zich bezig met toverij, ontucht, moord en afgodendienst. Koesteren de leugen. Handelen ernaar. Zij geloven het woord van de antichrist. Gaan vol overtuiging mee in zijn dwaling (naar Joh.3:19, Op.22:15 NBV, 2Th.2:11).

Zalig

Ondanks alle werkingen van de antichrist blijven er op aarde ook mensen buiten zijn bereik: de stammen en volken rondom de tempel en buiten de grote stad, die bij de wederkomst van Jezus de God van de hemel eer gaan bewijzen. We spraken eerder over dit deel van de wereldbevolking (zie BS 55/7, 56/10). Deze onbekeerde mensen hebben hun hart/leven (nog) niet aan Jezus gegeven. Evenmin aan de antichrist. Zij hebben zich ‘afzijdig’ gehouden van de geestelijke wereld. Het zijn ‘natuurlijke’ mensen.

Terwijl de antichrist zijn leger bijeen brengt, ontvangen zij uit de hemel een zaligspreking ter bemoediging en volharding in deze ure: Zalig hij die waakt en zijn klederen bewaart. Gelukkig is wie wakker blijft en zijn kleren aanhoudt: hij hoeft niet naakt rond te lopen en zich voor iedereen te schamen (Op.16:15 NBG/NBV). Voor deze mensen opent Jezus zijn tempel in het duizendjarige vrederijk.

De dag nadert

De grote dag van de almachtige God nadert. Hij bepaalt het moment waarop deze dag der beslissing aanbreekt. Niet de antichrist. Jezus gaat vooraan. Op aanwijzing van zijn Vader. Hij voert oorlog in gerechtigheid. Samen met de zijnen die Hem volgen op witte paarden.

Processen

De processen die na de zevende bazuin hun voleinding bereiken, beginnen (veel) eerder. Je kunt ze in onze tijd al ontdekken en herkennen. Geef daarom acht op wat de Heer ons in het boek Openbaring toont. Ook ten aanzien van de zeven gouden offerschalen.

Klim hogerop. Jezus wil je leven geven in overvloed. Je verder verlossen en genezen. Je laten volstromen met Gods volkomenheid (Joh.10:10, Ef.3:19 NBV). Twijfel niet. Ga de tempel verder binnen. Bereid je toe voor zijn komende dag.

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.