De zesde bazuin (4)

Inleiding

Tijdens het zevende zegel gaan de twee getuigen twaalfhonderdzestig dagen op aarde rond. Zij profeteren tweeënveertig maanden. In hun prediking roepen zij op uit Babel weg te trekken en Gods tempel binnen te gaan (BS 51/10).

Na drieënhalf jaar is hun getuigenis voleindigd (Op.11:7). De tempel is gereed. De gemeente van Jezus is vol van Gods Geest. Zij voldoet aan de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef.4:13). De Schrift is vervuld: zij is rein en onberispelijk tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht der gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God (Fil.1:10-11).

Onberispelijk

In Openbaring 14 ziet Johannes de gemeente staan: rondom het Lam, op de berg Sion, met de naam van het Lam en die van zijn Vader op het voorhoofd. De verzegelden en losgekochten der aarde zingen het nieuwe lied, het lied van het Lam. Voor de troon, de vier dieren en de oudsten. In hun mond wordt geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk (uit vs.1-5).

Dit prachtige visioen laat zien tot welke hoogte Jezus zijn gemeente tijdens het zevende zegel opvoert. Het toont de vrucht van het werk dat Jezus in de zijnen volvoert. In allen die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat.

Schare van overwinnaars

Dit gedeelte uit Openbaring 14 ligt in het verlengde van Openbaring 7:9-17. Ook daar ziet Johannes de gemeente voor Gods troon staan, voor de vier dieren en de oudsten; vóórdat het zevende zegel opengaat. Openbaring 14 bevestigt wat Openbaring 7 aankondigt: Dezen zijn het die komen uit de grote verdrukking (BS 40/7-9). Het laat de vervulling ervan zien.

Tot deze overwinnaars behoren wie Jezus blijven volgen, dwars door alle tegenstand heen. Zij houden vast aan zijn woord. Komen los van de aarde. Trekken weg uit elke verwarring en iedere verleugening. Zij zingen het nieuwe lied: komen tot volledige vernieuwing in hun leven.

Wil jij tot deze schare behoren? Leef dan in verbondenheid met Jezus en zijn gemeente toe naar de realiteit van Openbaring 14. In het hier en nu. Dankbaar en blij. Vanuit de werkelijkheid van Openbaring 7. Dan zal ook jij het zevende zegel mogen binnengaan. Onder leiding van Jezus de top van de berg Sion bereiken. Ten volle gaan beleven wat Hij de zijnen belooft.

De tijd is gekomen

Openbaring 14 laat ook zien wat er na het blazen van de zesde bazuin gebeurt. Vanuit het midden van de hemel, het centrum van Gods Koninkrijk, gaan engelen spreken. De eerste engel roept: Heb ontzag voor God en geef Hem eer, want nu is de tijd gekomen dat Hij zijn oordeel zal vellen. Aanbid Hem die hemel en aarde, zee en waterbronnen geschapen heeft.

De tweede roept: Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad, die door haar ontucht alle volken de wijn van haar wellust heeft laten drinken.

De derde vult aan: Als iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of hand krijgt, zal hij in vuur en zwavel worden gepijnigd. Hier komt het aan op de standvastigheid. Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren (uit vs.6-12 NBV/NBG).

Duidelijkheid

Deze engelen dienen de gemeente. Vanuit hun positie rondom Gods troon beschrijven zij het verdere verloop van de gebeurtenissen en stellen zij de voortgang ervan vast.

De eerste engel kondigt het oordeel aan over het geestelijk Babel. Over mensen die Gods tempel niet willen binnengaan, ondanks de oproep daartoe vanuit de gemeente. Over allen die het ‘eeuwig evangelie’ afwijzen (zie vs.6). De gemeente weet dat deze tijd nu gekomen is.

De tweede engel spreekt als dit oordeel enige tijd later zijn beslag krijgt. De derde engel zegt waar het voor deze mensen op uitloopt: pijniging in vuur en zwavel.

De gemeente van Jezus ontvangt volledige duidelijkheid over de werkelijkheid in de geestelijke wereld. In heden en toekomst.

Toegerust

Na zes bazuinen staat de gemeente toegerust klaar; de twee getuigen in het bijzonder. Vol ontzag voor God en het Lam. Zij aanbidt God, de Schepper van hemel en aarde, en volgt het Lam. Zij geeft blijk van standvastigheid, van de ‘volharding der heiligen’: zij houdt zich aan Gods geboden, bewaart het geloof in Jezus, blijft volkomen trouw aan Jezus (Op.14:12 NBG/NBV). Zij kan de confrontatie met de antichrist aangaan en de overwinning op de dood behalen.

Antwoord

Vanuit het gouden altaar dat voor God staat, hoort Johannes een stem: Maak de vier engelen los die bij de grote rivier de Eufraat gevangen zitten (Op.9:13-14 NBV). Dit is het antwoord vanuit de gemeente op de zesde bazuin. Het gouden reukaltaar voor God is immers beeld van de gemeente (BS 33/4, 42/1).

Wat nu gebeurt is te vergelijken met wat er in Jezus’ leven gebeurt (zie BS 50/2). In de aanloop naar zijn lijden en sterven belijdt Jezus: Vader, uw wil geschiede (Luc.22:42). Hij verklaart Zich volledig bereid Gods weg te gaan. Kort daarna zegt Jezus, oog in oog met Satan en zijn legermacht: Dit is uw uur, het uur van de macht van de duisternis (Luc.22:53 NBV). Dit is voor jullie de gelegenheid (GN). Dit is jullie moment, het uur waarin de duisternis regeert (NEB).

Jezus weet wat er aan de orde is: Dit is het uur dat de Zoon des mensen verheerlijkt wordt. Hiertoe ben Ik in dit uur gekomen. Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste der wereld buiten geworpen worden (Joh.12:23, 27, 31).

In navolging van Jezus

Na haar bereidverklaring tegenover de Vader en de Zoon komt de gemeente eveneens ‘oog in oog’ te staan met de aanstormende macht der duisternis. In navolging van Jezus en volledig onder zijn leiding zegt de gemeente tot de antichrist en de zijnen: Dit is jullie uur, het uur van de macht van de duisternis. Dit is voor jullie de gelegenheid. Dit is jullie moment, het uur waarin de duisternis regeert.

Zij weet vanuit haar ontmoeting met Jezus: Dit is het uur dat de gemeente van de Zoon des mensen verheerlijkt gaat worden. Hiertoe zijn wij in dit uur gekomen. Nu gaat er een oordeel over deze wereld. Nu zal de antichrist met zijn antichristelijke gemeente buiten geworpen worden.

Daarom zegt zij: Laat de vier engelen die vastgehouden worden, nu maar los. Dit is het uur, de dag, de maand en het jaar (uit Op.9:15). Ga je gang, antichrist. Doe maar wat je van plan bent, met spoed (vgl. Joh.13:27). Ga de oorlog met ons maar aan (Op.11:7). Dit is jouw moment. Wij zijn er klaar voor.

Engelen aan de Eufraat

De vier engelen zijn vastgebonden bij de grote rivier de Eufraat (NaB). In den beginne bevloeit deze rivier de hof van Eden (Gen.2:10,14). Later ligt de grote stad Babylon aan haar oevers. Deze rivier is de bron van haar welvaart en rijkdom.

In overdrachtelijke zin staat de Eufraat voor alles wat er in de geestelijke wereld naar het geestelijk Babel toestroomt, voor alles waarmee deze grote stad zich voedt. De engelen bij deze Eufraat hebben invloed op de inhoud en samenstelling van deze stroom: zij zijn verantwoordelijk voor de talrijke waterstromen waaraan Babylon, de grote hoer, zich laaft (Op.17:1 NBV). Zij verontreinigen de stad, drijven haar tot afgoderij en hoererij, laten haar steeds verder afdwalen. Hierdoor wordt deze stad tenslotte de moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde (Op.17:5). Gaat zij uiteindelijk ten onder.

Wereldbeheersers

De vier engelen waarover Openbaring 9:14 spreekt, zijn grootvorsten uit de legermacht van Satan. Zij behoren tot de ‘wereldbeheersers dezer duisternis’ (Ef.6:12). Gevieren staan zij voor de invloed die het rijk der duisternis door de eeuwen heen op het Babelse denken en leven krijgt. Voor de macht die Satan en Belial in Babylon vestigen. Het getal vier duidt op het wereldwijde effect van het optreden van hun legers (zie ook Dan.7:2, Mat.24:31).

Deze vier hemelse vorsten willen ‘via’ de Eufraat de grote stad Babylon volledig aan zich onderwerpen, met als doel: haar te gronde richten. Om zich daarna te richten op de hemelse hof van Eden, het paradijs Gods, met het geboomte des levens: beeld van de gemeente met de volwassen zonen Gods. Met als doel: ook haar overwinnen. Opdat er geen gemeente ontstaat die vol wordt van Gods heerlijkheid.

Gebonden

De vier grootvorsten zijn in Openbaring 9:14 nog steeds ‘gebonden’. Ze zitten gevangen (NBV): ze zijn in hun bewegingsvrijheid beperkt. Zelfs ná de komst van de antichrist en het openen van de put van de afgrond kunnen deze machten nog niet (voluit) actief worden.

Wie weerhoudt deze vorsten? De gemeente van Jezus Christus. Zij gaat rond in Babel, zij predikt in de voorhof. Om te redden, te verlossen, te behouden. Om iedere gelovige op te roepen Babel te verlaten en uit te nodigen de tempel binnen te gaan. Zolang de twee getuigen hun getuigenis nog niet hebben voleindigd, duurt de genadetijd voort en kunnen de vier engelen aan de Eufraat hún doel met Babel en voorhof niet bereiken. Jezus’ gemeente weerhoudt de wetteloze tot na het blazen van de zesde bazuin (zie ook 2Th.2:7).

De ‘liefde tot het verlorene’ van Jezus en zijn gemeente gaat tot het uiterste. Pas als niemand meer op de oproep vanuit Gods Koninkrijk wil ingaan, kan de vijand zijn plan volledig uitvoeren.

Vier winden

In Openbaring 7:1-3 ziet Johannes deze vier grootvorsten ook al: op dát moment in de gedaante van de vier winden van de aarde. Ook in dat visioen worden zij vastgehouden, in bedwang gehouden (NBV): zodat het proces van verzegeling volledig beslag krijgt in de schare gelovigen voor Gods troon. Deze verzegeling van gelovigen gaat door totdat de laatste bereidwillige in Babel (= in de voorhof) gehoor geeft aan de oproep van de twee getuigen, en de tempel binnengaat: tot de tijd van de zesde bazuin. Pas als Jezus de deur van de tempel sluit, is deze genadetijd voorbij. Pas dan kunnen de vier winden voluit schade toebrengen aan de aarde en de zee. Ontstaat voor de vier engelen bij de Eufraat de ruimte om mensen te doden (Op.9:15).

Vier engelen

De vier winden der aarde worden vastgehouden door vier engelen uit Gods Koninkrijk. In bedwang gehouden door hun tegenvoeters in de hemelse gewesten (BS 38/6): de ‘vier dieren’ die Jezus bij de opening van de boekrol betrekt (BS 29/8). Gevieren staan deze engelenvorsten met hun medestrijders Jezus’ gemeente terzijde in hun strijd tegen de legermacht van de vijand. Onder leiding van Michaël - de engel van Jezus (BS 44/2) - geven zij mee invulling aan het weerhouden van de wetteloosheid.

Loslaten

Als de vier wereldbeheersers uit het rijk der duisternis worden ‘losgelaten’, blijven zij niet langer verborgen. Onder leiding van de antichrist treden zij openlijk naar voren om hun wetteloos en verdervend werk in Babel te voltooien. De grote stad Babylon wordt hierdoor een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte (Op.18:2), en van elk onrein, afschuwelijk dier (NBV). Ze wordt verwoest, volledig ingelijfd bij de antichristelijke gemeente. Hiermee wordt het aangekondigde oordeel over haar voltrokken.

Actie van de gemeente?

De gemeente geeft geen directe opdracht om Babel te verwoesten. De ondergang van de grote stad is wel het (indirecte) gevolg van haar actie in de geestelijke wereld. Zij beëindigt haar getuigenis, trekt zich terug uit Babel en voorhof. Ook de vier engelenvorsten met hun hemelse legermacht trekken zich terug uit de hemel van de mensen die zich niet willen bekeren, maar willens en wetens in Babel blijven. Alle licht verdwijnt uit de voorhof, evenals elke vorm van bescherming. De deur van de tempel gaat dicht. De gemeente houdt de vijand niet langer tegen. Zij geeft hem vrij baan. Evenals Jezus vlak voor zijn lijden en sterven.

Antichrist

De antichrist grijpt zijn kans. Met nog meer grootvorsten dan bij de vorige bazuinen doet hij de gemeente de oorlog aan, de twee getuigen in het bijzonder (Op.11:7). Met als doel: de twee getuigen doden - zo hun getuigenis ontkrachten. Daarna de gemeente wegvagen - en zo ook de tempel vertrappen. Tenslotte het hoofd van de gemeente, Jezus Christus, van zijn troon stoten - en zo alle macht in hemel en op aarde voor zichzelf opeisen. De complete verwoesting van Babel en voorhof is in deze opzet slechts een tussenstap.

Leger

In Openbaring 9 beschrijft Johannes het leger waarmee de antichrist de oorlog tegen de gemeente ingaat: het aantal ruiters van de bereden troepen - ik hoorde hoeveel het er waren - bedroeg tienduizend maal tienduizenden. Zo zagen de paarden en de ruiters in het visioen eruit: hun borstpantsers waren vuurrood, violet en zwavelgeel; de hoofden van de paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun mond kwamen vuur, rook en zwavel. De kracht van de paarden zat in hun mond en in hun staart. Die staarten hadden koppen en leken net slangen; daarmee richtten ze onheil aan (vs.16-19 NBV).

Menigte

Tienduizend is in Johannes‘ tijd het grootste telwoord. Met dit getal duidt de bijbel een compleet leger aan (Deut.32:30, 33:2,17, Jud.:14). Het aantal ruiters en paarden dat Johannes hoort noemen, geeft aan: het gaat om een ontelbaar grote menigte.

De beschrijving van dit oprukkende leger herinnert aan de ‘sprinkhanen’ uit Openbaring 9:3-10. Opnieuw ziet hij gepantserde paarden, uitgerust tot de oorlog. Nu mét ruiters in harnassen in dezelfde kleuren als de pantsers van de paarden. Een afschrikwekkend leger van demonische, antichristelijke machten. Werkzaam in en door mensen die met de antichristelijke geest zijn vervuld.

De kleuren vuurrood, violet (zwart-blauw) en zwavelgeel wijzen op wetteloosheid, dood en verderf. Zij corresponderen met de drie plagen die dit leger teweegbrengt: vuur, rook en zwavel. Door middel van dit leger van machten en mensen steekt de antichrist alles in brand, laat hij overal rokende puinhopen achter, brengt hij alom verderf teweeg.

De paarden hebben hoofden als leeuwenkoppen: dit wijst op hun verscheurende kracht en hun onbevreesdheid. De demonie ten tijde van de zesde bazuin ligt in het verlengde van die van de vijfde bazuin: de grote verdrukking bereikt haar ‘hoogtepunt’.

Tien koningen

In eerste instantie richt de antichrist zich met zijn leger tegen Babylon. Tegen de hoer, die al zo lang op het beest uit de afgrond zit en onder invloed van deze geest staat (Op.17:3, 5).

Als het oordeel over deze stad voltrokken wordt, ontvangen ‘de tien horens’ van dit beest macht. Openbaring 17 beschrijft dit: De tien horens die je zag zijn tien koningen die nu nog geen koning zijn, maar straks samen met het beest voor één uur koninklijke macht zullen krijgen. Ze hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen en dragen hun macht en gezag over aan het beest. Ze binden de strijd aan met het Lam (en zijn gemeente), maar het Lam zal hen overwinnen (Op.17:12-14 NBV).

In deze strijd rekent de antichrist eerst af met Babel: De tien horens die je zag en het beest zelf zullen een afschuw krijgen van de hoer en ze zullen haar te gronde richten. Ze zullen haar uitkleden, haar vlees eten en haar in brand steken (vs.16 NBV).

Eén uur

Tien (occult-demonische) koningen ontvangen voor één uur koninklijke macht: een parallelbeschrijving van het losmaken van de vier engelen die tót dat uur bij de Eufraat gevangen zitten (Op. 9:15). Het getal tien wijst op de totaliteit. Het getal vier op het wereldomvattende. In beide visioenen gaat het om één zaak: de antichrist brengt het grootst mogelijke leger op de been. Met koningen en wereldbeheersers, vorsten en heersers, machten en krachten. Om de gelegenheid te benutten, zijn kans te grijpen.

In dat éne uur regeert de duisternis. Voluit. Met catastrofale gevolgen voor Babel en voorhof. Het is de tijd dat God zijn oordeel velt (Op.14:7 NBV). De woorden van Jezus gaan in vervulling: Haal eerst het onkruid bijeen; bind het in bossen om te verbranden (Mat.13:30).

De drie plagen over Babylon komen op één dag: dodelijke ziekte, rouw en hongersnood. Ze gaat in vlammen op. Want God, de Heer, die dat vonnis heeft geveld, is machtig (18:8 NBV). Babylon wordt omgekeerd, met vuur en zwavel verbrand. Zij gaat in dat éne uur - op die éne dag - ten onder zoals Sodom en Gomorra: in één uur wordt haar vonnis voltrokken (18:10).

Alles ontnomen

Babel wordt neergeslagen door de macht op wie zij tot die dag steunt (vgl. Jes.10:20). Vernederd en vertrapt door de geesten die haar tot dat uur dragen. Overweldigd door de (af)goden die zij tot dat moment aanbidt. Zelfs tot ná het blazen van de zesde bazuin denkt zij: Ik zit hier als een koningin, niet als een arme weduwe. Mij zal niets gebeuren (Op.18:7 NBV). Zij denkt alles in de hand te hebben en - zoals altijd - naar haar hand te kunnen zetten. Zij vreest geen kwaad. Houdt zelfs geen rekening met de mogelijkheid.

Het blijkt één groot waanidee te zijn. Haar hele wereld van macht en aanzien, pracht en praal stort ineen. Zij blijkt geestelijk niets in handen te hebben. Het pseudo-christelijke blijkt ‘niets’ in te houden, zonder enige waarde te zijn. Zelfs wat zij meent te bezitten wordt haar ontnomen (vgl. Luc.8:18). Zij blijkt volkomen alleen te staan, terwijl zij zich omringd en geacht waant door vele ‘groten’ in hemel en op aarde.

Val van Babylon

Babylon valt: de grote stad valt volledig in handen van de antichrist en de zijnen. Zij kan haar pseudo-christelijke statuur niet langer ophouden. Zij wordt volledig ingelijfd bij de antichristelijke gemeente: zij wordt een anti-christelijk bolwerk.

Ieder mens die deel uitmaakt van ‘Babel’ en ‘voorhof’ krijgt het merkteken van het beest op zijn voorhoofd of hand. Allen gaan het beest en zijn beeld aanbidden. Scharen zich rondom de antichrist, hun leider en (af)god. Worden één met de wetteloosheid en het verderf, met de wetteloze en de verderver. Ieder van hen wordt een zoon des verderfs, een mens der wetteloosheid, een tegenstander van Jezus Christus en zijn gemeente. De duisternis neemt volledig bezit van hen.

Dit brengt een enorme verandering teweeg in hemel en op aarde. Zowel in geestelijk als ook in maatschappelijk opzicht. De duisternis komt nog sterker dan voorheen openbaar.

Gevallen

De ontstellende werkelijkheid van dat uur en die dag en die maand en dat jaar wordt vastgesteld. De tweede engel uit Openbaring 14:6-13 gaat spreken. Hij roept vanuit het midden van de hemel: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de hartstocht zijner hoererij al de volkeren heeft doen drinken (vs.8).

In Openbaring 18:2 beschrijft Johannes hetzelfde gebeuren. Een andere engel met groot gezag daalt neer van de hemel. Met sterke stem roept hij: Gevallen, gevallen is de grote stad Babylon en zij is geworden een woonplaats van duivelen, een schuilplaats van alle onreine geesten en een schuilplaats van alle onrein en verfoeid gevogelte.

Aanslag op de gemeente

Vanuit het verwoeste Babylon neemt de antichrist vervolgens de gemeente onder vuur, de twee getuigen in het bijzonder. In de roes van zijn overwinning maakt hij zich met de zijnen op om oorlog te voeren tegen de heiligen (Op.13:7). Bindt hij de strijd aan met de twee getuigen, om hen te overwinnen en te doden (11:7 NBV). Hij wil de leiders van Jezus’ gemeente overweldigen en ter dood brengen. En zo de gemeente van Christus eveneens inlijven bij zijn antichristelijke bolwerk.

Gereed

De gemeente verkeert in opperste paraatheid. En in volkomen vrede. Zij heeft volstrekte zekerheid over de weg die de Heer met haar gaat. Zij staat en blijft staan in het uur dat de duisternis regeert. Ook als de toenemende duisternis haar tracht in te sluiten.

De volharding der heiligen blijkt. Zij zingen het nieuwe gezang. De twee getuigen staan gereed om samen met Jezus het dodenrijk te betreden en de confrontatie met Dood aan te gaan. Om te delen in zijn lijden, aan Hem gelijk te worden in zijn dood (Fil.3:10 NBV). Vol geloof en verwachting zien zij uit naar de overwinning op Dood, naar het komen tot de opstanding uit de doden (vs.11 NBG).

Jezus’ gemeente concentreert zich op de waarheid en de werkelijkheid van haar Heer. Het is de tijd dat Gods geheimenis wordt vervuld. De laatste vijand, de dood, overwonnen wordt. De verheerlijking een feit wordt. En met Jezus de volkomen overwinning op de antichrist en de zijnen wordt behaald.

Getal wordt vol

Het is de tijd waarop al bij de opening van het vijfde zegel wordt gedoeld: nu zal het getal van de dienstknechten en broeders die - omwille van Christus en zijn evangelie - worden gedood, vol worden (Op.6:11, BS 33/8).

In weerwil van deze komende aanslag op de twee getuigen is er blijdschap en lof, dank en aanbidding in Jezus’ gemeente. Het leven is sterker dan de dood. Het licht sterker dan de duisternis. De waarheid sterker dan de leugen. Christus sterker dan de antichrist.

Enerverende tijd

Wat een tijd gaan wij als gemeente van Jezus tegemoet. De aanloop ernaartoe is reeds begonnen in onze tijd. Wij mogen ons nu reeds toebereiden en opstellen rondom Gods troon. Ons bewust zijn van de geestelijke werkelijkheid. Ingaan op alles waartoe Jezus ons nu uitnodigt.

Laten we dat ook doen. Met inzet van alles wat in ons is. Wetend: wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid (1Joh.2:17). Laten we in ieder geval op de ingeslagen weg doorgaan (Fil.3:16 NBV). Dan zullen ook wij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God (Fil.1:10-11).