De zesde bazuin (5)

Inleiding

Na het blazen van de zesde bazuin bereikt de gemeente van Jezus de top van de berg Sion. Zij zingt het nieuwe lied. De dag van de Heer breekt aan. De wederkomst van Christus is op handen. De verheerlijking van de zijnen is aanstaande. Op aanwijzing van Jezus maakt de gemeente zich gereed voor de confrontatie met haar laatste vijand, de dood. Het moment nadert dat de verlossing volledig wordt, naar geest, ziel en lichaam. Jezus stelt zijn gemeente in staat om - in navolging van Hem - de dood van zijn kracht te beroven en onvergankelijk leven aan het licht te brengen. Door de kracht waarmee Hij alle dingen aan Zich onderwerpt, mag zij - verbonden met Hem - het vergankelijke afleggen en het onvergankelijke aandoen. De Heer verandert het vernederd lichaam van de zijnen, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt. De dood wordt verzwolgen in de overwinning (naar 1Th.5:23, 1Cor.15:53-54, 2Tim.1:10, Fil.3:20-21).

Op eigen terrein

Dood en doodsmachten trekken er niet op uit als strijders (BS 32/3-4). Daarom treedt Jezus hen bij het uitvoeren van zijn verlossingswerk op eigen terrein tegemoet. Vrijwillig geeft Hij Zich aan zijn vijanden over. Stelt Zich in de geestelijke wereld onder de macht van Dood en dodenrijk. De vijand krijgt de gelegenheid Hem te doden - en doet dit ook. Zijn natuurlijk lichaam sterft aan het kruis, zijn geestelijk lichaam blijft onaangetast.

Door de kracht van Gods Geest ontdoet Jezus Zich daarna van alle ketenen in de gevangenis, van elke overheersing in het dodenrijk. Hij staat op uit de dood, doorbreekt de kracht van de dood en zijn doodsmachten, onttroont de koning van het dodenrijk. Dood kan zijn macht over Jezus niet behouden. Hij kan Jezus niet vasthouden (naar Hand.2:24 NBV/NBG, zie ook BS 5, 6).

Heerlijkheid

Jezus brengt onvergankelijk leven aan het licht. In Gods kracht herenigt zijn opgestane geestelijk lichaam zich met zijn gestorven natuurlijk lichaam: Hij staat op uit het aardse graf. Tegelijkertijd bekleedt God Hem met heerlijkheid. Jezus verschijnt in een verheerlijkt lichaam, in hemel en op aarde. In deze nieuwe, verheerlijkte bestaansvorm zet Hij het uitvoeren van zijn heilswerk in mens en schepping voort.

Evenzo

Na het blazen van de zesde bazuin treedt de gemeente ook op dit terrein in de voetsporen van Jezus. Niét om de reiniging van de zonden opnieuw tot stand te brengen - het offer van Jezus volstaat voor eens en altijd (zie Heb.10:14). Wél om op basis van het werk van Christus nu het laatste gevolg van de vernedering op te heffen (BS 49/7-10). In het volledige kennen van Christus mag zij de kracht van zijn opstanding in volheid gaan ervaren (Fil.3:10 NBV). En zo de opstanding uit de dood - die sinds de wedergeboorte haar deel is - laten uitmonden in een volledige overwinning op de dood. Het proces van ‘de eerste opstanding’ krijgt zijn voltooiing in Jezus’ gemeente.

Twee getuigen

In deze strijd met Dood en dodenrijk treden de twee getuigen op als vertegenwoordigers van de gemeente. Zij hechten niet aan het leven, ze aanvaarden hun dood (zie Op.12:11 NBV). Zij zijn bereid het martelaarschap op zich te nemen, en zo het getal vol te maken van hun mededienstknechten die omwille van Christus en zijn evangelie zijn gedood (Op.6:11, BS 33/8). Zij beschouwen het als een eer om aan Jezus’ dood gelijkvormig te mogen worden. En ten behoeve van zijn gemeente in hun lichaam te mogen aanvullen wat nog ontbreekt aan het lijden van Christus (Col.1:24 NBV).

Gelegenheid

In navolging van Jezus geven de twee getuigen zich vrijwillig over aan hun vijanden, vertegenwoordigd in de persoon van de antichrist. Op het moment dat God bepaalt en Jezus aangeeft. Geen dag of uur te vroeg. Als ultieme consequentie van de uitspraak: Dit is jouw uur, het uur van de macht der duisternis. Doe maar wat je van plan bent, antichrist. Je mag ons overwinnen en doden. Dit is jouw moment. Wij zijn er klaar voor (BS 52/4).

Gegeven

De antichrist krijgt de gelegenheid hen te doden. Het wordt hem gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren, hen te overwinnen en te doden (Op.13:7, 11:7). Dat is de werkelijkheid in de hemel.

De antichrist geeft een heel andere voorstelling van zaken. Hij wil iedereen laten geloven dat hij na het vertrappen van de voorhof nu ook de tempel vertreedt. Te midden van zijn aanhangers doet hij zich voor als de onweerstaanbare overwinnaar. Die rechtstreeks aangaat op de absolute heerschappij in hemel en op aarde. Zijn volgelingen bewonderen en aanbidden hem met de woorden: Wie is aan hem gelijk? Wie kan het tegen hem opnemen (naar Op.13:4 NBV)?

Doden

De antichrist grijpt de kans die de twee getuigen hem bieden met beide handen aan. Hij aarzelt geen moment. Hij ‘overmeestert’ de leiders van Jezus’ gemeente en doodt hen. In de vaste overtuiging hiermee het ‘verzet’ van de gemeente te breken en de gelovigen die levend achterblijven zodanig te intimideren dat zij zich ook aan hem gaan onderwerpen.

De bijbel beschrijft niet hoe dit gebeurt, op welke wijze de antichrist de twee getuigen overwint en doodt; alleen dat het gebeurt (zie ook Dan.7:21). We kunnen uit het boek Openbaring evenmin opmaken op welke schaal dit gebeurt. Hoe groot is de groep van ‘de twee getuigen’? Gaat het om enkele leiders van Jezus’ gemeente of om veel meer? Voltrekt dit zich op één plaats of worden er op meer plaatsen tegelijk mensen om het leven gebracht?

De details hiervan blijven ‘verzegeld’ tot de bestemde tijd. We gaan er niet naar gissen of over speculeren. Blijkbaar is het voor dit moment voldoende alleen de kern van het gebeuren te openbaren.

In twee werelden

De antichrist overmeestert de twee getuigen in twee werelden tegelijk. In de zichtbare, natuurlijke wereld sterven zij. In de onzichtbare, geestelijke wereld komen zij onder de heerschappij van Dood en dodenrijk. Niet door hun zonden en overtredingen, maar omdat zij zich overgeven aan de antichrist, zich geheel vrijwillig stellen onder de macht van Dood. Zij laten zich als ‘oorlogsbuit’ het dodenrijk binnenvoeren. Zonder enig verzet. Naar het voorbeeld van Jezus Christus, hun Heer. Ze weten: dit is voor ons de gelegenheid om Dood en doodsmachten op hun eigen terrein tegemoet te treden. Hiermee begint de exodus die Jezus bedoelt: de doortocht door de gevangenis, de uittocht uit het dodenrijk. Dit loopt uit op het overwinnen van de dood.

Bijstand van Jezus

Jezus staat zijn twee getuigen persoonlijk terzijde als zij zich aan de antichrist overgeven en zich daarmee onder de macht van Dood en dodenrijk stellen. Evenals voor de eerste martelaar, Stefanus, gaat voor deze laatste martelaren de hemel open. Ook zij zien de Mensenzoon aan Gods rechterhand (Hand.7:56 NBV). Niet zittend op zijn troon, maar staande ter rechterhand Gods (NBG): volledig betrokken bij wat er gebeurt. Hij bekrachtigt hen door zijn Geest, omringt hen door heilige engelen. Geeft hen alles wat nodig is in deze beslissende confrontatie met Dood en dodenrijk.

Lofprijzing

Terwijl zij zich door de antichrist laten ‘insluiten’ in de geestelijke gevangenis, prijzen de twee getuigen hun Heer die raad geeft. Zij stellen Hem, ook in dit uur van diepe duisternis, bestendig voor ogen. Omdat Hij aan hun rechterhand staat, wankelen zij niet. Hun hart verheugt zich, hun ziel juicht: U geeft onze ziel niet prijs aan het dodenrijk, zelfs ons lichaam zal veilig zijn. U maakt ons het pad des levens bekend - dwars door de dood. Overvloed van vreugde is bij uw aangezicht (naar Ps.16:7-11).

Openlijk

De antichrist komt openlijk uit voor zijn moord op de twee getuigen. Hij verstopt hun ontzielde lichamen niet. Integendeel: hij staat zelfs niet toe dat zij begraven worden. Iedereen moet zien en horen wat er gebeurt. Wereldwijd. Hij schreeuwt het van de daken dat hij de gemeente van Jezus Christus vernietigt. En zo een einde maakt aan alle kwellingen (!) die zij veroorzaakt (zie BS 48/8). Dat hij de ‘verlosser’ is, de nieuwe wereldleider, die een geheel nieuwe ‘wereldorde’ instelt.

Dit is het uur en de macht der duisternis. De leugen regeert. De duisternis lijkt het licht te kunnen grijpen en overwinnen. De antichrist zet de wereld op zijn kop. De mensen die hem geloven, vieren feest...

Beschrijving

Openbaring 11 beschrijft het gebeuren in korte trekken: Dan liggen hun lijken op het plein van de grote stad die in figuurlijke zin Sodom of Egypte heet, de stad waar ook hun Heer gekruisigd is. Gedurende drieëneenhalve dag komen er mensen uit alle landen en volken, van elke stam en taal, om hun lijken te zien, en zij dulden niet dat ze begraven worden. De mensen die op aarde leven juichen om de dood van de twee profeten, en opgetogen sturen ze elkaar geschenken, want die profeten waren een grote kwelling voor hen geweest (vs.8-10 NBV).

Plein

Johannes ziet het plein van de grote stad waar Jezus is gekruisigd: het tempelplein in Jeruzalem. Hij ziet de voorhof van de tempel: de ‘plaats’ - beter: de situatie - waar de antichrist heer en meester is. Daar toont de antichrist zijn buit: voor het oog van de wereld. Opdat velen onder de indruk komen en in hem gaan geloven.

Dit plein bevindt zich vóór de tempel: de antichrist laat het hele gebeuren plaatsvinden voor het oog van Jezus’ gemeente. Om daarmee zijn werkelijkheid op te dringen aan de levend achterblijvenden die Jezus trouw zijn en God aanbidden. Om hen schrik aan te jagen en in zijn macht te krijgen.

Jeruzalem en Babylon

De situatie op het plein van de grote stad tekent op dat moment de geestelijke toestand van de hele stad Jeruzalem. Met uitzondering van de tempel mogen we haar ook Babel noemen: in geestelijke zin staat het afvallige Jeruzalem op één lijn met het hoererende Babylon. Bovendien valt het vertreden van de voorhof in Jeruzalem samen met het innemen van Babel, met de val van Babylon. De twee getuigen worden gedood op het ‘veroverde plein’ van de ‘verwoeste stad’.

Sodom

Openbaring 11:8 vermeldt nóg twee namen. De geestelijke situatie in Jeruzalem draagt ook de kenmerken van Sodom en Egypte. De wetteloosheid van Sodom heerst in het afvallige Jeruzalem (vgl. Jer.23:14). Op het (tempel)plein van deze grote stad vind je zelfs niet één rechtvaardige (vgl. Gen.18:32). De verwoesting van Sodom komt overeen met de val van Jeruzalem/Babylon. Beide steden worden op één dag met vuur verbrand (zie Gen.19:24, Op.18:8).

Egypte

Hoewel de bewoners van Jeruzalem menen ‘vrij’ te zijn, staan zij in werkelijkheid onder de macht van de Farao van Egypte: de antichrist. Zij hebben geen deel aan de verlossing uit het geestelijke Egypte die de Heer door de nieuwtestamentische Mozes bewerkt (zie BS 51/6-8); zij gaan hun verdelging tegemoet (Jud.:5). Zij zijn dienstbaar aan de ‘koning van Babel’ (Jer.28:14), onderworpen aan de grillen van ‘Farao’. Ondanks het genot van alle ‘vleespotten van Egypte’ ligt er een ijzeren juk op hun hals: ze zijn slaven, ze staan onder zware druk, ze moeten doen wat hun heer gebiedt. Dit blijkt vooral in de tijd die komt, na het blazen van de zevende bazuin.

Juichen

De mensen op aarde juichen om de dood van de twee getuigen (Op.11:10). Zij geloven de leugen van hun aanvoerder en voeren met hem de druk op de gemeente verder op. Zij menen dat de strijd met de gemeente van Jezus in hun voordeel is beslist. Het ‘bewijs’ daarvan is zichtbaar voor iedereen...

Deze blijdschap is van korte duur. Slechts enkele dagen. Dan klinkt de zevende bazuin en blijkt de situatie geheel anders te zijn...

Gemeente op aarde

De gemeente laat zich niet intimideren door de antichrist. Niet afleiden door de vreugde van de mensen. Zij weet wat er gebeurt als de antichrist en de zijnen de twee getuigen doden. Zij ziet niet op het zichtbare, op de situatie/realiteit van ‘het plein van de grote stad’. Zij blijft gericht op het onzichtbare, op wat Jezus met de twee getuigen in de geestelijke wereld bewerkt. Zij leeft vanuit de werkelijkheid van Christus. Zij staat met het Lam op de top van de berg Sion, voor Gods troon.

Jongeren en ouderen zijn eendrachtig bijeen. In gebed en aanbidding. Ten volle gereed om mee te gaan in wat komt. De levend achtergeblevenen in Jezus’ gemeente komen volledig ‘los’ van de aarde: zij staken elke activiteit in de natuurlijke wereld. Het gaat nu nog maar om één ding: de wederkomst van Jezus Christus. Zijn grote dag breekt aan!

Verschil

Wat een verschil met de discipelen destijds, in de periode tussen het sterven van Jezus en zijn opstanding. Toen verslagenheid en onzekerheid betreffende de toekomst. Nu uitzicht op de overwinning en volle zekerheid over de tijd die aanbreekt. Toen verdriet en rouw vanwege de dood. Nu intense vreugde en verwachting vanwege het leven dat zich in onvergankelijkheid en heerlijkheid gaat openbaren: men ziet de opstanding uit de dood van de twee getuigen vol geloof tegemoet. De overwinning op de dood wordt een feit.

Gemeente in de hemel

Ik geloof dat Jezus ook zijn gemeente in de hemel op de hoogte brengt van de actuele situatie. Onder hen zijn de martelaren van het eerste uur. Bij het vijfde zegel geeft Jezus ons zicht op het bestaan ván en de ontwikkelingen ín zijn hemelse gemeente (BS 33).

Ook deze mensen verlangen naar de voleinding van Jezus’ werk, naar de vereniging met hun broeders en zusters op aarde in de heerlijkheid des Heren. Door het spreken van de Heer weten zij wat daaraan voorafgaat: eerst moet het getal der martelaren ‘vol’ worden (Op.6:11). De vraag ‘hoelang nog Heer?’ klinkt niet meer. Ook zij weten: het moment is daar. Ook zij staan toebereid klaar voor het aanbreken van de dag van Christus. Gods hele Koninkrijk is betrokken bij wat er gebeurt: God en Jezus, mensen en engelen. Allen samen. Wat een moment!

In het dodenrijk

Hoewel de twee getuigen zich in hun sterven laten meevoeren naar het ‘terrein’ waar de dood heerst, zich laten ‘opsluiten’ in de geestelijke gevangenis, blijven zij verbonden met Jezus. Gods Geest wijkt niet van hen. Ondanks zijn macht kan de antichrist daar niet aankomen. Niets en niemand kan hen scheiden van Gods liefde en kracht, die werkt in Christus Jezus: dood noch leven, engelen noch machten, hoogte noch diepte (naar Rom.8:38-39).

Unieke situatie

Een unieke situatie ontstaat: Dood en doodsmachten moeten gaan heersen over mensen, vol van licht en leven, vervuld van Gods Geest. Kunnen zij dat? Zal Dood zijn macht over de twee getuigen behouden? Zal het dodenrijk deze mensen kunnen vasthouden? Kan de antichrist zijn ‘greep’ op hen waarmaken?

Dood en dodenrijk moeten Jezus loslaten. Als zondeloze en volmaakt rechtvaardige blijkt de eniggeboren Zoon van God ongenaakbaar. Geldt dit ook voor deze gerechtvaardigde, aangenomen zonen van God, die onderworpen zijn geweest aan de dood? Werkt Gods Geest in deze geheiligden op dezelfde wijze als in dé Heilige? Kunnen zij zich ook losmaken van hun geestelijke boeien? Het dodenrijk ook van binnenuit openbreken en uit de dood opstaan?

Gods kracht

Deze confrontatie begint direct bij het sterven van de twee getuigen. Wie is de sterkste? De antichrist - bekleed met alle macht in het rijk van Satan en Dood, werkend met de kracht en het geweld van de dood en het verderf. Of de twee getuigen - verbonden met Jezus Christus, gezalfd met heilige Geest, werkend met de kracht van God?

De uitkomst laat niet lang op zich wachten. Het wonder van de opstanding voltrekt zich opnieuw. Door Gods Geest wekt Jezus zijn twee getuigen op. Hij stelt hen in staat zich geheel te ontdoen van iedere geestelijke overheersing en als vrije mensen rond te gaan. Op zijn woord staan zij op, werpen elke ‘keten’ van zich af. Verbonden met hun Heer openbaren zij de kracht van licht en leven in het machtscentrum van duisternis en dood. Nog niet zichtbaar op aarde: daar liggen hun lichamen nog steeds op het plein van de grote stad. Daar houdt de antichrist nog steeds de schijn op. Al wel zichtbaar in de hemel: in Gods Koninkrijk klinkt gejuich, tot eer van God en Jezus.

Rondgang

Het dodenrijk komt wederom in opschudding. Evenals Jezus blijken de twee getuigen ongenaakbaar voor hun vijanden. Ook zij gaan vrij rond in het dodenrijk. Prediken het evangelie aan de geesten in de gevangenis, naar het voorbeeld van hun Heer (zie 1Pe.3:19).

Voor mensen die de Levensvorst destijds hebben ontmoet, is dit een bevestiging van wat zij reeds van Hem hoorden. Er komt een einde aan de gevangenschap. De grote, algemene opstanding der doden komt naderbij. De ‘vertroosting’ onder hen neemt toe.

Voor allen die ná de opstanding van Jezus in het dodenrijk terechtkwamen, klinkt nu eveneens helder en duidelijk: het leven is sterker dan de dood, het licht overwint de duisternis. Ook zij worden vertroost. Iedereen vat moed. Nog een korte tijd. Dan zal Jezus Christus met zijn gemeente het hele dodenrijk ontmantelen en ontbinden. En allen die verlangen naar licht en leven in oneindige barmhartigheid en genade tegemoet treden. Om ook hen in zijn heil te laten delen.

Tweedeling

De gestorven mensen in de lichtzijde van het dodenrijk vatten moed. Zij proeven iets van het water des levens (vgl. Luc.16:24). Zij krijgen zicht op een nieuw bestaan, in de tijd van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

De mensen aan de duistere zijde van het dodenrijk - in de afgrond - reageren afwijzend, evenals bij de rondgang van Jezus. Zij hebben de duisternis liever dan het licht, hebben de leugen lief, doen de waarheid niet. Zij haten het licht en gaan niet tot het licht. En stellen zichzelf daarmee buiten het leven dat God ieder mens in Jezus Christus biedt (zie Joh.3:19-20, Op.22:15).

De bestaande tweedeling in het dodenrijk blijkt andermaal. De ‘onoverkomelijke kloof’ tussen de lichtzijde en de duistere zijde in het dodenrijk geeft de lijn aan waarlangs ‘het laatste oordeel’ zich in de toekomst voltrekt (zie Luc.16:26, Op.20:11-15). De reeds lang bestaande situatie wordt in feite bevestigd.

Capitulatie

Na het voltooien van hun prediking in het dodenrijk breekt voor de twee getuigen een groots moment aan. Jezus roept hen op en stelt hen in staat om de ‘poorten van het dodenrijk’ van binnenuit open te breken. Om nu ook in de zichtbare wereld op te staan uit de dood.

Dood capituleert wederom. Nu voor zonen van God die in de voetsporen treden van de Zoon van God. Mensen naar Gods beeld en gelijkenis, vervuld van Gods Geest. Hij kan ze niet vasthouden. Hij moet ze laten gaan.

Dood en dodenrijk moeten erkennen dat de gemeente door het werk van Jezus Christus in macht en kracht boven hen uitstijgt. Het pleit wordt beslecht, de overwinning op dood en dodenrijk een feit. De hemel juicht!

Vordering

De twee getuigen eisen dat Dood zijn inbreuk op het leven van de gemeente ongedaan maakt. Dat er een einde komt aan de vernedering, de ‘gebrokenheid’. Zij vorderen de onsterfelijkheid en onvergankelijkheid van de gemeente. De volkomen eenheid van geest, ziel en lichaam wordt hersteld.

De laatste hindernis op weg naar de verheerlijking wordt hiermee genomen. Alles is nu gereed om de grote dag van Christus in te gaan.

Opstanding

De gebeurtenissen in de geestelijke wereld worden zichtbaar op aarde. Voor de ogen van de antichrist en de zijnen komen de twee getuigen opnieuw tot leven. Zij gaan op hun voeten staan. Na drieëneenhalve dag vaart een levensgeest uit God in hen en komen ze overeind (naar Op.11:11 NBV).

De twee getuigen komen als overwinnaars uit het dodenrijk. Naar het voorbeeld van Jezus herenigt hun geestelijk lichaam zich met hun gestorven natuurlijke lichaam. Door Gods kracht wekken zij hun ‘aardse tent’ opnieuw tot leven. Waarna zij ‘overkleed’ worden: God bekleedt hen met zijn heerlijkheid. Het sterfelijke wordt door het leven verslonden (2Cor.5:4)!

Uit de hemel klinkt een stem: Klim hierheen op! God zelf roept zijn zonen op naar boven te komen. Om in hun verheerlijkte lichaam op te varen naar de hemel en hun plaats in zijn Koninkrijk in deze nieuwe bestaansvorm in te nemen.

Feest

Wat een moment. De mensen op het tempelplein zien het gebeuren. Eerst het opstaan van de twee getuigen, daarna het opvaren naar de hemel. Dit hadden zij niet verwacht. Zij worden door grote vrees bevangen (Op.11:11).

De gemeente van Jezus viert feest. Zij verwachtte dit moment met grote blijdschap. Door de overwinning van de twee getuigen mag ook zij het sterfelijke en vergankelijke afleggen, en door Gods kracht het onsterfelijke en onvergankelijke aandoen. Ook zij wordt overkleed in dat ‘ondeelbare ogenblik’: God bekleedt ook haar met zijn heerlijkheid. Voor de voltallige gemeente van Jezus geldt: de dood is verzwolgen in de overwinning (naar 1Cor.15:52, 54).

Zevende bazuin

De zevende bazuin klinkt. Samen met de stem uit de hemel. Alle leden van Jezus’ gemeente op aarde mogen naar de hemel opklimmen in een verheerlijkt lichaam. De Heer tegemoet gaan in de lucht. De grote dag van de Heer breekt aan. De wederkomst van Jezus krijgt gestalte. Daarover verder in de volgende bijbelstudie.

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.