De zesde bazuin (1)
Inleiding
We richten onze aandacht nu op de zesde bazuin. In de reeks van zeven bazuinen beschrijft deze bazuin een cruciale tijd. Vijf bazuinen klonken reeds: de geestelijke processen zijn ver gevorderd. Nog één bazuin zal klinken: de voleinding nadert. De wederkomst van Jezus Christus is op handen; zijn gemeente treft hiertoe de laatste toebereidingen. De antichrist gaat verder met zijn oorlog tegen het Lam. Na het vertrappen van de voorhof, het te gronde richten van Babel, bindt hij rechtstreeks de strijd aan met Jezus’ gemeente, in het bijzonder met de twee getuigen. Hij wil zijn ‘zegetocht’ voortzetten om uiteindelijk Jezus zélf te verslaan.
De zesde bazuin beschrijft het tweede ‘wee’. De intensiteit van de grote verdrukking wordt maximaal. Daarin komt te voorschijn de totale overwinning van Jezus Christus en zijn gemeente over het rijk van duisternis en dood.
Uitvoerig
Het boek Openbaring beschrijft de zesde bazuin uitvoeriger dan de andere. Johannes krijgt er veel van te zien en te horen. Het gedeelte van hoofdstuk 9:13 t/m 11:14 geeft een duidelijk beeld van de gebeurtenissen. Hoofdstuk 14:1-13 biedt aanvullende informatie. Tenslotte vinden we in hoofdstuk 17:1 t/m 19:5 de details van het oordeel over Babylon en de val van deze grote stad in de tijd van de zesde bazuin.
Alles bij elkaar ongeveer vijf hoofdstukken. Dit tekent het belang van deze fase in de openbaring van Jezus Christus. Neem de genoemde gedeelten voor jezelf aandachtig door. Je herkent dan de citaten in het vervolg van deze bijbelstudie.
Duidelijk geluid
De zesde engel blaast de bazuin (Op.9:13a). Opnieuw klinkt er in en vanuit Gods tempel een helder geluid in hemel en op aarde. Bij monde van engelen en mensen. Bestemd voor ieder die wil horen wat de Geest tot de gemeente zegt. Om zicht te krijgen op tijd en gelegenheid. Op wat nu aan de orde is in Gods plan met mensen. Op wat Jezus in deze fase bewerkt. De zesde bazuin roept alle leden van de gemeente op het Lam te blijven volgen in deze laatste fase van hun weg door de zee van glas met vuur vermengd. Trouw te blijven en te volharden. Bij het getuigenis van Jezus te blijven. En zich gereed te maken voor de wederkomst van de Heer.
Antwoord
Uit de vier horens van het gouden altaar dat voor God staat, hoort Johannes vervolgens een stem (Op.9:13b). Dit altaar is beeld van Jezus‘ gemeente op aarde (BS 33/4, 42/1). Zij staat voor Gods troon, vol lof en aanbidding. De gemeente beantwoordt de oproep van de zesde bazuin. Zij verstaat de tijd en de gelegenheid. Is bereid de confrontatie met de vijand aan te gaan. Spreekt haar vertrouwen in de Heer uit en volgt het Lam in dit laatste traject naar de top van de berg Sion.
Andere engel
Even later hoort de apostel weer een stem. Nu van een machtige engel; een andere dan die van de zesde bazuin. Hij ziet deze sterke engel uit de hemel neerdalen en hoort hem met luider stem roepen, zoals een leeuw brult (Op.10:1, 3). Indrukwekkend.
Deze engel is bekleed met een wolk. Dat wijst op verbondenheid met de gemeente. De beschrijving van zijn gedaante doet denken aan die van de Mensenzoon in Openbaring 1:15,16.
Johannes ziet de engel van Jezus, de vorst der serafs, de aartsengel Gabriël. Die hij ook ziet in Openbaring 8:3 (BS 42/9). Hij hoort hem nu ook spreken. Ja, zelfs zweren bij de Schepper van hemel en aarde: Het is de hoogste tijd; er zal geen uitstel meer zijn. Gods geheim wordt werkelijkheid (Op.10:3, 6, 7 NBV/NBG).
Dit visioen wijst op de enorme betrokkenheid van Jezus en zijn engel bij de gemeente en haar engelen. Met name in deze fase van het zevende zegel. Jezus spreekt de zijnen rechtstreeks aan. Bemoedigt en bekrachtigt hen op bijzondere wijze. Hij openbaart Zich in hun midden. Met het oog op de voleindiging van Gods geheimenis (Op.10:7).
Donderslagen
Direct hierna laten de zeven donderslagen hun stem horen (Op.10:3 NBV). Hun woorden sluiten aan op de boodschap van Gabriël. Ze begeleiden de woorden van Jezus’ engel. Hier spreken de zeven engelen die Johannes al bij de opening van het zevende zegel samen met Gabriël voor Gods troon ziet staan (Op.8:2): de zeven engelen van de zeven gemeenten. Samen met hun aanvoerder zijn deze serafs ten nauwste betrokken bij de gemeente, bij de openbaring van Gods heil. Zij spreken in koor: een gezamenlijke bevestiging en/of beantwoording van Gabriëls woorden, van de boodschap van Jezus. Ter verdere bemoediging en bekrachtiging van zijn gemeente. Deze woorden maken diepe indruk: zij klinken als donderslagen.
Stem uit de hemel
Wanneer Johannes wil opschrijven wat de zeven donderslagen zeggen, klinkt er nóg een stem: een stem uit de hemel. Deze zegt: Wat de zeven donderslagen gezegd hebben, moet je geheimhouden. Schrijf het niet op (Op.10:4 NBV). Kort daarop hoort Johannes deze stem opnieuw (vs.8). Evenzo in hoofdstuk 11:12, 14:13 en 18:4.
De ‘stem uit de hemel’ onderscheidt zich van de eerdergenoemde stemmen. God spreekt hier zélf. Zoals in Mattheüs 3:17 en Johannes 12:28, waar Hij zijn Zoon aanspreekt, zijn welbehagen in Jezus uitspreekt en zijn verheerlijking aankondigt. Ook nu spreekt Hij tot zijn zonen. De voleinding van Gods geheimenis is aanstaande. Het gaat aan op het beërven van Gods heerlijkheid.
Vele woorden
Johannes hoort nog méér woorden: Sta op, meet de tempel Gods en het altaar en hen die daarin aanbidden (Op.11:1). Hier spreekt Jezus tot zijn apostel - mogelijk opnieuw bij monde van zijn engel. Alleen de Heer van de gemeente kan spreken over ‘mijn twee getuigen’. In de volgende verzen toont Jezus zijn gemeente - en in het bijzonder zijn twee getuigen - waar het laatste deel van de weg doorheen gaat. En waar dit op uitloopt.
In Openbaring 14:3 hoort Johannes de stem van mensen die vol aanbidding voor Gods troon staan. Zij vormen zijn tempel, geven gestalte aan het gouden altaar. Het zijn de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten der aarde. Samen met het Lam hebben zij de top van de berg Sion bereikt. Zij zingen een nieuw lied: eenparig, als uit één mond. Zij volgen het Lam, waar Hij ook heengaat.
In Openbaring 14:7-11 spreken engelen. Zij kondigen het oordeel aan over wie Gods tempel niet binnengaan, maar bewust meegaan met de antichrist. Ook nu komt er na hun spreken een stem uit de hemel (vs.13).
Samenspraak
Bij geen van de voorgaande bazuinen hoort Johannes zoveel stemmen spreken. Er gaat iets groots gebeuren, waar heel Gods Koninkrijk bij betrokken is. In Jezus’ gemeente. En mede door middel van zijn gemeente op aarde. Er wordt gesproken tot het hart van de gemeente. En geantwoord vanuit dit hart. Opgeroepen tot verdere uitwerking van Gods plan. En volmondig ingestemd met deze oproep. Mensen en engelen verklaren zich bereid en zetten zich in voor de voleindiging van Gods geheimenis. Johannes heeft zicht op een prachtige samenspraak van God, Jezus, engelen en mensen. De openbaring van Jezus Christus komt in een beslissende fase. Zijn wederkomst met en te midden van de zijnen is nabij.
Wat belangrijk voor ons om in de aanloop naar deze tijd te verstaan wat de Geest tot de gemeente zegt. Om nu al ons hart te openen en de stem van de Heer te herkennen. Om nu al bereidwillig met Hem mee te gaan, met zicht op wat Hij aan de orde stelt.
Gebeurtenissen
Naast alle woorden die hij hoort, beschrijft Johannes ook de dingen die hij ziet. Vele gebeurtenissen vinden plaats. Zowel positieve als negatieve. Behorend bij wat er gezegd en aangekondigd wordt. De gemeente komt tot volle wasdom, terwijl Babylon ten prooi valt aan de antichrist. De tempel wordt gemeten en volmaakt gereed bevonden, terwijl de voorhof volledig wordt vertrapt. De twee getuigen voleindigen hun getuigenis terwijl de vier engelen, die bij de grote rivier de Eufraat gebonden zijn, losgelaten worden. De antichrist doet de gemeente de oorlog aan; hij overwint en doodt de twee getuigen. Na enkele dagen staan zij op uit de dood en stijgen in de wolk naar de hemel op, voor het oog van hun vijanden. Ondertussen schalt de zevende bazuin...
Kader
Voordat we ingaan op de inhoud en betekenis van deze woorden en gebeurtenissen besteden we aandacht aan het kader waarin deze uitspraken en voorvallen plaatsvinden. Waar ‘staat’ de gemeente als de zesde bazuin geblazen wordt? Wat is er aan de orde voor de gemeente in de verdere ontwikkeling? Waar gaat het nu op aan? Langs welke weg gaat het hiernaar toe?
Vanuit dit zicht begrijpen we ook waar de antichrist in deze fase mee bezig is en op gericht is. Wat hij met zijn antichristelijke gemeente wil bewerken en welke uitwerking dit heeft op Jezus’ gemeente.
Waar staat de gemeente?
Wanneer de zesde bazuin klinkt, zijn de eerstelingen in Jezus’ gemeente al geruime tijd bezig met hun bediening op aarde. De periode waarin zij als ‘twee getuigen’ rondgaan om te prediken en te profeteren - twaalfhonderdzestig dagen, tweeënveertig maanden, drieënhalf jaar - is bijna verstreken (Op.11:3, BS 43/9-10). Na het blazen van de zesde bazuin gaan zij hun getuigenis voleindigen (11:7).
In deze periode is de vrouw uit Openbaring 12 blijven baren. Talrijke geboortegolven zijn op de eerste gevolgd. Haar nageslacht is groot geworden. Veel zonen van God hebben de geestelijke volwassenheid bereikt. Zijn mede-getuigen geworden van de eerstelingen. Het ‘groene gras’ in Jezus’ gemeente groeit rein en zuiver op: beveiligd en geheiligd door Gods volwassen zonen. Evenals het ‘gewas’ en iedere ‘boom’ (naar Op.9:4, BS 48/10). Gods heerlijkheid straalt van de gemeente af. Zij vormt een helder licht in de nacht. Zij spreekt de waarheid en toont de werkelijkheid van Christus. De vroege en late regen stroomt rijkelijk in haar midden; volledig beschikbaar voor ieder die ingaat op de uitnodiging om tot Christus te komen.
Velen komen
Door de prediking van de twee getuigen (en hun mede-getuigen) gaan veel kinderen van God de tempel binnen. Zij herkennen Gods stem in de boodschap van de gemeente. Zij blijven niet in de voorhof. Zij ontkomen aan de heidenen die deze voorhof vertreden: aan de machten van wetteloosheid en verderf. Aan de greep van de antichrist die zijn macht in de voorhof vestigt (naar Op.11:2).
Door de oproep van Gods zonen trekken veel gelovigen uit Babylon weg. Zij worden in de naam van Jezus verlost uit de greep van de vorst van Babel. Zij voegen zich in het lichaam van Christus. Worden evenals hun broeders en zusters aan hun voorhoofd verzegeld (Op.7:3). Zij krijgen deel aan de vroege en de late regen en groeien eveneens in liefde in elk opzicht toe naar Christus, het hoofd (Ef.4:15).
Volheid
Wanneer de twee getuigen hun getuigenis voleindigen, bereikt de gemeente van Jezus zijn volheid in alle delen. Wanneer de tempel Gods en het altaar en hen die daarin aanbidden gemeten wordt (Op.11:1), blijkt zij de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt te hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef.4:13). Mannen en vrouwen, oud en jong, reeds lange tijd of nog relatief ‘kort’ deel uitmakend van Gods tempel: allen zijn heilig en onbesmet. De gemeente staat voor Jezus Christus, haar Heer, stralend zonder vlek of rimpel of iets dergelijks (Ef.5:27). Zij is toebereid om Hem in heerlijkheid tegemoet te treden.
De scheiding tussen tarwe en onkruid is voltooid. De aarde is rijp voor de oogst. Die tijd is dan zeer nabij (Op.14:15).
Wat is er aan de orde?
In die volheid komt de voleindiging van Gods geheimenis in de gemeente aan de orde (Op.10:7). Het lichaam van Christus komt toe aan het beërven van Gods heerlijkheid, aan het volledig deel krijgen aan de heerlijkheid van haar hoofd, Christus.
Heerlijkheid is naar buiten tredende heiligheid. Het spreekt van algehele eenheid en verbondenheid met God. Van het volledig deelhebben aan zijn goddelijke natuur. Van een verheffing door Hem tot ongekende hoogte.
Heerlijkheid is het hoogste niveau in de gelijkvormigheid aan Jezus Christus. Het wijst op een leven en functioneren zoals Jezus na zijn opstanding uit de dood. Op het ‘met Hem gezeten zijn op zijn troon’ (naar Op.3:21). Heerlijkheid is dus meer dan geestelijke volwassenheid en volmaaktheid. Het voert de gemeente nóg hogerop.
Verheerlijkt lichaam
Bij de wederkomst van Christus wordt de gemeente verheerlijkt. Ieder lid van Jezus’ gemeente ontvangt van God een verheerlijkt lichaam. Om voor eeuwig met Jezus op Gods niveau te leven.
Dit verheerlijkte lichaam kent geen beperkingen van plaats, tijd en ruimte. Wordt niet bepaald door natuurlijke wetmatigheden en aardse kenmerken. Deze nieuwe, verheerlijkte bestaansvorm is onbeperkt en kent louter hemelse kenmerken. Verheerlijkte mensen hebben vanuit hun positie in de hemel volledige beheersing over de stof en al het stoffelijke. Zij hebben alles in handen, kunnen volledig uit de voeten. In hemel en op aarde. Zij zijn tot alles in staat waartoe God hen roept. Samen met Jezus brengen zij in het duizendjarig vrederijk de wederoprichting aller dingen tot stand. Ook daarna zullen zij met Jezus als koningen heersen tot in alle eeuwigheden (Op.22:5). Zij zijn onsterfelijk. Het verheerlijkte lichaam is onvergankelijk. Woorden schieten tekort...
Laatste barrière
Deze verheerlijking vindt plaats bij de zevende bazuin. Tijdens de zesde bazuin worden alle voorbereidingen afgerond en de laatste barrières opgeruimd. Zodat de weg geheel vrij is om voor eeuwig Gods heerlijkheid binnen te gaan.
Is er dan nog een hindernis te nemen? Is geestelijke volwassenheid en volmaaktheid niet ‘voldoende’? Paulus schrijft: Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk Gods niet beërven en het vergankelijke beërft de onvergankelijkheid niet. Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd (= verheerlijkt) worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste (= zevende) bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want dit vergankelijke moet onvergankelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft, zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning (1Cor.15:50-54). De dood is opgeslokt en overwonnen (NBV).
Dood overwinnen
De gemeente van Jezus moet nog een barrière uit de weg ruimen. Nog een vijand overwinnen om de vergankelijkheid en de sterfelijkheid te kunnen afleggen en de onvergankelijkheid en de onsterfelijkheid te kunnen aandoen. Paulus benoemt deze vijand: Dood, de koning van het dodenrijk. De macht die alle mensen op grond van hun zonden in zijn greep krijgt. De heerser die het vergankelijke en sterfelijke in het leven van de mensheid teweeg brengt.
Tijdens de zesde bazuin leidt Jezus zijn volwassen geworden gemeente met vaste hand naar deze barrière toe. Hij bekrachtigt de zijnen met alle kracht om ook deze vijand van zijn kracht te beroven en daarmee dood en dodenrijk te verzwelgen in de overwinning.
Vernederd lichaam
Bij de zondeval ontnemen Satan en Dood de mens (en daarmee de mensheid) iets moois en origineels, iets wezenlijks: zijn innerlijke eenheid, zijn gaafheid, zijn gezondheid, zijn potentie om alles te volbrengen waartoe God hem oproept. Zij breken hem. Vernederen hem. Maken hem tot een sterfelijk wezen met een vergankelijke bestaansvorm. Door de zonde derft de mens Gods heerlijkheid. Deze raakt buiten bereik (naar Rom.3:23).
Vanaf de zondeval leven alle mensen in een vernederd lichaam (Fil.3:21). In een armzalig lichaam (NBV). Sterfelijk, vergankelijk, niet meer in staat om alle verstoringen (vanuit het rijk der duisternis) van de goddelijke levensorde te pareren en te herstellen. Wij zijn gevoelig voor ziekte en ontregeling, voor geweld van buitenaf. Bij het ouder worden verminderen onze krachten. Op een bepaald moment kan ons geestelijk lichaam niet langer als neshamah (levensgeest) in ons natuurlijke lichaam werkzaam blijven. Dit leidt tot de lichamelijke dood. Lees nog eens Bijbelstudie 18, bladzijde 2 t/m 6, waar dit proces wordt beschreven.
Eerste zegel
Wanneer het eerste zegel opengaat in ons leven, begint Jezus in ons een goed werk. Hij onttrekt ons aan de macht van Dood en dodenrijk en plaatst ons in het (nieuwe) leven met Hem. Wij mogen opstaan uit de geestelijke dood en onze nieuwe plaats in Gods Koninkrijk innemen: in Christus. Jezus vergeeft ons onze zonden en verzoent ons met God. Wij worden wederom geboren; ons geestelijk lichaam herleeft. Jezus opent ons nieuwe mogelijkheden voor groei en ontwikkeling naar Gods bedoeling. Heerlijk! Maar hiermee zijn nog niet alle gevolgen van onze vernedering weggewerkt.
Verdere ontwikkeling
Als ook de volgende zegels in ons leven opengaan en de vroege en late regen volledig in ons hart doorwerken, groeien wij in ieder opzicht naar Jezus toe. Wij worden mondige zonen van God die zich vol overgave en liefde toebereiden op de komst van Christus. In deze ontwikkeling werkt het herstel steeds dieper in ons leven door. Dat merken we niet alleen in ons geestelijk lichaam, maar ook in ons natuurlijke lichaam. Door de toenemende bekrachtiging van Gods Geest kan ons zelf-herstellend vermogen steeds meer aan. Jezus zet zijn goede werk in ons voort, brengt de geestelijke volwassenheid en volmaaktheid weer binnen ons bereik.
Eerste bazuin
Bij het blazen van de eerste bazuin baren wij in diepe gemeenschap met onze Heer het volle zoonschap, bereiken wij de geestelijke volwassenheid. Hierdoor kunnen wij de volmaakte keuze maken om het Lam te volgen waar Hij ook heengaat.
In deze volwassen en volmaakte staat hebben zonde en ziekte geen vat meer op ons. Gods Geest vervult ons. Zijn kracht werkt in ons. Wij zijn aan het beeld van de Zoon gelijkvormig. Vol van licht en leven, genade en liefde. Kerngezond - naar geest, ziel en lichaam. Volledig toegerust om als getuige van Christus rond te gaan, weldoende en genezende allen die door de duivel overweldigd zijn (naar Hand.10:38).
Ziekte overwonnen
Bij de volgende bazuinen zet dit proces zich voort. Binnen Jezus’ gemeente is genezing voor alle ziekte en alle kwaal (naar Mat.9:35, Mar.16:18). Overwinning op alle machten die dit op directe of indirecte wijze veroorzaken (BS 18/3). Het herstel werkt door. Het goddelijk normale komt weer te voorschijn. Het ‘gezonde’ blijkt opnieuw oersterk te zijn. Geestelijke gaven functioneren op een volwassen niveau: in de geestelijk volwassen en volmaakte leden van het lichaam van Christus. In deze fase van de ontwikkeling zullen zij zelfs doden kunnen opwekken (naar Mat.10:8). Niets blijkt meer onmogelijk...
De tijd is rijp
Na het blazen van de zesde bazuin en het voleindigen van het getuigenis van de twee getuigen (Op.11:7) acht Jezus de tijd rijp om zijn gemeente nu ook de laatste vijand tegemoet te laten treden: Dood en dodenrijk. Opdat zij met het overwinnen van de dood het laatste restant van de vernedering wegwerkt. Het sterfelijke en vergankelijke aflegt, en zo in staat is het onsterfelijke en onvergankelijke aan te doen. De Heer bekrachtigt de zijnen met de kracht waarmee Hij alle dingen aan Zich onderwerpt. Hij wil hun vernederd lichaam veranderen, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt (Fil.3:21). Hun sterfelijke lichamen volkomen levend maken door de Geest die in hen woont. Door de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt (naar Rom.8:11).
Langs welke weg?
Langs welke weg wordt deze overwinning over dood en dodenrijk gerealiseerd? Langs de weg die Jezus zélf is gegaan: door de hemelen heen (Heb.4:14); door de ‘hemel’ van het dodenrijk heen. Jezus zegt: Wie overwint, net zoals Ik zelf overwonnen heb, zal samen met Mij op mijn troon zitten, net zoals Ik samen met mijn Vader op zijn troon zit (naar Op.3:21 NBV).
Jezus overwint de dood in een rechtstreekse confrontatie met Dood en dodenrijk. In een krachtmeting op zijn eigen terrein. Daar blijkt Hij de sterkere, door op te staan uit de dood. Daar onttroont Hij Dood, de koning van het dodenrijk, en eist Hij de sleutels ervan op.
In navolging van Hem
De gemeente volgt haar Heer op deze weg. Ook zij gaat een rechtstreekse confrontatie aan met Dood en dodenrijk. In een krachtmeting op zijn eigen terrein. Niet om het verlossingswerk van Jezus te evenaren, maar om de volle kracht van zijn opstanding te ervaren. Nadat zij aan Christus gelijk wordt in zijn dood, mag ook zij de sterkere blijken, door op te staan uit de dood (naar Fil.3:10-11 NBV). Ook zij mag Dood, de koning van het dodenrijk, onttronen: zijn macht over de gemeente ontnemen. Daarmee werkt zij de laatste restanten van de vernedering weg. Legt zij het sterfelijke en vergankelijke af. En komt zij geheel toe aan het (kunnen) ontvangen van Gods heerlijkheid.
Vertegenwoordiging
Moet de hele gemeente deze weg gaan? Ieder persoonlijk? Nee. In zijn wijsheid en kennis van alle dingen weet Jezus dat er slechts een aantal vertegenwoordigers van zijn gemeente nodig is om deze overwinning op dood en dodenrijk te bewerken. Deze zonen van God stellen een daad, tonen de kracht van Jezus’ opstanding. Zij eisen hiermee de volledige overwinning op van de mens-in-Christus over Dood en zijn rijk. Dood moet alle oude claims en alle eertijds verworven rechten op de gemeente loslaten. En haar nieuwe staat van onsterfelijkheid en onvergankelijkheid volmondig erkennen. Meer is niet nodig. Hier gaat het om.
Twee getuigen
Jezus roept voor deze taak zijn ‘twee getuigen’: een groep eerstelingen. Zij gaan hier vol geloof op in, met het verlangen dat Paulus beschrijft: Om Hem te kennen en de kracht zijner opstanding en de gemeenschap aan zijn lijden, of ik, aan zijn dood gelijkvormig wordende, zou mogen komen tot de opstanding uit de doden (Fil.3:10-11).
Daarom zal de antichrist deze twee getuigen, wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, mogen overwinnen en kunnen doden (naar Op.11:7). Dit past in de lijn van de gebeurtenissen. Mede hierdoor wordt de overwinning over de dood een feit. En wordt ook in deze fase van het zevende zegel alle gerechtigheid vervuld.
Verdere invulling
Vanuit het geschetste kader gaan we in de volgende bijbelstudies dieper in op de dingen die gebeuren na het blazen van de zesde bazuin.
Jezus voert zijn gemeente naar de top van de berg Sion. Wat een vreugde voor ons. In heden - terwijl wij ons toebereiden op de komst van de Heer. En toekomst - als het zevende zegel in ons leven opengaat. Gods plan wordt volledig werkelijkheid. Alle eer, glorie en lof voor de Vader en de Zoon!