De opening van het zesde zegel (1)
Inleiding
Jezus opent de zegels van de boekrol. Hij wil Zich openbaren in zijn gemeente, Gods eeuwig voornemen verwezenlijken in onze levens. Als wij ingaan op wat Jezus ons bij het verbreken van deze zegels laat zien en doen waartoe Hij ons uitnodigt, gaan wij het opengaan van de boekrol beleven en doorleven - persoonlijk en als gemeente. De Heer geeft ons zicht op de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen en leert ons werken met wat Hij ons aanreikt. De waarheid wordt werkelijkheid in ons bestaan: wij veranderen naar zijn beeld, de gemeente komt tot wasdom, het leven Gods komt openbaar.
In dit proces gaat Jezus ons voor. Hij inspireert en motiveert ons Gods Koninkrijk verder binnen te gaan, de Heer waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God (Col.1:10). Als wij meekomen met onze Heer in deze ontwikkeling - het Lam blijven volgen waar Hij ook heengaat - gaat Jezus door met het verbreken van de zegels. Dan gaat zijn openbaring in ons door, dan gaat de boekrol verder open in onze hemel.
Het zesde zegel
Elk zegel van de boekrol beschrijft een fase in de voortgaande openbaring van Jezus Christus. Het zevende zegel geeft zicht op het einde aller dingen. De opening van het zesde zegel werpt licht op het begin van dit einde. Het spreekt over de aanloop naar de voleindiging van het geheimenis van God, naar de voltooiing van het werk van Jezus Christus.
De profetische beschrijving van het zesde zegel begint in Openbaring 6:12 en eindigt in hoofdstuk 7:17. Dit is een aanzienlijk groter gedeelte dan bij de voorgaande zegels. Dat geeft al iets aan van het belang van deze fase: het gaat er voor u en mij op aan komen. Ik raad u aan dit bijbelgedeelte voor uzelf aandachtig door te lezen.
Johannes krijgt meerdere beelden te zien en meerdere uitspraken te horen. Jezus wil zijn dienstknecht - en daarmee zijn gemeente - zicht geven op de geestelijke werkingen en ontwikkelingen in deze cruciale fase van zijn werk. Met de bedoeling dit goede werk ten einde toe voort te zetten (Fil.1:6). Opdat het zevende zegel kan opengaan en de dag van Christus kan ingaan.
Jezus gaat voorop
De laatste verzen van Openbaring 7 laten zien op welke wijze Jezus zijn gemeente na het openen van het zesde zegel voorgaat: als Lam dat in het midden van de troon is (vs.17a). Als herder die de zijnen weidt en voert naar waterbronnen des levens (vs.17b). Als hogepriester die zijn volk van priesters steeds verder inleidt in Gods tempel en in grote vreugde voor Gods troon doet staan (vs.15). Als overwinnaar die zijn schare van overwinnaars op ‘de grote verdrukking’ voorbereidt, en met wijsheid en kracht door deze tijd van grote benauwdheid heenleidt (vs.14).
Jezus zet Zich volkomen in om zijn gemeente in deze fase verder te vormen, het volle leven in haar tevoorschijn te brengen, haar op te voeren tot haar goddelijke bestemming.
Doorwerking
Bij de opening van het zesde zegel richt Jezus onze aandacht vooral op de voortgang van de reeds ingezette processen in ons leven. Het gaat de Heer in dit stadium om de verdere doorwerking van alles wat Hij door het openen van de vorige zegels in beweging heeft gebracht: het verder invullen van het geheimenis van Christus in je leven, gericht op de algehele éénwording met Hem. En het je verder onttrekken aan de werkingen van het geheimenis der wetteloosheid, gericht op het passeren en overwinnen van Belial en de zijnen.
Met het openen van het zesde zegel laat Jezus zien wat hierbij aan de orde komt. Hij rust zijn gemeente toe voor de komende eindfase in het proces van zijn openbaring en bekrachtigt ons met alle kracht tot alle volharding en geduld (Col.1:11). Opdat wij alles met blijdschap kunnen verdragen en verduren (Can), overvloedig worden in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden waarop het aankomt. Opdat wij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht van gerechtigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God (naar Fil.1:9-11).
Vaste spijs
Het opengaan van het zesde zegel in de gemeente wijst dus niet op het eerste onderwijs aangaande Christus, op de eerste beginselen van de uitspraken Gods - op ‘melk’, maar vooral op de rechte prediking - op de ‘vaste spijs’. Jezus richt Zich hierin tot mensen die hongeren en dorsten naar het meerdere in Gods Koninkrijk, naar de vervulling van alle gerechtigheid in hun leven. Hij opent het zesde zegel in de hemel van hen die in liefde en waarheid in elk opzicht naar Hem toe willen groeien: mensen die geestelijk volwassen willen worden en daarom hun zinnen oefenen in het onderscheiden van goed en kwaad (uit Heb.5:12-6:1).
Met het openen van dit zegel nodigt Jezus je uit om je nu - vanuit het kennen en beleven van het fundamentele - te richten op het volkomene hierin. Om in diepe verbondenheid met Hem en met elkaar te komen tot de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods. Om de mannelijke rijpheid te gaan bereiken, de maat van de wasdom der volheid van Christus (naar Ef.4:13).
Jezus wil zijn gemeente in de fase van het zesde zegel als ‘groot teken’ in de hemel te voorschijn laten komen (naar Op.12:1). Alleen dan kan het zevende zegel opengaan.
Toevoeging
Dit wil niet zeggen dat er in de gemeente na de opening van het zesde zegel geen plaats meer zou zijn voor goed en zorgvuldig onderwijs in de fundamentele waarheden van het Koninkrijk der hemelen. Integendeel, het evangelie van Jezus Christus dient in al zijn facetten gepredikt te worden. Wat Jezus reeds verkondigd en geopenbaard heeft, blijft van kracht en actueel voor ieder die Jezus volgt. De inhoud van de voorgaande zegels blijft aan de orde totdat het volkomen vervuld is in ons leven.
Het zesde zegel gaat dóór op de inhoud van de eerdere zegels, voegt eraan toe, diept uit en scherpt verder aan. Het werkt toe naar het volkomene hierin. Deze ontwikkeling en verdieping in de ‘rechte prediking’, alsook de toenemende werking en zalving van Gods Geest in de gemeente zijn kenmerkend voor de tijdsperiode van het zesde zegel.
Aandoen
Het opengaan van het zesde zegel in je leven maakt het mogelijk om vervuld te worden van Christus. Om het kinderlijke af te leggen en het mannelijke aan te doen. Om krachtig te worden in de Heer en in de sterkte van zijn macht. Om vanuit het onmondige te komen tot het mondige.
Wat een heerlijke fase in de ontwikkeling, indien je de tijd verstaat. Het is de ure om ten volle uit de slaap te ontwaken: het heil is je nu meer nabij dan toen je tot geloof kwam. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij. Het is de tijd om de Heer Jezus Christus aan te doen (uit Rom.13:11-14). Om zo - in Hem en met elkaar - toe te komen aan het (open)baren van geestelijke volwassenheid.
Alleen opgang?
Het bovengenoemde gedeelte uit Openbaring 6 en 7 spreekt niet alleen over het ‘voeren naar waterbronnen des levens’, maar ook over ‘aardbeving’ en ‘harde wind’, over het ‘zwart worden van de zon’ en het ‘als bloed worden van de maan’. Niet alleen over een ‘verzegeld worden van de knechten van God aan hun voorhoofd’, maar ook over het ‘terugwijken van de hemel als een boekrol die wordt opgerold’ en het ‘vallen van sterren des hemels op aarde’. Niet alleen dus over een opgang, maar ook over een neergang. Met het openen van het zesde zegel geeft Jezus zijn gemeente zicht op alle geestelijke werkingen en ontwikkelingen in die periode: niet alleen de positieve, ook de negatieve.
We zien hierbij dat het positieve de feitelijke grondslag is van alle gebeurtenissen. Jezus onderneemt te allen tijde de (positieve) actie, het rijk der duisternis komt steeds weer met een (negatieve) reactie. Wij mogen als gemeente alle aanwijzingen van onze Heer eruit opmerken, opdat wij deel houden aan alles wat Hij in ons wil bereiken.
Opengaan
Zodra je begrijpt en herkent wat Jezus je toont in de profetische woorden en beelden van het zesde zegel, gaat dit zegel voor je open. Je wordt verlicht, de Heer geeft zicht. Je wordt diep in je hart getroffen. De Heer spreekt je aan, je ervaart de werking van zijn Geest.
Niet alles hoeft in één keer duidelijk te zijn; het opengaan van het zesde zegel in je leven is een proces. Bovendien gaat het - evenals bij het opengaan van de vorige zegels - niet alleen om het zien en verstaan, maar vooral om het toepassen en verwerken ervan in je leven: het gaan doen van de waarheid. Dan ga je (verder) in tot het licht, dan blijkt uit je werken dat zij in God verricht worden (naar Joh.3:21).
Vreugde
Wat een vreugde om met elkaar te mogen bemerken dat de Heer bezig is het zesde zegel in onze levens en gemeenten te laten opengaan. We verstaan de tijd waarin wij leven steeds meer, onderscheiden de geestelijke werkingen in onze hemel steeds beter.
We ervaren de toenemende werking van woord en Geest: het licht breekt verder door in onze harten. We merken ook verhevigde werkingen vanuit het rijk der duisternis.
Je maakt geestelijke ‘aardbevingen’ mee in je leven en je gemeente. Je gaat deze als zodanig herkennen en een plaats geven (zie Op.6:12). Zonder je geloof en je vertrouwen in het werk van de Heer te verliezen, zonder schade te lijden aan je ziel, zonder je inzet voor zijn plan en werk te verminderen. In verbondenheid met je Heer kies je ervoor om al deze dingen te laten meewerken ten goede (naar Rom.8:28).
Je staat niet meer zo te kijken van een ‘harde wind’ in je hemel (zie Op.6:13), omdat je beseft waar de vijand op uit is. Verzekerd van Gods wil blijf je staan op de plaats waar de Heer je gesteld heeft (naar Col.4:12).
In verbondenheid
De persoonlijke relatie met de Heer verdiept zich. Je houdt je aan de waarheid en groeit in liefde naar Hem toe. Je raakt steeds inniger verbonden met Hem, wat er ook gebeurt, waar je ook doorheen gaat. Je laat je vol geloof en vertrouwen door Jezus weiden en verder opvoeren naar waterbronnen des levens, dieper binnenleiden in de tempel Gods. Je ervaart dat Jezus je geestelijke honger en dorst in toenemende mate stilt en je in grote vreugde voor Gods troon doet staan. Je bemerkt dat God en Jezus hun tent over je uitspreiden en je voortdurend versterken, vertroosten en bemoedigen.
Je proeft in dit voortgaan met de Heer en met elkaar dat Jezus zelfs nóg verder wil gaan in onze levens: Hij wil ons maken tot ‘waterbronnen des levens’, voor elkaar en voor anderen. Hij wil zijn gemeente in hemel en op aarde te voorschijn laten komen als ‘tent van God’, waarin bescherming en vertroosting te vinden is voor ieder die dit zoekt. Wat een wonder van genade en heil.
Bij iedereen?
Daarnaast bemerk je dat niet iedereen op deze wijze de tijd waarin hij leeft, beleeft. Dat die geestelijke ‘aardbevingen’ wel degelijk schade kunnen veroorzaken in levens van wedergeboren mensen, en dat die ‘harde winden’ ook behoorlijk kunnen huishouden in de gemeente van Christus. Dat je de trouw aan Jezus en zijn evangelie lang niet bij allen vindt, en dat de liefde bij velen kan verkillen (naar 2Thes.3:2 en Mat.24:12).
De werkingen in de geestelijke wereld waar Jezus bij het openen van het zesde zegel zicht op geeft, brengen (veel) beroering teweeg in het leven van mensen en gemeenten. Zalig hij die zich opent voor wat Jezus laat zien, en doet waartoe de Heer hem aanzet. Hij klimt op en wordt in staat gesteld te (blijven) staan voor het aangezicht van de Zoon des mensen (naar Luc.21:36). Wee degene die het verdere spreken en openbaren van de Heer niet herkent, zich niet laat aanspreken en motiveren om - in weerwil van moeite en druk en te midden van allerlei tegenspraak vanuit zichtbare dingen - hogerop te klimmen. Hij zakt af, wordt steeds vatbaarder voor de negatieve werkingen vanuit het rijk der duisternis, zonder zich dit bewust te worden. Hij raakt verstrikt in een pseudo-werkelijkheid, met alle nare gevolgen van dien.
Belangrijk
Het juiste zicht op de geestelijke ontwikkelingen tijdens het zesde zegel is belangrijk voor allen die in hun leven werken met wat Jezus liet zien bij het openen van de vorige zegels. Ze zijn broodnodig voor het bewaren van de juiste koers in het optrekken als gemeente. De vijand trekt zich niet terug als zijn werk door Jezus steeds scherper aan het licht wordt gebracht. Integendeel, hij blijft zich verzetten en moeiten veroorzaken, zowel in je persoonlijke leven als in het gemeenteleven. In deze fase zet hij juist alles op alles om de gelovigen te frustreren en zo de wording van de gemeente te blokkeren.
Als je deze negatieve werkingen niet doorziet en herkent, wordt het moeilijk om de weg met Jezus te vervolgen. Dan raak je ontmoedigd en uitgeput. Dan verslap je door matheid van ziel (Heb.12:3). Dan gaat de vervulling van al die ‘beloften vanuit het evangelie’ je allemaal te lang duren. Het ‘zichtbare’ krijgt een steeds belangrijker plaats ten opzichte van het ‘onzichtbare’; het ‘heden’ verdringt de ‘toekomst’. In plaats van meer deel te krijgen aan Christus, vervaagt de geestelijke werkelijkheid voor je ogen. In plaats van dat de reeds geopende zegels nog dieper ontsloten worden en de boekrol in je leven verder opengaat, wijkt de hemel dan voor jou terug als een boekrol die wordt opgerold (Op.6:14a).
Tegenstellingen
De fase waar het zesde zegel zicht op geeft, is een periode van steeds groter wordende tegenstellingen. Enerzijds verwerft de ruiter op het witte paard zich onder de gelovigen een schare van ruiters die Hem in witte gewaden op witte paarden blijft volgen. Deze ‘knechten van God’ worden aan hun voorhoofd verzegeld met het zegel van de levende God en komen - zonder enige (geestelijke) schade - voor de troon van God te staan (zie Op.7:3,9). Anderzijds slaat de ruiter op het rode paard met zijn handlangers op het zwarte en geelgroene paard onder diezelfde gelovigen zijn slag door een aantal van hen als sterren des hemels op aarde te laten vallen, gelijk een vijgenboom zijn wintervijgen laat vallen wanneer hij door een harde wind geschud wordt (Op.6:13). Hier wordt wel degelijk schade geleden.
Het zesde zegel is een tijd van toenemende verlichting en doorwerkende verduistering. Geestelijke vermenging en verwarring kunnen intreden en toenemen, maar ook worden ontrafeld en opgeheven. Je kunt wegtrekken uit Babel, maar er ook blijven wonen. Je kunt als nieuwe schepping ‘opstaan’ en bemerken dat het nieuwe inderdaad komende is in jou, maar ook in het oude blijven ‘neerzitten’ en op den duur teruggevoerd worden naar wat ‘voorbij’ zou moeten zijn in je leven (zie 2Cor.6:17).
Twee wegen
Ook ná de opening van een aantal zegels van de boekrol kan het dus nog twee kanten opgaan in het leven van mensen. Toenemen of verachteren in de genade. Sterk worden in de strijd of verslappen in de worsteling met de boze. Mondig worden in de geestelijke wereld of onmondig blijven. Vastheid en stabiliteit ontwikkelen, of je heen en weer laten slingeren door elke harde wind. De opening van het zesde zegel doorleven, of niet. Toekomen aan de opening van het zevende zegel, of niet.
In de tijd van het zesde zegel ligt alles nog ‘open’. Je kunt nog vooruit en achteruit, naar links en naar rechts, nog vallen en opstaan. Het is een enorme genadetijd. De Heer blijft spreken en ruimte bieden, oproepen en beloven. Alles blijft mogelijk, niets is definitief.
Keuze
Ieder van ons dient hierin persoonlijke keuzen te maken. Niemand wordt gedwongen om Jezus door alle hemelen heen te blijven volgen. Het komt er voor ieder van ons op aan: Willen wij waardig der roeping waarmee wij geroepen zijn (blijven) wandelen en ten volle aan deze roeping gaan beantwoorden (zie Ef.4:1)? Willen wij onze roeping en verkiezing blijven bevestigen en zo het eeuwige Koninkrijk van onze Heer en Heiland Jezus Christus steeds verder binnengaan (2Pe.1:10,11)? Willen wij - wat de vijand ook op touw zet - ons verder laten toerusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus? Willen wij (leren) heersen te midden van onze vijanden (Ef.4:12, Ps.110:2)? Willen wij werkelijk mee vormgeven aan dat grote teken in de hemel, de gemeente van Jezus Christus, en zo toekomen aan de (open)baring van het volwassen zoonschap?
Stroomversnelling
Met het verbreken van het zesde zegel laat Jezus zien dat alle geestelijke processen in een ‘stroomversnelling’ raken, zowel de positieve als de negatieve. Alles spoedt zich naar het einde; de voleinding aller dingen komt hierdoor dichterbij. Voor ons een reden te meer om tot bezinning te komen, nuchter te worden en te bidden. Ons niet (langer) te laten intimideren door de vuurgloed van de vijand, maar ons te verblijden naarmate wij deelhebben aan het lijden van Christus: de openbaring van zijn heerlijkheid is aanstaande (1Pe.4:7,12,13).
Uitnodiging
De grote uitnodiging van Jezus bij de opening van het zesde zegel is: Bereid je toe op de voleinding aller dingen, leef toe naar de (open)baring van het volle zoonschap in je leven, door welke strijd en moeite dit ook heengaat. Blijf niet onmondig, word mondig door wat Ik je in het zesde zegel aanreik. Volg Mij en passeer Belial. Kom zo als gemeente toe aan de opening van het zevende zegel.
Mondig worden
Welk beeld hebben wij van (geestelijke) mondigheid? Wat zegt Gods woord hierover?
De bijbel gebruikt het woord ‘mondig’ niet in letterlijke zin. Toch kunnen we de betekenis van dit begrip verstaan door te kijken naar het (tegenovergestelde) woord, dat de bijbel wél gebruikt: onmondig (Rom.2:20, 1Cor.3:1, Gal.4:1,3 en Ef.4:14). Het Griekse nepios betekent minderjarig, onmondig, kinderlijk, kinderachtig. Het is afgeleid van de stam van eipon (=zeggen) en bevat een ontkennend voorvoegsel: ne. De letterlijke betekenis is dus: ‘niet sprekend’.
Ons woord ‘mondig’ is afgeleid van het Middelnederlandse woord ‘mont’: bevoegdheid, macht (Van Dale). Dit sluit aan op het bovenstaande: als ‘mondige’ ben je in staat en bevoegd tot spreken. Je staat niet meer onder een voogd die voor jou spreekt en beslist. Je bent bevoegd en in staat om zelfstandig en voor eigen verantwoording te beslissen, te handelen en te oordelen. Deze mondigheid wordt door je omgeving erkend.
Volwassenheid?
Mondigheid is niet hetzelfde als volwassenheid. Het gaat eraan vooraf. Je wordt eerst mondig (=meerderjarig) en daarna volwassen. De Griekse bijbel gebruikt hiervoor het woord teleios. Dit betekent: voltooid, volgroeid, volwassen, rijp, volmaakt.
Volwassenheid is méér dan mondigheid. Het duidt op het bereiken van een doel, het spreekt van een situatie waaraan niets meer ontbreekt. Die toestand wordt bereikt ná het openen van het zevende zegel, als de vrouw uit Openbaring 12 de kostelijke vrucht baart. Dan is de geestelijke volwassenheid een feit.
De geestelijke mondigheid wordt vóór de opening van dit zevende zegel een feit. Het gaat in nadat het zesde zegel in je leven is geopend en je alle mogelijkheden die Jezus je hierin aanreikt, benut.
Afhankelijk
De bijbelse mondigheid onderscheidt zich wezenlijk van de mondigheid die we tegenwoordig in de wereld rondom ons heen zien: men stelt zich onafhankelijk op en komt vaak met een grote mond op voor eigen belang. Men zegt wat men ervan denkt; men laat niet over zich lopen. Deze uitingen van ‘mondigheid’ zijn bepaald niet nuttig in een gemeente die zich toebereidt op de komst, de parousia van Jezus Christus. Zij doen afbreuk aan de vorming van de gemeente.
Bijbelse mondigheid heeft niets te maken met onafhankelijkheid. Zij functioneert in de persoonlijke relatie met Jezus. Zij bloeit op in zachtmoedigheid en ootmoedigheid, en uit zich in bereidheid om zijn wil te doen.
Als Jezus
Geestelijk mondige mensen (leren) spreken en handelen zoals Jezus, vanuit een denken dat samengroeit met zijn denken, en met een in- en opstelling zoals Hij. Jezus stelt hen daartoe in staat, geeft hun daartoe bevoegdheid. Het is een spreken en handelen gericht op het belang van Jezus en zijn gemeente. Met kennis, inzicht en wijsheid; in waarheid en liefde. Met respect voor de mens, als persoon, als mens-in-Christus. Met inachtneming van de plaats die ieder mens van Christus in Gods Koninkrijk ontvangt.
Geestelijk mondige mensen kunnen vanuit hun relatie met Jezus op het juiste moment spreken en handelen. Zij kunnen evenwel ook zwijgen en afwachten, zelfs als zij tot spreken of optreden worden uitgedaagd. Zij leven vanuit de werkelijkheid van Christus, zij willen alleen doen wat zij Jezus zien doen. Zij laten niet hun eigen wil of de wil van een ander geschieden, maar doen Gods wil. Zij geloven en ervaren dat de Heer hun in alle situaties en omstandigheden mond en wijsheid geeft (naar Luc.21:15).
Overwinnaars
Geestelijk mondige mensen laten zich niet meer als ‘onmondigen’ heen en weer slingeren door allerlei wind van leer, noch zich beïnvloeden door het valse en sluwe spel van machten der duisternis, zelfs als dit door mensen heen plaatsvindt (naar Ef.4:14). Zij reageren geestelijk en niet vleselijk (zie 1Cor.3:1). Zij doorzien het complot van de boze geesten die hen klein, onmondig en onvruchtbaar willen houden, of willen opjutten om buiten hun bevoegdheden te treden. En werken met de macht en de bevoegdheid die zij van Jezus ontvangen om op slangen en schorpioenen te treden (Luc.10:19). Zij doorbreken deze bevoogding en dwingelandij in de naam van Jezus. Zij klimmen met hun Heer steeds hogerop en verdrijven in hun hemel alle berg en eiland van zijn plaats (Op.6:14b, zie ook BS 32/5). Uiteindelijk passeren zij Belial, de aanvoerder van de antichristelijke legermacht.
Aan de orde
Geestelijke mondigheid komt te voorschijn in het leven met Christus, als vrucht van gemeenschap met Hem. Je kunt het vergelijken met bloesem. Daaraan zie je dat de rijpe, volle en kostelijke vrucht - de geestelijke volwassenheid - binnenkort openbaar komt.
Het ontwikkelen van deze mondigheid is aan de orde voor iedere gelovige die het zesde zegel binnengaat. Hierin blijkt of je werkelijk door Christus leeft en het Lam volgt, waar Hij ook heengaat. Of je werkelijk drinkt uit de waterbronnen die Hij in je leven opent. Of je werkelijk staat voor de troon van God en Hem dag en nacht in zijn tempel vereert.
Door het mondig worden van haar leden krijgt het lichaam van Christus gestalte in de hemel. Zij wordt een groot teken: een vrouw, met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd (Op.12:1). De geestelijke zwangerschap kan dan worden voltooid, de geestelijke volwassenheid gebaard.
Laten wij ernst maken met dit heil en niet in de geestelijke kinderschoenen blijven staan. Hanteer voor jezelf en samen met je broeders en zusters de mogelijkheden die Jezus voor ons ontsluit in de opening van het zesde zegel. Dan houden wij deel aan Christus en kan Hij zijn werk in ons voortzetten.
Vervolg
We hebben in deze bijbelstudie slechts een globaal beeld geschetst van de opening van het zesde zegel, om de kern van de zaak duidelijk voor ogen te krijgen. In de komende bijbelstudies werken we het genoemde gedeelte uit Openbaring 6 en 7 verder uit.
Herkent u zich in de reeds besproken dingen? Bemerkt u dat de Heer dit aan uw hart openbaart? Het zesde zegel is dan aan het opengaan in uw leven. Het zal in uw relatie met de Heer nog verder opengaan en doorleefd kunnen worden.
Prijs u gelukkig, omdat uw ogen zien, uw oren horen, uw hart verstaat en gelooft, u deel hebt aan het heil des Heren. Ga door op deze weg. Blijf de wil van God doen, dan blijft u tot in eeuwigheid (1Joh.2:17). Prijs en dank uw Heer voor alles wat Hij doet!