De opening van het vierde zegel
Inleiding
Jezus wil zijn gemeente de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen openbaren (naar Mat.13:11). Daartoe opent Hij in onze hemel de zegels van de boekrol. Bij het eerste zegel geeft Jezus zicht op het geheimenis van Christus (BS 29). Vanaf het tweede zegel laat Hij licht vallen op het geheimenis der wetteloosheid (BS 30,31).
Het vierde zegel completeert de profetische beschrijving van dit geheimenis. Wanneer je de woorden en beelden van het tweede, derde en vierde zegel samenvoegt, krijg je een totaalbeeld van de antichristelijke werkingen tegen de gemeente van Jezus Christus.
Jezus volgen
Het (leren) onderscheiden van deze belialse werkingen is nodig om Jezus echt te kunnen volgen. Het je volledig geven aan Hem en je geheel openen voor de verwerkelijking van het geheimenis van Christus in je leven gaat samen op met een je volledig afsluiten voor de werkingen van het geheimenis der wetteloosheid en een je geheel onttrekken aan de invloed van Belial en de zijnen.
Dan rijden wij met Jezus uit op witte paarden en overwinnen wij in zijn naam de vijanden die op paarden in andere kleuren tegen ons optrekken. Terzijde gestaan door Michaël en zijn engelen krijgen wij gaandeweg macht over de gehele legermacht van de vijand. Zo krijgt de openbaring van Jezus Christus in ons leven gestalte en groeit zijn gemeente uit tot een groot teken in de hemel (Op.12:1).
Het vierde zegel
En toen Hij (=Jezus) het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde dier zeggen: Kom! En ik zag, en zie, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood, en het dodenrijk volgde achter hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde om te doden, met het zwaard, met de honger, met de zwarte dood en door de wilde dieren der aarde (Op.6:7,8).
Ook bij deze opening mogen we ‘naderbij’ komen en gaan begrijpen waarom Jezus ons nu een vaal paard laat zien en waarom er hier sprake is van werkingen vanuit dood en dodenrijk. Ook in deze wetteloze werkingen wil de Heer ons inzicht geven. We mogen ze gaan herkennen, opdat ze in ons eigen leven en in de gemeente geen plaats krijgen.
Vaal
Het vierde paard is ‘vaal’ van kleur. In de grondtekst staat chloros: 1. (licht)groen, 2. geelgroen, bleekgroen, vaal. Dit woord is afgeleid van chloe: jonge plant, jong gras. In de betekenis ‘lichtgroen’ wijst chloros daarom op de karakteristieke kleur van jonge planten: van het gewas (Op.9:4) en van het groene gras (Mar.6:39, Op.8:7). In de betekenis ‘geelgroen, bleekgroen, vaal’ duidt chloros evenwel de kleur aan van (zee)water, van het gezicht van een zieke en van een lijk. In het verlengde hiervan typeert het - ook in buitenbijbels Grieks - onder meer de dood (zie: Studiebijbel van het Nieuwe Testament).
Deze laatste betekenis is van toepassing in Openbaring 6:8. In de vale, geelgroene kleur van het vierde paard blijkt reeds de relatie met de dood en het dodenrijk die in hetzelfde vers worden genoemd. In de Kanttekeningen op de Statenvertaling wordt bij dit vers gesproken van bleekgroen, de kleur van verdorrende bladeren.
Opletten
De twee betekenissen van chloros lijken in eerste instantie niets met elkaar gemeen te hebben: wat heeft de frisheid van het nieuwe, jonge en gezonde leven te maken met het ongezonde en ziekelijke uiterlijk van een stervende? Hoe kan met één woord zowel het lichtgroene uiterlijk van jonge bladeren worden aangeduid alsook het bleekgroene uiterlijk van verdorrende bladeren?
Je moet bij chloros kennelijk goed opletten. Als je alléén op de kleur afgaat, bespeur je op het eerste gezicht geen verschil tussen nieuwe, zich ontwikkelende bladeren en oude, verdorrende bladeren: allebei geelachtig groen. Wanneer je beide bladeren daarentegen wat nauwkeuriger beziet, ontdek je al snel het immense verschil tussen leven en dood, tussen nieuw en oud, tussen het oplevende, vooruitgaande en het verdorrende, achteruitgaande.
Inzicht
Ik geloof dat Jezus met het woord chloros de geestelijke werkelijkheid van het vierde zegel nauwkeurig beschrijft. Hij wil helder licht werpen op díe werkingen binnen het geheimenis der wetteloosheid die de schijn van (nieuw) leven wekken, maar in feite rechtstreeks naar de dood voeren. Op machten die zich voordoen als engelen des lichts maar in de grond der zaak als grimmige wolven de gemeente willen binnendringen om de kudde te doden (naar 2Cor.11:14 en Hand.20:29).
Met de opening van het vierde zegel nodigt Jezus zijn gemeente uit om ook met dit licht dat Hij in onze hemel laat schijnen, te gaan werken. Om na het onderscheiden van de werkingen van het rode en zwarte paard nu ook zicht te krijgen op het aandeel van het vale, geelgroene paard in het geheel van antichristelijke werkingen. Om in eigen hemel nauwkeurig toe te zien en niet iedere geest op het eerste gezicht te vertrouwen, maar samen met Hem de geesten te beproeven of zij uit God zijn (naar 1Joh.4:1).
Dood en dodenrijk
Het geelgroene paard wordt bereden door een ruiter waarvan de naam wordt genoemd: de dood; het dodenrijk volgt in zijn spoor (Op.6:8). Trekt Dood hier zélf uit? Verlaat de koning van het rijk des doods zijn domein (Stb.30/5)? Volgen zijn ondergeschikten, de doodsmachten, hem in deze uittocht? Laten zij het dodenrijk, de geestelijke gevangenis, ‘onbeheerd’ achter?
Dood en zijn doodsmachten zijn niet toegerust voor een geestelijke strijd. Zij behoren tot de gevallen serafs, niet tot de gevallen cherubs (Stb.30/9). Het zijn geen strijders, maar heersers. Zij zetten hun macht niet in om de mens aan te vallen en tot zonde te brengen, maar gebruiken hun kracht om de in zonde gevallen mens het ‘loon der zonde’ uit te keren (naar Rom.6:23). Zij brengen de mens na zijn zonde in een andere, nieuwe situatie: gescheiden van God. Deze toestand wordt door hen ingesteld, bewaakt en in stand gehouden: zij heersen over allen die in hun machtsgebied terechtkomen (Stb.30/4).
Laatste vijand
Dood en zijn doodsmachten kunnen dus niet uittrekken. Ondanks alle vijandschap tegen het rijk van licht en leven zijn zij niet in staat om de strijd tegen de gemeente van Jezus Christus op te nemen. Van de geestelijke situatie waaraan zij samen gestalte geven - het dodenrijk - zou niets overblijven. Zij verzetten zich op een andere wijze dan Satan, Belial en het leger van demonen tegen het werk van Jezus Christus, tegen de vestiging van het Koninkrijk Gods in mensen. Zij stellen zich onverzettelijk op; zij zullen van hun plaats, hun machtspositie in de hemelse gewesten, verdreven moeten worden. Om deze reden spreekt de bijbel over Dood als de ‘laatste vijand’ (1Cor.15:25).
Pas nadat de gehele legermacht van Satan definitief is overwonnen, gaat Jezus met zijn gemeente de confrontatie met Dood en dodenrijk aan. Dit gebeurt bij het laatste oordeel. Het dodenrijk wordt dan geheel ontmanteld en tenietgedaan. Hierbij komen Dood en zijn doodsmachten terecht in de poel des vuurs (Op.20:13-15). Bij de bespreking van het laatste oordeel komen we hierop uitvoerig terug.
Vanuit de afgrond
De geesten waarop Jezus bij het openen van het vierde zegel zicht geeft, zijn dus geen doodsmachten, maar demonen uit de legermacht van Satan die op bepaalde wijze met Dood en zijn dodenrijk verbonden zijn. Geesten die in de afgrond - het duistere deel van het dodenrijk (Stb.31/7) - zijn geweest en daaruit op occulte wijze zijn losgekomen (zie Stb.49/3). Machten die een zekere tijdsperiode in de afgrondsituatie gevangen hebben gezeten en de overheersing van Apollyon, de verderver, en zijn verderfengelen als een pijniging hebben ervaren. Het zijn occulte geesten (Stb.50/3).
Na hun terugkeer in de legermacht blijven deze demonen zich de overheersing van het dodenrijk herinneren. De pijniging die zij in het machtsgebied van de verderver hebben ondergaan, blijft hen bij. Zij dragen de dreigende en verstikkende sfeer van de afgrond bij zich. In zekere zin blijven zij 'verbonden' met Apollyon. Zij zijn daarmee belast. Het is aan hun wezen ‘toegevoegd’ (Stb.50/2).
Schorpioenen
Met het oog op deze occulte geesten spreekt Jezus in Lucas 10:19 over slangen en schorpioenen. Demonen zijn te vergelijken met slangen (zie Mar.16:18). Demonen die op occulte wijze uit de afgrond terugkeren, gedragen zich als schorpioenen (zie Op.9:5). Zij brengen het klimaat van het dodenrijk en de pijn van de afgrond over op hun prooi (zie ook Stb.50/5-7).
Openbaring 6:14 spreekt in dit kader over bergen en eilanden. Een berg duidt op een grootvorst in de legermacht van Satan. Een eiland is een berg die zich vanuit de diepte van de zee - een beeld van de afgrond - verheft. Een eiland wijst daarom op een occultegrootvorst wiens wezen en werken na terugkomst in het demonenleger mede bepaald worden door de vorst van de afgrond, Apollyon (Stb.50/7-8).
Occulte geesten
De ruiter op het geelgroene paard vertegenwoordigt op grond van het voorgaande het aandeel van de occulte machten en grootvorsten in de antichristelijke legermacht van Belial. Op het eerste gezicht lijken deze geesten nieuw ‘leven’ te bewerken, de gelovige nieuwe kansen en perspectieven te bieden, maar deze schijn bedriegt. Hun wordt macht gegeven om te doden, zegt Openbaring 6:8; hun werkingen zijn pseudo-christelijk, vals en bedrieglijk. Deze machten spiegelen je een pseudo-waarheid en werkelijkheid voor, maar laten je gaandeweg in het tegenovergestelde van de waarheid en werkelijkheid van Christus terechtkomen. Zij blijken anti-christelijk te zijn: zij beroven je van heil en doen je de prijs Gods missen; zij voeren je naar het verderf (zie ook BS 8/11).
Onderscheiden
Wanneer je door het opengaan van het tweede en derde zegel in je leven zicht hebt op de rode en zwarte werkingen binnen het geheimenis der wetteloosheid, vallen de geelgroene werkingen in het licht dat Jezus je bij het openen van het vierde zegel geeft, direct op. Zij stemmen niet overeen met het wezen en de werken van onze Heer.
Wanneer je de werkingen van het rode en zwarte paard niet doorziet, is het moeilijker om de invloed van het vale paard in je hemel op te merken. Het licht van Jezus wordt dan afgeschermd, de zaken lopen dan door elkaar. Het valt dan niet mee om staande te blijven en de ruiter op het witte paard te blijven volgen.
Aanvullend
De werkingen van het geelgroene paard vullen de werkingen van het rode en zwarte paard aan in hun strijd tegen het witte paard (zie ook BS 31/6).
Waar rood en zwart samen het aanwezige wit bedekken en uitschakelen, biedt geelgroen de ‘alternatieven’ en ‘oplossingen’ aan in de ontstane situatie. De geestelijke hongersnood en armoede - door ‘vermenging’ en ‘verduistering’ ontstaan - wordt dan op bedrieglijke wijze gecompenseerd. Reeds ‘bespeelde’ en ‘omgebogen’ verlangens worden op pseudo-christelijke wijze bevredigd.
Op het eerste gezicht lijken deze alternatieven en oplossingen veel in te houden: ze schijnen vernieuwing te bewerken. Ze blijken echter ‘niets’ aan te reiken. Nog erger: ze bewerken vernieling.
Waarschuwingen
Jezus waarschuwt ons in Mattheüs 24:23-26 voor deze valse en bedrieglijke werkingen: Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of: Hier, gelooft het niet. Want er zullen valse christussen (Gr: pseudochristos) en valse profeten (Gr: pseudoprophetes) opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden. Zie, Ik heb het u voorzegd. Indien men dan tot u zegt: Zie, Hij is in de woestijn, gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer, gelooft het niet.
Paulus plaatst deze ‘krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen’ in het kader van de naderende komst van de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs (2Th.2:9). Deze werkingen leiden de openbaring van deze antichrist in. Ze hebben een concrete plaats in het geheimenis der wetteloosheid (vs.7). Ook Paulus waarschuwt ons voor deze ‘verlokkende ongerechtigheid’. Hij roept ons op ‘de liefde tot de waarheid’ te aanvaarden en in gemeenschap met Jezus tot volheid te ontwikkelen. Dan kunnen we vast blijven staan, in de verdergaande heiliging van de gemeente meegaan en toekomen aan het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus (uit vs.10-15).
Herkenning?
Vele gelovigen in onze tijd zijn naarstig op zoek naar genezing, voorspoed en succes in het leven. Op slinkse wijze speelt de ruiter op het geelgroene paard in op deze reeds besmette, aardsgerichte verlangens. In (veelal massale) samenkomsten raakt men onder de indruk van de ogenschijnlijke resultaten en de (vaak) spectaculaire wijze waarop deze worden bereikt. Dat de onderbouwing vanuit het woord van God niet ‘sterk’ is, wordt niet meer zo belangrijk gevonden: dit ‘werkt’tenminste! Het beleven van geestelijke werkingen wordt belangrijker dan het beproeven van de geesten die hierachter zitten. Vele harten gaan open voor al dit ‘nieuwe’. Men komt in beweging en opschudding; het fascineert. Men ‘valt’ in de Geest en ‘rust’ in de Geest. Men geeft zich over aan allerlei ‘werkingen’ van de Geest... Maar ook nu geldt: schijn bedriegt!
Door onvoldoende zicht op de werkelijkheid van Christus worden de pseudo-christelijke werkingen niet onderscheiden. Door gebrek aan kennis nemen gelovigen geen afstand van iets waarvan zij menen dat God erin werkt. Het voert hen evenwel niet omhoog in de ‘hemel’, maar werpt hen neer op ‘aarde’.
Godsbeeld
Vanuit een juist en bijbels beeld van God en Jezus Christus weten wij dat de Heer je niet achterover laat vallen, wanneer Hij je in liefde tegemoet treedt; Hij vat je bij de hand en richt je juist op. Jezus schakelt je niet uit bij het werk dat Hij in je hart wil doen; Hij schakelt je hierbij juist in.
Wanneer het zicht op God en Jezus reeds is aangetast, kan de ruiter op het vale paard hier op sluwe wijze misbruik van maken. Hij misleidt en bedriegt de goed-gelovige mens. Hij benevelt het volk des Heren, wiegt haar in slaap en maakt haar geestelijk onklaar.
Alternatieve
Je kunt vandaag de dag onder de gelovigen een steeds sterker wordende belangstelling bespeuren voor het ‘spirituele’ en ‘alternatieve’ in therapieën en geneeswijzen. Maar weet men wel uit welke bronnen reiki, acupunctuur en yoga voortkomen, en op welke grondslagen de homeopathie berust? We noemen maar enkele voorbeelden. Heeft men daar een helder en bijbels zicht op?
En wat te denken van de ‘ontevredenheid’ onder vele gelovigen wat betreft de situatie in hun gemeente? Men vindt dat er iets ‘anders’ moet gaan gebeuren, het ‘bestaande’ biedt geen perspectieven meer, leidt niet tot oplossingen. De tijd van ‘grote ideeën’ is voorbij, meent men; het postmoderne denken sluipt naar binnen, alsook het gedachtegoed van de new age-beweging. Dat hiermee het evangelie van Jezus Christus wordt ontkend en ontkracht, en de weg wordt gebaand voor de ruiter op het geelgroene paard, beseft men niet.
Betovering
Evenals schorpioenen kunnen occulte geesten de gelovige geruime tijd biologeren. De pijnigende steek komt later. Dit geldt met name voor de werkingen van de ruiter op het geelgroene paard. Gedurende de betovering lijkt alles ‘goed’ te gaan. Occulte machten laten hun prooi echter niet zo makkelijk meer los. Zij nemen de mens in hun dodelijke greep en slaan in een later stadium verder toe. Zij voeren hem uit ‘Kanaän’ - het werkterrein van Christus - en brengen hem in ‘Babel’ - het machtsgebied van Belial. Zonder dat de gelovige het beseft, wijkt de hemel voor zijn ogen gaandeweg terug als een boekrol die wordt opgerold (Op.6:14). Wat hij geestelijk in handen heeft, wordt hem stilaan ontnomen.
Babylon
Door de gezamenlijke werkingen van het rode, zwarte en geelgroene paard raken mensen steeds meer verstrikt in het ‘babelse’. Zij laten zich meevoeren naar vele wateren, gaan drinken uit meerdere bronnen. Terwijl zij menen dat nieuwe perspectieven zich openen, verstevigt de koning van Babel - Belial - zijn greep op hun leven (zie ook BS 30/10,11).
Samen met andere ballingen worden zij op den duur een ‘woonplaats van duivelen, een schuilplaats van onreine geesten’ (naar Op.18:2). Als er geen verandering komt in hun situatie krijgen zij uiteindelijk ook deel aan de pijn en de plagen die Babylon treffen, aan de dood en het verderf dat Belial en de zijnen bij zich dragen en dat Babylon ten onder doet gaan (naar Op.18:4).
Wat een levensgevaarlijke ontwikkeling. En wat een venijnig aandeel heeft de ruiter op het geelgroene paard hierin!
Breed terrein
Het werkterrein van occulte geesten is breed. Je komt deze machten ook tegen in de ‘lieve’ en ‘vrome’ hoek van het evangelische denken, in science fiction, muziek, films, reclame, computergames en in allerlei vormen van (geestelijke) verslaving. Denk ook aan toverij, waarzeggerij en afgoderij, spiritisme en magnetisme. Deze opsomming is verre van compleet. Bovendien kunnen zich vandaag of morgen weer nieuwe vormen ontwikkelen...
Steeds weer brengen occulte geesten de mens eerst onder een zekere ‘bekoring’: zij fascineren en betoveren de niet-waakzame mens. Direct daarna nemen zij hem in een ijzige greep met de bedoeling hem te ‘doden’.
Complot
Met het openen van het vierde zegel wijst Jezus ons op het gezamenlijke optreden van de ruiters op het rode, zwarte en geelgroene paard. In de opsomming aan het einde van Openbaring 6:8 wijst het zwaard terug naar vers 4 (tweede zegel), de honger naar vers 6 (derde zegel), terwijl de dood en de wilde dieren verwijzen naar het eerste deel van vers 8 (vierde zegel). Onder leiding van Belial stellen alle divisieszich in slagorde op, spannen alle duistere machthebbers samen tegen de Heer en zijn gezalfde (naar Ps.2:2) - tegen Jezus en zijn gemeente. Gezamenlijk richten de machten der duisternis zich op het ‘doden’ van mensen op aarde; vanuit allerlei invalshoeken werken zij aan de uitvoering van het geheimenis der wetteloosheid.
Oproep van Jezus
Ook bij de opening van het vierde zegel roept Jezus ons op Hem te volgen in het door Hem ontstoken licht, om als zonen des lichts te wandelen en de onvruchtbare werken der duisternis te ontmaskeren: Laat niemand u misleiden met drogredenen; toets wat de Heer welbehaaglijk is (uit Ef.5:6-10)
Bij dit toetsen dienen we niet af te gaan op ons gevoel of onze ervaringen, noch op het feit dat vele anderen het eveneens beleven als ‘van God’. Wij dienen ons te baseren op het woord van God, het evangelie van Jezus Christus, op wat de Heer ons door woord en Geest in zijn gemeente aanreikt, met name door het verbreken van de zegels van de boekrol.
Belofte van Jezus
Wij mogen alle aanslagen van Belial leren doorzien, of ze nu voortkomen uit de rode, de zwarte of de geelgroene divisies van zijn antichristelijke legermacht.
Jezus geeft ons macht op slangen en schorpioenen te treden, met de belofte dat niets ons enig kwaad zal doen (Luc.10:19). Vanuit onze verbondenheid met Jezus mogen wij in de verdergaande ontwikkeling alle berg en eiland van hun plaats rukken; hen elke macht en invloed in onze hemel ontnemen (Op.6:14b). Wij mogen hierbij ook denken aan de occulte geesten die werkzaam zijn vanuit familie of voorgeslacht, aan grootvorsten die in meerdere geslachten werken, of door de eeuwen heen zelfs hele volksstammen en naties onder hun macht hebben gekregen. Als gemeente van Christus zullen wij met Jezus, ons hoofd, Belial en de zijnen uiteindelijk geheel passeren!
In Kanaän
Wij hoeven geestelijk niet in Babel terecht te komen. Jezus wil zijn gemeente hiervoor bewaren. Wij mogen wonen in het land waarin Hij ons plaatst, het land dat God voor ons bedoelt, het hemelse Kanaän (naar Ps.37:3). We hoeven ons dit niet te laten ontnemen (GNB); door getrouwheid te betrachten kunnen we hier blijven wonen (Can).
Met Jezus, onze Heer, mogen we de boosdoeners en goddelozen uitroeien (vs.9, 34), de geweldenaar (!) voorbijgaan (vs.35,36). Als gezegenden des Heren mogen wij het land beërven (vs.22), ons verlustigen in grote vrede (vs.11). God zal ons verhogen; wij zullen het land voor altoos en immer met Hem mogen bewonen (vs.27,29).
Trek uit Babel
Indien er desondanks tóch ‘Babylonische kenmerken’ in onze levens te bespeuren zijn - indien er reeds sprake ís van geestelijke ‘ballingschap’ - kunnen wij er te allen tijde in de naam van Jezus van worden verlost. Hoe ver reeds verstrikt geraakt in het web van de boze, niets is onmogelijk voor degene die zijn situatie gaat inzien en zijn geloof en hoop vestigt op Jezus Christus, de Heer.
Met het openen van het tweede, derde en vierde zegel maakt Jezus het voor iedere gelovige mogelijk om weg te trekken uit Babel, om los te komen van elke verwarring, van iedere bedekking en van alle vormen van betovering: Ga uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen (Op.18:4). De Heer wil alle schade die in Babel tot stand is gebracht, herstellen. Hij wil zelfs de jaren die we in Babel hebben moeten doorbrengen, vergoeden (naar Joël 2:25). Wat een liefde en genade van God komt hierin openbaar!
Volkomen verlossing
Het is voor ieder van ons aan de orde om ernst te maken met dit heil, om volledig in te gaan op de goddelijke mogelijkheden die Jezus voor ons opent. De Heer wil ons in zijn gemeente volledig vrijmaken van de machten der duisternis, ons geheel losmaken van de (occulte) werkingen van het geheimenis der wetteloosheid.
Jezus heeft ons verlost en zal ons verder verlossen; een eeuwige verlossing geeft Hij (naar 2Cor.1:11 en Jes.45:17). Hij is de grote overwinnaar. Hij stelt ons in staat (meer dan) overwinnaar te worden door Hem die ons liefheeft (naar Rom.8:37). Met Hem zullen wij de ruiters op het rode, zwarte en vale, geelgroene paard volledig overwinnen.
In vreugde
We mogen onze vijanden leren onderscheiden en bestrijden. In het licht dat Jezus ons schenkt, met de macht die Hij ons geeft. Breek daarom met elke (occulte) geest, kom los uit elke verwarring, bedekking en betovering. Word nuchter en waakzaam. Leef vanuit vergeving en verlossing. Kom mee in de verdergaande vernieuwing van denken, spreken en leven die door Gods Geest mogelijk is. Vestig je hoop volkomen op de genade die je gebracht wordt door de openbaring van Jezus Christus, door het steeds verder opengaan van de boekrol in je leven. Geef Hem alle gelegenheid zijn werk in je leven voort te zetten en te voleindigen.
Laten wij in grote vreugde en vrede samen verder optrekken: in witte klederen, op witte paarden, achter Jezus aan. De gemeente komt dan in volheid openbaar. Gods plan wordt dan werkelijkheid.
Wat een voorrecht voor u en mij om hierbij betrokken te mogen zijn en deze ontwikkeling persoonlijk en als gemeente te mogen meemaken. Prijs Jezus voor zijn openbaring in ons leven. Prijs God voor zijn oneindige goedheid en liefde.