De vrucht van de Geest in de gemeente (1)

Inleiding

Jezus wil zijn gemeente in hemel en op aarde als ‘lichaam van Christus’ te voorschijn doen komen (BS 8). In dit ontwikkelingsproces mag iedere gelovige zich in gemeenschap met het hoofd bewust worden van zijn plaats en positie in (het lichaam van) Christus en zich mee inzetten voor het ontstaan van geestelijke ‘banden en pezen’ (BS 9-11). Door de genade die God ieder afzonderlijk geeft, mag ieder lid als ‘gave’ aan de gemeente gaan functioneren (BS 12-19).

Jezus leidt deze ontwikkeling door woord en Geest: Hij is het hoofd. Hij stuurt aan op volheid en heerlijkheid, op het bereiken van het doel van God met de gemeente. Hierin werkt Jezus mede door mensen heen: zij mogen als ‘van God gegeven leiding’ in zijn lichaam functioneren (BS 20-22).

In deze gezonde ontwikkeling groeit en rijpt de vrucht van de Geest. Op dit aspect van ons gemeente-leven gaan we nu in.

Gaven en vrucht

Er is verschil tussen de vrucht van de Geest en de gaven van de Geest. Bij de gaven van de Geest gaat het om ontwikkeling van (geestelijke) bekwaamheden en vermogens (BS 12/3). Bij de vrucht van de Geest gaat het om ontwikkeling van de gezindheid van Christus, het karakter van de ware mens Gods, om de openbaring van de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef.4:13).

Geestelijke gaven komen naar voren in het functioneren binnen de gemeente: in spreken en werken. De vrucht van de Geest openbaart zich in het zijn: in het leven als lid van het lichaam van Christus. Aan de vrucht kent met de boom (Mat.12:33).

Geestelijke gaven en bedieningen zijn er in grote verscheidenheid: zij zijn mens-specifiek (BS 12/6). Daarentegen noemt de bijbel slechts één vrucht: de vrucht van de Geest, de gezindheid van Christus, het door God bedoelde geheel van karaktereigenschappen van de (volwassen) mens Gods (Gal.5:22).

Er is ook overeenkomst: gaven en vrucht van de Geest ontwikkelen zich in gemeenschap met Jezus Christus. Zij ontstaan door het werk van de Geest Gods in onze harten en levens.

Vrucht en leven

We spreken over ‘vrucht’ wanneer iets op organische wijze door groei en rijping te voorschijn komt. Vruchtvorming vindt daarom alleen plaats in een levend organisme. Vrucht wordt in en door het leven voortgebracht; het past bij het leven en is vervuld van dit leven. Zo heeft God het geschapen (Stb.4/4).

De vrucht van de Geest komt dus alleen tevoorschijn in een leven door de Geest. Wat Paulus zegt over de vrucht van de Geest (Gal.5:22) staat in een gedeelte over het wandelen en leven door de Geest: een leven waarin je meegaat in het begeren van de Geest, je (bewust) door de Geest laat leiden en door deze Geest het spoor houdt (vs.13-26).

Leven door de Geest

Leven door de Geest is leven in diepe verbondenheid met Hem die in deze Geest werkt: Jezus Christus. Het is leven in en vanuit je positie in Hem, in zijn waarheid en werkelijkheid, in de kracht en de vrijheid die Hij geeft, vanuit de overvloed van zijn genade. Het is leven door Hem (1Joh.4:9).

Dit leven door de Geest wordt mogelijk na wedergeboorte en doop in heilige Geest. Je krijgt dan in de hemelse gewesten een plaats in Christus (Ef.2:6). Je krijgt gemeenschap met Jezus in heilige Geest, een verbondenheid van hart tot hart (Stb.71/3 ev.): je wordt één geest met Hem (1Cor.6:17).

Het leven Gods komt vanuit deze gemeenschap met de Heer tot groei en ontwikkeling. Jezus stelt je in staat om geestelijk de handen uit de mouwen te steken en samen met Hem te bouwen op het nieuwe fundament, te werken aan volkomen eenheid met Hem, naar geest, ziel en lichaam. Om in het leven door Hem toe te groeien naar het ‘vervuld worden van Hem die alles in allen volmaakt’ (Ef.1:23).

Gericht op Hem

In het leven door de Geest zoek je de dingen die boven zijn, waar Christus is (Col.3:1,2). Je stelt je hart open voor het woord van Christus en de werking van de Geest Gods. Je gaat mee in wat Jezus in je bewerkt: (verdere) reiniging en heiliging, vernieuwing van denken en leven, vervulling van heilige Geest. Je laat je als levende steen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis. Je geeft door je leven mede vorm aan het lichaam van Christus. Je zet onder zijn bezielende leiding de waarheid in leven om, je laat het woord vlees worden in je bestaan. Je leven is met Christus verborgen in God (Col.3:3). In dit leven door de Geest ben je niet langer gericht op wat je zelf wilt, maar op wat God en Christus willen. Je leidt een godvruchtig leven in plaats van een zelfzuchtig leven.

Wil van God

God wil dat ieder mens op deze wijze door de Geest leeft en in dit leven de vrucht van de Geest voortbrengt. In Jezus Christus schenkt God ons uit zijn volheid hiertoe genade op genade (naar Joh.1:16-17). Buiten Jezus is dit leven niet mogelijk, buiten het lichaam van Christus evenmin. Alleen in volledige verbondenheid met Hem kunnen wij de wil van God doen en alle gerechtigheid vervullen (naar Mat.3:15).

Jezus geeft wat hiervoor nodig is: leven, kracht en vrijheid. Met Hem ben je in staat om mede vorm te geven aan het lichaam van Christus en het Koninkrijk van God. Alsook om je bewust te onttrekken aan iedere vijandige werking in de geestelijke wereld en vrij te blijven van alles wat afbreuk doet aan de wording van de gemeente van Christus. In zijn kracht en vrijheid ben je in staat om geestelijk stand te houden en je niet weer een slavenjuk te laten opleggen (Gal.5:1). Om de goede weg te blijven bewandelen en aan de waarheid gehoorzaam te blijven (naar vs.7).

Kracht en vrijheid

Goddelijke kracht functioneert alleen in gemeenschap met Jezus. Je bent geestelijk sterk wanneer je je zwak opstelt in Hem: wanneer je het niet van eigen kracht en inspanning verwacht, maar van Hem (2Cor.12:9-10 en 13:4).

Zo bestaat ook goddelijke vrijheid alleen in afhankelijkheid van Jezus: je bent geestelijk vrij als je gebonden bent aan Hem. Hierin ligt geen tegenstrijdigheid; het duidt op een hemelse werkelijkheid: het is de kracht en de vrijheid van Christus, de kracht en vrijheid die je kunt beleven in Christus, in het leven met Hem.

Je kunt de kracht van Christus niet verwerven, de vrijheid van Christus niet verdienen door eigen gerechtigheid: door het doen van goede werken, door je in te spannen om zo goed mogelijk te voldoen aan geboden en voorschriften. Jezus wil het je eenvoudig schenken uit de rijkdom van zijn genade. Door bevrijding in zijn naam en doop in heilige Geest. Door werking van zijn woord en Geest. Jezus maakt je werkelijk vrij en bekrachtigt je met alle kracht (Joh.8:36, Col.1:11). Je mag dit in geloof ontvangen van Hem en met blijdschap beleven in Hem. Je mag je ontspannen in de genade en de gerechtigheid die Hij geeft, op de plaats die Hij je in Hemzelf, in zijn lichaam, biedt.

Zo kun je mens worden naar Gods hart. En samen met Jezus - als levend lid van zijn lichaam - het doel van God bereiken: in liefde in elk opzicht toegroeien naar Hem die het hoofd is, Christus (Ef.4:15). Naar de mannelijke rijpheid: de gehele omvang van de volheid van de Christus (vs.13 Wb).

Weerstand

Satan wil voorkomen dat de vrucht van de Geest in ons bestaan rijpt en in de gemeente van Jezus Christus tot volle openbaring komt. Daarom weerstaat hij samen met zijn duivelse legermacht het leven door de Geest. Hij betwist de verkregen kracht en vrijheid waarin dit leven mogelijk is. Hij ontkent de gerechtigheid die je in Christus ontvangt. Hij klaagt je aan, zet je geestelijk en/of lichamelijk onder druk en probeert je aandacht steeds weer op te eisen voor de dingen van beneden, die op de aarde zijn. Hij zet aan tot onafhankelijkheid en individualisme; tot een leven buiten de genade, los van Christus. Zo tracht hij het woord Gods in je leven van zijn kracht te beroven en de doorwerking van de Geest Gods te verhinderen.

Paulus weet dit. Bij het bespreken van het wandelen en leven door de Geest besteedt hij daarom ook aandacht aan de werkingen die hiertegen ingaan. Hij schrijft: Wandel door de Geest en voldoe niet aan het begeren van het vlees. Want het begeren van het vlees gaat in tegen de Geest en dat van de Geest tegen het vlees (want deze staan tegenover elkander) zodat gij niet doet wat gij maar wenst (Gal.5:16-17).

Vlees

We dienen de betekenis van het woord ‘vlees’ in dit gedeelte goed te verstaan. Paulus spreekt hier niet over ons natuurlijke lichaam. Ons lichaam van ‘vlees en bloed’ is door God geschapen: het mag een tempel zijn van de heilige Geest (1Cor.6:19). Het vlees an sich is goed, het leven in het vlees (ons natuurlijke bestaan) eveneens: hierin mogen wij God verheerlijken (vs.20). Het gaat in Galaten 5 over een leven naar het vlees: een leefwijze die ingaat tegen de wil en bedoeling van God.

Geen strijd tegen jezelf

Geest en vlees duiden in deze verzen niet op twee kanten van onze menselijke aard: het goede en het slechte in ons. Of op een bepaalde kloof of strijd tussen je geest en je lichaam, tussen de innerlijke en de uiterlijke mens. Paulus doelt niet op een ‘tweedeling’ in jezelf die je door een ‘kruisiging’ van jezelf moet zien op te lossen (Gal.5:24): Wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Ef.6:12).

Wij hoeven niet tegen ons eigen lichaam of tegen onszèlf te strijden, noch tegen andere mensen: onze strijd ligt in de hemel. Paulus spreekt duidelijke taal. De termen ‘Geest’ en ‘vlees’ duiden in Galaten 5 op krachten en invloeden die van buitenaf bepalend zijn voor de situatie waarin wij als mens naar geest, ziel en lichaam verkeren en leven. Zij doelen op een geestelijke werkelijkheid, op twee tegenover elkaar staande werkingen in de hemelse gewesten.

Geest en vlees

Wat Paulus hier met ‘Geest’ aanduidt, kun je niet met je ogen zien of met je handen vastpakken. Het is onzichtbaar en onstoffelijk. Het duidt op een concrete werkelijkheid in de geestelijke wereld.

Voor de term ‘vlees’ geldt hetzelfde. Ook nu duidt Paulus op een concrete werkelijkheid in de geestelijke wereld. Anders zou ‘vlees’ niet rechtstreeks tegenover ‘Geest’ kunnen staan. Dit ‘vlees’ is dus eveneens onzichtbaar en onstoffelijk. Je kunt het niet zien of vastpakken. Ook dit is dus geest.

Met ‘Geest’ doelt de apostel op de kracht van God: deze stimuleert tot het doen van de wil van God en zet aan tot het voortbrengen van de vrucht van de Geest (Gal.5:22).

Met ‘vlees’ duidt hij op de kracht van de machten der duisternis, op de kracht en macht achter de zonde, op de kracht van de zonde. Demonische geesten verleiden en pressen mensen tot zonde. Zij wekken de begeerten des vlezes en zelfzuchtige verlangens op. Ze zetten aan tot het doen en volbrengen van de werken van het vlees (Gal.5:19-21).

In de geestelijke wereld staan deze krachten en werkingen lijnrecht tegenover elkaar. Zij zijn altijd met elkaar in conflict (Gal.5:17 HB): het is geest tegenover geest.

Leefwijze

Paulus spreekt tot gelovigen. Je kunt als mens-in-Christus door de Geest leven; daartoe heeft Christus je vrijgemaakt. Maar het is ook mogelijk om als wedergeboren mens naar het vlees te (blijven) leven, ondanks alles wat je van Christus ontvangt.

Paulus waarschuwt voortdurend voor dit vleselijke bezigzijn: voor het wandelen naar het vlees, de gezindheid van het vlees, het vleselijke begeren en denken, de werken van het vlees, het ten strijde trekken naar het vlees met vleselijke wapenen. Kortom: voor een leven als ‘onveranderde’ mensen...

Hij roept op tot het wandelen door de Geest, de gezindheid van de Geest, het geestelijke begeren en denken, de vrucht van de Geest en het ten strijde trekken naar de Geest met wapenen die krachtig zijn voor God. Om te gaan leven als ‘geheel andere’ mensen die Christus werkelijk hebben leren kennen (zie: Rom.8:1-17, Gal.5:16-25, Col.2:18, 2Cor.10:3-4, 1Cor.3:3-4, Ef.4:17- 5:20).

‘Geest’ en ‘vlees’ doelen dus niet alleen op twee totaal verschillende krachtenvelden in de hemelse gewesten. Zij duiden ook op de twee totaal verschillende leefwijzen van gelovige mensen die onder invloed van deze geestelijke krachten ontstaan. Met de bijbehorende hartegesteldheid, begeerten en gewoonten, wijze van denken en reageren, manier van strijden, etc. ‘Geest’ en ‘vlees’ karakteriseren de grote tegenstelling tussen deze leefwijzen, alsmede de geestelijke oorzaken en achtergronden hiervan.

Bijbels taalgebruik

De bijbel gebruikt meer van dit soort begrippen. Jacobus schrijft over hemelse en aardse wijsheid (3:13-18). Jezus zegt tot de Joden: Gij zijt van beneden, Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld, Ik ben niet van deze wereld (Joh.8:23). Je kunt gericht zijn op en je laten bepalen door het onzichtbare en eeuwige, maar ook door het zichtbare en tijdelijke (2Cor.4:18). Je kunt reageren als geestelijk mens, maar ook als natuurlijk mens (Jud.:19). Het is de bedoeling dat wij de nieuwe mens aandoen en de oude mens afleggen (Ef.4:22-24, Col.3:9-10).

Steeds weer toont de Schrift in deze uitdrukkingen die twee zo scherp tegenover elkaar staande leefwijzen met hun geestelijk brongebied. Niet zozeer om de tegenstelling tussen gelovigen en ongelovigen duidelijk te maken, maar veeleer als waarschuwing voor mensen die (het evangelie van) Jezus Christus hebben leren kennen en behoren tot een plaatselijke gemeente. Het gaat er steeds weer om dat zij vernieuwen van denken en leven, hogerop komen in handel en wandel, geestelijk worden in woord en werk. Dat zij loskomen van aardse verwachtingen en voorstellingen. Dat zij toegroeien naar een leven vanuit de waarheid en werkelijkheid van Christus. En hierin de vrucht van de Geest voort brengen.

Strijden

Het leven door de Geest houdt dus tegelijkertijd een strijden in tegen het vlees. Dat wil zeggen: tegen de machten en krachten die in je hart en leven werkzaam willen zijn om je naar het vlees te laten denken en handelen. Die je niet verder willen laten waarnemen (horen en zien) dan het zichtbare en tijdelijke, het aardse en bekrompene. Die je mee willen sleuren in hun begeren, je dingen willen laten doen die overeenkomen met hun demonische aard. Een worsteling in de geestelijke wereld met (vaak occulte) geesten die je af willen houden van het bedenken van de dingen van Christus. Van het verder aandoen van de nieuwe mens, van het leven door de Geest. Het is een doorgaande strijd tegen zonde en leugen, aanklacht en veroordeling, verleiding en misleiding, en wat nog meer uit de koker van de vijand komt. Tegen het complot van deze mens- en gemeentevijandige geesten. En uiteindelijk tegen hun aanvoerder: Belial.

Wetteloos en wettisch

In deze strijd hebben we niet alleen te maken met de wetteloze werkingen van het vlees: met alles wat openlijk en duidelijk ingaat tegen de wetten en wetmatigheden van het Koninkrijk Gods. Paulus schrijft in Galaten 5:18: Indien gij u door de Geest laat leiden, dan zijt gij niet onder de wet. Het ‘onder de wet leven’ staat dus evenals het ‘door het vlees leven’ tegenover het leven door de Geest. Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij (vs.4).

Het leven door de wet en het doen van de werken der wet lijkt een ‘tegenhanger’ te zijn van het leven naar het vlees en het doen van de werken van het vlees, maar dit geldt slechts in het zichtbare. In het onzichtbare Koninkrijk Gods is het even waardeloos en vruchteloos. Voor het leven Gods is het even fnuikend en funest.

Het leven door de wet is ook een leven naar het vlees: het is leven naar het vrome en wettische vlees. Ook dit voert mensen in geestelijke zin van de hemel naar de aarde en weerstaat de wording van het lichaam van Christus. Hier zit eveneens een vorst der duisternis achter. Paulus schrijft: Gij liept goed. Wie is u in de weg gekomen, dat gij aan de waarheid niet meer gehoorzaamt (vs.7). De grootmacht achter dit wetticisme is even antigoddelijk en antichristelijk als de grootmacht achter de wetteloosheid. Het is dezelfde geest: Belial, de schender van de goddelijke levensorde (zie Stb. 60/1-3).

Actueel

Het leven onder de wet komt niet alleen voor onder de gelovigen in Galatië. Het gaat niet alleen om joodse invloeden en gewoonten, zoals het punt van de besnijdenis. Dit is slechts een voorbeeld van geestelijk zuurdeeg dat het gehele deeg zuur kan maken (Gal.5:9). Door alle eeuwen heen hebben bepaalde wetten en leringen de gemeente van Jezus willen knechten. Hebben wettische geesten mensen willen afhouden van een leven uit genade, van een leven door de Geest.

Het ‘leven onder de wet’ komt ook nu onder volle-evangelie christenen voor. Denk hierbij aan wat van buitenaf wordt opgelegd: wat je allemaal moet doen of nalaten om Gode welgevallig te leven. Wettische geesten jutten mensen op om zich in te spannen, iets te ‘doen’. Tegelijkertijd houden weerspannige geesten hen af van het bereiken van het opgelegde doel: zulke mensen komen geestelijk ‘klem’ te zitten. Ze moeten van alles, ze mogen niets en het is nooit genoeg. Ze moeten bijvoorbeeld hun bijbel lezen of tenminste zoveel tijd doorbrengen in gebed. Als ze hier niet of gedeeltelijk aan toekomen worden ze aangeklaagd en veroordeeld. Als ze het wél doen, zegt het woord hun ‘niets’ en lijkt de hemel ‘van koper’. Ook dan worden ze aangeklaagd en veroordeeld. Door de ‘wet’ worden ze schuldig verklaard en gevangen genomen: ze komen niet aan het ware leven toe! Het bovenstaande is maar een voorbeeld. Zo’n bezigzijn onder invloed van vrome, wettische geesten brengt je in verwarring en maakt je langzaam maar zeker los van Christus.

Jezus

Jezus legt je niets op; Hij legt je iets uit. Hij wil je Gods wil en weg niet van buitenaf inprenten, maar van binnenuit laten uitleven. In verbondenheid met Hem, in de genade en vrijheid die Hij je biedt. Jezus gaat ons voor. Hij roept op naar Hem te luisteren, Hem te gehoorzamen en te volgen. Hij wil ons leiden door zijn Geest, zijn woorden in ons hart geven. Hierin openbaart Hij zijn kracht en geeft Hij zijn wijsheid, ontwikkelt Hij het leven in ons.

Zoek het leven door de Geest niet in de woorden op zich, maar in de Heer die in en door die woorden tot je spreekt en je hierin de weg wijst. Zoek het niet in het al of niet ‘doen’ van dingen: ik mag niet dit, ik moet dat..., maar in Hem die je wil voorgaan en leiden in alle dingen.

Overbodig?

Wordt bidden en bijbel lezen dan overbodig? Hoeven we ons niets meer aan te trekken van goddelijke wetten en wetmatigheden, van voorschriften, geboden en bevelen des Heren? Is dat dan allemaal wettisch? Als je zo gaat denken en leven sla je door naar het wetteloze. Je laat je dan niet leiden door de Geest van Christus. Je misbruikt dan je vrijheid als aanleiding voor het vlees. Je raakt je vrijheid dan eveneens kwijt.

Zet je af tegen de duivelse geest die mensen naar de letter wil laten leven en daarmee de woorden Gods van hun geestelijke kracht berooft. Tegen de macht die je wil laten zwoegen, je deze woorden buiten Jezus om wil laten uitvoeren. Alsook tegen de boze geest die mensen in de waan wil brengen dat ze de woorden van God niet nodig hebben, omdat zij zich ‘door de Geest’ laten leiden... Ook dit brengt je ‘buiten’ Jezus!

Lezen en luisteren

Pak de woorden Gods op zoals David in Psalm 19:8-12. Dit geeft helder zicht op de waarde van de wet, het getuigenis, de bevelen, het gebod en de verordeningen des Heren. In deze woorden kun je God en Jezus ontmoeten, Hen horen spreken en iets zien doen. Je kunt contact met Hen krijgen, indien je je hart bewust voor Hen opent.

Dit is het unieke van de bijbel, van de gesproken en geschreven woorden Gods. Deze worden gedragen door Gods Geest. Deze Geest werkt altijd weer opnieuw door die woorden. Hij die gesproken heeft, spreekt. In het evangelie kun je Jezus altijd weer opnieuw ontmoeten, Hem vinden en horen, omdat Hij zijn woorden altijd weer bevestigt en bekrachtigt. Luister daarom bij het lezen van woorden Gods naar de Heer, in de zekerheid dat Hij tot je spreekt. Vestig je aandacht op Hem, in de verwachting van persoonlijk contact met Hem. Laat je leiden door zijn Geest. En werk de woorden Gods uit, met Jezus verbonden in heilige Geest. Dan wordt het woord Gods vlees in je, zoals het in Jezus ten volle vlees heeft aangenomen.

Gemeente

Je laten leiden door de Geest maakt je dus niet los van het woord, maar doet je leven naar het woord. Het heeft niets te maken met ‘zweverig’ of ‘onnavolgbaar’ bezig zijn: plotseling naar links en dan weer naar rechts. Evenmin met solisme en individualisme. Dat is niet uit God.

Het geleid worden door de Geest bewerkt een leven in verbondenheid met Jezus, in de rechte sporen om zijns naams wil. Een leven als lid van zijn lichaam, omdat de Geest Gods je tot eenheid met Hem voert, je in één lichaam met Hem verenigt. Het leven door de Geest voert je steeds hogerop in het Koninkrijk Gods. De gemeente krijgt gestalte, mede door jou heen, doordat de Christus gestalte in je krijgt (naar Gal.4:19).

In het leven door de Geest behalen we als gemeente onder leiding van de Heer de totale overwinning over onze vijanden. In zijn kracht en vrijheid zullen we Belial passeren. Dit maakt de weg vrij voor het openbaren van de kostelijke vrucht des lands (Jac.5:7). Het wandelen door de Geest brengt in de gemeente van Jezus waarachtig zoonsleven voort: want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods (Rom.8:14).

Samen met Jezus

De vrucht van de Geest komt tot stand door het werk van Jezus. Het is vrucht van het leven Gods, van wat Jezus door de Geest in ons doet groeien en rijpen (Gal.5:22 GN). Het voortbrengen van vrucht is dus geen werk van jezèlf. Je kunt het niet ‘maken’, hierin niet de schijn ophouden. Het is geen geestelijk jasje dat je even kunt aantrekken. Vrucht is het tegenovergestelde van al het gekunstelde en gemaakte, van al het op-zichzelf-staande, van-buitenaf-opgelegde en ‘onechte’. Jezus zegt: Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen (Joh.15:5). Ik ben als een altijdgroene cipres, aan Mij is uw vrucht te danken (Hos.14:8).

Jezus kan het evenwel niet alléén. Zonder ons kan Hij ook ‘niets’ doen. De groei van de vrucht van de Geest gaat niet langs je heen of buiten je om; de ontwikkeling vindt plaats in een bewust leven door de Geest. Daarom roept God ons op tot gemeenschap met zijn Zoon Jezus Christus, opdat Hij alles in ons tot volheid brengt.

Ons aandeel

In het leven met Jezus mag je er steeds weer voor kiezen om uit zijn genade te leven en je in zijn vrijheid te laten leiden door zijn Geest. Om in diepe afhankelijkheid van Hem mee te gaan in het begeren van de Geest en je in zijn kracht mee in te zetten voor de wording van zijn lichaam, de gemeente. Dit is ons aandeel in het leven door de Geest.

Zo’n keuze heeft prachtige gevolgen. Niet alleen op het moment zelf, maar ook op de langere termijn. Het komt niet alleen openbaar in wat je op dat moment zegt en doet; het bewerkt door de tijd heen een leefwijze waarin je het karakter van de werkzame geest steeds meer herkent. Het gaat je vormen en tekenen: de vrucht van de Geest komt openbaar, de wondermooie uitwerking van het (bewuste) leven door de Geest, het prachtige voortvloeisel van het je steeds weer willen laten leiden door de Geest.

Als vanzelf

Het vruchtzetten en de verdere vorming van deze vrucht verloopt als vanzelf. Niet door enorme krachtsinspanningen, maar juist in ontspanning, in vrede en rust. Je kunt er niet naar grijpen: je mag er in het leven met de Heer naar rijpen. Je kunt het niet ‘versnellen’, de vrucht niet de grond uit ‘kijken’, laat staan uit de grond ‘trekken’: dan gaat het juist helemaal mis.

Jezus zegt: De grond brengt vanzelf vrucht voort; eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar (Mar.4:28). De vorming van de vrucht van de Geest is een normaal proces in de geestelijke wereld: het hoort bij het ware leven Gods. Het komt organisch tot stand in het leven met Hem: als een normaal gevolg van je persoonlijke omgang met Hem.

Wat is dat mooi en bemoedigend. Als wij het onze doen - kiezen, opstellen en volharden hierin - doet Jezus wat de Vader Hem te doen geeft: het doen groeien en rijpen van de kostelijke vrucht. Dat ga je zien en opmerken: je verandert van binnen en van buiten, je gaat anders reageren, anders denken, anders voelen. Zeker als je het over een bepaalde tijd overziet: wat heeft de Heer dan al veel in je gedaan...

Dank aan Hem

We mogen vol geloof en vertrouwen doorleven, met volharding en geduld, in vrede en blijdschap. Jezus zet zijn goede werk in ons ten einde toe voort. Hij doet de kostelijke vrucht des lands tot volheid komen: de openbaarwording van het volwassen leven Gods in zijn gemeente. Hem hiervoor alle lof en glorie!