Geestelijke gaven in de gemeente (4)

Inleiding

Door de doop in heilige Geest stelt Jezus iedere gelovige in staat om geestelijke gaven te ontwikkelen tot opbouw van zijn gemeente. Deze ontwikkeling verloopt geleidelijk. De eerste stap is beschreven in bijbelstudie 14: het gebruik van de tongentaal. Deze gave schenkt Jezus vooral tot opbouw van onszelf. Wij mogen opmerkzaam worden op de werking van de Geest Gods in ons hart. Gaan ervaren dat de Heer ons innerlijk met hemelse kracht omgordt en onuitputtelijke mogelijkheden geeft om ons naar Hem toe te uiten.

Vanuit dit goede begin wil de Heer een verdere ontwikkeling van geestelijke gaven in ons bewerken. In goede orde en zonder grote stappen. Op ‘natuurlijke’ en ‘organische’ wijze. Ingebed in het leven dat Hij geeft. Deze ontwikkeling begint in het kleine en eenvoudige, op een terrein waar ieder van ons dagelijks mee te maken heeft: in de ‘gewone’ omgang met elkaar als leden van het lichaam. Deze stap kan in een gezonde, geestelijke ontwikkeling niet worden overgeslagen: hij is van wezenlijk belang in de vorming en opbouw van de gemeente. In deze bijbelstudie werken we dit verder uit.

Vernieuwing van denken

Vele mensen zijn geneigd om bij het ontwikkelen van geestelijke gaven in de gemeente onmiddellijk aan ‘grote’ dingen te denken: het uitspreken van visioenen en profetieën in gemeentelijke samenkomsten, het genezen van zieken, het doen van (grote) tekenen en krachten, etc. Hoe je na het ontvangen van de doop in heilige Geest tot deze in het oog lopende charismatische uitingen komt, weet men niet; de weg hierheen is onbekend. Velen weten er dan ook geen raad mee. Ze laten het aan anderen over om zich hiermee bezig te houden. En waar mensen wel op deze wijze optreden, is dat soms nog zo in tegenspraak met hun ‘gewone’ spreken en leven dat hun handelwijze in de gemeente ongeloofwaardig overkomt. Dit is niet uit God. Zo behoort het niet te gaan in het huis van God. In zulke situaties ontstaat in de gemeente meer verwarring dan opbouw.

De hierboven genoemde stap wordt meestal niet gezien en daarom ook niet gezet. De mogelijkheden op dit terrein worden niet onderkend of onvoldoende gewaardeerd en daarom ook niet of nauwelijks benut. Er blijft een ‘gat’ bestaan. De één stapt eroverheen en slaat daarmee iets wezenlijks over. De ander komt er niet overheen en komt daarmee niet toe aan wat de Heer in zijn leven wil bewerken.

Ook ten aanzien van ‘geestelijke gaven in de gemeente’ mogen wij vernieuwen in ons denken.

Van blijvende waarde

Juist in het spreken en omgaan met elkaar zoals de Heer dit in zijn gemeente bedoelt, liggen enorme mogelijkheden voor ontwikkeling van geestelijke gaven, voor groei van leven Gods. Dit vormt niet alleen de schakel naar de ‘grotere’ uitingen, het blijft van belang om je in de omgang met elkaar waardig het evangelie te gedragen (Fil.1:27). Om de Heer waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en (verder) op te wassen in de rechte kennis van God (Col.1:10). Besef de grote zegen die de Heer mede hierdoor in zijn gemeente wil geven. In je ‘gewone’ leven, in het ‘gewone’ omgaan met elkaar blijkt wie je bent en wat de Heer in jou aan zijn gemeente geeft.

De vijand ziet óók mogelijkheden op het terrein van de omgang met elkaar. Om juist ook hier allerlei moeilijkheden en onenigheden te bewerken en zo veel mogelijk schade aan te richten. Met het doel de vorming en ontwikkeling van de gemeente te stagneren.

Besef dit ook en stel je op in de kracht die de Heer je door zijn Geest schenkt. Ons leven is uit God en vindt zijn doel in Hem. Laten we ons in heilige Geest afstemmen op Jezus en doen wat Hij wil. Dat is van blijvende waarde.

Inspiratie

Wanneer je dit doet, bemerk je in het gesprek met de ander dat de Heer werkelijk bij je is. Dat Hij je zegent in zowel het luisteren als het spreken. Vanuit dit besef van verbondenheid met Hem kun je op een gegeven moment iets doorgeven: een woord dat de ander bemoedigt en versterkt, een opmerking die (meer) zicht geeft op de geestelijke werkelijkheid, een goed advies...

Dit kan zomaar midden in een ‘gewoon’ gesprek gebeuren, zonder dat het omgeven wordt door een kader van ‘zo spreekt de Heer’. Je bemerkt voor jezelf dat de Heer leidt, terwijl jij spreekt. Je ervaart zijn inspiratie, de werking van zijn Geest in je hart terwijl jij je gedachten onder woorden brengt. Het ‘past’ ook helemaal in het gesprek; het sluit naadloos aan op wat daarvoor is gezegd en voert je samen hogerop.

De ‘boodschap’ komt over: de ander wordt erdoor opgebouwd; je ziet dat het hem goed doet. En wanneer die ander eveneens tot de conclusie komt dat dit van de Heer is, kun je Hem daar samen voor danken.

Bedoeling van Jezus

Dit bedoelt de Heer. Op deze wijze wil Hij in onze gesprekken actief aanwezig zijn: ons bewaren in zijn vrede en inspireren door zijn woord, ons zalven met zijn Geest en toerusten met zijn hemelse kracht. Hij wil ons voortdurend als gaven aan zijn gemeente laten functioneren.

Dit is geen automatisme. Het is nodig je hiervan steeds meer bewust te worden en je in geloof en vertrouwen te openen voor dit werk van Jezus. Alsook om je eigen aandeel en persoonlijke verantwoordelijkheid hierin te zien en deze in gemeenschap met Hem op te pakken. Jezus werkt niet buiten ons om. Hij werkt in ons en samen met ons. Hij openbaart Zich door ons heen.

Gelegenheid benutten

Charismatische werkingen en uitingen horen bij een ‘goed’ gesprek, bij een uitwisseling op ‘niveau’. Zij kunnen niet te voorschijn komen in combinatie met zotte of losse taal (Ef.5:4), met oppervlakkige of dubbelzinnige taal (GN), te midden van dom en flauw gepraat (HB). Werkingen van de Geest Gods kunnen niet aansluiten op werkingen van boze geesten. Wanneer wij ons leven ten dienste willen stellen van de vorming en ontwikkeling van de gemeente, moeten wij ons hoeden voor dergelijke taal. Hiervan mag onder ons, als heiligen, zelfs geen sprake zijn (vs.3). Laat daarom geen vuile taal uit uw mond komen; dat doet alleen maar kwaad. Zeg op het juiste moment het juiste woord, iets wat de mensen helpt en goed doet, zodat zij genade ontvangen (Ef.4:29 HB).

Wij moeten dus goed opletten hoe wij ons in ontmoetingen gedragen: als verstandige en wijze mensen-in-Christus, afgestemd op de leiding en inspiratie van Jezus. Dit geldt zowel voor binnen als buiten de gemeente: in de omgang met elkaar en met hen die (nog) buiten staan. Alleen dan kunnen wij - in gemeenschap met Jezus - gunstige gelegenheden aangrijpen en deze op een door Hem bedoelde wijze benutten. Alleen dan kunnen we de wil van de Heer verstaan en kan Hij zijn werk in en door ons doen (naar Ef.5:15-17 NBG/GN).

In genade

Paulus roept ons hiertoe op: Uw spreken zij te allen tijde aangenaam, niet zouteloos (Col.4:6a). Letterlijk staat hier: Uw spreken zij te allen tijde in genade (Gr: charis). Dit is uiteraard ‘aangenaam’, maar gaat veel verder dan ‘lieflijk’, ‘vriendelijk’ en ‘welwillend’. Het duidt op een spreken dat vervuld is van genade en liefde van God, van heil en vrede van Christus: een charismatisch spreken vanuit intense verbondenheid met Jezus Christus, met woorden als van God (1Pe.4:11).

Dit spreken is zuiver en trefzeker: het juiste woord wordt op het juiste moment en op de juiste plaats gesproken. Zulke woorden werken zoutend: zij bewerken behoud en weren bederf (verderf). Ze zijn met zout besprengd (SV): zij smaken goed en hebben ook een goede nasmaak. Dit spreken verblijdt het hart, van jezelf en van de ander. Hierin kan de Geest doorwerken. Dit bouwt op.

Te allen tijde

De Heer wil dat wij te allen tijde gereed staan om - waar nodig - in zijn naam te spreken en handelen: vol van zijn liefde en genade, vanuit het kennen van Hem en deelhebben aan Hem, gericht op heil en behoud. Hij wil dat wij hierin één en ongedeeld worden: niet de ene keer als bron van zoet water functioneren en de andere keer van bitter water (naar Jac.3:11); niet het ene moment ‘in genade’ spreken en het volgende moment ‘zonder genade’.

Het charismatische spreken dat de Heer in ons wil bewerken is verbonden met een bewust leven in Hem, een voortdurend afstemmen op Hem, met een bedenken van de dingen die boven zijn (Col.3:2). In dit spreken ga je niet ‘preken’, elkaar niet ‘beleren’ of van allerlei ongevraagde ‘adviezen’ voorzien. In zulke gesprekken flap je er niet zomaar wat uit en slaak je geen ‘evangelische kreten’. Er komt geen ‘stortvloed’ van woorden en bijbelteksten. Hier heeft niemand wat aan...

Het spreken dat de Heer bedoelt, is weloverwogen en bezonnen, barmhartig en wijs. Niet altijd over het Koninkrijk of over het evangelie. Wel steeds vanuit het klimaat van het Koninkrijk, vanuit de gemeenschap met Jezus. Je luistert naar de Heer en naar de ander. Je weet wat je wel of niet moet zeggen, waar je wel of niet op in kunt gaan.

Juiste antwoord

Paulus vervolgt zijn oproep tot een voortdurend ‘spreken in genade’ met: Gij moet weten, hoe gij aan ieder het juiste antwoord moet geven (Col.4:6b).

Juiste, door Jezus geïnspireerde antwoorden kunnen een ommekeer teweeg brengen in de geestelijke wereld. Zij roepen een halt toe aan de negatieve werkingen vanuit het rijk der duisternis. Ze geven ruimte aan de positieve krachten van het Koninkrijk Gods. Goede antwoorden helpen de ander bij zijn probleem. Ze wijzen de weg naar de oplossing ervan, geven licht op de bedoeling van Jezus, bemoedigen en vertroosten. Door goede antwoorden kan de genade van God werkzaam worden, vrede worden gesticht en gerechtigheid worden bewerkt.

Luisteren en spreken

Een woord, in juiste vorm gesproken, is als gouden appelen op zilveren schalen. Een wijs vermaner bij een luisterend oor, is een gouden ring en een fijn gouden sieraad (Spr.25:11,12). Wat een prachtige combinatie voor charismatische mensen: goed kunnen luisteren en wijs kunnen spreken. Dit is goud waard in de gemeente van Jezus. Je spreekt dan voor het aangezicht van God tot opbouw van het lichaam van Christus.

Zo mag het worden. Dit wil de Heer bewerken in onze levens. Zo mag het zijn en blijven in onze ontmoetingen en gesprekken. Dan heb je zout in jezelf en houd je vrede onder elkander (Mar.9:50). Het leven Gods krijgt ruim baan.

Hulp van Jezus

De oproep van Paulus in Colossenzen 4:6 is geen kille, harde eis. Het is een uitnodiging tot een dieper besef van wat de Heer in ons wil doen. Hij wil het voor ieder van ons mogelijk maken om altijd in genade te spreken. Ons zo leiden en inspireren dat wij in elke situatie aan ieder het juiste antwoord kunnen geven.

Jezus overvraagt ons niet. Hij schenkt eerst alles wat nodig is, voordat Hij ons tot actie oproept. Wat een wonder van genade!

Laat je dus niet ontmoedigen wanneer je niet het juiste antwoord kunt geven. Vraag de Heer vrijmoedig en vol geloof om wijsheid en inzicht, met een beroep op zijn beloften.

Laat je niet aanklagen door de vijand wanneer je niet in genade hebt gesproken. Richt je op de Heer, met een beroep op zijn genade. Oefen je om steeds meer in deze genade te leren spreken. Ontleen alles aan Jezus, in wie alle schatten van wijsheid en kennis aanwezig zijn (naar Col.2:3). Vertrouw erop dat Hij ook in jou zijn werk zal voleindigen en dank Hem hiervoor.

Mogelijkheden

In het charismatische spreken opent Jezus voor ieder lid van zijn lichaam onbeperkte mogelijkheden. We mogen het onder zijn leiding leren toepassen op elk terrein van ons leven. Bewust en gericht. Met besef van wat op een bepaald moment nodig en mogelijk is. Niet boven vermogen, maar aansluitend op wat in ons en voor ons aan de orde is: op eigen niveau. Het is een ontwikkeling waarin het leven met Jezus gestalte krijgt en het gelijkvormig worden aan Jezus te voorschijn komt. In deze ontwikkeling leren we spreken en handelen zoals Hij: vervuld van heilige Geest, tot alle goed werk volkomen toegerust.

Naar het voorbeeld van Jezus

In de evangeliën zien we Jezus in allerlei omstandigheden met mensen spreken. De ene keer in profetische zin, een andere keer lerend en onderwijzend. Nu eens met wijsheid, dan weer vol barmhartigheid. Hij is voortdurend gericht op God en spreekt woorden als van God. Hij spreekt te allen tijde in genade en weet aan ieder het juiste antwoord te geven. Het is een doorlopend spreken in vele charismatische vormen, afhankelijk van de situatie waarin Jezus Zich bevindt. Je kunt de woorden van Jezus niet opsplitsen en indelen in het zo vaak gehanteerde rijtje van geestelijke gaven en uitingen. Jezus spreekt. Zijn woorden zijn vol van genade en waarheid, vol van Geest en leven, vol van genezende en (her)scheppende kracht. Deze woorden volbrengen waartoe Hij ze uitspreekt; het zijn woorden Gods.

Voor ieder

Dit is het charismatische spreken dat God bedoelt. Zo mag het worden bij ons. Allereerst in de omgang met elkaar. Ieder naar de mogelijkheden die hij heeft, op de plaats die Jezus hem geeft. Ieder naar de genade die God hem op dat moment schenkt.

Aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen, schrijft Paulus (1Cor.12:7). De Geest openbaart Zich door elk van ons, tot welzijn van de hele gemeente (HB). Dit gebeurt in grote verscheidenheid (vs.8-10). Velen denken dat dit vooral te maken heeft met de persoon: de één gaat profetisch spreken, een ander met wijsheid, en weer een ander met kennis. Maar is dit wel zo? Is dit Gods bedoeling, komt dit overeen met de oproep in Colossenzen 4:6?

Verscheidenheid

De verscheidenheid in charismatische uitingen komt tot stand door de werking van de Geest Gods in de gelovigen. Paulus zegt: Doch dit alles werkt één en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil (1Cor.12:11). Die ieder toedeelt zoals het Hem goeddunkt (Can). Die aan ieder zijn gaven uitdeelt zoals Hij het wil (Wb). Terwijl Hij ze toedeelt aan ieder afzonderlijk, naar dat Hij wil (Br).

De Heer wil dus in ieder werken, aan allen toedelen. Aan ieder afzonderlijk, naar de mate waarin Christus haar schenkt (Ef.4:7). En: in het bijzonder, naar de mate waarin Hij het nodig acht (1Cor.12:11).

De door Paulus genoemde verscheidenheid duidt niet alleen op de afzonderlijke gaven die Jezus aan verschillende mensen geeft, maar zeker ook op de mate waarin Hij van deze verschillende gaven uitdeelt aan ieder afzonderlijk. Zij wordt niet alleen gekoppeld aan mensen, maar vooral ook verbonden met wat nodig is in specifieke situaties, met wat de Heer hierin door mensen wil bewerken.

Afhankelijk van de situatie

Jezus geeft wat wij nodig hebben: aan ieder afzonderlijk, aan ieder in het bijzonder, gelijk Hij wil. Het zal meer van de situatie afhangen waarin gesproken wordt dan van de persoon die spreekt, welke charismatische uitingen hierin kunnen worden opgemerkt. Ons spreken zal de ene keer met wijsheid mogen zijn, een andere keer met kennis. En weer een andere keer profetisch of onderwijzend, vermanend of in barmhartigheid. In vele situaties zullen allerlei combinaties voorkomen en loopt het één vloeiend over in het ander. Het is niet nodig om dit allemaal uit te splitsen en in te delen. Wij mogen spreken in de naam van Jezus. Op een charismatische wijze zoals Jezus. Gelijk Hij het op dat moment wil en aanreikt. Hij geeft ieder wat Hij nodig vindt (1Cor.12:11 HB).

Naar de mate van ons geloof

Steeds weer zal dit een spreken ‘in genade’ mogen zijn, doortrokken van de Geest Gods. De mate waarin dit plaatsvindt wordt niet alleen bepaald door de Heer; het is mede afhankelijk van ons geloof (naar Rom.12:7). Wij hebben grote invloed op de mate waarin de Heer door ons kan spreken. Wij zijn medebepalend en medeverantwoordelijk voor het charismatisch gehalte van ons spreken.

De wijsheid die Jezus door middel van zijn gemeente openbaart is veelkleurig (naar Ef.3:10): mede ingekleurd door de eigenheid van ieder lid van het lichaam (BS 12/6). Ieder zal zich op eigen wijze mogen uitdrukken. Jezus benut ieders mogelijkheden. Mede hierdoor komt er velerlei genade Gods te voorschijn in ons spreken en dienen (naar 1Pe.4:10). Te allen tijde uit kracht door God verleend. Passend in en aansluitend op de omstandigheden van dat moment. Bedoeld tot opbouw van de gemeente. Gericht op verheerlijking van God door Jezus Christus (naar vs.11).

Vertrouwen stellen op de Heer

Het gaat er dus om dat ieder van ons zich te allen tijde, onder welke omstandigheden dan ook, richt op Jezus. Met besef van wat er aan de orde is. In het vertrouwen dat Hij geeft wat nodig is. Wij mogen ons hart en leven openen voor het gehele terrein van het charismatische functioneren. En dit in de omgang met elkaar praktiseren naar de mate van ons geloof en de ontwikkeling van het leven Gods in ons. Vanuit de groeiende eenheid met Christus.

Je hoeft in het gesprek en de omgang met elkaar niet eerst na te gaan of je wel de benodigde geestelijke gave(n) hebt om op dat moment te kunnen of mogen spreken. Of te bedenken welke broeder of zuster - met de juiste gaven - erbij gehaald moet worden. Het gaat niet om een gaven-gericht functioneren in de gemeente maar om een op-Jezus-gericht leven in zijn lichaam.

Volheid

Paulus stelt: Gij kunt allen één voor één profeteren (1Cor.14:31). Dit geeft te denken. Zouden dan ook niet allen één voor één woorden van wijsheid kunnen spreken, woorden van kennis, of woorden van vermaning, vertroosting en bemoediging indien dit aan de orde is? En zou dit dan ook niet in min of meerdere mate opgaan voor de overige in de bijbel genoemde charismata, alsook voor al die gaven die de bijbel niet concreet benoemt (zie BS 12/11)? Zij behoren toch bij het leven Gods? Zij behoren toch bij mensen die met Jezus gestalte geven aan de gemeente Gods? Als uiteindelijk de (volwassen) zonen Gods op aarde zullen rondgaan zoals Jezus, tot alle goed werk volkomen toegerust, zullen zij dan niet met al deze geestelijke bekwaamheden kunnen werken, ieder naar de mate waarin het in hem tot ontwikkeling is gekomen?

Laten wij op het terrein van geestelijke gaven in de gemeente vooral niet te ‘beperkt’ blijven denken en handelen. Laten we ons ‘onbeperkt’ toevertrouwen aan Jezus, ons hoofd. Hem werkelijk alle gelegenheid geven om zijn werk in ons leven te voleindigen.

Vrijmoedig

Wij mogen ons in de gemeente als zonen Gods leren gedragen. Ons steeds meer hechten aan Jezus en omgorden met Hem. Jezus wil ons doen opwassen in zijn genade en kennis, ons te allen tijde mond en wijsheid geven (naar 2Pe.3:18 en Luc.21:15). De Geest wil ons leren wat te zeggen en te zwijgen (naar Luc.12:12). We kunnen dit naar hartelust beoefenen in de omgang met elkaar; hier ‘praktijkervaring’ in krijgen. Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd (Heb.4:16).

Op eigen niveau

Niemand hoeft boven zichzelf uit te stijgen, boven zijn macht te grijpen of bijzondere krachtsinspanningen te verrichten om als geestelijk mens in de gemeente te leven. Je mag volledig jezelf zijn en in ontspannen sfeer, op eigen niveau, vanuit de specifieke genade die God je geeft, spreken en werken. Dit stemt altijd overeen met de plaats en taak die Jezus je in zijn lichaam geeft. De Heer zet niemand aan tot gedachten die hoger zijn dan die hem voegen (naar Rom.12:3), om te spreken op een niveau dat het zijne niet is. Hij inspireert niemand om zich in de gemeente uit te laten over zaken waarover hij niet door Hemzelf is gesteld. Ieder mag (leren) spreken en werken op een wijze die bij hem past, naar de mate van zijn persoonlijk geloof en binnen de grenzen van zijn eigen verantwoordelijkheid. Ieder mag hierin groeien en als gave van Jezus aan de gemeente te voorschijn komen.

Opmerkzaam hart

Vraag in deze ontwikkeling om persoonlijke leiding en inspiratie van Jezus. Merk de profetische aspecten op in de prediking en het onderricht in de gemeente, in de woorden van de ander. Leer de tijd te verstaan waarin je leeft. Dan zul je ook zelf profetisch kunnen spreken wanneer de Heer dit nodig acht en door jou wil doen.

Neem voor jezelf de tijd om de schrift te leren verstaan en kennis te ontwikkelen over het Koninkrijk der hemelen. Wees trouw in het volgen en persoonlijk verwerken van het onderwijs in de gemeente. Vraag de Heer om licht en duidelijkheid. Dan zul je ook zelf met kennis kunnen spreken op momenten dat Hij dit bedoelt.

Voor het spreken met wijsheid geldt hetzelfde. Onderken in verbondenheid met de Heer wat in de situatie nodig is. Bid om hemelse wijsheid en bemerk dat de Heer je het in alle eenvoud geeft (naar Jac.1:5). Onderscheid ook de wijsheid van boven in het spreken en handelen van de ander. Dank God en Jezus voor alles wat je van Hen ontvangt.

Het is voor ieder van ons aan de orde om op de plaats waar de Heer ons stelt, te streven naar de gaven des Geestes, naar een charismatisch functioneren in zijn gemeente. Doe dit met een opmerkzaam hart en laat de liefde uw doel zijn (1Cor.14:1 HB). Doe het op basis van agapè. Uit liefde tot God, Jezus en zijn gemeente. Laat die liefde spreken, in en door alles heen.

Aanspreekbaar

Blijf te allen tijde aanspreekbaar op wat je zegt en doet. Charismatische uitingen mogen worden getoetst aan de waarheid en werkelijkheid van Christus. Hierover mag altijd worden uitgewisseld. Stel je - in liefde - open voor correctie en verbetering. Er valt nog zoveel te leren, zoveel aan te doen en te ontwikkelen. Niemand van ons heeft de wijsheid in pacht, op welke plaats hij ook door de Heer is gesteld. Nog altijd geldt dat ons kennen en profeteren onvolkomen is (1Cor.13:9). Hetzelfde geldt voor alle andere charismatische uitingen.

In de gemeente hebben wij elkaar nodig. Wij kunnen niet buiten het lichaam van Christus tot volheid komen. Jezus smeedt ons aaneen tot een welsluitend geheel. Wij mogen in zijn lichaam functioneren als leden van elkaar, als gaven aan elkaar. Het oog kan niet zeggen tot de hand: ik heb u niet nodig, of ook het hoofd tot de voeten: ik heb u niet nodig (1Cor.12:21). Geestelijke gaven komen te voorschijn in de gemeente!

Overvloedig

De Heer wil het charismatische spreken en bezigzijn in ons allenbewerken. Hij wil elke ontmoeting en ieder contact binnen zijn gemeente benutten om zijn werk in onze levens voort te zetten. Opdat wij allen de mannelijke rijpheid bereiken, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef.4:13).

Wij mogen ons oefenen om in de gemeente, in de omgang met elkaar bruikbaar te zijn voor Jezus. Te letten op zijn aanwijzingen, open te staan voor zijn leiding en correctie, voor vernieuwing en verdere ontwikkeling. Wij mogen in alles overvloedig worden: in geloof, in spreken, in kennis, in volkomen toewijding en in de liefde (naar 2Cor.8:7). Wat een zegen brengt dit teweeg: het lichaam van Christus krijgt gestalte!