Jezus is het Lam Gods (2)
Inleiding
Op het moment dat Jezus sterft, scheurt het voorhangsel van de tempel van boven tot beneden in tweeën, beeft de aarde en scheuren de rotsen (Mat.27:51). Deze gebeurtenissen in de natuurlijke wereld zijn een ‘illustratie’ van wat er zich in de geestelijke wereld afspeelt. Daar vestigen we in deze bijbelstudie de aandacht op.
In dit kader is het van belang om allereerst een helder beeld te krijgen van de geestelijke situatie waarin Jezus Zich bevindt op het moment van zijn sterven. We komen daarom nog even terug op wat aan dat sterven van Jezus voorafgaat.
In de afgrond
De vorige bijbelstudie beschrijft wat er in de geestelijke wereld gebeurt op het moment dat Jezus als Lam van God in de hof van Getsemane de zonde der wereld op Zich neemt. Hij wordt tot zonde gemaakt en begint te sterven. Hij komt met zijn inwendige mens in het meest duistere deel van het dodenrijk terecht, in de geestelijke situatie die de bijbel aanduidt met ‘de afgrond’. Zijn geestelijk lichaam staat vanaf dat moment onder de macht en heerschappij van Dood en Apollyon. De Geest van God moet van Hem wijken; de engelen kunnen Hem niet meer bereiken (BS 5/9).
Deze afschuwelijke situatie van diepe duisternis en totale godverlatenheid in de hemel van Jezus blijft bestaan tot op het moment van zijn lichamelijke sterven. Zolang de volle prijs voor de zonde der wereld nog niet is betaald, behoudt Dood macht over Hem.
Proces voltooid
Wanneer Jezus op Golgotha de geest geeft, wordt het proces van sterven in Hem voltooid (zie Stb.41/1-4). Er ontstaat een scheiding tussen zijn geestelijk en zijn natuurlijk lichaam. Het geestelijk lichaam van Jezus blijft bestaan in de situatie waar het op dat moment is: in de afgrond. Zijn natuurlijk lichaam kan niet op zichzelf blijven bestaan; dat sterft af en wordt begraven.
Bij het sterven op Golgotha gaat Jezus dus niet naar het dodenrijk - in de bijbel ook wel de geestelijke ‘gevangenis’ genoemd (Stb.30/4); Hij bevindt Zich reeds in die situatie en moet van daaruit verder.
Smetteloos offer
Ondanks het feit dat Dood en Apollyon reeds vanaf Getsemane in zijn hemel heersen, is Jezus zelf bij het sterven op Golgothanog altijd de volmaakt rechtvaardige, de volwassen Zoon van God in wie het volgroeide leven Gods onaangetast aanwezig is en functioneert. Bij het dragen van de zondelast van de gehele wereld heeft Jezus zelf geen zonde gedaan, alle verwoede pogingen daartoe van de duivel en zijn demonen ten spijt. Innerlijk is Jezus geheel Zichzelf gebleven: het onberispelijke en vlekkeloze Lam van God, volledig in staat om het smetteloze offer voor de zonde der wereld te brengen (1Pe.1:19, Heb.9:14).
Door in deze omstandigheid te sterven geeft Jezus zijn leven als losprijs voor velen (Mat.20:28) - voor allen (1Tim.2:6). Hij sterft niet door eigen zonden. Hij legt zijn leven af op grond van de zonden die Hij van de mensheid heeft overgenomen. Het ‘loon der zonde‘ wordt daarmee geheel aan Jezus uitgekeerd (Rom.6:23a); de beker van het lijden door Hem geledigd tot en met de laatste druppel.
Confrontatie
Met zijn sterven stuurt Jezus bovendien aan op een rechtstreekse confrontatie met de vorsten van het dodenrijk. Zij willen hun greep op Jezus handhaven en Hem na zijn sterven voorgoed in de afgrondsituatie gevangen zetten. Jezus wil na het afleggen van zijn leven de bestaande claim van Dood en Apollyon juist doorbreken en Zich met zijn inwendige mens - zijn geestelijk lichaam - volkomen losmaken uit deze afgrondsituatie. Om vervolgens - geheel naar Gods bedoeling - de dood van zijn kracht te beroven en onvergankelijk leven aan het licht te brengen (2Tim.1:10).
Deze machtsstrijd in het dodenrijk is nodig om zijn verlossingswerk te voltooien. Het gaat Jezus niet alleen om een sterven voor onze zonden, maar ook om een opstaan voor onze rechtvaardiging (naar 1Cor.15:3 en Rom.4:25). Anders zal immers de prediking van het evangelie zonder inhoud zijn en het geloof erin zonder vrucht. Dan zal de mensheid in haar zonden blijven (naar 1Cor.15:14,17).
Uitgangspositie
Door op Golgotha Zichzelf te bewaren en een glansrijke overwinning over de legermacht van Satan te behalen (BS 5/11), verwerft Jezus Zich een unieke en sterke uitgangspositie in de krachtmeting met de vorsten van het dodenrijk. Niet eerder sterft een mens in zo’n situatie. Niet eerder moet het dodenrijk een mens met een dergelijke innerlijke statuur voorgoed in ‘verzekerde bewaring’ stellen.
Jezus is volledig toebereid om als eerste mens de machtsstrijd met Dood en Apollyon aan te gaan. Hij weet: mijn Vader bekrachtigt Mij hiertoe; daardoor kom Ik als overwinnaar tevoorschijn.
Verandering
Met het sterven valt de last der zonde geheel van Jezus af. Daarvoor heeft Hij nu betaald. Daarom komt er direct na het sterven van Jezus een grote verandering in zijn geestelijke situatie. Deze wordt niet langer bepaald door wat Hij als Lam Gods op Zich heeft genomen, maar door wie Hij als Lam Gods is. Zijn eigen geestelijke statuur komt opnieuw in alle volheid en heerlijkheid tevoorschijn.
Na het sterven van Jezus is er geen grond meer voor een claim van het dodenrijk. De situatie van godverlatenheid hoeft daarom niet langer voort te duren. De Geest Gods verenigt Zich op wetmatige en rechtvaardige wijze opnieuw met de Zoon des mensen en bekrachtigt Hem met alle kracht om geheel los te komen uit de greep van het dodenrijk.
Proclamatie
Met dat doel voor ogen proclameert Jezus na zijn overwinning op de legermacht van Satan en juist voor het moment van sterven: Vader, in uw handen beveel Ik mijn Geest (Luc.23:46). Hij weet dat Jahweh zijn ziel niet aan het dodenrijk zal overlaten. Hij verlangt intens naar de hereniging met zijn Vader. Hij ziet vol vertrouwen de machtsstrijd met de koning van het dodenrijk tegemoet. Opnieuw aangedaan met kracht uit de hoge zal niets Hem onmogelijk zijn!
Op het moment dat Jezus de geest geeft, voltrekt zich deze hereniging. De Geest Gods doorklieft het dodenrijk, dringt door tot in de diepste diepten van de afgrond en verbindt Zich met het geestelijk lichaam van Jezus, de overwinnaar van Golgotha. De relatie tussen de Vader en de Zoon wordt hersteld: het van-God-gescheiden-zijn is voorbij, de godverlatenheid ten einde. Wat een kostbaar moment voor God en Jezus!
Jezus staat op
Direct na zijn sterven wordt Jezus door God in de geestelijke wereld tot leven gewekt (naar Hand.13:30, Gal.1:1, 1Pe.1:21). Hij wordt opgewekt en in staat gesteld als Lam van God in de geestelijke gevangenis onvergankelijk leven aan het licht te brengen. Hij verkrijgt door de heilige Geest de goddelijke kracht om onder iedere druk en pressie van het dodenrijk uit te komen, uit de put van de afgrond op te stijgen en Dood - de koning van het dodenrijk - van zijn kracht te beroven.
Jezus staat op. Niet waarneembaar in de natuurlijke wereld - daar is Jezus zojuist gestorven - maar wel zeer duidelijk in het dodenrijk. Wat een tegenstelling! Terwijl zijn gestorven natuurlijke lichaam van het kruis wordt gehaald en begraven, zet de overwinnaar van Golgotha in zijn geestelijk lichaam zijn zegetocht als Levensvorst voort. Terwijl er op aarde rouw en droefheid is ten gevolge van het sterven van Jezus, breekt in de hemel - in het Koninkrijk Gods - de vreugde door vanwege het opstaan van Jezus.
Ontzetting
De aarde beeft en de rotsen scheuren. Deze natuurverschijnselen vormen een weergave van de schrik en ontzetting die het dodenrijk bevangt op het moment dat Jezus lichamelijk sterft en geestelijk opstaat! In de diepste duisternis gaat een stralend licht op. In het ‘voorportaal van het verderf’ (zie Stb.31/10) komt het onvergankelijke leven tevoorschijn. Vol van goddelijke kracht en autoriteit maakt Jezus Zich los van zijn geestelijke bewakers. Hij verbreekt de geestelijke ketenen die Hem in de afgrondsituatie gevangen houden. Hij passeert de ‘onoverkomelijke’ kloof (zie Stb.48/3) en baant Zich een weg ‘omhoog’ naar de ‘poorten’ van het dodenrijk. Geen doodsmacht kan Jezus tegenhouden; de verderfengelen staan machteloos. Ook Apollyon - de heerser over de afgrond (zie Stb.31/7) - moet Jezus laten gaan in plaats van Hem voorgoed gevangen te zetten.
Intermezzo
We dienen bij de beschrijving van deze gebeurtenissen te blijven beseffen dat het zich allemaal in de geestelijke wereld afspeelt. Het gaat dus niet om bepaalde plaatsen of locaties op aarde, maar om situaties in de hemelse gewesten.
Voor de juiste beeldvorming van de geestelijke werkelijkheid maken we - waar nodig - dankbaar gebruik van beeldspraak die de Schrift voor deze situaties gebruikt.
Prediking in de gevangenis
Jezus gaat als overwinnaar rond in het dodenrijk. Hij predikt zijn evangelie aan de geesten in de gevangenis (1Pe.3:19). De Groot-Nieuws vertaling zegt hier: Lichamelijk gestorven, maar tot leven gewekt door de Geest, maakt Hij zijn overwinning bekend aan de zielen die in de onderwereld gevangen zitten. Het gaat hier over de mensen die sinds hun sterven in het dodenrijk worden bewaard, zowel aan de lichtzijde - een situatie die de bijbel ook wel ‘de schoot van Abraham’ noemt - als aan de duistere zijde - de situatie die de bijbel aanduidt met ‘de afgrond’ (zie Stb.31/7-10 en 41/4).
Allen worden geconfronteerd met de boodschap van leven en heil. De rechtvaardigen uit het Oude Verbond ontmoeten hun Messias. Zij die tijdens hun leven hun hoop op Christus hebben gebouwd, worden door Jezus opgewekt om zich gereed te maken voor de komende uittocht. Met dit doel verkondigt Jezus zijn evangelie aan hen: opdat zij naar Gods wil gaan leven door de Geest (naar 1Pe.4:6 Br). Zij mogen met Christus als eerstelingen uit de dood opstaan en met Hem verschijnen in het nieuwe Jeruzalem, de stad Gods.
Bij het laatste oordeel
De overige zielen in de lichtzijde van het dodenrijk herkennen in Jezus de personificatie van het ‘goede’ waarnaar zij in hun leven hebben verlangd. Zij worden door Jezus bemoedigd en vertroost. Zij ontvangen door het aanschouwen van en geloven in Jezus, de Heer des levens, de belofte voor de opwekking ten leven ten jongsten dage (naar Joh.6:40). Dat is op de laatste dag (GN), bij het laatste oordeel. Ook zij zullen uiteindelijk mogen leven door de Geest.
Degenen die zich aan de duistere zijde van het dodenrijk bevinden, keren zich van Jezus af. Ook dit is een direct en logisch gevolg van hun leven op aarde waarin zij de duisternis liever hadden dan het licht (zie Stb.48). Zij roepen daarmee het oordeel over zich af; het resultaat hiervan zal blijken ten jongste dage (naar Joh.12:48).
Sleutels van dood en dodenrijk
De zegetocht van Jezus door het dodenrijk mondt uit in de rechtstreekse confrontatie met Dood, de koning van het dodenrijk. Hij wordt door Jezus Christus, de Zoon van God, van zijn kracht beroofd (2Tim.1:10). Jezus eist als overwinnaar de sleutels op van dood en dodenrijk. Hij ontvangt ze (naar Op.1:18). Voortaan zal Hij kunnen openen en niemand meer kunnen sluiten. Hij kan vrijlating uitroepen voor gevangenen, voor gebondenen opening der gevangenis, en dit daadwerkelijk en onmiddellijk realiseren (naar Jes.61:1).
Opstanding
Dan breekt het moment van Jezus’ opstanding aan. Opnieuw is er sprake van een grote aardbeving (Mat.28:2): het dodenrijk raakt nogmaals in hevige beroering. Jezus opent de poorten van het dodenrijk van binnenuit. Hij verbreekt de weeën van de dood, zegt Handelingen 2:24, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden.
Het Lam van God, de overwinnaar van duivel en dood, brengt het onvergankelijke leven definitief aan het licht. In zijn geestelijk lichaam treedt Hij geheel buiten de invloedssfeer van dood en dodenrijk. Onmiddellijk komt de verbinding met zijn natuurlijk lichaam in het graf tot stand, waarna het geheel door de kracht van de Geest van God wordt getransformeerd in een onsterfelijk, onvergankelijk en verheerlijkt lichaam.
Met Hem staan ook de ‘eerstelingen’ op. Zij verschijnen in het Koninkrijk Gods, het paradijs, in de hemelse stad Gods, het nieuwe Jeruzalem (naar Mat.27:52-53, Luc.23:43).
Heerlijkheid
Jezus Christus, het Lam van God, komt in volle kracht en glorie tevoorschijn. Het evangelie is gepredikt, de reiniging der zonde tot stand gebracht (Heb.1:3). De heerlijkheid waarvan Hij in eerste instantie vrijwillig afstand doet (BS 5/8), wordt in nog ruimere mate zijn deel. Jahweh verhoogt Hem uitermate en geeft Hem de naam boven alle naam, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zal buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zal belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God, de Vader (Fil.2:10)!
Wat een moment in de heilsgeschiedenis: de opstanding van Jezus Christus uit de doden. Het pleit is beslecht, de volkomen overwinning een feit. Het grote keerpunt in het lot der mensheid is aangebracht.
Eeuwig heil
Door te sterven voor onze zonden en op te staan voor onze rechtvaardiging is Jezus voor allen die Hem geloven en gehoorzamen een oorzaak geworden van eeuwig heil (1Cor.15:3, Rom.4:25, Heb.5:9). Hij heeft het voorhangsel doen scheuren - de weg tot God definitief heropend. De verzoening met God is nu mogelijk voor allen die Jezus aannemen en zijn evangelie geloven. Zij worden door Jezus overgezet uit de macht der duisternis in het Koninkrijk Gods (Col.1:13). Zij krijgen innerlijk deel aan de opstanding van hun Heer. Zij worden - hoewel zij dood zijn door de overtredingen - medeopgewekt en ontvangen in de hemelse gewesten een plaats in Hem (Ef.2:6). Zie voor een verdere beschrijving van deze wedergeboorte: Studieblad 51.
Het koningschap aan Jezus
Met het tot stand brengen van de reiniging der zonde legt Jezus het eeuwige en onwankelbare fundament voor zijn wereldomvattende werk als Lam van God. De verdere uitvoering van dit werk vindt plaats vanaf de troon in het Koninkrijk van God. Bij zijn hemelvaart bestijgt Jezus deze troon. Hij zet Zich naar het woord en de belofte Gods aan de rechterhand van de majesteit in de hoge (Ps.110:1, Mar.16:19, Heb.1:3).
Jahweh bevestigt het werk van zijn Zoon Jezus op goddelijke wijze: het koningschap in hemel en op aarde is vanaf dit moment aan de Heer Jezus Christus. Het Koninkrijk Gods dat door Jezus nabij is gebracht, krijgt zijn gekroonde Koning. De door God bedoelde theocratie in levens van wedergeboren mensen gaat in.
Vreugde in de hemel
Het kroningsfeest wordt op hemelse wijze gevierd. Psalm 47 geeft daar een beeld van: er is gejubel en gejuich, bazuingeschal en handgeklap (vs.2,6). Er klinkt een meervoudige oproep tot psalmzingen. De engelen zingen een kunstig lied (vs.7,8). Degenen die met Jezus in zijn triomftocht zijn opgevaren naar de hoge (Ps.68:19, Ef.4:8) zullen zich hierbij hebben aangesloten. Er vormt zich een ‘feeststoet’ (Ps.68:25). Er is een grote en verheerlijkte vreugde. En dat allemaal ter ere van Jezus, de eerste van de nieuwe schepping, de Zoon des mensen die zijn plaats op de troon inneemt.
De profetische woorden van Jesaja worden vervuld: Groot is de heerschappij en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn Koninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid (Jes.9:6).
Jezus, het Lam Gods op de troon
Jezus neemt in het Koninkrijk Gods een positie in aan die van Jahweh gelijk (zie ook BS 2/9). Hij is bekleed met alle macht in hemel en op aarde (Mat.28:18). Daarin is Hij uniek.
Op grond van zijn werk en plaats is Jezus waard om aanbeden te worden - de enige mens in de hele schepping naast Jahweh, de Schepper. Voor Hem dient iedere knie zich te buigen; de bijbel roept daartoe op (Fil.2:10, Jes.49:7, Heb.1:6, Op.5:13,14).
Daarom aanbidden wij Jezus als Christus en Heer, als Zoon van God en Heiland der wereld... als verlosser, bevrijder, geneesheer, doper in heilige Geest... als herder en leidsman ten leven, leraar ter gerechtigheid, voleinder van het geloof: Jezus, het Lam Gods op de troon!
Wij mogen doordrongen raken van de betekenis en omvang van het heilswerk dat Hij verricht en de kracht waarmee Hij dit werk voortzet en voleindigt.
De boekrol
Het Lam-zijn van Jezus houdt niet op na het voltooien van zijn verlossingswerk op aarde. Dit blijkt uit het feit dat Jezus vooral met deze naam wordt aangesproken in het laatste bijbelboek. In Openbaring 5 neemt Hij als Lam de boekrol aan, beschreven van binnen en buiten, verzegeld met zeven zegels. Deze boekrol bevat het gehele heilsplan van God met mensen. De opening van deze boekrol duidt op de uitvoering van dit plan. De zeven zegels wijzen op de diverse fasen hierin.
Alleen het Lam is waardig deze boekrol te openen en in te zien. Niemand anders heeft het in zich om haar zegels te verbreken (naar Op.5:3). Alleen Jezus is in staat om de gemeente Gods te bouwen en met haar het taaie en niet aflatende verzet van Satan en Dood teniet te doen. Alleen Hij kan alles in allen volmaken en de wederoprichting aller dingen tot stand brengen (Ef.1:23, Hand.3:21).
Juist het Lam-zijn van Jezus is in dit heilswerk bepalend. Hierin komt zowel de kracht van Jezus naar voren - die van de leeuw uit de stam van Juda, de wortel Davids (Op.5:5) - als ook de gezindheid van Jezus (zie BS 5/3). In de Lamsgestalte van Jezus is de volledige overwinning over het rijk van Satan en Dood gewaarborgd, de voortgang van het voornemen des Heren verzekerd en het bereiken van de voleinding veilig gesteld.
Lof en aanbidding
Daarom wordt Jezus in Openbaring 5 als Lam bezongen en aanbeden: Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie; en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde (vs.9,10). Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof (vs.12). Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden (vs.13).
Het Lam centraal
Jezus Christus staat als Lam van God centraal in de uitvoering van Gods plan. In Openbaring 7 leidt Hij als Lam zijn gemeente naar de waterbronnen des levens. In hoofdstuk 14 staat Hij als Lam temidden van de 144.000 - beeld van de gemeente van Jezus Christus - op de berg Sion. In hoofdstuk 17:14 is Hij als Lam, tezamen met zijn gemeente de grote overwinnaar van allen die oorlog voeren tegen het Lam.
Van het nieuwe Jeruzalem wordt geprofeteerd: een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. De stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam (Op.21:22,23). In haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam (vs.27).
Jezus is als Lam van God het begin en het einde; de eerste en de laatste, de alfa en de omega (22:13). Uit zijn troon - de troon van het Lam - ontspringt de rivier van het water des levens, helder als kristal, heilbrengend voor alle mensen (22:1).
Tenslotte spreekt Openbaring over de bruiloft des Lams en het bruiloftsmaal des Lams (19:7,9). Aan het einde van dit feest heeft Jezus de boekrol geheel geopend en al haar zegels verbroken. Het plan van God is dan door Jezus en zijn gemeente volledig gerealiseerd.
Het Lam volgen
Om deze voleinding te bereiken is het voor de gemeente van Jezus van wezenlijk belang om het Lam te volgen, waar Hij ook heengaat - waar de weg ook doorheen gaat (Op.14:4). In dit volgen mogen wij in diepe gemeenschap met het Lam komen tot gelijkvormigheid aan het beeld van het Lam. Daartoe roept God ons op; daartoe zijn wij bestemd (naar 1Cor.1:9, Rom.8:29).
Het is Gods bedoeling dat wij - als leden van het lichaam van Christus, in heilige Geest met het hoofd verbonden - de Lamsgestalte aannemen, deze prachtige gezindheid van Jezus overnemen. Onder zijn leiding komen tot dezelfde overgave en toewijding, dezelfde bereidwilligheid en gehoorzaamheid, dezelfde trouw en afhankelijkheid, vanuit dezelfde liefde tot God. Ook wij mogen vervuld worden van het verlangen dat in Jezus is: God in alles behagen en zijn wil geheel volbrengen.
In de Lamsgestalte
In deze Lamsgestalte zijn wij bereid voor het evangelie te lijden en in staat om in ons vlees aan te vullen wat (nog) ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam de gemeente (2Tim.1:8, Col.1:24).
In deze gezindheid van het Lam kan de ‘kracht van Christus’ ten volle over ons komen, zelfs in de grootste zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen en benauwenissen (2Cor.12:9).
In deze verbondenheid met het Lam zullen wij door de ‘zee van glas met vuur vermengd’ trekken en als overwinnaars het lied van het Lam aanheffen (Op.15:2,3).
Met en door het Lam zullen wij in de eindsituatie komen die Hij ons heeft bereid: heil en heerlijkheid tot in eeuwigheid.
Glorie aan het Lam
Het werk van Jezus als Lam van God is op dit moment nog niet voltooid. Hij bereidt zijn gemeente toe, schenkt genade, geeft licht en voert op in geest en waarheid. Hij vraagt hierin onze medewerking, de inzet van ons leven.
Wanneer wij zien en begrijpen waar Jezus mee bezig is en met ons naartoe wil, is er eigenlijk maar één reactie denkbaar: Heer, hier ben ik voor U... Hier zijn wij als leden van uw lichaam, om uw wil te doen!
Laten wij daarom met eerbied en ontzag en vol van geloof en liefde onze plaats in zijn gemeente innemen. Ons persoonlijk en tezamen volledig toewijden aan Hem. Alles aan Hem ontlenen. Afleggen wat ons nog in de weg staat en Hem aandoen. Jezus alle gelegenheid geven om zijn werk in ons te voleindigen en met ons de volledige overwinning te behalen.
Alle glorie en hulde zij daarvoor aan Jezus, het Lam Gods op de troon. Laten we Hem grootmaken; niet alleen in ons lied en gebed, maar vooral in ons leven, in het volgen van Hem. Dan wordt de vrucht van zijn werk als Lam zichtbaar en komt Hij openbaar in de zijnen. Dat is de wil van God.