Jezus is Heer

Inleiding

We vervolgen onze studie over de naam van Jezus. Na de bespreking van de namen Jezus en Christus in het vorige bijbelstudie­blad, gaan we nu in op de titel Heer.

Welke waarde heeft deze titel in de bijbel? Wordt alleen Jezus op deze wijze aangesproken? Welke betekenis heeft deze toenaam van Jezus ten aanzien van zijn wezen en werk? Wat wil God ons daarin openbaren? Welk aanvullend licht werpt deze benaming op de bedoeling van God met de mens-in-Christus? Waarom is het voor ons zo belangrijk om - naar Filippen­zen 2:11 - te belijden dat Jezus Christus Heer is? Wat kunnen wij hiermee 'doen' in de praktijk van het leven van alledag?

Voor alle duidelijkheid: de woorden 'Heer' en 'Here' die in de diverse Nederlandse bijbelvertalingen worden gebruikt, betekenen precies hetzelfde. In dit artikel wordt de schrijfwijze 'Heer' gehanteerd.

Nieuwe Testament

De benaming Heer wordt in het Nieuwe Testament veelvuldig gebruikt met betrekking tot Jezus. Als korte en rechtstreekse aan­spreekti­tel: 'Heer' (bv. Mat.17:4). Of in verbinding met zijn eigennaam: 'de Heer Jezus', dan wel 'Jezus, onze Heer' (bv. Op.22:20 en 2Pe.1:2).

Het valt op dat de titel Heer heel vaak voorkomt in combinatie met de namen Jezus én Chris­tus. Meer dan honderd maal wordt er gesproken over 'de Heer Jezus Christus', 'Christus Jezus, de Heer', 'Christus Je­zus, mijn Heer' en 'Christus Jezus, onze Heer' (bv. Fil.1:2, Col.2:6, Fil.3:8 en Ef.3:11).

In deze samenvoeging wordt Jezus voluit benoemd en geheel naar de wil van God getypeerd: als Christus en Heer (zie Hand.2:36).

God en Jezus

In het Nieuwe Testament wordt niet alleen Jezus als 'Heer' betiteld; ook God wordt vele malen zo genoemd. Deze aanduiding komt zowel afzonder­lijk voor: 'Heer' (bv. Jac.5:11), als in combina­tie met God: 'de Heer God', 'de Heer, uw God' en 'de Heer, onze God' (bv. Op.1:8, Mat.4:10 en Hand.2:39). Niet alleen mensen spreken God als 'Heer' aan. Ook de engel Gabriël noemt Hem 'de Heer God' (Luc.1:32); zelfs Jezus noemt zijn Vader de 'Heer des hemels en der aarde' (Mat.11:25).

Het boek Openbaring spreekt over 'de Heer en zijn Gezalfde' (11:15); het gaat dan over God en zijn Christus. Lucas schrijft over 'de Christus des Heren' (2:26), en dan bedoelt hij de Christus Gods. We lezen op diverse plaatsen over de Geest des Heren, de kracht des Heren, de naam des Heren, het woord des Heren, een engel des Heren, de tempel des Heren, enz. Hierin gaat het steeds weer over God! Denk ook eens aan de vele aanhalingen uit het Oude Testa­ment die in het Nieuwe Testament voorkomen: daarin wordt God vrijwel altijd Heer genoemd.

Oude Testament

Het is goed om op dit moment even terug te gaan naar het Oude Testament. Daar komt het woord 'Heer' in de vertaling van het NBG in twee schrijf­wijzen voor: als Heer (met vier hoofdletters of 'kapita­len' - ruim 6000 maal), en als Heer (met één hoofdletter en drie kleine letters - meer dan 400 keer). Dit onderscheid wordt aangebracht omdat er in de grondtekst twee verschillende Hebreeuwse woorden voorkomen: Jahweh en Adonai.

Het verschil tussen deze woorden is groot: Jahweh is een naam; het beschrijft een wezen. Adonai is een titel; het duidt op een bepaalde plaats, positie en functie. Jahweh is in de Schrift de enig voorkomende eigennaam van de Schepper van hemel en aarde. Adonai is een aanspreekti­tel van deze Jahweh, en wel één van zijn meest bekende; de letterlijke vertaling luidt: Heer.

Er is nog zo'n bekend en veelvoorkomend Hebreeuws woord in het Oude Testament dat als aan­spreek­titel van Jahweh dienst doet: Elohim (ruim 2600 keer). Meestal wordt het vertaald door God.

Joods gebruik

Van oudsher is de Jood gewend om tijdens het lezen van de heilige Schrift de Godsnaam niet uit te spreken. Men leest in het Hebreeuws: JHWH (het Hebreeuwse schrift bevat geen klin­kers), maar zegt - mede door de schroom voor de heiligheid van de naam Gods - Adonai (Heer) of Elohim (God).

De gelovige Jood vertolkt in deze woorden al zijn eerbied en ontzag voor de enige en waarachtige Schepper van hemel en aarde. Deze titels zijn voor hem als een naam geworden. De woorden Adonai en Elohim hebben daardoor een veel grotere lading en hogere waarde dan de woordbetekenis op zich aangeeft.

JHWH

De persoonsnaam JHWH is niet zomaar te vertalen. De hele persoonlijkheid van God ligt erin besloten. Van de inhoud en betekenis komt nog het meeste naar voren in Exodus 3:14. Daar noemt God Zich Ikben... Hij openbaart in deze eenvoudige woorden iets van zijn diepste wezen: Ik ben er, Ik ben er altijd geweest, Ik zal er altijd zijn... Ik ben tegenwoor­dig, Ik werk, Ik doe... Om werkelijk zicht te krijgen op de naamsbetekenis - en daarmee op het wezen van God - hebben wij de hele bijbel nodig; ja nog meer: openba­ring van Jezus (naar Joh.1:18)!

Een aantal Nederlandse vertalingen - zoals de Willibrordvertaling van 1978 (Wb) en die van Petrus Canisius (Can) - laat de naam JHWH daarom terecht onvertaald; men schrijft op deze plaatsen in het Oude Testament: Jahweh - de meest waarschijnlijke uitspraak van JHWH.

De andere vertalingen - zoals de Statenvertaling (SV) en die van het NBG - gaan in feite mee met het Joodse gebruik om de Godsnaam te vervangen door Adonai, dus door Heer, al dan niet in kapitalen gedrukt.

Hierdoor is de werkelijke Godsnaam voor de meesten van ons min of meer 'vreemd' gebleven. Wij noemen Jahweh in de regel God of Heer. We spreken Hem dus eigenlijk aan met zijn titels. Ook in ons spraakgebruik hebben deze aanspreekti­tels de lading en waarde van een 'naam' gekregen.

Heer en God

Het is opvallend dat de Godsnaam Jahweh in het Oude Testament in dezelfde combinaties met de aanspreektitels 'Heer' en 'God' voorkomt als de naam Jezus in het Nieuwe Testament met de titels 'Heer' en 'Christus' (zie blz.1).

We lezen bijvoorbeeld in 2 Samuël 7:18 en 25 (Wb) over de 'Heer Jahweh' (NBG: de Here Here) en over 'Jahweh God' (NBG: de Here God). We komen uitdrukkingen tegen als 'Jahweh, mijn Heer', 'Jahweh, onze Heer', 'Jahweh, mijn God', 'Jahweh, uw God' (bv. Gen.15:2, 1Kon.8:53, Deut.26:3, Ex.20:2 Wb). In Exodus 34:23 (Wb) wordt geschreven over 'Jahweh, de Heer, de God van Israël' (NBG: de Here Here, de God van Israël). In Jesaja 51:22 (Wb) staat: Zo spreekt uw Heer, Jahweh, uw God... (NBG: Zo zegt uw Here, de Here en uw God).

Tevens valt op dat de bezittelijke voornaamwoorden uwmijn en onze slechts voorkomen bij de titels en niet bij de eigennamen. We lezen niet over uw/mijn/onze Jahweh (Heer), of over uw/mijn/onze Jezus. Wel over Jahweh, uw/mijn/onze God en Heer, of over Jezus, mijn/onze Heer! Daarin klinkt de persoonlijke erkenning door van Jahweh als God en Heer, en van Jezus als Heer. De bijbel gaat uiterst zorgvuldig om met de eigennamen van de Vader en de Zoon, en terecht!

Kurios

In het Nieuwe Testament valt het onderscheid tussen Heer en Heer weg. Er wordt namelijk maar één Grieks grondwoord gebruikt: Kurios. Op zichzelf genomen zegt dit woord niet zo veel. Het begrip 'kurios' krijgt ook nu weer zijn lading in het spraakgebruik, door de waarde die mensen eraan geven. Voor een goede beeldvorming is het daarom zinvol om na te gaan wat men in de dagen van Jezus onder een 'kurios' verstaat.

In Griekenland is dit woord vanaf de vierde eeuw voor Christus een aan­spreek­titel voor iemand die op grond van de wet beschik­kingsrecht heeft over andere mensen. Een kurios oefent op rechtmatige en ordelijke wijze gezag uit. Daarin onderscheidt hij zich scherp van de 'heer' die zonder ontvangen machti­ging en met willekeu­r bevelen geeft. Het Grieks heeft daar een ander woord voor: despotes, waar ons woord despoot van afgeleid is.

Religieuze lading

In de eerste eeuw voor Christus gaan de Oosterse volken rondom Israël de titel 'kurios' gebruiken voor hun goden en daarmee ook voor hun (vergodde­lijkte) koningen. Het woord 'kurios' krijgt hierdoor een religieuze lading. Ten tijde van het Romeinse rijk breidt deze gewoonte zich uit over het gehele rijksgebied in de Grieks-sprekende wereld: de keizer wordt vergodde­lijkt en gaat op grond hiervan de kurios-titel dragen. Deze benaming heeft dus geen staatsrechtelijke achtergrond; het is gebaseerd op een religieuze belijde­nis: de keizer is 'God op aarde' en dáárom een kurios, de enige kurios in zijn rijk (naar F.J.Pop - Bijbelse woorden en hun geheim).

Joodse invulling

In de eeuwen voor Christus gaan ook de Grieks-sprekende Joden het woord Kurios gebruiken, maar dan als vertaling van hun Hebreeuwse woord Adonai. Ook het begrip Elohim krijgt een Grieks equivalent: Theos. De kostbare inhoud van de oude Hebreeuwse begrippen wordt volledig meegeno­men naar de nieuwe Griekse termen. Voor deze mensen zijn Kurios en Theos de adequate 'namen' van de Schepper van hemel en aarde. Zij vertegenwoordigen voor hen de gehele inhoud en waarde van de naam JHWH: wat Hij voor Israël is geweest en gedaan heeft, wat Hij bezig is te zijn en te doen, én wat Hij voor hen zal zijn en doen. Men moet Israëls Heer en God dus kennen om de inhoud van de Kurios-titel te kunnen beseffen. Hoe beter men Hem leert kennen, des te meer klank dit woord krijgt.

Met deze 'eigen' invulling van het kurios-begrip hebben de Joden zich scherp opgesteld tegenover de hen omliggende volken. Vooral ten tijde van het Romeinse rijk heeft dit veel spanningen opgeleverd omdat zij de keizer nooit als 'kurios' hebben erkend.

Septuaginta

In de Septuaginta - de Griekse vertaling van het Oude Testament die in de derde eeuw voor Christus is gemaakt ten behoeve van de Grieks-sprekende wereld - gaat men nog een stap verder. 'JHWH' wordt vertaald, beter gezegd vervangen door 'Kurios'. Men schrijft in het Grieks op wat men in het Hebreeuws gewend is uit te spreken bij het lezen van JHWH.

Tevens brengt men in deze benaming tot uiting dat JHWH - deze Kurios - de enige en rechtmatige Heer is; bij Hem is geen enkele willekeur. Het rechtma­tige van zijn Kurios-schap rust in Hemzelf, in zijn eigen hart en wezen. Zijn Heer-schap omvat het ganse heelal! Hij is de Allerhoogste!

Maar met dat al heeft men wel de feitelijke eigennaam van de Schepper van hemel en aarde vanaf dat moment uit het geschreven woord laten verdwijnen.

Voortzetting

In het Nieuwe Testament zien we een voortzetting van deze tendens. De Godsnaam Jahweh komt nergens meer voor. Zelfs in de letterlijke citaten uit het Oude Testament met JHWH in de grondtekst, staat nu: Kurios (Heer) of Theos (God). In feite een verarming, omdat het wezen van Jahweh in deze 'benamingen' niet meer naar voren komt, zoals dat bij de persoonsnaam Jezus wel degelijk het geval is (BS.1).

De woorden God en Heer moeten door de nieuwtestamentische gelovigen worden 'ingevuld' zoals de Grieks-sprekende Joden dat bij het woord Kurios hebben gedaan. En dat is mogelijk! Paulus doet dat op voortreffelijke wijze: Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte) ­voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem (1Cor.8:5,6). Hij laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Hij kent zijn God en weet wie Jezus is!

Goed verstaan

In de Nederlandse vertalingen van het Nieuwe Testament kan het woord Heer op grond van het voorgaande in drie betekenissen voorkomen: als naam van God (in de OT-aanhalin­gen), als aanspreektitel van God en als aan­spreekti­tel van Jezus. Men moet uit het zinsverband en de context opmaken wat en wie er wordt bedoeld.

Dit nodigt enerzijds uit tot (gedegen) bijbelonderzoek, anderzijds tot een bewust hanteren van deze 'namen' in het eigen taalgebruik. Laat het voor uzelf en voor degenen die naar u luisteren duidelijk zijn wie u bedoelt als u spreekt over 'de Heer'.

Het is een goede zaak om hierin het bovengenoemde voorbeeld van Paulus te volgen: het woord God slechts te gebruiken voor de benoeming van Jahweh - en daarin dan de gehele inhoud en waarde van de naam JHWH naar voren laten komen - en het woord Heer zoveel mogelijk te bewaren als aanspreek­titel voor Jezus. In deze serie bijbelstudies wordt ten behoeve van de gewenste duidelijkheid hiervan uitgegaan.

Jezus is Kurios

Jezus is door God tot Christus en tot Heer gemaakt. Hij is niet alleen de Christus Gods, maar ook de Kurios Gods. Hij verkrijgt daarmee een 'naam' aan die van de Aller­hoog­ste gelijk. Een titel, die tot op dat moment in Israël slechts wordt gebruikt ten aanzien van de enige en waarach­ti­ge God, de Schepper van hemel en aarde.

De Vader geeft bij deze zalving en aanstelling alles in handen van de Zoon: de bevoegd­heid en verantwoordelijkheid voor de uitvoering en voltooiing van zijn plan met mensen, alsmede de goddelijke volmacht daartoe. Daarom is Jezus nu Heerde Heer, aller Heer (Col.2:6, Hand.10:36). Hij is degene van wie in Colossenzen 1:15-20 zo hoog wordt opgegeven: Christus Jezus, de Heer. Hij behoort door mensen en engelen te worden aangesproken als Kurios, dus met dezelfde naam en titel als de Vader! Hij heeft 'de naam boven alle naam' (Fil.2:9).

Het zal geen verwondering wekken dat het gebruik van de titel Kurios door de discipelen en christenen met betrekking tot Jezus op hevig verzet is gestuit, zeker in de begintijd: zowel van de zijde van de orthodoxe Joden - zij erkennen alleen Jahweh als Kurios - als van de kant van de Romeinen, voor wie er ook maar één kurios is: de keizer.

Betekenis

Het Heer-zijn van Jezus tekent Hem in zijn unieke plaats in het Konink­rijk Gods. Hij bekleedt daarin de meest verheven en verhoogde positie: Hij is boven alles en allen geplaatst en gezeten met zijn Vader op de troon, in het middelpunt van de goddelijke macht en heerschap­pij (Rom.9:5, Op.3:21). Hij is met heerlijk­heid en eer gekroond (Heb.2:9), met de waardig­heid die bij een (hemelse) Heer past.

Jezus is geen despoot, maar een ware Kurios: Hij heeft van Godswege, dus op grond van de wetten Gods het beschik­kingsrecht over mens en schepping; Hij oefent dit gezag op rechtmatige en ordelijke wijze uit.

Jezus is als Heer de ware beheerder en beheerser van al het geschapene, de drager van alle dingen (Heb.1:3). Hij heeft het in Zich om alles in hemel en aarde te overzien en te besturen naar de wetten en bedoelingen van God (Stb.22/5). Hij heeft de kracht en macht om daarin alle gerechtigheid Gods te vervullen en de betekenis van zijn naam 'Jezus' in volheid te openbaren.

Grote macht

Mede op basis van zijn allesomvattende overwinning op het rijk van Satan en Dood voert Jezus - als de verhoogde en verheerlijkte Christus - heer­schap­pij over levenden én doden (Rom.14:9); Hij heeft de sleutels van de dood en het dodenrijk (Op.1:18).

Als Heervan hemel en aarde heeft Hij de macht en kracht om mensen die Hem aannemen en in Hem geloven, kinderen Gods te laten worden (Joh.1:12). Hen te verlossen uit de macht der duister­nis en over te brengen in het Koninkrijk Gods, hen uit de dood over te laten gaan in het leven, hen een plaats en positie te geven in Hemzelf (Col.1:13, Joh.5:24, Ef.2:6).

Hij heeft het vermogen om ieder wedergeboren mens te bevrijden van al diens geestelijke vijanden en hem te dopen in heilige Geest (Rom.7:25, Mar.1:8). Hij heeft de capaciteit om het hernieuwde leven Gods in mensen tot ontwikke­ling te brengen en hen tot geestelijke volwassenheid op te voeren (naar Ef.2:21). Alles is onder zijn voeten gesteld; Hij heeft het in Zich om alles in allen te volmaken (Ef.1:22,23). Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde (Mat.28:18); Hij is Heer!

Als van God

Wat een plaats en positie neemt Jezus in! Wat een autoriteit bezit Hij! En welk een (draag)kracht is in Hem aanwezig!

Jezus heeft een positie als van God, een autoriteit aan die van God gelijk. In en door Hem werkt de kracht van de Geest Gods. Ja, de ganse volheid van God is in Hem aanwezig en werkzaam (naar Col.1:19).

Alle mogelijkheden en middelen van God staan Hem ter beschikking; Hij functioneert als God, op hetzelfde niveau, in diepe een­heid en algehele verbonden­heid met God. In dit kader zegt Jezus: Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien, en: Ik en de Vader zijn één (Joh.14:9, 10:30). Het maakt in feite niet meer uit of je Jezus ontmoet of God, of je Hem hoort spreken of God, of Hij werkzaam is of God. Zij zijn daarin tot één: het is één karakter, één geluid, één werk, vanuit één Geest, op één doel gericht!

Deze functie­gelijkheid blijft bestaan totdat Jezus in de grote volheid der tijden het koningschap overdraagt aan Hem, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen (1Cor.15:28).

Jezus en Jahweh

Tot dat moment is Jezus dus ook een Elohim, een Theos, een God: een inspira­tor en voorwerp van aanbidding, onbeperkt in macht en autoriteit, in mogelijkheden en middelen. We zouden Jezus daarom niet alleen als Heer, maar zelfs als God kunnen aanspreken, Hem met de titel God kunnen benoemen, omdat Hij - in de huidige fase van de geestelijke ontwikkeling - in plaats en functie de gelijke is van de Allerhoogste.

Daarmee zeggen we niet dat Jezus Jahweh is, of dat Jahweh mens geworden is in Jezus. Het onderscheid tussen de Vader en de Zoon blijft bestaan; het zijn twee personen met een eigen wezen en een eigen persoonsnaam (BS.1/8). Jezus zelf zegt: De Vader is méér dan Ik (Joh.14:28). Hij kent zijn plaats en positie in het Koninkrijk Gods, zijn taak en opdracht in het plan Gods. Hij weet dat God Hem alles in handen gegeven heeft met het oog op de uitvoering en voltooiing van de diepste gedachten Gods. Hij weet wie ook zijn God is: Jahweh, de enige en waarachtige, de Schepper van hemel en aarde, degene die was en is en eeuwig wezen zal!

Christus en Heer

Al de mogelijkheden en middelen van het Heer-zijn worden in Jezus verenigd met die van het Christus-zijn. Jezus kan als Heer werken met de Geest Gods, zijn Heer-schap helemaal uitwerken in en door middel van de Geest waarmee Hij als Christus is gezalfd. Zowel op het persoonlijke vlak - in het hart en leven van iedere afzonderlijke gelovige die in de Geest gedoopt is - als op het niveau van de plaatselijke gemeente, de gemeente wereldwijd en de gemeente van alle tijden. Juist door deze Geest is Jezus in staat om al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd samen te vatten (Ef.1:10). Daarom kan Paulus schrij­ven: De Heer nu is de Geest (2Cor.3:17).

Anderzijds kan Jezus zijn opdracht als Christus realiseren omdat Hem als Heer alle mogelijkheden in handen zijn gegeven om alles aan Zich te onderwerpen! De macht en kracht die verbonden zijn aan het Heer-schap zijn nodig om alles in allen te kunnen volmaken! Niet voor niets spreekt de bijbel in dit verband over de komst des Heren... en dan gaat het over de komst van de Heer Jezus (bv. 1Th.4:15, 3:13)!

Heer Jezus Christus

Deze Gezalfde Gods en machtige, hoogverheven, nieuwtestamentische Heer van hemel en aarde heet Jezus. Alles wat Hem als Christus en Heer ter beschik­king staat, wordt ingezet tot heil van mens en schepping, om de volle inhoud van zijn naam 'Jezus' uit te werken en waar te maken.

Wat een voorrecht voor ons om juist Hem als Heer en Christus te ontmoeten en aanvaarden, juist Hem als hoofd en leidsman van je leven te mogen (er)ken­nen en ervaren, en als lid van zijn lichaam te mogen functio­neren.

We kunnen ons geen betere Heer en Christus wensen dan dat Jezus is! Als persoon - die naar wezen en werk door deze prachtige combinatie van namen en titels getekend wordt - staat Hij garant voor de volledige openbaring van het heil dat God ons in zijn oneindige goedheid en liefde heeft toebedacht!

Geloven en belijden

Het Heer-zijn van Jezus is even belangrijk als het Christus-zijn. Het vormt daar een onverbrekelijke eenheid mee. Het woord roept ons in dit verband op om 'te geloven dat Jezus de Christus is' en 'te belijden dat Jezus Heer is' (Joh.20:31 en Rom.10:9).

Dit van harte geloven en belijden dient te allen tijde samen op te gaan, in ieder fase van onze geestelijke ontwikkeling. Het doet ons oog en hart ge­richt zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs (Heb.12:2). Het verbindt ons met alles wat in Hem als Christus en Heer aanwezig en werkzaam is. Het maakt ons bewust van onze plaats en positie in Hem, van wie we mogen 'zijn' in Hem. Het mobiliseert en activeert in ons juist dát wat nodig is voor Jezus om zijn werk als Christus en Heer in ons hart en leven te beginnen en tot het einde toe voort te zetten. Zo groeien wij, ons aan de waarheid houdende, in liefde in elk opzicht naar Hem toe, die het hoofd is, Christus (Ef.4:15).

Aanbidden

Jezus mag als enige mens in het ganse heelal aanbeden worden, juist vanwege het feit dat Hij door Jahweh als de nieuwtestamentische Kurios is aange­steld en daarmee een positie heeft verkregen aan die van de Allerhoogste gelijk. Het is Gods wil dat wij Jezus op deze wijze vereren en aanbidden. Paulus roept het uit: Daarom heeft God Hem uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Heer, tot eer van God, de Vader (Fil.2:9-11)!

Jezus is het meer dan waard om aanbeden te worden; met al zijn namen en titels, in al zijn hoedanighede­n en functies! Daarin kunnen wij al onze eerbied en ontzag, onze verering en aanbid­ding voor Hem tot uiting laten komen.

Het is een goede zaak om in onze gebeden zorgvuldig om te gaan met de namen van Jezus. Niet zomaar, te pas en te onpas, zeggen: Heer, Heer... maar ons bewust worden wanneer het aan de orde en van belang is om Hem met die naam aan te spreken!

Bewust leven

De betekenis van de naam Heer mag ook tevoorschijn komen in ons dagelijk­se leven en bepalend zijn voor onze instelling en opstelling. We zijn bereid om Hem als Heer van ons leven te volgen en gehoorza­men. We willen Hem als Heer dienen met eerbied en ontzag. We willen leven in de 'vreze des Heren'.

Tegelijkertijd stellen we ons in zijn kracht bewust op tegenover alle andere 'heren' in de geestelijke wereld. Wij ontzeggen hen in zijn naam iedere macht en zeggenschap over ons leven. We wijden ons volkomen toe aan onze Heer, Jezus Christus.

Wij willen Hem alléén en geen ander als Heer, zingen we in een bekend lied, hosanna, wij volgen de Heer!

Heer der heren

Het is Gods bedoeling dat ieder lid van de gemeente van Jezus zich in diepe gemeenschap met Hem en in volledige afhankelijkheid van Hem ­gaat openbaren als 'heer' en zijn plaats onder de grote 'Heer der heren' inneemt (naar Op.19:11-16), met alle heerlijke gevolgen van dien (zie Op.20 t/m 22)!

Het heer-zijn is dus ook voor ons weggelegd. Wij zijn geroepen en bestemd tot het verkrijgen van de heerlijkheid van onze Heer Jezus Christus (2Th.2:14). Om dan ook met Hem te heersen en te dragen, te beheren en te vervullen, en - tezamen met Hem als mensheid - tot in alle eeuwigheid te leven met Jahweh, onze God!

Het Heer-zijn van Jezus geeft ons daarvan nu reeds een voorproefje. Het toont ons iets van de diepste bedoeling van God met de mensheid-in-Christus.

Vol worden van Hem

Jezus voert dit voornemen Gods uit, in en door middel van zijn gemeente. Wij mogen onze plaats daarin zien en innemen - vol van geloof, hoop en liefde - en opwassen in de genade en in de kennis van onze Heer en Heiland, Jezus Christus (2Pe.3:18).

Wat een voorrecht om met deze Jezus verbonden te zijn, in en door Hem te leven, en vervuld te worden van Hem die alles in ons volmaakt. Heil en heerlijkheid is ons deel tot in eeuwigheid, door Hem die ons leven is.

Glorie voor Jezus, onze Heer en voor God, onze Vader!

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.