Door God bekleed

Inleiding

In het gesprek dat God met Adam en Eva na hun zonde was aangegaan, had Hij vanaf het eerste moment blijk gegeven van zijn eeuwigblijvende liefde voor de mens. God zag de mogelijkheid om op wetmatige en rechtvaardige wijze een keer te brengen in het lot van de mens. En daar sprak Hij over in de 'moederbelofte' (Gen.3:15). Uit de mensheid, uit de vrouw zou de Messias geboren gaan worden, die alle mensen zou kunnen verlossen en bevrijden uit de macht van Satan en Dood. Deze zou een einde gaan maken aan alle ellende die door de zonde in de wereld was gekomen. Hij zou alle gevolgen en doorwerkingen van de zonde, de dood en de vloek opheffen en de mensheid alsnog kunnen laten toekomen aan de heerlijkheid die God voor haar bedoelt.

Woord en daad

God liet het evenwel niet bij een spreken, bij het doen van een belofte. Hij stelde ook een daad die daarmee overeenkwam. In deze daad kunnen we het principe van de oplossing die God voor ogen stond, reeds bespeuren. Hij gaf Adam en Eva iets in handen, waarmee zij op dat moment al konden gaan werken, een 'voorschot' op de genade die in Jezus Christus geheel openbaar zou komen.

Zo is God. Hij geeft niet alleen beloften voor de toekomst, maar ook altijd heil in het heden, mogelijkheden en middelen voor nu. Hij wil als goede Vader voor alle mensen zorgen, opdat zij leven hebben en dit leven kunnen behouden, te midden van alle omstandigheden.

Klederen

En de Here God maakte voor de mens en voor zijn vrouw klederen van vellen en bekleedde hen daarmee (Gen.3:21). Met deze daad voorzag God op zijn wijze in hun acute behoefte aan een goede bedekking van hun lichaam (zie Gen.3:7). Geen schorten van vijgenbladeren, maar klederen van vellen, van dierenhuiden (Can/LeV).

Voor dit doel zullen er enige dieren geslacht moeten zijn. De mens zal in opdracht en onder aanwijzing van God dit zélf hebben mogen uitvoeren en de gemaakte kleding 'als van God' hebben ontvangen. Op deze wijze mocht de mens zich in de ontstane situatie voortaan bekleden. Op deze basis mocht de mens onder leiding van God verder gaan.

Beleving

Adam en Eva zullen bij het vervaardigen en aantrekken van deze klederen iets moois ervaren hebben. Het gehele gesprek met God tot op dat moment had hen reeds gehuld in de vrede die van God naar hen uitging. Zij herkenden het voor hen zo vertrouwde klimaat. Zij ervaarden opnieuw Gods goedheid en liefde in de woorden die Hij tot hen sprak. Dit moet voor hen een verademing zijn geweest.

Bij het vernemen van de belofte aangaande hun nageslacht, zal er opnieuw blijdschap in hun hart zijn ontstaan. En deze nieuwe vrede en blijdschap zal zich op bijzondere wijze hebben versterkt bij het gehoorzaam uitvoeren van de goddelijke opdracht en het nauwkeurig opvolgen van zijn aanwijzingen omtrent hun nieuwe klederen.

Bekleed

Er gebeurde iets in twee werelden tegelijk. Evenals bij alle voorgaande gebeurtenissen in de hof van Eden is ook dit voorval op aarde verbonden met een situatie in de hemel.

Zij werden inderdaad door God bekleed. Zowel in de zichtbare als in de onzichtbare wereld. Hun natuurlijk lichaam werd bedekt, maar ook hun geestelijk lichaam kreeg een bedekking, een bescherming van Godswege. Hierdoor kon het klimaat van de dood toch enigszins worden geweerd en kon de vrede Gods hen niet alleen opnieuw omhullen, maar toch ook weer in zekere mate vervullen.

Bedekt

Zij zullen hebben ervaren dat met dit gebeuren hun zonde 'bedekt' werd en het schuldbesef van hen werd weggenomen. De vergevingsgezindheid van God naar hen toe had zich geconcretiseerd - zich 'verdicht'- tot een daad waarin de vergeving werkelijk werkzaam werd. Zij zullen deze kwijt-schelding van Godswege tot diep in hun hart hebben beleefd en het herstel van de relatie met Hem in grote vreugde en intense dankbaarheid hebben doorleefd. Er was verzoening bewerkt en dat ervaarden zij naar geest, ziel en lichaam.

Illustratie

In en met dit gebeuren wilde God duidelijkheid geven over de werkelijkheid en de wetmatigheden in de geestelijke wereld. Hij had tot de mens gesproken over het sterven ten gevolge van de zonde: de mens zou tot stof wederkeren (Gen.3:19 - Stb.41).

Onmiddellijk na deze woorden volgt het gebeuren in vers 21: het sterven van een dier ten behoeve van de 'bekleding' van de in zonde gevallen mens.Nog niet eerder was er een dier op deze wijze gestorven. De plotseling intredende dood van het dier illustreerde in de eerste plaats in de zichtbare wereld wat er met de mens in de onzichtbare wereld was gebeurd. Maar God wilde nog meer laten zien.

Plaatsvervangend

God wilde ook duidelijk maken op welke wijze de mens kan ontkomen aan de greep van de dood en losgemaakt kan worden uit de geestelijke gevangenis. Er zou een ander levend wezen voor hem in de plaats mogen treden om voor hem de gevolgen van de zonde - de dood - te dragen. Op deze wijze wilde God genade en recht laten gelden in de ontstane situatie van de mens. Genade, omdat de mens op basis hiervan door Hem vrijgesproken kan worden. Recht, omdat de wetmatigheden van de geestelijke wereld - ook ten aanzien van het rijk der duisternis - hun beloop kunnen krijgen.

Dit principe van het plaatsvervangend sterven vormt de kern van de oplossing die God voor ogen stond om de mensheid - zijn mensheid - los te kopen uit de macht van Satan en Dood. Wanneer de mens in geloof op deze 'transactie' van Godswege zou ingaan, zou God hem nieuw leven kunnen aanreiken en Zich met de mens kunnen herenigen.

Van God

Doch welk levend wezen zou tot dit plaatsvervangend sterven in staat zijn en daartoe dan ook nog eens bereid zijn? Dat zou een vlekkeloos iemand moeten zijn, die zelf geen zonde zou hebben gedaan en derhalve ten opzichte van duivel en dood schuldeloos zou staan.

Adam en Eva hadden beiden gezondigd. Zij konden dus niet voor elkaar in de plaats treden.

In dit gebeuren zou opnieuw God moeten voorzien en dat wilde Hij ook. Hij was degene die het principe had uitgedacht; Hij zag de mogelijkheden, maar ook de middelen. Vanuit zijn enorme liefde voor de mens voorzag God inderdaad in deze behoefte. Hij gaf iets van Zichzelf, iets van zijn schepping om de plaats van de mens in de ontstane situatie in te nemen en de gevolgen van de zonde van hem over te nemen.

Hij nam Adam en Eva niets af; Hij gaf van Zichzelf, van hetgeen Hijzélf in het aanzijn had geroepen. Want Hem behoort al het gedierte, al het vee en al het gevogelte. Al wat zich roert op het veld staat Hem ter beschikking (naar Ps.50:9-11).

Voorlopig

God gaf een vlekkeloos en schuldeloos dier om in plaats van de mens te sterven. Hij gaf daarmee zelf de aanzet tot de ontwikkeling van een offerdienst. Telkens wanneer de mens in geloof een dergelijk offer zou brengen, zou daarmee zijn zonde bedekt worden en zou God de mens in de geestelijke wereld kunnen bekleden met 'klederen des heils'. God zou steeds weer zijn getuigenis aan een dergelijke daad van de mens verbinden. Het zou de mens - juist vanwege zijn persoonlijk geloof in God en in de vergeving van zonden - tot gerechtigheid worden gerekend (naar Jac.2:23).

Het door God ter beschikking gestelde dier zou natuurlijk niet de volledige plaats van de mens kunnen innemen en daarom ook niet de zonde van de mens kunnen overnemen of afnemen. Het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken zonden zouden wegnemen (Heb.10:4). Daarvoor is het verschil tussen de aard, de plaats en de bestemming van mens en dier natuurlijk veel te groot.

God bedoelde een voorlopige oplossing aan te reiken. Een antwoord voor dat moment. Het zou een beeld mogen geven van de komende dingen, een schaduw mogen zijn van de toekomstige werkelijkheid.

Onderwijs

Achter deze daad van God zit dus veel meer dan het voorzien in een behoefte aan kleding. Het houdt verband met de belofte van heil voor de toekomst. Het toont al iets van de weg van vergeving en verzoening die God vanuit zijn liefde voor de mens - onmiddellijk na diens zonde - heeft geopend.

Met het geven van de aanwijzingen voor het maken van de kleding, wilde God de mens tevens een stukje visueel onderwijs geven over de gang van zaken in de geestelijke wereld en hem opnieuw tot denken aanzetten.

Waarom moet er een dier worden gedood? Waarom moet er bloed vloeien? Waarom juist in en door dit gebeuren heen die opluchting, die hernieuwde en intense beleving van Gods aanwezigheid en vrede in het hart? Waar is dit op gebaseerd?

Wat gebeurt er eigenlijk? Welke betekenis heeft dit? Waar leidt dit heen? Welk verband heeft dit met Gods belofte voor de toekomst?

Op deze wijze wilde God - evenals bij de naamgeving van de dieren - de mens stapsgewijs inleiden in zijn gedachtewereld en hem zicht geven op de mogelijkheden die er bij Hem nog steeds waren.

Inzicht

Op basis van dit gebeuren zou de mens verder kunnen gaan nadenken over het werkingsprincipe van vergeving en verzoening. De mens zou al doende - en in zichzelf en met God overleggende - een steeds helderder en dieper inzicht kunnen verwerven omtrent de geestelijke werkelijkheid. De betekenis van het offer zou hem duidelijk kunnen worden. Hij zou kunnen gaan begrijpen op welke wijze God uiteindelijk wilde gaan voorzien in de nood van de mens in de ontstane situatie.

De mens zou met deze offerdienst mogen doorgaan, totdat in de volheid des tijds het grote, volmaakte, eenmalige en werkelijk afdoende offer voor de zonde van de gehele mensheid zou kunnen worden gebracht.

De offerdienst zou de mens bewust kunnen maken van de geestelijke ontwikkeling naar het moment van algehele verlossing en verzoening.

Hij zou daar dan ook met grote vreugde en geloof naar mogen uitzien. Dit zou hem in staat stellen zich daadwerkelijk te kunnen voorbereiden op de komst van de Messias.

Bloedstorting

Of Adam en Eva de diepe betekenis van het offer hebben doorgrond en ook de toegevoegde, geestelijke waarde van de door God gegeven kleding ten volle zullen hebben beseft, is ons niet overgeleverd. Hun zoon Abel is later bij het brengen van zijn offers tot het besef gekomen dat er zonder bloedstorting geen vergeving kon zijn. Hij kreeg daarin van God een getuigenis (Heb.9:22 en 11:4). Hij is het principe van plaatsvervangend sterven gaan begrijpen en wist dat hij daarom een dier ten offer moest brengen.

Door de bloedstorting kon de claim van de duivel en de dood op de mens worden afgezwakt. Zij hadden met het sterven van een dier reeds een deel van hun 'loon' ontvangen. Een voorschot op de eindafrekening. Daar had God voor gezorgd; het was zijn inzet!

God neemt de zondoffers van de mens dus niet in ontvangst; Hij vraagt niet om de dood van een levend wezen. De duivel eist de dood, zodra een mens gezondigd heeft. Door het offer geeft God vanuit zijn volheid de mens de mogelijkheid zijn schuld bij de duivel en de dood te voldoen. De bloedstorting vormt de rechtsgrond, waarop God de mens vrij kan spreken.

Genade

De mens kan daardoor weer verder. Ook hij ontvangt een voorschot van God, maar dan in termen van genade. Hoe meer zicht de mens op dit gebeuren zou krijgen, en hoe meer geloof hij daaraan zou gaan verbinden, des te meer zou die genade in zijn leven kunnen doorwerken, ja hem zelfs kunnen bewaren voor meerdere zonden. De mens zou hierdoor in de periode die zou verstrijken tot de komst van de Christus, tóch een Gode welbehaaglijk leven mogen leiden en van de vele zegeningen van God kunnen blijven genieten. Dat was Gods bedoeling!

De doorwerking van de vloek zou in een dergelijke levenswijze minimaal gehouden kunnen worden. Daar wilde God de mens toe opwekken. Hij wilde hem blijven inspireren, blijven aanmoedigen en zo tezamen met de mens toewerken naar de volle openbaring van het heil.

Gods Zoon

Het hele gebeuren in Genesis 3:21 staat in verband met de belofte uit vers 15. De Zoon van God, die in de volheid des tijds door persoonlijk ingrijpen van God uit de mensheid geboren zou worden, zou uitgroeien tot de mens Gods in volheid: volmaakt, volwassen, geheel naar Gods beeld en gelijkenis. En deze eniggeboren Zoon wilde God als een volmaakt en vlekkeloos 'offerlam' geven om voor alle mensen in de plaats te treden en voor de zonde van de gehele wereld te sterven.

Tot die daad was God uit liefde voor de mensheid bereid, opdat een ieder die in zijn Zoon gelooft, niet verloren zou gaan, maar eeuwig leven zou hebben (Joh.3:16).

Jezus zou het Lam Gods zijn dat de zonde der wereld werkelijk zou wegnemen (naar Joh.1:29).

Definitief

Met deze grote 'transactie' wilde God definitief voorzien en een algehele oplossing aanreiken voor de mensheid. De mens zou door deze gave van God volledig en voor eeuwig los kunnen komen van de duivel en de dood.

In en door Jezus Christus zou de genade Gods in volheid verschijnen, heilbrengend voor alle mensen (Tit.2:11). Door één offerande zou deze Zoon des mensen allen die in Hem geloven, voor altijd kunnen redden, heiligen en volmaken (naar Heb.10:14). Hij zou door zijn werk een oorzaak worden van eeuwig heil voor allen die Hem gehoorzamen (5:9).

Gods eigen Zoon zou uitgroeien tot en functioneren als Messias, Christus, Here, Overwinnaar van Satan en Dood, Vorst van het Leven, Verlosser, Bevrijder, Heiland, Hogepriester, Heelmeester, Leraar der gerechtigheid, Leidsman onzer behoudenis, Voleinder van Gods plan.

Vreugde

Het heeft God vreugde gegeven de mens in de ontstane situatie tegemoet te treden met woorden en daden vol heil en genade. Hij zag de uiteindelijke vergelding en voltooiing reeds voor Zich. Hij wist en geloofde: Het komt goed!

Zijn daad op dat moment stond dus niet op zichzelf. Het was geen zoethoudertje. Het vormde een geheel met Gods woorden en daden voor de toekomst. Het kwam voort uit hetzelfde goddelijke hart en uit dezelfde 'logos'.

Voor God staat niets op zichzelf. Altijd lopen er lijnen vanuit het oorspronkelijke naar het actuele, en door het actuele heen naar het uiteindelijke. Dat is bij Hem altijd tot één.

Voor Adam en Eva vormde dit gebeuren een basis om op door te gaan. Met vreugde mochten zij hun weg vervolgen, omringd door de vrede Gods, bekleed door Hem. Zij mochten uitzien naar een heerlijke toekomst en de vreugde daarvan reeds op dat moment beleven.

Voor ons

Wij die achter al deze gebeurtenissen staan, mogen vanuit het volmaakte werk van Jezus Christus ons daadwerkelijk tooien met de ware klederen der gerechtigheid. Ook wij mogen vanuit deze basis met vreugde verder gaan. Ook voor ons geldt dat wij nu, in onze tijd, op het reeds geopenbaarde dienen door te denken, verbanden te leggen tussen het heden en de toekomst, en dat allemaal te baseren op Gods oorspronkelijk voornemen en plan met de mens.

De heerlijke toekomstgedachten rondom de voltooiing van Jezus' werk, mogen te allen tijde als basisgedachten in ons aanwezig zijn. Zo zullen wij zicht krijgen op de wederkomst van Christus en ons daar heel bewust voor mogen toebereiden.

Waar Adam en Eva tijdens hun leven niet aan toegekomen zijn, zullen wij dan wèl aan mogen toekomen: het zien van de heerlijkheid des Heren in het land der levenden. Prijs Gods grote naam en de naam van Jezus Christus, onze Here!

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.