De opening van het zesde zegel (5)

Inleiding

Bij het openen van het zesde zegel ziet Johannes engelen in actie komen: Daarna zag ik vier engelen staan aan de vier hoeken der aarde (Op.7:1)... En ik zag een andere engel opkomen van de opgang der zon (7:2)... En al de engelen stonden rondom de troon en de oudsten en de vier dieren (7:11)...

Jezus geeft ons door het openen van de boekrol niet alleen zicht op de werkingen van de gevallen engelen, de machten uit het rijk van Satan en Dood (BS 30 t/m 33). Hij opent ons oog ook voor de goede engelen die God en Jezus uitzenden ten dienste van hen die het heil beërven (Heb.1:14). Deze lijn gaat verder na de opening van het zevende zegel: En ik zag de zeven engelen, die voor God staan (8:2). Openbaring spreekt na de opening van het zesde zegel ruim 50 keer over engelen.

Welke functie hebben engelen ten aanzien van de gemeente van Jezus Christus? Dragen zij bij tot het verder opengaan van de boekrol in ons leven? In deze bijbelstudie gaan we hierop in, naar het licht dat we tot hiertoe van de Heer hebben ontvangen.

Engelen

In den beginne roept Jahweh mét het formeren van de hemel de engelen tot aanzijn: geestelijke wezens met een volmaakt, onstoffelijk, geestelijk lichaam. Geschapen om Jahweh en mensen te dienen. Daartoe ontvangen zij vele vermogens die van aanvang af ‘gereed’ zijn (Ez.28:13). Engelen kennen geen groei of ontwikkeling; ze zijn van den beginne volkomen toegerust om God te dienen: als krachtige helden die zijn woord volvoeren en zijn wil volbrengen (Ps.103:20-21, Stb.3).

Engelen functioneren in de door Jahweh geschapen ordening: het Koninkrijk van God. Jahweh staat hierin centraal: het is zijn Koninkrijk. Hij is Koning van alle engelen, drager van dit hemelse rijk. Iedere engel heeft een eigen persoonlijkheid en een unieke plaats die overeenkomt met zijn vermogens. Vol eerbied en ontzag voor Jahweh ‘staat’ hij met volle inzet voor wie hij is en wat hij kan. Alle engelen dragen het klimaat van Gods Koninkrijk uit: blijdschap, vrede en gerechtigheid (naar Rom.14:17). Met hun existentie geven zij dit Koninkrijk mede vorm.

Theocratie

De bijbel spreekt over verschillende niveaus in de engelenwereld: aartsengelen zoals Michaël en Gabriël (Dan.12:7, Luc.1:19), engelen met grote macht (Op.18:1), tronen, heerschappijen, overheden en machten (Col.1:16). De aartsengelen dragen de engelen die onder hun leiding staan. De ‘tronen’ - de vorsten onder de engelen - ondersteunen de engelen die bij hen horen. Dit is karakteristiek voor Gods Koninkrijk: de grootste is aller dienaar; hij is het meest tot dienen in staat (naar Mar.10:44-45). Zo ook de andere aanvoerders in de engelenwereld: de heerschappijen, de overheden en de machten: de ‘grotere’ engelen staan in voor de ‘kleinere’. Alles vindt plaats in volmaakte harmonie, eenheid en saamhorigheid, onderlinge erkenning en waardering. Er bestaat geen verwarring of onduidelijkheid, noch afgunst of eigenbelang. Er heerst goddelijke orde in grote blijdschap en vrede: de engelenwereld functioneert theocratisch.

Cherubs

De bijbel spreekt ook over verschillende categorieën in de engelenwereld: cherubs en serafs. Beide categorieën hebben specifieke taakgebieden. Deze zijn af te leiden van de naamsbetekenis en tekstplaatsen waarin de bijbel hen noemt.

Cherubs zijn geschapen om te beschermen, te verzegelen en te bewaren. Voor zijn val is Lucifer een beschuttende cherub (Ez.28:14), biedt hij bescherming (LuV). Hij is de verzegelaar van de som (vs.12 SV): de bewaarder van Gods plan met mensen. Cherubs dragen Gods troon, vestigen Gods macht, openbaren zijn kracht en sterkte (Ps.99:1, Ez.1 en10). Zij manifesteren zich waar Gods macht en gezag werkt. Zij functioneren als troondragers. Zij hebben koninklijke taken.

Het woord cherub heeft twee betekenissen. De eerste: machtige, verhevene. Dit past geheel bij wat de bijbel over cherubs zegt. De tweede: grijpvogel. Een bijgekomen betekenis, toepasbaar op de gevallen cherubs: de demonen uit de legermacht van Satan die zich steeds weer aan mensen vergrijpen.

Strijdende engelen

Na het ontstaan van het rijk der duisternis gaan de trouw gebleven cherubs zich in hun taakgebied als strijders van God manifesteren: het beschutten, bewaren en beschermen krijgt er een dimensie bij. Hoewel Jahweh hen niet voor de strijd heeft geschapen, blijken zij wel tot de strijd in staat. Zeker als het gaat om het vestigen en handhaven van Gods macht en gezag in het leven van mensen. Wanneer zij in hun dienstbetoon aan mensen tegenstand vanuit een ander rijk bespeuren, gedragen zij zich naar hun aard: koninklijk. Zij openbaren Gods kracht en sterkte, en gaan daarbij - als vanzelf - de strijd met de duivelse tegenstanders aan. Opdat Gods Koninkrijk in het leven van mensen wordt gevestigd en uitgebouwd. In alle omstandigheden blijven zij dragers van Gods troon. Als lijfwachten staan Michaël en zijn engelen mensen terzijde in hun strijd tegen het rijk der duisternis (Dan.12:1). Zij doorbreken geestelijke barricades (Dan.10:13), overwinnen Satan en zijn engelen (Op.12:7-8).

Cherubs worden van Godswege uitgezonden om ons te dienen, te behoeden en te dragen (Ps.91:11-13). Zij staan ons bij in de geestelijke strijd en helpen ons bij het slechten van schansen en bolwerken en bij het op afstand houden van geestelijke achtervolgers. Zij werpen de demonen die in de naam van Jezus gebonden zijn, in de afgrond. Zij staan in de geestelijke bressen en beschermen ons op de zwakke plaatsen (Stb.54/8). Nooit ontbreekt het deze cherubs aan capaciteiten of kracht. Samen hebben zij kennis van alle terreinen van het leven en zijn zij sterker dan al hun tegenstanders.

De vier dieren

Bij het opengaan van de eerste vier zegels van de boekrol zijn vier dieren betrokken. Zij zeggen: Kom! Deze vier ‘levende wezens’ duiden op vier engelenvorsten (BS 29/11-12). Gezamenlijk staan deze vorsten onder leiding van de aartsengel Michaël. Ieder van hen leidt een groep cherubs met karakteristieke vermogens. Samen met de engelen die God aan hun hoede heeft toevertrouwd, staan zij voor de taken die God hen in zijn Koninkrijk heeft toebedeeld. Met hun engelen dragen zij bij aan de oproep die van Jahweh en Jezus uitgaat naar degenen die het Lam willen volgen: Kom! Mede door hun specifieke inzet ten bate van de gemeente van Christus is het voor mensen mogelijk op deze oproep in te gaan.

Eigenschappen

Het eerste dier wijst op de groep cherubs die met hun aanvoerder staan voor alles wat mensen aan hulp en bijstand in hun hemel nodig hebben om de ruiter op het witte paard te volgen. De vermogens van deze engelen zijn zodanig dat zij mensen ondersteunen in het bestijgen en berijden van het witte paard dat zij van Jezus ontvangen. Zij helpen hen bij het hanteren van de boog. Zij moedigen hen aan zich te hullen in witte klederen. Zij flankeren hen bij het volgen van de ruiter op het witte paard. Zij zetten zich voor hen in, opdat het heil in hun leven gestalte krijgt.

Het tweede dier wijst op de groep cherubs die met hun aanvoerder helpen bij het bestrijden van de ruiter op het rode paard. De eigenschappen van deze engelen zijn op te maken uit de eigenschappen van de groep demonen waar Jezus ons met het openen van het tweede zegel zicht op geeft: ze zijn precies tegenovergesteld daaraan.

In den beginne hebben zij ongetwijfeld tot dezelfde groep cherubs behoord. De aanvoerder van de trouw gebleven cherubs is nu de tegenhanger van de (gevallen) wereldbeheerser die in de hemel van mensen uittrekt. In kracht en sterkte is hij diens meerdere. Hij draagt een geheel ander zwaard en spreekt geheel andere woorden. Hij sticht vrede, is gericht op vernieuwing en verdere opgang in het leven naar de Geest. Met de zijnen is deze ‘sterke engel’ in staat de gemeente krachtig bij te staan in het overwinnen van dit ‘rode’ legioen, in het passeren van Belial.

Sleutelgedachte

Voor de andere dieren mogen we soortgelijke conclusies trekken. Het derde dier wijst op de groep cherubs die samen volledig opgewassen zijn tegen de demonen die de acties van het zwarte paard vormgeven. Het vierde dier staat voor de cherubs die door hun ingeschapen vermogens de gemeente bijstaan om het vale, geelgroene paard te overwinnen. We kunnen de eigenschappen van de goede cherubs opmaken uit de eigenschappen van de slechte. Vanwege de totale ommekeer in den beginne staan de afvallige cherubs in wezen en werken lijnrecht tegenover de trouwe, heilige cherubs (Stb.29/3). We mogen deze gedachte rekenen tot de ‘sleutels’ van het Koninkrijk der hemelen (naar Mat.16:19).

In Gods Koninkrijk staan krachtige cherubs gereed om ons terzijde te staan in de strijd tegen de ruiters op het rossige, zwarte en vale paard. Met het zicht geven op het leger van onze tegenstanders, geeft Jezus ook licht op het leger van onze medestanders. Als je vanuit dit gezichtspunt de bijbelstudies 30 t/m 32 nog eens doorleest, krijg je eveneens visie op de geestelijke vermogens van de engelen die je dienen. Bedenk daarbij ook dat zij die mét ons zijn, altijd talrijker zijn dan zij die tégen ons zijn (naar 2Kon.6:16). Dat geeft moed in de geestelijke strijd.

Profetische typeringen

Bestaat de hemelse legermacht van Michaël op grond van het bovenstaande uit vier divisies? Nee. Bij de opening van het tweede, derde en vierde zegel openbaart Jezus in drie korte, profetische beschrijvingen het wezen en werk van de geesten die gezamenlijk het duivelse nee tegen zijn gemeente vormen. We hebben al opgemerkt dat het bij deze onthullingen niet gaat om drie afzonderlijk te benoemen grootvorsten uit de legermacht van Satan: de Heer werpt licht op het hele scala van antigoddelijke en antichristelijke werkingen (BS 31/1).

Hetzelfde geldt voor de vier dieren: samen staan zij op profetische wijze model voor alle positieve krachten en werkingen vanuit het Koninkrijk van God en Jezus. Gezamenlijk belichamen zij het ja tegenover Jahweh en dragen zij bij aan de verwerkelijking van het geheimenis van Christus in onze levens en gemeenten.

Iedere grootvorst in het rijk van Satan heeft zijn tegenhanger in de legermacht van Michaël. Alle overheden, machten, wereldbeheersers en boze geesten in de hemelse gewesten (Ef.6:12) vinden tronen, heerschappijen, overheden en machten (Col.1:16) recht tegenover zich. Van oorsprong behorend tot dezelfde groep cherubs, nu in wezen en werken volkomen tegenovergesteld hieraan.

Ga deze cherubs opmerken en herkennen in je hemel. Aan het klimaat dat zij bij zich dragen, aan de versterking en bescherming die zij je bieden. Wees dankbaar en blij: voor elke tegenstander die zich tegen je opstelt, zendt de Heer een medestander die zich naast je opstelt. Precies de juiste, met eigenschappen die je op dat moment nodig hebt: met licht in plaats van duisternis, met tot leven wekkende krachten in plaats van (occulte) naar de dood voerende werkingen. Met aanvaarding, ontspanning, gewilligheid, reinheid en gerechtigheid, in plaats van verwerping, hysterie, weerspannigheid, onreinheid en ongerechtigheid. Vul dit voor jezelf verder aan.

Nodig

Deze ondersteuning vanuit Gods Koninkrijk is geenszins overbodig. Het werkt - van buitenaf - aanvullend op alles wat de Heer door zijn woord en Geest van binnenuit in ons bewerkt. Met het opengaan van het zesde zegel mogen wij ons nog meer bewust worden van de werkzame aanwezigheid van deze verheven en machtige geesten. En als opgroeiende zonen van God hiervoor onze Vader concreet en gericht aanroepen (naar Mat.26:53).

Wij mogen de geestelijke strijd steeds meer in dit kader oppakken. Ons koninklijk leren gedragen vanuit onze hemelse positie in Christus. Leren heersen te midden van onze vijanden. Om dan ook in grote vreugde te bemerken dat God onze macht uitbreidt (naar Ps.110:2 GN). Dit werkt toe naar de dageraad, naar de nieuwe dag, naar de opening van het zevende zegel.

Serafs

De bijbel spreekt ook over serafs. Zij staan rondom Gods troon, verkeren in zijn tegenwoordigheid en proclameren zijn heiligheid en heerlijkheid (Jes.6:2-3). Deze serafs staan ook onder leiding van een aartsengel: Gabriël, de engel die voor Gods aangezicht staat (Luc.1:19). Serafs hebben andere taken dan cherubs. Zij functioneren als boden en woordvoerders van Jahweh: ze geven zijn woorden aan mensen door. Zij treden als vertegenwoordigers van Jahweh op: denk aan de vele teksten waarin de bijbel spreekt over de ‘engel des Heren’. Hierbij doelt de bijbel op Gabriël.

Priesterlijk

In de hemelse gewesten staan de serafs naar hun aard en werking tegenover Dood en zijn dodenrijk. Dood en zijn doodsmachten, alsook Apollyon en zijn verderfengelen waren in den beginne serafs (Stb.30,31). De trouw gebleven serafs handelen tegenovergesteld aan de doodsmachten. Zij dienen mensen, dragen bij aan het contact met Jahweh en Jezus, werken mee aan verzoening met God (Jes.6:6-7). Zij geven licht en leven, bewerken ruimte en vrijheid in het leven van mensen, werken toe naar heiligheid en heerlijkheid. Zij geven woorden van God aan mensen door, dragen bij aan het klimaat van zijn Koninkrijk in hun leven.

God stelt een seraf aan de zijde van een mens vanaf het meest prille begin van zijn leven. Om onafgebroken in zijn hemel werkzaam te zijn, als persoonlijke dienaar die voortdurend het aangezicht van de Vader ziet (naar Mat.18:10). De serafs verblijden zich als mensen die zij dienen, zich bekeren (Luc.15:10). Hun toewijding aan de mens blijft bestaan, ook als deze in onbekeerde staat sterft en in de ‘schoot van Abraham’ verblijft. Zij blijven de mens dan dragen en vertroosten (Ps.139:8 en Luc.16:22,26). Door hun aanwezigheid brengen zij licht in dit deel van het dodenrijk (Stb.31/8-9). We noemen dit gedeelte van het dodenrijk daarom ook wel de ‘lichtzijde’. In tegenstelling tot dat deel waar geen licht meer komt: de ‘duistere zijde’, de afgrond (Stb.31/7). Voor serafs houdt het dienen van mensen pas op wanneer deze de duisternis liever krijgt dan het licht. Met andere woorden: wanneer de mens in de greep komt van Apollyon, de engel des afgronds (Op.9:11).

Serafs zijn geen (koninklijke) strijders zoals de cherubs. We mogen de aard en werkingen van de serafs bovenal als priesterlijk omschrijven.

Betekenis

Ook het woord seraf heeft twee betekenissen. De eerste: edele, nobele. Deze sluit aan bij de aard en het werk van Gabriël en de zijnen. De tweede: brandende. Deze (bijgekomen) betekenis is van toepassing op de gevallen serafs: Dood en de zijnen. Wanneer de rijke man uit de gelijkenis van ‘de rijke man en de arme Lazarus’ sterft en zijn ogen in het dodenrijk opslaat, zegt hij: Ik lijd pijn in deze vlam (Luc.16:24). Jezus vergelijkt de geestelijke situatie van deze man die zich in de afgrond - onder de heerschappij van Dood en Apollyon - bevindt, met het verkeren in een vlam.

Rondom de troon

Wanneer Johannes in Openbaring 4:2 in vervoering des geestes komt, ziet hij een troon staan in de hemel en iemand die op die troon gezeten is. Het blijkt de troon van Jahweh te zijn: van de Heer God, de Almachtige, die was en die is en die komt (4:8).

Midden in de troon en rondom deze troon ziet hij de vier dieren, over wie wij al eerder in deze bijbelstudie spraken (4:6-7).

Rondom deze troon ziet Johannes ook vierentwintig tronen, en op die tronen zitten vierentwintig oudsten: in witte klederen en met gouden kronen op hun hoofden (4:4). Nadat de vier dieren aan Jahweh heerlijkheid, eer en dankzegging hebben gebracht, werpen deze vierentwintig oudsten zich voor Jahweh neer om Hem te aanbidden. Zij werpen daarbij hun kronen voor de troon en zeggen: Gij, onze Heer en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen (4:9-11).

Rondom Jezus Christus

Wie zijn deze vierentwintig oudsten? Johannes ziet hen in zijn visioenen verschillende malen terug. Steeds weer op belangrijke momenten in de heilsopenbaring. In hoofdstuk 5:5 spreekt één van deze oudsten hem aan. Hij geeft antwoord op de vraag wie er in hemel of op aarde waardig is de boekrol te openen: Zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen. Het is Jezus Christus, het Lam van God. Hij blijkt te staan in het midden van de troon en van de vieren dieren en te midden van de oudsten (vs.5-6).

Als Jezus de boekrol uit Gods hand aanneemt, werpen de vierentwintig oudsten zich ook voor Hem neer. Ieder van hen heeft een citer en gouden schalen vol reukwerk. Zij zingen een nieuw gezang (vs.8-10).

De dieren en de oudsten staan niet op zichzelf. Zij zijn verbonden met vele engelen (vs.11). Eendrachtig staan zij rondom de troon van God en het Lam: hun getal is tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. Na de proclamatie in vers 12-13 komen de oudsten weer tot aanbidding.

Rondom de gemeente

Nadat het zesde zegel is opengegaan ziet Johannes in Openbaring 7:11 andermaal de vierentwintig oudsten en de vier dieren met al de engelen voor Gods troon staan. Weer zo’n belangrijk moment: het zevende zegel gaat geopend worden. Ook nu werpen de dieren en de oudsten zich op hun aangezicht voor de troon en aanbidden God. Zij paren hun stem aan die van de verzegelde dienstknechten van God die voor Gods troon staan, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen. Zij stemmen in met de honderdvierenveertigduizend, met de schare uit alle volk en stammen en natiën en talen (vs.9, BS 35/10).

Ook nu spreekt één van de oudsten Johannes aan. Ook antwoordt hij op de vraag wie tot deze schare behoren: Dezen zijn het die komen uit de grote verdrukking... Daarom zijn zij voor de troon van God en vereren zij Hem dag en nacht in zijn tempel... God zal zijn tent over hen uitspreiden... het Lam zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens... (lees Op.7:14-17).

De vier dieren en de vierentwintig oudsten scharen zich met alle engelen nu ook om de gemeente van Jezus Christus. De eindfase gaat in; de nacht is ver gevorderd, de nieuwe dag breekt aan.

Ook daarna

In Openbaring 11:16, 14:3 en 19:4 krijgt Johannes de vierentwintig oudsten nogmaals te zien. Wederom op belangrijke momenten: eerst na het blazen van de zevende bazuin, en vervolgens vlak voor de slag bij Harmagedon. We komen daar te zijner tijd op terug.

Als priesters

De vierentwintig oudsten behoren niet tot de gemeente van Jezus Christus. Dit blijkt onder meer uit Openbaring 7:14-17: de oudste spreekt over zij, over hen, over hun ogen. Johannes ziet de oudsten al op tronen rondom Gods troon vóórdat Jahweh de boekrol aan Jezus geeft (Op.4), en dus vóórdat er een gemeente van Christus in de hemel is. Vanuit deze positie rondom Jahweh scharen de oudsten zich eerst rondom Jezus als uitvoerder van Gods plan (Op.5), en vervolgens rondom de gemeente van Jezus wanneer zij haar plaats voor de troon en het Lam inneemt (Op.7).

Openbaring 14:1-3 bevestigt dit beeld. Daar zingen de honderdvierenveertigduizend, de losgekochten der aarde - de leden van het lichaam van Christus - een nieuw gezang vóór de troon en vóór de vier dieren en de oudsten. We dienen de oudsten te onderscheiden van de gemeente: het zijn geen mensen, maar engelen.

In Openbaring 4:4 dragen de vierentwintig oudsten witte klederen. In 5:8 hebben zij gouden schalen vol reukwerk. Dit duidt op het verrichten van priesterdiensten. Zij zingen lofliederen ter ere van God en aanbidden Hem, zoals de priesters dit mogen doen in de tempel van Jeruzalem. Zij spreken namens God tot Johannes, zoals de priesters in het Oude Verbond tot mensen spreken. Op belangrijke momenten kondigen zij aan wat God gaat doen. Vergelijkbaar met het spreken van Gabriël, de aartsengel der serafs, in de volheid des tijds.

Het getal vierentwintig doet denken aan de 24 afdelingen of dienstgroepen binnen de priesters van Israël (1Kron.24:1-19). Aan het hoofd van deze dienstgroepen staan 24 leiders: oversten Gods (vs.5).

Vorsten der serafs

Ik vermoed dat de vierentwintig oudsten duiden op vierentwintig voorname engelen, op vierentwintig ‘tronen’ - engelenvorsten - in de categorie der serafs. Intens verbonden met Jahweh - hun tronen staan rondom zijn troon. Priesterlijk in hun dienstbetoon aan mensen - dit blijkt uit het bovenstaande. Ieder verantwoordelijk voor het werk van een dienstgroep serafs. Gezamenlijk onder leiding van Gabriël. Onderdanig aan God en zijn Gezalfde. Aan alle mensen over wie God zijn tent uitspreidt. Vol lof en aanbidding voor Hem en zijn plan met mensen. Volkomen toegerust voor het overbrengen van Gods woorden en het zingen van profetische liederen.

Jesaja 24:23b bevestigt de bovenstaande gedachte. Daar zegt de profeet: De Heer der heerscharen zal Koning zijn op de berg Sion en in Jeruzalem - dat wil zeggen: in de gemeente van Jezus Christus. Hij vervolgt: En er zal heerlijkheid zijn ten aanschouwen van zijn oudsten. Dit betekent: de heerlijkheid van de gemeente zal zichtbaar worden voor de vorsten onder de engelen. Waar de trouwe serafs zich door alle eeuwen heen voor inzetten - bijdragen aan het bewerken van heiligheid en heerlijkheid in mensen - zal dan gezien worden. Wat een vreugde zal dit in de hemel teweegbrengen.

Volledige inzet

Bij de behandeling van ‘de vier dieren’ is opgemerkt dat het getal vier geen absolute aanduiding is voor het aantal aanvoerders onder de cherubs. Dit geldt ook voor de vierentwintig oudsten. Het getal vierentwintig is vooral een profetische typering van de priesterlijke diensten van de verscheidene dienstgroepen bij de serafs.

Het hele engelenheir zet zich in voor de volledige vervulling van Gods plan met mensen. Zowel cherubs als serafs, aartsengelen als tronen, heerschappijen als overheden. In tienduizenden tienduizendtallen en in duizenden duizendtallen. Ieder met eigen taken en vermogens. In een orde, kenmerkend voor Gods Koninkrijk.

Bewust worden

In deze fase van de geestelijke ontwikkeling is het belangrijk voor ons om meer besef te krijgen van de dienst der cherubs en serafs. Zeker nu het proces van verzegeling vordert, de gemeente gestalte krijgt en wij als opgroeiende zonen van God toeleven naar de opening van het zevende zegel. Het is de tijd waarin hemelse oudsten zich rondom ons scharen, tot ons gaan spreken, ons bekend maken wat God en Jezus Christus gaan doen. Zij worden ingezet om visioenen en openbaringen toe te lichten. Zoals bij Johannes in het boek Openbaring en bij Zacharia in hoofdstuk 1 t/m 6 van zijn profetenboek.

We dienen met deze mogelijkheden in Gods Koninkrijk rekening te houden. Natuurlijk: door de werking van zijn Geest in onze harten spreekt Jezus zélf tot ons. Maar dit is niet de enige weg: de Heer spreekt óók door bemiddeling van engelen tot de zijnen (naar Heb.2:2). In Openbaring 22:16 zegt Hij: Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten... Vergelijk dit met Openbaring 1:1.

Wij moeten niet tot engelen gaan bidden, noch hen aanbidden. De engel van Jezus - de grootste seraf, Gabriël - zegt: Doe dat niet; aanbid God (Op.22:8,9). Ook is het niet aan ons om engelen opdrachten te geven. Wij behoren de Heer om bijstand van engelen te vragen: Hij zal aangaande ons zijn engelen gebieden (Ps.91:11).

Samen bidden

De dienst der engelen neemt na de opening van het zevende zegel alleen maar toe. Zij draagt bij aan iedere verdere stap op de weg door de hemelen heen. Laten we de Heer bidden voor verdere opening van de hemel en meer besef van de hemelse werkelijkheid. Persoonlijk en gezamenlijk. Laten we Hem danken voor het heerlijke werk dat Hij in ons doet, door woning te maken in onze harten. Dank Hem ook voor de krachtige helden - in alle soorten en sterkten - die Hij namens God uitzendt ten dienste van allen die het heil beërven. Prijs Hem voor zijn genade en liefde.