De engelen
Inleiding
In het vorige artikel is naar voren gekomen dat God in den beginne, mèt het scheppen van de hemel, de engelen in het aanzijn riep. Kunnen wij ons hier iets bij voorstellen? Welk beeld hebben wij van de engelen? Hoe functioneren zij in de hemel? Met welke bedoeling heeft God hen geschapen?
We willen in dit artikel op deze vragen ingaan, op grond van de informatie die de bijbel ons geeft en met de kennis en het inzicht die we momenteel bezitten.
In Mattheüs 13:11 staat dat het ons gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen. Dit geldt ook voor ons inzicht in de engelenwereld. Wij willen onderzoek doen en we geloven dat ook hierin onze kennis zal vermeerderen (Dan.12:4).
Het oorspronkelijke
Omdat we alles willen opbouwen vanuit het oorspronkelijke, spreken we op dit moment nog niet over de duivel en zijn demonen, en over de dood en zijn doodsmachten; zij zijn engelen die hun oorsprong ontrouw zijn geworden zegt Judas in het zesde vers van zijn brief. Het rijk der duisternis en des doods zijn niet door God geschapen, zij hebben geen functie in de realisatie van wat God van vóór de grondlegging der wereld met de mens(heid) bedoelt.
In aparte artikelen zullen we ingaan op het ontstaan van deze antigoddelijke rijken, het functioneren in de tegenwoordige tijd, alsmede de ondergang in de toekomende tijd.
In Gods klimaat
We hebben reeds opgemerkt dat de hemel zich niet kenmerkt door plaats en ruimte. We spreken niet over een locatie maar over een situatie die door God wordt beheerst.
Voordat de hemel en de engelen in de hemel geschapen werden, bestond dit klimaat alleen ín God, omdat er niets en niemand buiten God was die dat zou kunnen ervaren. Met het scheppen van de hemel en al wat daarin is, kon God iets ‘naar buiten’ laten komen, iets van Zichzelf geven. De door God geformeerde engelen bevinden zich van aanvang af in een door God bewerkte en beheerste situatie van heiligheid, eenheid, rust, orde, vrede, blijdschap en gerechtigheid.
Vanaf hun ontstaan verkeren de engelen in dit heerlijke, van God uitgaande klimaat; het doortrekt hun wezen; het is rondom hen en in hen; zij dragen dit uit, geven het door aan elkaar, en met elkaar laten zij het terugkeren tot God. Met hun Schepper tezamen geven zij gestalte aan de hemel, aan de situatie die met de hemel wordt aangeduid.
Wat is een engel?
Bij het scheppen van de engelen formeerde God wezens die naar hun aard alleen in de geestelijke wereld werkzaam zouden kunnen zijn. Hoe functioneert een engel? Hoe functioneert een geest in de geestelijke wereld? Hoe moeten we ons dit voorstellen? Waar denkt u aan als we het over een engel hebben?
Vele mensen denken dan aan afbeeldingen die gemaakt zijn naar aanleiding van bepaalde bijbelgedeelten zoals bijvoorbeeld de droom van Jakob te Betel, de herders in de velden van Efratha. Anderen denken bij het woord ‘engel’ aan een geest en koppelen dit min of meer vast aan het beeld dat zij hebben van hun eigen geest. En omdat voor vele mensen het woord ‘geest’ bijna dezelfde inhoud heeft als het woord ‘gedachten’, komt men in het voorstellingsvermogen niet tot een zuiver en helder beeld. Een engel heeft natuurlijk gedachten, bezit het vermogen om te denken, maar daarmee zeggen we nog niet veel over zijn bestaansvorm. Als we een goed beeld willen ontwikkelen van een engel dienen we daar de bijbel op na te slaan.
Vermogens
Een engel kan spreken; dit blijkt bijvoorbeeld uit Genesis 21:17 en uit de eerste hoofdstukken van Lucas. Een engel zal dus ‘iets’ moeten hebben om te kunnen spreken.
Een engel kan de Here loven: Looft de Here, gij zijn engelen (Ps.103:20). In Lucas 15:10 staat dat de engelen zich verblijden wanneer één zondaar zich bekeert. Een engel kan zich dus verblijden en dat uiten.
Een engel kan iemand dragen: Lazarus werd door de engelen Gods gedragen in de schoot van Abraham (Luc.16:22). We proberen in deze teksten een aantal aanknopingspunten te vinden voor onze beeldvorming van een engel. In Handelingen 6:15 staat: Zijn gelaat straalde als van een engel. Een engel heeft dus een gelaat.
Van onze kinderen wordt gezegd dat hun engelen voortdurend het aangezicht van de Vader zien (Mat.18:10). Engelen kunnen dus zien; zij hebben ‘iets’ waardoor zij kunnen waarnemen.
Lucas verhaalt ons in hoofdstuk 1:18 dat Zacharias tot een engel sprak. Een engel kan dus ook horen. De engelen luisteren naar de klank van Gods woord (Ps.103:20). Uit het feit dat er engelen zijn gevallen, aan hun oorsprong ontrouw zijn geworden, mogen we afleiden dat een engel kan kiezen, dat een engel een eigen vrije wil heeft.
Geestelijk lichaam
Een engel is een wezen, een persoon in de geestelijke wereld met mogelijkheden, vermogens, die aan een mens doen denken. Zij functioneren in de hemel met iets dat lijkt op het menselijk lichaam. Een engel heeft een geestelijk gelaat met een geestelijk mond waardoor hij zich kan uiten in de geestelijke wereld. Paulus spreekt niet zonder reden over ‘engelentalen’ (1Cor.13:1 SV). Engelen hebben geestelijke ogen waarmee zij kunnen zien en geestelijk oren waardoor zij kunnen horen wat er in de geestelijke wereld gebeurt. Zij hebben een geestelijk ‘lichaam’ om in de geestelijke wereld te kunnen functioneren.
Paulus spreekt in 1 Corinthiërs 15:40 over hemelse en aardse lichamen. Engelen zijn met zo'n hemels lichaam geschapen om in de hemel te existeren en te functioneren naar Gods wil. Ze hebben geestelijke handen waarmee ze iets kunnen aanpakken, waarmee ze iemand kunnen dragen, iemand kunnen steunen en ondersteunen. Ze hebben een geestelijk hart dat zich kan verblijden, waaruit gejuich en gejubel kan voortkomen en waarin zich gedachten kunnen vormen. Zij kunnen Gods woorden verstaan, deze overdenken, voor zichzelf tot conclusies komen en hiervoor kiezen. Zij bezitten een innerlijke kracht waarmee zij de van God verkregen opdrachten uitvoeren.
Persoonlijkheid
Engelen zijn geen automaten, geen computers die geprogrammeerd kunnen worden; het zijn geen marionetten die van boven af door God bestuurd en gemanipuleerd kunnen worden. Als de engelen God dienen, doen ze dat uit eigen vrije wil. Vanuit een engelenhart dat zich honderd procent voor God wil inzetten.
Engelen erkennen God als hun Koning en Heer. Zij dienen Hem met alle eerbied en ontzag die zij voor hun Schepper kunnen opbrengen. En vanuit die instelling volbrengen zij in grote blijdschap diens wil met volledige toewijding en met inzet van alle vermogens en krachten. Dit gaat gepaard met geloof in Gods woord en vindt plaats in een klimaat van innerlijke rust en vrede.
Een engel is een wezen, een persoon in de geestelijke wereld met een eigen persoonlijkheid, begiftigd met vele prachtige vermogens.
Gereed
Alle vermogens die engelen bezitten, zijn door God ingeschapen en van meet af aan bruikbaar en inzetbaar ten dienste van God. We ontlenen dit aan Ezechiël 28:12b en 13 waar gesproken wordt over de grootste engel die God geformeerd heeft, Lucifer genaamd: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof, allerhande edel-gesteente overdekte u… Toen gij geschapen werd, waren zij gereed.
Deze edelstenen vormen tezamen een beeld van de vele, prachtige geestelijke vermogens. Deze behoefden niet in een bepaald proces ontwikkeld te worden, zij waren ‘gereed’.
Wat voor de grootste onder de engelen geldt, is ook van toepassing op de overigen: alle engelen zijn vanaf hun schepping geheel toegerust voor de door God bedoelde taak: het dienen (Heb.1:14).
In de engelenwereld is dus geen groei of ontwikkeling. De onderlinge verhoudingen zullen altijd blijven bestaan. Hierin is iedere engel volmaakt gelukkig; een ieder functioneert naar vermogen, naar zijn aard, met volledige inzet naar Gods bedoeling. Nooit zullen de engelen ophouden te bestaan. Nooit zullen ze ophouden Gode lof te brengen, altijd zullen ze met nimmer aflatende ijver willen uitvoeren wat hen door God wordt opgedragen.
Theocratie
God schiep de engelen in een bepaald verband, in een zekere ordening, waardoor er in de hemel een koninkrijk ontstond waar God Koning was. Dit is het begin van het Koninkrijk Gods. God als schepper, als Koning van alle engelen, draagt, schraagt, omvat, beheerst, inspireert alle engelen.
De engelenwereld is een harmonisch samengesteld geheel waarin God centraal staat en waarin ieder zijn eigen taak heeft, een eigen unieke plaats en positie inneemt, daartoe specifieke vermogens bezit en een eigen bekwaamheid tentoon spreidt.
In deze ordening zijn groepen te onderscheiden die onder leiding staan van overheden, vorsten en aartsengelen. Daniël 12:1 spreekt over Michaël de grote vorst. Dat is dus een vorst te midden van de engelen. Hij staat aan het hoofd van een grote groep engelen, ook wel ‘zijn’ engelen genoemd (Op.12:7). Judas noemt Michaël een aartsengel, een zeer vooraanstaande engel. Ook Paulus spreekt op een gegeven moment over een aartsengel (1Thes.4:16).
In Lucas 1:19 wordt gesproken over de engel Gabriël die voor Gods aangezicht staat; in Openbaring 18:1 wordt melding gemaakt van een engel die ‘grote macht’ heeft.
Als Paulus in Efeziërs 6:12 spreekt over ‘overheden, machten, wereldbeheersers en boze geesten in de hemelse gewesten’ heeft hij het over de rangen en standen in het rijk der duisternis. Omdat dit gehele rijk met de val van Lucifer ontstaan is uit het door God geschapen engelenheir, kunnen we uit dit inzicht van Paulus afleiden dat deze verschillende niveaus reeds vóór de val van Lucifer bestonden en in de trouwgeblevenen nog steeds aanwezig zijn.
Deze gedachte wordt bevestigd in Colossenzen 1:16; daar wordt namelijk gesproken over ‘tronen, heerschappijen, overheden en machten, die in de hemelen geschapen zijn’. Niet alle engelen zijn dus hetzelfde. Wel zijn allen dienende geesten; zo zijn ze geschapen. In Gods Koninkrijk wordt geheerst door ‘aller dienaar’ te zijn. De engelen werken samen in volle vrede en in grote blijdschap, in welwillendheid en eensgezindheid, met trouw en vertrouwen. Zo mogen we ons de tienduizendtallen van engelen gaan voorstellen waar in Hebreeën 12:22 sprake van is. Dat is ware theocratie. Zo heeft God het bedoeld, bedacht en geschapen.
Voor de mens
Waartoe schiep God deze myriaden van engelen? De engelen worden te allen tijde uitgezonden ten dienste van hen die het heil zullen beërven (Heb.1:14). God gebiedt zijn engelen aangaande ons, dat zij ons behoeden op al onze wegen; op de handen zullen zij ons dragen, opdat wij onze voet niet aan een steen stoten (Ps.91:11,12).
Deze positief ingestelde krachtige helden die Gods woord volvoeren (Ps.103:20), staan u en mij voortdurend terzijde. Zij willen niets liever dan ons dienen, zodat wij kunnen komen waar God ons wil hebben.
Laten wij in de tijd waarin wij nù leven, ons meer en meer bewust worden van de aanwezigheid van deze intens goede dienende geesten in ons leven. Hun vermogens zijn enorm groot; zij zijn voor hun taak ten volle bekwaam. Zij willen de mens ondersteunen in alle goed werk, hem versterken, beschermen en bewaren.
Wij mogen God te allen tijde bidden om ondersteuning en begeleiding van deze hemelse dienaren die voor het heil der mensen geschapen zijn. Laten wij God danken, voor zulk een engelenheir. In gemeenschap met Hem en zijn Zoon Jezus Christus, en ondersteund, gediend door alle heilige engelen zullen wij in staat zijn de bedoelingen van God in en met ons leven te realiseren.