De derde bazuin (2)

Inleiding

De derde bazuin beschrijft de openbaring van de antichrist (BS 45). De bijbel geeft in het Nieuwe Testament duidelijkheid over de komst en het werk van deze mens der wetteloosheid, deze zoon des verderfs. Ook de profeten van het Oude Testament spreken erover. Hun woorden werpen aanvullend licht op dit eindtijdgebeuren.

Jesaja

Jesaja profeteert: O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen. Overwinnaar van alle volken, hoe smadelijk lig je daar geveld. Je zei bij jezelf: Ik stijg op naar de hemel, boven Gods sterren plaats ik mijn troon. Ik zetel op de toppen van de Safon, de berg waar de goden bijeenkomen. Ik stijg op tot boven de wolken, ik evenaar de Allerhoogste. Nee! Je daalt af in het dodenrijk, in de allerdiepste put (14:12-15 NBV).

Deze profetische woorden verwijzen naar de voortijd en de eindtijd. Zij beschrijven de opstand en val van Lucifer in het verleden alsookdie van de antichrist in de toekomst. Beide gebeurtenissen dragen dezelfde kenmerken. Je ziet dezelfde processen in de geestelijke wereld. Ze leiden tot dezelfde uitkomst: beide tegenstanders bereiken hun doel (uiteindelijk) niet. Zij vinden hun einde in de ‘allerdiepste put’: de buitenste duisternis, de poel des vuurs.

Morgenster

Jesaja spreekt over een morgenster. In de natuurlijke wereld duidt ditop een heldere, lichtsterke ster (of planeet) die vlak voor het aanbreken van de dageraad - wanneer de nacht op zijn ‘donkerst’ is - boven de horizon verschijnt. De morgenster is de voorbode van de nieuwe dag. Een dichtregel zegt: De morgenster verspreidt haar licht als d’ aard’ nog in het duister ligt. Nog voor de nacht geheel verdwijnt, voordat de zon in gloed verschijnt...

Engelen

De bijbel spreekt op verschillende plaats over morgensterren. Bij het grondvesten van de aarde juichen de morgensterren en jubelen al de zonen Gods (Job 38:7). Op dat moment is de mens nog niet geschapen. De Schrift duidt hier met ‘sterren’ en ‘zonen’ dus niet op mensen, maar op engelen. God heeft hen als lichtdragers geformeerd. Zij zijn getuige van de schepping en de toebereiding van de aarde. Van de dag die God maakt. Hij betrekt hen bij de tijd die aanbreekt. Zij juichen en jubelen ter ere van God.

In dit kader mogen we Jesaja 14:12-14 zien als een beschrijving van de val van Lucifer, de grootste onder de engelen, de morgenster onder deze sterren van God, de zoon van de dageraad onder deze zonen van God. We hebben deze opstand en afval besproken in Studieblad 28.

Mensen

Maar er is meer. Morgensterren wijzen ook op mensen. Jezus zegt: Ik ben de blinkende morgenster (Op.22:16). In de donkerste fase van de (geestelijke) nacht kondigt Hij de dageraad aan. Op Gods tijd opent Hij in de hemel van zijn gemeente het zevende zegel. Hiermee begint de nieuwe dag - de dag van Christus - definitief.

De gemeente baart haar eerstelingen. De glans van Jezus rust op deze (en alle nog komende) zonen van God. Daarom zegt Jezus tot deze overwinnaars: Ik zal jullie de morgenster geven (naar Op.2:28). Dit is: gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon. De morgenster gaat in hun harten op (2Pe.1:19). Hun verschijning kondigt mede het nieuwe tijdperk aan: zij functioneren eveneens als morgensterren in de dageraad.

Tweede vervulling

Jesaja 14:12 krijgt in de eindtijd een tweede vervulling. Opnieuw valt er een morgenster uit de hemel, een grote ster (Op.8:10): één van de (morgen)sterren die bij het aanbreken van de dag van Christus te voorschijn komen. Opnieuw komt iemand in opstand tegen de Allerhoogste: een (volwassen) zoon van God, één van de zonen van de (nieuwe) dageraad. Deze mens openbaart zich als de grote tegenstander van God. Van Gods plan met mensen. Van Jezus Christus en zijn gemeente. Hij maakt zich op om alle volken te overwinnen, zegt Jesaja. Te gaan heersen over alles en iedereen. Hij wil de Allerhoogste evenaren, zich aan Hem gelijkstellen. Het hoofd van de gehele mensheid worden en daarmee Jezus van zijn plaats verdrijven. Paulus schrijft: Hij zal alles wat goddelijk en heilig is bestrijden en zich erboven verheffen, om in Gods tempel plaats te nemen op de troon en zich voor te doen als God zelf (2Th.2:4 NBV). Jesaja zegt: Om zijn troon in de hemel op te richten en de hoogste positie in te nemen op de berg der samenkomst (14:13 NBG).

Sion

Deze berg der samenkomst ligt ‘ver in het noorden’, aan de ‘zijden van het noorden’ (SV). Het is een aanduiding van de berg Sion, de berg waarop de tempel is gebouwd, aan de noordzijde van Jeruzalem, de stad van de grote Koning (zie Ps.48:3). Deze hoge en verheven berg is in eerste instantie beeld van Gods Geest: de Geest waarmee Jezus werkt en zijn gemeente bouwt. Met ‘Sion’ duidt de bijbel ook de tempel aan (Ps.20:3): en daarmee de gemeente van Jezus Christus. Tenslotte wijst ‘Sion’ op de stad waarin de tempel staat: dus op het nieuwe Jeruzalem (Heb.12:22). Beeld van de verloste mensheid die onder één hoofd, Christus, wordt samengevat, waarin God voor eeuwig zal wonen (Op.21).

Eigen koninkrijk

De antichrist wil op deze berg zetelen, hier zijn troon oprichten. Hij wil in ‘Sion’ regeren: het werk van Gods Geest in mensen ongedaan maken, Christus en zijn gemeente aan zich onderwerpen, en de plaats die God toekomt, innemen. Hij wil een eigen koninkrijk vestigen in hemel en op aarde, en zijn plan met mensen uitvoeren. Een eigen gemeente formeren, rondom zichzelf, en met haar zijn werk voleindigen. Hij wil centraal komen te staan in het hele wereldgebeuren, in het leven van alle mensen. Het hoofd worden van mens en schepping.

Vol hoogmoed en trots verheft hij zich tegen God en Jezus. Tegen de eerstelingen in de gemeente en allen die met hen aan het lichaam van Christus gestalte geven: tegen ‘Gods tempel en het altaar en hen die daarin aanbidden’ (Op.11:1). Alsook tegen de kinderen van God die deze tempel nog niet zijn binnengegaan: tegen ‘de voorhof, buiten de tempel, en hen die zich daarin bevinden’ (vs.2).

Trots

De antichrist treedt op als aanvoerder van de heidenen die de heilige stad tweeënveertig maanden zullen vertreden (Op.11:2). Hij is de nieuwtestamentische ‘koning van Babel’ (Jes.14:4) en ‘koning van Assur’ (10:12) die verwoestend rondgaat en ieder aan zich onderwerpt. Hij beweert: Op eigen kracht doe ik dit, in mijn grote wijsheid - want ik ben wijs! Ik verleg grenzen en plunder volken, door mijn macht doe ik hen in het stof bijten. Zoals iemand een vogelnest vindt, zo vind ik de rijkdom van die volken, en zoals iemand verlaten eieren verzamelt, zo neem ik heel de aarde in mijn handen (Jes.10:13-14 NBV).

In vers 12 spreekt Jesaja over de hoogmoedige houding en trotse blik van deze koning van Assyrië. De antichrist vertrouwt op eigen kracht, op eigen wijsheid, op alles wat hij in handen heeft. Evenals Lucifer voor zijn val (Ez.28:17).

Intermezzo

In het Oude Testament zijn Assur (of Assyrië) en Babel de grootste vijanden van het volk van God. Assur maakt een einde aan het 10-stammenrijk (Israël) en voert al haar inwoners weg. Later doet Babel hetzelfde met het 2-stammenrijk (Juda). Geen wonder dat beide oudtestamentische rijken beeld zijn van het antichristelijke rijk in de eindtijd.

Ezechiël

Ezechiël spreekt in zijn profetenboek eveneens over deze gebeurtenissen. In hoofdstuk 28:11-19 beschrijft hij de val van Lucifer in de voortijd aan de hand van een profetie over de ‘koning van Tyrus’. Zie voor een bespreking van dit gedeelte Studieblad 28. Vlak daarvoor spreekt de profeet in vers 1-10 over de ‘vorst van Tyrus’: een mens die hoogmoedig wordt en zich in zijn hart gelijkstelt met een god. Deze profetie wijst op de openbaring van de antichrist in de eindtijd.

Tyrus is in het Oude Testament een ‘onneembare’ vesting, gebouwd op rotsachtige eilanden in zee. Een rijke, hooghartige stad; een beeld van trots en hoogmoed. In het Nieuwe Testament is Tyrus (met Sidon) een beeld van verregaande goddeloosheid. Deze typeringen passen bij zowel de duivel als bij de antichrist.

Hoogmoed

Ezechiël laat duidelijk zien wat er in deze antichrist omgaat en van hem uitgaat: Je zegt: Ik ben een god, ik zit op een godentroon, midden in de zee. Je acht jezelf een god gelijk, terwijl je een mens bent en geen god. Je denkt wijzer te zijn dan Daniël, geen mysterie blijft voor je verborgen! Door je wijsheid en inzicht ben je welvarend geworden en heb je je schatkamers met goud en zilver gevuld. Door je grote wijsheid en je handelsgeest heb je je rijkdom nog vergroot, maar die rijkdom heeft je ook hoogmoedig gemaakt (Ez.28:3-5 NBV).

Evenals Jesaja in hoofdstuk 14:15 voorziet ook Ezechiël zijn einde: Je wijsheid zal vernietigd worden. Je zult van je luister beroofd worden. Je zult een gewelddadige dood sterven, in het hart van de zee. Dan zal blijken dat je een mens bent en geen god. Zo spreekt God, de Heer (naar Ez.28:6-10 NBV).

Daniël

Daniël beschrijft in hoofdstuk 7 een nachtelijk visioen. Daarin ziet hij een angstaanjagend dier op wiens kop een nieuwe horen opkomt, met ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak. Deze horen duidt op een koning die in opstand komt tegen de hoogste God, en de heiligen van de hoogste onderdrukt. Hij zal proberen hun feesten en hun wet te veranderen, en zij zullen aan zijn heerschappij zijn overgeleverd - in de betekenis van: met zijn heerschappij te maken hebben - voor een tijd, een dubbele tijd en een halve tijd (vs.7-8, 19-25 NBV). Deze drieënhalf jaar komt overeen met de tweeënveertig maanden in Openbaring 11:2 en 13:5. De tijd van de grote verdrukking (Mat.24:21, Op.7:14). De periode dat de antichrist in hemel en op aarde werkzaam is.

Na deze tijd zal zijn heerschappij hem (door Jezus en zijn gemeente) ontnomen worden, hij zal voor eeuwig verdelgd en vernietigd worden (Dan.7:26). Daniël ziet het gebeuren: Ik zag hoe het dier werd gedood vanwege de grootspraak van de horen, ik zag hoe zijn lichaam werd vernietigd en aan de vlammen werd prijsgegeven (vs.11 NBV). De profeet vervolgt: Het koningschap, de heerschappij en de grootheid van alle koninkrijken onder de hemel zullen gegeven worden aan het volk van de heiligen van de hoogste God. Zijn koningschap is een eeuwig koningschap en alle machten zullen hem dienen en gehoorzamen (vs.27 NBV).

Eenduidig

De woorden van deze oudtestamentische profeten geven een eenduidig beeld van wat zich in de hemel voltrekt bij de openbaring van de antichrist. Er ontstaat hoogmoed en trots in het hart van deze volwassen zoon van God - een morgenster, een zoon van de dageraad: een mens, het koningschap waardig (Ez.16:13c). Deze hoogmoed komt voor de val (naar Spr.16:18): deze hooghartigheid gaat aan zijn openbaring als ‘antichrist’ vooraf. Weerspannigheid en wetteloosheid zetten deze grote ster vervolgens in vuur en vlam - zij brengen hem ten val. Grootspraak en godslastering bepalen zijn bestaan. Onderdrukking en geweld tekenen zijn optreden. Hij komt in opstand tegen alles wat van God is. Hij gaat rond, verdervend en om te verderven. Binnen de gemeente van Christus en daarbuiten. Ezechiël roept uit: Zoiets is nog nooit vertoond en zal ook nooit meer gebeuren (16:16b NBV).

Scheuring

Bij de val van Lucifer vindt een scheuring plaats onder de sterren des hemels - in de hemel van de engelen: het rijk der duisternis ontstaat naast het bestaande rijk des lichts (Stb.29). Bij de openbaring van de antichrist vindt eveneens een scheuring plaats onder de sterren des hemels - in de hemel van mensen: de gemeente van de antichrist ontstaat naast de bestaande gemeente van Christus. Een aantal gelovigen - een derde van de sterren des hemels (Op.12:4) - laat zich meeslepen door de antichrist. Ondanks het heldere en duidelijke geluid van de derde bazuin en alles wat daarvoor tot hen gekomen is. Ondanks wat reeds tevoren door profeten geschreven en gezegd is. Zij raken verbijsterd door het optreden van de antichrist. Komen in de ‘ban’ van hem. Worden betoverd door de antichristelijke geest die in hem huist. Zij geloven in wat de antichrist zegt, stemmen in met wat hij doet. Geven zich aan hem over, leveren zich aan hem uit. Vol verbazing gaan zij hem achterna. Voor hen is hij de nieuwe leider, de grote ster die de wereld gaat veranderen. Zij aanbidden hem, hun nieuwe idool, hun nieuwe (af)god.

Merkteken

Deze mensen drinken van het bittere water waarvan de antichrist de bron is geworden (zie Op.8:11). En sterven: zij komen geestelijk in de greep van de nieuwe machthebber over dood en dodenrijk - in de macht van de zoon des verderfs (BS 45/2,9). Ook zij worden ontrouw aan God en vallen af van hun geloof (1Tim.4:1). Ook zij komen in opstand en verloochenen de Heer die hen vrijkocht. Zij verlaten de hun toegewezen plaats in de hemel: in (het koninkrijk van) Christus, in de hemel(sferen) van Christus. Komen terecht op aarde: in het rijk van de tegenstander, in de hemel(sferen) van de antichrist. Openbaring 12:4 zegt: zij worden op aarde geworpen.

Met de antichrist verheffen zij zich tegen Jezus en zijn gemeente. Zij stellen zich op tegenover degenen met wie zij in heilige Geest verbonden waren. Zij laten zich dopen in de geest van de antichrist. Zondigen hiermee evenals hun leider tegen de heilige Geest. Zij ontvangen van hem het merkteken van het beest (Op.13:16, BS 45/6). Worden hierdoor in één geest verbonden met hun leider. Deze krijgt zodoende toegang tot en macht over hun hele hart en leven, over al hun vermogens, het brongebied van hun hele bestaan. Hierdoor kan hij hen vervullen van zichzelf. Hen gelijkvormig maken aan zijn beeld.

Antigemeente

Na het blazen van de derde bazuinontstaat naast het lichaam van Christus een tweede ‘lichaam, gedrenkt in één geest’: een anti-lichaam vervuld van de anti-geest. Bestaande uit mensen der wetteloosheid onder leiding van de mens der wetteloosheid. Uit zonen des verderfs onder aanvoering van de zoon des verderfs. Zij gaan uit in de geest en de kracht van hun leider. Doen de dingen die zij hem zien doen. Om nog meer mensen in te lijven in deze antigemeente. Dit geestelijke bolwerk tegen Jezus en zijn gemeente verder te versterken.

Met deze groep mensen gaat de antichrist doen wat Jesaja, Ezechiël en Daniël aankondigen. Johannes zegt: hij gaat oorlog voeren tegen de heiligen (Op.13:7). De vierde en de daaropvolgende bazuinen geven hier helder zicht op. Na een aantal ‘successen’ loopt deze strijd uit op de volledige ondergang en het totale verderf van de antichrist en zijn antigemeente. Geheel in overeenstemming met wat de profeten voorzeggen.

Houd moed

Openbaring 12:4 spreekt over een derde deel van de sterren des hemels. Het grootste deel van de gemeente blijft trouw aan Jezus Christus, houdt vast aan zijn evangelie, bewaart de geboden van God en blijft in de gezindheid van het Lam. Zij omgorden zich met nederigheid, zachtmoedigheid en afhankelijkheid. En houden zo alle hoogmoed, trots en grootspraak op afstand. Het vuur krijgt op hen geen vat, de bitterheid geen aansluiting, de stroom van wetteloosheid en verderf geen grip. De vrede van Christus blijft in hun hart regeren. De liefde tot de waarheid doet hen ook nu zegevieren.

Niemand wordt tegen zijn wil meegesleept in de val van de antichrist. Dergelijk onheil ‘overkomt’ je niet. Het is een gevolg van een bewuste keuze voor de antichrist en zijn plan. Zo iemand opent moedwillig zijn hart voor de geest van het beest.

Blijf daarom, ook nu, verbonden met Jezus Christus, je Heer. Door woord en Geest. In liefde en waarheid. Blijf staan in Hem, volmaakt en verzekerd bij alles wat God wil (Col.4:12). Dan gaat de morgenster op in je hart en blijf je stralen als een ster, voor eeuwig en altoos (2Pe.1:19, Dan.12:3).