De opening van het zesde zegel (7)
Inleiding
Eén van de oudsten heeft aan Johannes bekend gemaakt wat er in het leven van de gemeente tot stand gekomen is door het openen van zes zegels (zie BS 39). Nu vervolgt de seraf: En Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden. Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen (Op 7:15b -17).
Tent uitspreiden
God spreidt zijn tent uit over de schare voor zijn troon, de gemeente van Jezus Christus. Het Griekse werkwoord skenoo heeft twee betekenissen: het opslaan van een tent en het wonen in een tent. In deze context: het oprichten van de tent des Heren (de tabernakel) en het wonen van Jahweh te midden van zijn volk. Met het verder opengaan van de boekrol richt God zijn tabernakel op in de gemeente, komt de hemelse tempeldienst te voorschijn in zijn volk. God maakt woning in de gemeente: zijn Geest bewerkt een diepe gemeenschap met haar. De NBV benadrukt dit tweede aspect: En Hij die op de troon zit, zal bij hen wonen.
Het uitspreiden van Gods tent wijst ook op het ‘overschaduwen’ van God (SV, LuV). Zo wordt de gemeente in heden en toekomst, in de grote verdrukking beschermd. Bij het verder opgaan in zijn Koninkrijk is God voor haar een toevlucht en een vesting; Hij verbergt haar in het verborgene van zijn tent. Zo kan de gemeente onder alle omstandigheden in zijn huis verblijven. Kan zij in zijn tempel blijven onderzoeken en zijn lieflijkheid aanschouwen. Ook ten dage van het kwaad kan zij haar plaats innemen op de rots, Christus, en vernachten in de schaduw van de Almachtige. Bij iedere strijd en elke benauwdheid kan zij de Allerhoogste tot haar schutse stellen, haar hoofd oprichten boven haar vijanden en in zijn tent blijven lofzingen (naar Ps.27 en 91). Wat een rijkdom van genade en goedertierenheid van God over ons in Christus Jezus (naar Ef.2:7).
Wolkkolom
Het woord skenoo lijkt in klank op het Hebreeuwse woord shaken. Het betekent hetzelfde en is herkenbaar in het woord shekina (=wolkkolom; zie Studiebijbel). Deze wolkkolom ‘hoort’ bij de tabernakel. Zij duidt op Gods aanwezigheid bij zijn volk: om het te leiden, te bekrachtigen, te beschermen, te dragen en te zegenen. In het Oude Verbond overdekt de wolk de tent der samenkomst en vervult haar met Gods heerlijkheid. Deze wolk geeft licht in het duister van de nacht. Deze wolk gaat Israël voor en stelt zich soms ook achter haar op: God is zowel haar aanvoerder als haar achterhoede (Jes.52:12).
Ook dit komt openbaar bij het opengaan van het zesde zegel. Gods aanwezigheid doortrekt en vervult de gemeente. Zijn zegen werkt door in alles wat in zijn tempel wordt gedaan. Zijn leiding en verlichting worden manifest, zelfs in de (geestelijke) nacht. God versterkt en bevestigt zijn volk. Hij vertroost en bemoedigt de zijnen. Ook in tijden van strijd en lijden omgeeft Hij zijn gemeente, doet Hij haar zijn heil zien en beleven.
Gods bedoeling
Reeds van eeuwigheid wil God bij mensen zijn en in mensen wonen. Hij begeert ons met onuitsprekelijke liefde, maakt vurig aanspraak op ons (Jak.4:5 NBV). Hij wil ons tot zijn bruid werven (Hos.2:19-20), tot zijn vrouw maken (NBV). Daartoe zoekt Hij ons op in Christus Jezus, openbaart Hij Zich aan ons door de Zoon van zijn liefde. Opdat wij Hem leren kennen en gaan liefhebben (Hos.2:20b), Hem in Christus gaan ‘bekennen’. Hij wil ons begiftigen met alles wat tot leven en godsvrucht strekt. Hij wil ons deel laten krijgen aan de goddelijke natuur (uit 2Pe.1:3,4). Opdat wij vervuld worden tot alle volheid Gods en de ark van zijn verbond zichtbaar wordt in zijn tempel (Ef.3:19, Op.11:19). God wil alles in allen worden en dit blijven tot in eeuwigheid (1Cor.15:28).
De bijbel brengt deze bedoeling van God op meerdere plaatsen onder woorden: Mijn woning zal bij hen zijn; Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn (Ez.37:27). Jubel en verheug u, gij dochter van Sion! want zie, Ik kom in uw midden wonen, luidt het woord des Heren (Zach.2:10). Dan zal de Heer over het gehele gebied van de berg Sion en over de samenkomsten die daar gehouden worden, des daags een wolk scheppen en des nachts een schijnsel van vlammend vuur, want over al wat heerlijk is, zal een beschutting zijn (Jes.4:5). Hij breidt een wolk uit tot bedekking, en vuur om de nacht te verlichten (Ps.105:39).
Heil
Wat een volheid van heil ligt er besloten in dit ‘uitspreiden van Gods tent’ over u en mij. Over de gemeente van Christus die zich voor zijn troon opstelt en zich toebereidt tot het openen van het zevende zegel. Als wij ons hart voor Jezus openen en als zijn priesters gaan leven, geven wij God de ruimte om zijn plan in ons te verwezenlijken, zijn verlangen in vervulling te doen gaan.
God spreidt zijn tent over ons uit. Hij geeft Zich in Christus aan ons. In Hem komt ons leven tot vervulling, ons zoonschap en priesterschap tot volheid, ons koningschap te voorschijn. Hierdoor wordt de vijand steeds verder buitengesloten, wordt alle berg en eiland van zijn plaats gerukt, Belial gepasseerd, Satan overwonnen en tenslotte ook Dood van zijn kracht beroofd. Hierdoor komt de gemeente van Christus tot mondigheid, volwassenheid, volmaaktheid en heerlijkheid. Hierdoor wordt Gods doel met mensen bereikt.
Toekomst?
Openbaring 7:15 laat zien: dit is een perspectief voor de toekomst en ook een realiteit in het heden. In Christus is dit ‘uitspreiden van Gods tent’ over ons al begonnen. Door ons geloof in Hem en de werking van zijn Geest in ons maakt Jezus woning in onze harten (Ef.3:17). We kunnen dit nu al ervaren. De oudste zegt tegen Johannes: Dit proces gaat door en komt in de toekomst tot volheid. Openbaring 21:3 laat die volheid zien: Zie de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn en God zelf zal bij hen zijn.
Dit proces is verweven met de andere processen van het zesde (en zevende) zegel. Met de verzegeling, het opstellen voor Gods troon en het dienen in zijn tempel, het wassen en wit maken van je gewaad in het bloed van het Lam. Met het blijven staan en doorgaan te midden van aardbeving en harde wind, het verder opklimmen in de hemel ondanks de steeds groter wordende verdrukking, het trouw blijven en volharden in de grote verdrukking. Deze voortgang vindt plaats dóór Christus, in de relatie met Hem. Ook bij het ‘uitspreiden van Gods tent’ gaat het niet om passief afwachten, maar om actief verwachten, om (volwassen wordend) geloof door (volmaakt wordende) liefde werkende. Dan kan Jezus doen wat God beoogt. Dan kan God doorgaan met het oprichten en uitspreiden van zijn tent. Dan komt tot stand wat de oudste hier tot Johannes zegt.
Mogelijk
De oudste spreekt deze belofte uitvóór het zevende zegel opengaat. Wat mooi: wij mogen zicht krijgen op de weg verder omhoog en ons met alle Gods beloften verbinden, voordat de laatste fase ingaat. Voorzeker, de Heer doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten (Am.3:7). God behandelt ons als mondige zonen. Hij spreekt tot de verzegelde dienstknechten voor zijn troon, tot de geheiligde priesters in zijn tempel. Hij maakt ons zijn plan bekend en toont ons zijn heil vóór het in volle werking treedt. Hij verzekert de gemeente van zijn tegenwoordigheid in alles wat is en komt. Opdat wij vanuit dit perspectief leven, ons door niets of niemand uit ons evenwicht laten brengen en ons niet van deze hoop laten afbrengen.
Wij mogen ons door Gods ‘raad’ laten motiveren, ons vol vertrouwen erop richten: Ja Heer, hier zijn wij, voor U. Spreid uw tent over ons uit, maak woning in ons hart en leven. Werk door uw Geest in ons bestaan. Overschaduw ons, Heer. Wij willen letten op de bewegingen van die hemelse wolkkolom: opstaan wanneer U opstaat, volgen wanneer U verder gaat. Wij willen vol worden van U, vervuld worden van uw aanwezigheid.
Vreugde
Dit bewerkt vreugde in de hemel. Bij God en bij Jezus. Bij de oudsten en de vier dieren. Bij alle engelen rondom de troon. Ook bij ons, de gemeente. Het zesde zegel gaat verder open, de opening van het zevende zegel komt dichterbij. De werkelijkheid van Christus wordt concreter beleefd. De lofzang voor God en Christus gaat luider klinken. De gemeente komt als een ‘groot teken in de hemel’ te voorschijn. Wat een enerverende tijd, deze periode van het zesde zegel.
Verdere invulling
De oudste vult de belofte nu verder in: Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte, want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens (vs.16-17).
Het uitspreiden van Gods tent over de gemeente gaat gepaard met het weiden van de gemeente door het Lam. Het woning maken van God in de gemeente is verbonden met het voeren naar waterbronnen des levens. In gemeenschap met God en het Lam wordt iedere honger gestild en elke dorst gelest. Door de overschaduwing van God en de leiding van Christus zullen zon en hitte - hier beeld van verdrukking en lijden - de gemeente niet beschadigen. Alle genoemde aspecten behoren bij elkaar: het is één groot wonder van liefde, genade en heil.
Weiden
Het Lam zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens. De oudste doelt hier op het werk van Jezus Christus in zijn gemeente. De Heer hoedt ons. Hij voedt ons, verschaft ons alle (geestelijke) benodigdheden, voorziet naar zijn rijkdom in al onze behoeften. Hij koestert ons als zijn eigen lichaam, dient ons met alles wat Jahweh Hem geeft. Hij omgeeft en beschermt ons. Dit blijkt allemaal uit de betekenis van het werkwoord poimaino, dat hier vertaald wordt met weiden. Als goede herder bestuurt Hij zijn gemeente, leidt Hij ons door alle hemelen heen, door (grote) verdrukking en (verzengende) hitte. Hij voert ons hogerop, naar waterbronnen des levens. Vormt ons naar zijn beeld, bewerkt in ons de gelijkvormigheid aan Hem, maakt ons ook zélf tot waterbronnen des levens. Hij gaat ons voor op de weg naar de top van de berg Sion.
Leven en overvloed
Wat een zegen om zo’n leidsman ten leven te ontmoeten en steeds beter te leren kennen: Jezus Christus, de Zoon van de levende God. In Hem geeft Jahweh ons alles wat nodig is om het zevende zegel tegemoet te gaan en de vervulling van Gods beloften te gaan beleven. Door te eten van het hemelse brood dat Hij geeft, zul je niet meer hoeven te hongeren. Door te drinken van het levende water dat van Jezus uitgaat, zul je niet meer hoeven te dorsten. Dit beeld wijst op de doorgaande werking van woord en Geest in de gemeente, op de late regen die de kostelijke vrucht des lands te voorschijn doet komen. Wat de vijand ook doet, in Jezus vind je leven en overvloed, krijg je deel aan de goddelijke natuur en ontkom je aan het verderf (naar Joh.10:10 en 2Pe.1:4).
Kunt u zich de vreugde van die grote schare rondom de troon voorstellen? Met luide stem roepen zij: De zaligheid is van onze God die op de troon gezeten is, en van het Lam (Op.7:10)! Deze vreugde mag onze vreugde zijn in heden en toekomst.
Het Lam volgen
Het is dan wel zaak voor ieder van ons om het Lam te volgen, waar Hij ook heengaat. Persoonlijk en als gemeente. Het weiden van het Lam hangt niet alleen af van Jezus. Het doet ook een beroep op ons. Het vindt plaats in relatie met het Lam, in wederzijdse liefde en trouw. Het gaat gepaard met gehoorzaamheid aan en afhankelijkheid van het Lam. Je aanvaardt zijn leiding en gezag, stelt je open voor zijn woord en Geest. Je richt je op zijn wil, raakt betrokken bij zijn werk. Je gaat leven als een discipel van Jezus, die zichzelf verloochent en alles achterlaat om Hem te kunnen volgen. Je wijdt je toe, geeft Hem de eerste plaats in je leven, maakt al het andere ondergeschikt aan deze keuze. Het gaat je niet om eigen belangen, ideeën en wensen, maar om zijn belang, zijn visie en zijn verlangen. Je treedt in zijn voetsporen. Je gaat met Hem de weg door de hemel heen (naar 1Pe.2:21, Heb.4:14).
Door deze opstelling kán het Lam je weiden en je voeren naar waterbronnen des levens. Kán God zijn tent over je uitspreiden en bij je wonen. Deze hartegesteldheid kenmerkt de schare uit Openbaring 7. Zo bereidt zij zich toe tot de opening van het zevende zegel.
Perspectief
In Openbaring 14:1-5 ziet Johannes de honderdvierenveertigduizend, de grote schare uit hoofdstuk 7, nóg eens: nu in een vergevorderd stadium van de geestelijke ontwikkeling. Onder de toenemende beschutting van God heeft Jezus de zijnen inmiddels het zevende zegel binnengeleid en doorgeleid. Het weiden van het Lam heeft de gemeente tot grote hoogte opgevoerd. Evenals in Openbaring 7 bevinden de honderdvierenveertigduizend zich in hoofdstuk 14 vóór de troon en vóór de vier dieren en de oudsten. Nog steeds! Zij staan nu evenwel mét het Lam op de berg Sion - de berg waarop de tempel rust, de berg van de Heer, de berg der heiligheid (Zach.8:3). Beeld van Gods Geest, die allen omhult en vervult, die de hele tempel opricht en draagt. De Geest waardoor Christus en God woning maken in de gemeente.
Wat een heerlijk perspectief geeft de Heer ons hier: de geestelijke groei gaat door in allen die zich door het Lam laten weiden. In de tijd tussen Openbaring 7 en 14 bestijgen zij met Hem de berg Sion en bereiken de top. Ondanks het uitbreken van de grote verdrukking. Door het benutten van de mogelijkheden van het zevende zegel staan zij, verenigd met Jezus, nu voor Gods aangezicht: onberispelijk, maagdelijk, onbevlekt, heilig. Zij zingen het nieuwe lied. Het oude is definitief voorbij. Zij spelen op citers, in grote vreugde, in heilige feestdos. Op hun voorhoofd staan de namen van het Lam en de Vader: de verzegeling is volkomen. Zij belichamen de waarheid: in hun hart en mond wordt geen leugen meer gevonden.
Wederkomst van Christus
Johannes ziet de gemeente in dit bijbelgedeelte in de laatste fase voor de wederkomst van Christus, vlak voor het moment van de oogst (Op.14:14-16). De aarde is geheel rijp geworden (vs.15), meer dan rijp (NBV): de gemeente is volwassen en volmaakt in alle delen: zij is toe aan de verheerlijking. Zij is al van de aarde ‘losgekocht’ (vs.3). Door het maaien met de sikkel zal zij van de aarde worden ‘losgemaakt’ (vs.16). Om voor eeuwig met Christus in goddelijke heerlijkheid verenigd te worden.
De gemeente heeft op dat moment de grote verdrukking ten tijde van het zevende zegel doorstaan. Reeds zes bazuinen hebben geklonken; de zevende bazuin wordt nu spoedig geblazen. De overwinning op Dood is aanstaande (zie BS 28/6-9). De totale vereniging met Christus en met zijn hemelse gemeente is op handen. Wat een vreugde klinkt door in dat nieuwe gezang voor de troon (vs.3).
Dezen zijn het...
Johannes hoort wat er op dat moment van deze honderdvierenveertigduizend wordt gezegd: Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat (Op.14:4). Een proclamatie die de gemeente van Jezus Christus karakteriseert: niet alleen in die fase, maar ook in de fasen hiervóór en daarná: het omvat verleden, heden en toekomst. Daarom is het een veelzeggende uitspraak voor u en mij, voor nu en straks.
Dit volgen van Jezus is van groot belang in ons leven. Het bepaalt onze hele geestelijke ontwikkeling. Reeds bij het opengaan van het eerste zegel in ons leven is het aan de orde om de ruiter op het witte paard te gaan volgen (BS 29/7). In dit volgen van Hem gaan ook de volgende zegels van de boekrol voor ons open. Vlak voor de opening van het zevende zegel wordt er op dit volgen van Jezus een hernieuwd appèl gedaan. Het komt er dan op aan: door Hem te blijven volgen kan het Lam ons weiden en ons voeren naar waterbronnen des levens, kan God zijn tent over ons uitspreiden. Hierdoor wordt de top van de berg Sion bereikt en krijgt de wederkomst van Christus gestalte.
Ook ná deze wederkomst blijft dit ‘volgen van het Lam’ actueel. In Openbaring 19:14 volgt de gemeente Jezus nóg: als hemelse legermacht, gekleed in wit linnen, op witte paarden. Samen met allen met wie zij in Christus verenigd zijn bij de zevende bazuin: als verheerlijkte gemeente van alle tijd en plaats. Om in de slag van Harmagedon de laatste en beslissende overwinning te behalen op de legermacht van de vijand, op de Antichrist en zijn volgelingen. Waarna zij als priesterkoningen de troon mogen bestijgen, om met Christus te gaan regeren in het duizendjarige rijk.
Dezen zijn het...
We mogen de uitspraak in Openbaring 14:4 verbinden met die in hoofdstuk 7:14: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking. Letterlijk: dezen zijn de ‘komenden’ uit de grote verdrukking. De gebruikte werkwoordsvorm duidt op een al ingezette handeling, die nog steeds voortgaat. Ook in 14:4 wordt deze werkwoordsvorm gebruikt. Letterlijk staat er: dezen zijn de ‘volgenden’ het Lam.
Besef de impact van deze twee uitspraken. Door het Lam te volgen, kom je door iedere verdrukking heen. Hoor je bij de ‘staanden’ en ‘dienenden’ voor de troon, bij de ‘zingenden’ en ‘overwinnenden’. Bij de gemeente van Christus die de komende volheid tegemoet leeft. Bij de schare die de weg van Openbaring 7 tot 14 bewandelt. Bij degenen waarvan hier gezegd wordt: dezen zijn het...
Wat een mogelijkheid en zekerheid voor ieder van ons, in heden en toekomst. Volg het Lam, met volle inzet, waar Hij ook heengaat. Beklim de berg Sion, wie jou ook in de weg wil treden. Ga Gods Koninkrijk binnen, met welke verdrukkingen dit ook gepaard gaat. Je hoeft geen honger te lijden en geen dorst te hebben. God spreidt zijn tent over je uit. Het Lam weidt je en voert je naar waterbronnen des levens.
Aan de orde
Het volgen van het Lam is van groot belang voor de gemeente van Christus. Nu, in de verwerking van het zesde zegel en de voorbereiding op de opening van het zevende zegel. Straks, in de dageraad van de nieuwe dag, in de tijd van de zeven bazuinen, in de periode die leidt tot de wederkomst van Christus. En ook daarna. Het is aan de orde voor u en mij in heden en toekomst, voor allen die de verschijning van Christus in hun leven liefhebben.
Bevestig daarom je roeping en verkiezing, steeds weer. Zet je hiervoor in, met alles wat in je is, met alles wat de Heer je in liefde geeft. Maak het waar, in iedere fase van je geestelijke ontwikkeling. Als je dit doet, kom je nooit ten val en word jou onbelemmerd toegang verleend tot het eeuwige Koninkrijk van onze Heer en redder, Jezus Christus (2Pe.1:10-11 NBV).
Waar Hij ook heen gaat
Het volgen van Jezus gaat gepaard met lijden en verdrukking, hoon en spot, miskenning en verguizing, laster en leugenpraat, ontkenning en ontmoediging. Evenals in de dagen van Jezus zul je om je heen horen: dit evangelie is ‘hard’ (naar Joh.6:60). En bemerken: mensen nemen aanstoot aan je, keren zich van jou en van je gemeente af en gaan niet langer met je mee (naar vs.66). Dit is verdrietig en doet pijn.
De vijand wil er nog eens ‘extra’ munt uit slaan door jou de schuld hiervan te geven, door aan je geloofszekerheid omtrent het evangelie te gaan knagen, door je aan de weg die je met de gemeente gaat, te laten twijfelen. Door je te laten terugschrikken en terugdeinzen voor de moeite en het lijden waar deze weg blijkbaar doorheen voert.
De Heer dwingt ons niet om Hem te (blijven) volgen. Dat blijkt in Johannes 6:67, waar Hij zijn discipelen vraagt: Willen jullie soms ook weggaan?
Wij mogen het Lam volgen, waar Hij ook heen gaat. We kunnen het Lam volgen, waar het ook dóórheen gaat. Door in geloof vast te houden aan Hem, je hoop te vestigen op Hem en in liefde verbonden te blijven met Hem. Laten wij persoonlijk en gezamenlijk tot dezelfde belijdenis komen als Petrus: Heer, Gij hebt woorden van eeuwig leven; en wij hebben geloofd en erkend dat Gij zijt de heilige Gods (vs.68-69).
Het gaat bij het volgen van het Lam niet om eer en bijval van mensen, maar om eer en bijval van God. Om een leven dat Hém welbehaaglijk is, waarin Hij tot zijn doel komt. Hierin vinden wij onze vreugde.
Gezindheid van het Lam
In het volgen van Jezus mogen we de gezindheid van het Lam overnemen, de ‘lamsgestalte’ aannemen. Hiertoe roept God ons op (naar 1Cor.1:9, Rom.8:29). Ook ons leven mag gekenmerkt worden door overgave en toewijding, gehoorzaamheid en bereidwilligheid om Gods weg te gaan, gebaseerd op geloof en vertrouwen. Door afhankelijkheid en trouw, belangeloosheid en bereidheid tot lijden, vanuit onvoorwaardelijke liefde tot God (zie ook BS 5/3).
De weg van het Lam is veelal de 'onderste' weg. Hierin komen evenwel de grootste krachten van Gods Koninkrijk en de meest verheven deugden van de mens Gods naar voren. De kracht van de leeuw, in de gezindheid van het Lam. In deze ‘lamsgestalte’ zijn wij in staat om in ons vlees aan te vullen wat (nog) ontbreekt aan de verdrukkingen van Christus, ten behoeve van zijn lichaam de gemeente (Col.1:24). In allerlei zwakheden, smaadheden, noden, vervolgingen en benauwenissen kan de kracht van Christus dan over ons komen, met heerlijke gevolgen (naar 2Cor.12:9).
Vreugde viert hoogtij
Is het volgen van het Lam een moeizaam gebeuren? Absoluut niet. Het geeft blijdschap, het vindt plaats in heilige feestdos (Ps.110:3). Al zingend en overwinnend gaan we door de ‘zee van glas met vuur vermengd’ heen. We mogen samen het lied van het Lam aanheffen (Op.15:2,3), het lied dat de honderdvierenveertigduizend (leren) zingen. Op deze weg viert vreugde hoogtij, omdat de Heer erbij is en zijn Koninkrijk in jou steeds verder baan breekt. Op deze weg wordt Gods plan in jou werkelijkheid. In dit volgen van het Lam sta je voortdurend voor Gods troon. Leef je in zijn tegenwoordigheid. Word je omringd door de heilige engelen. Dát is de werkelijkheid.
Tranen afwissen
In deze vreugde wordt uiteindelijk elk verdriet opgelost. Dat zegt de oudste ook: God zal alle tranen van hun ogen afwissen (Op.7:17b). De vrijgekochten des Heren zullen met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd zijn, blijdschap en vreugde zullen zij verkrijgen, maar kommer en zuchten zullen wegvlieden (Jes.35:10).
Ook deze uitspraak doelt niet alleen op een toekomstig moment in de heilsgeschiedenis, waarop God alle tranen van onze ogen afwist. De oudste wijst eveneens op het proces waarin vertroosting en verlichting op de weg naar het einddoel steeds meer je deel wordt, waarin bemoediging en verheffing steeds dieper doorwerkt. Dit proces komt op gang door het aannemen van Jezus Christus, de van God gegeven trooster van mensen. Het vindt voortgang in de verdere eenwording met Hem, in het uitspreiden van Gods tent over de gemeente. Het is verbonden met de andere processen van het zesde en zevende zegel. Er is vertroosting op ieder moment waarop dit nodig is: in elke moeite en elke strijd, in ieder lijden. We mogen deze vertroosting en verheffing beleven in alle vormen van verdriet, terwijl wij het Lam volgen.
Openbaring 21:4 spreekt over de vervulling van deze belofte in de volheid der tijden: En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. Deze toekomstgedachte mogen wij als basisgedachte meenemen op de verdere weg naar omhoog.
Vol verwachting
Wanneer wij het Lam blijven volgen, brengt Jezus ons naar het hart van God, naar het allerhoogste in zijn Koninkrijk. Tijdens het zevende zegel leidt Hij ons naar de top van de berg Sion. Om ons te laten delen in al zijn heerlijkheid en ons met Hem te doen zitten op zijn troon. Vanuit deze verheven situatie krijgt de nieuwe hemel - de tweede hemel - en de nieuwe aarde uit Openbaring 21 en 22 gestalte. Daarna werkt Jezus toe naar het moment dat God alles in allen zal zijn, waardoor de derde hemel ingaat, het paradijs: onuitsprekelijke heerlijkheid tot in alle eeuwigheid (2Cor.12:2-4).
Met deze verwachting staan de honderdvierenveertigduizend in Openbaring 7 voor Gods troon. Zij oriënteren zich op de werkelijkheid van Christus en leven als priesters in Gods tempel. Vol verlangen zien zij uit naar de opening van het zevende zegel. Zij zingen reeds het nieuwe lied. Zij stellen zich op als de ‘komenden’ uit de grote verdrukking. Zij willen het Lam volgen, waar Hij ook heengaat.
Herkent u zich in deze omschrijving? Bereid u dan (verder) toe en ontvang de zegen van de Heer. Breng de woorden uit Openbaring 6 en 7 van toepassing in uw leven en ga met het Lam de nieuwe tijd in.