Banden en pezen in de gemeente (2)

Inleiding

We vervolgen onze studie over het ontstaan en functioneren van banden en pezen in de (plaatselijke) gemeente van Jezus Christus. In bijbelstudie 9 is aandacht besteed aan de band der liefde; in deze studie gaan we dieper in op de bijbehorende band van gezag.

Gezag

Met gezag doelen we niet op ‘macht en gezag over boze geesten’, noch op ‘macht en gezag om zonde te vergeven en ziekten te genezen’ (naar Luc.9:1 en Mat.9:6,8). Het gaat in deze studie over het door God bedoelde functioneren van gezag in de verbanden die Hij voor mensen heeft bereid, in de relaties waar het samengaan van liefde en gezag aan de orde is: in huwelijk, gezin en gemeente. Het gaat om gezag in zijn meest oorspronkelijke bedoeling en betekenis, het gezag dat pezen en banden tussen mensen schept en onderhoudt, en slechts in agapè functioneert. Deze vorm van gezag blijft, evenals de liefde (1Cor.13:13). Dit behoudt tot in alle eeuwigheid zijn waarde. Het blijft functioneren in de gemeente van Jezus Christus, in de mensheid zoals God die van den beginne voor ogen heeft.

We gaan dus niet in op actuele gezagsverhoudingen in onze maatschappij; deze vallen buiten het kader van ons onderwerp. We richten de aandacht vooral op de functie van gezag in het leven van de gemeente.

Begrip heiligen

Met het spreken over dit puur bijbelse gezag komen we op een terrein waar de duivel veel verwarring wekt en menig gelovige kopschuw maakt. Hij doet dit om de goede orde binnen huwelijk, gezin en gemeente te verstoren en het leven in deze door God bedoelde verbanden te ontregelen. Omdat het functioneren van gezag en liefde zo nauw met elkaar verbonden zijn (zie BS 9/4), maakt hij hierdoor bovendien het leven en opwassen in agapè onmogelijk.

De geest van deze tijd maakt het er allemaal niet makkelijker op: wanneer je het vandaag de dag over ‘gezag’ hebt, krijg je als het ware de ‘hele wereld’ tegen je.

Het is belangrijk om dit begrip allereerst te heiligen en vervolgens onder leiding van ons hoofd Jezus ‘mee te nemen’ in de verdere ontwikkeling van onze gemeente(n). Opdat het doel van God met de gemeente zichtbaar wordt.

Grondwoord

Het Griekse grondwoord voor gezag is exousia. Het duidt in het Nieuwe Testament op de legitieme macht om te handelen, op de bevoegdheid tot het nemen van initiatieven (zie bv. Mat.21:23). Het verwijst naar personen die op grond van hun functie deze macht en bevoegdheid hebben (bv. Joh.10:18), alsmede naar het rechtsgebied waarbinnen van deze bevoegdheid sprake is (Luc.19:17). We spreken in dit kader over gezagsdragers en gezagskringen.

Exousia is afgeleid van een werkwoord met een dubbele betekenis: iets kunnen doen en iets mogen doen. Exousia duidt op de uitwendige macht om handelend op te treden: het vermogen tot handelen, alsmede de door de wet verleende volmacht daartoe: het recht tot handelen (Pop, Bijbelse woorden en hun geheim).

Van Dale omschrijft gezag als ‘machtsbevoegdheid’: een in de rechtsorde verankerde en omlijnde bevoegdheid om beslissingen te nemen.

Absoluut gezag

De bron van alle gezag en autoriteit vinden we in Jahweh. Hij heeft als Schepper en Formeerder de exousia, de vrije beschikking over het gehele men­selijke geslacht (naar Rom.9:20-21), het recht en de macht om zijn plan met mens en schepping uit te voeren, alsmede de beschikking over de hierbij behorende tijden en gelegenheden (Hand.1:7).

Dit gezag van God is absoluut en onbeperkt; Hij heeft volledige zeggenschap over zijn schepping. Hij is boven alles en iedereen verheven. Hierin is Jahweh uniek. Niemand heeft gezag en autoriteit zoals Hij.

Afgeleid gezag

Alle vormen van menselijk gezag zijn afgeleid van het gezag van Jahweh en daarom nooit absoluut en onbe­perkt. Geen mens heeft enig gezag of autoriteit van zichzelf; het moet hem of haar van Godswege worden verleend.

Het gezag waar wij in deze bijbelstudie over spreken is dus altijd beperkt. Het duidt altijd op een ‘recht’ dat God iemand geeft en nooit op een ‘vermogen’ dat iemand van nature heeft. Mensen ontvangen dit recht tot handelen van God ten bate van het harmonisch functioneren binnen huwelijk, gezin en gemeente. Zij verkrijgen van Hem de bevoegdheid tot het nemen van initiatieven met betrekking tot het doel dat Hij in deze gezagskringen wil bereiken. In zijn oneindige wijsheid acht God dit nodig voor verbanden en relaties van mensen.

Dit door God verleende gezag is wettig en rechtmatig. Het wordt door Hem ondersteund en bekrachtigd. Wanneer mensen daarmee in nauwe verbondenheid met Hem werken, brengt het voor alle betrokkenen een rijke zegen teweeg.

Aanstelling

Het verlenen van deze exousia gaat gepaard met een aanstelling en bevestiging in de bijbehorende functie. Zo wordt de man pas ‘hoofd van zijn vrouw’ vanaf het moment dat het huwelijk wordt voltrokken; eerder niet. Oudsten kunnen hun werk pas naar behoren in de gemeente doen, wanneer zij daartoe officieel in het openbaar zijn aangesteld en ingezegend. Door deze bevestiging is het voor alle betrokkenen helder en duidelijk dat er een bepaalde gezagsverhouding binnen de gezagskring is ingesteld.

Erkenning

Het door God verleende gezag kan alleen functioneren wanneer alle partners in de gezagskring - de betrokkenen in de relatie - dit gezag erkennen. Dat geldt voor degenen die in gezagsposities worden geplaatst. Dit geldt ook voor hen die zich vrijwillig aan die posities onderwerpen: zij voegen zich in de orde die God bedoelt. Ieder heeft hierin zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Door het gezag te erkennen en ernaar te leven voldoe je aan de bedoeling en het verlangen van God hiermee; zijn zegen is je deel. Door dit gezag te ontkennen, beschadig je de relatie. Door jezelf hieraan te onttrekken, ontwricht je de relatie. De vijand behaalt voordeel, het doel van God wordt dan niet bereikt.

Beperking

Gezagsverhoudingen gelden alleen binnen de bijbehorende gezagskring; daarbuiten niet. Een gehuwde man is alleen hoofd van zijn eigen vrouw. Een gehuwde vrouw hoeft alleen haar eigen man in liefde als ‘hoofd’ te erkennen. In gezinnen hebben ouders alleen gezag over hun eigen kinderen. En zo heeft ook iedere plaatselijke gemeente haar eigen oudsten. Hun geestelijke bevoegdheden worden ‘begrensd’ door de omvang van de gemeente waarover de Heer hen als opzieners heeft aangesteld.

De instellingen Gods zijn helder en duidelijk. Zijn wetten zijn wijs en goed.

Macht?

Het gezag waar we in deze studie op doelen kan niet worden afgedwongen. Het dient geheel vrijwillig en met liefde binnen de gezagskring te worden erkend en gepraktiseerd. Gezaghebbend optreden in huwelijk, gezin en gemeente is dus heel wat anders dan macht uitoefenen in de betekenis van de ander je wil opleggen. Dat is niet uit God; dat ontspringt uit het rijk der duisternis. Bijbels gezag heeft te maken met leiding geven, initiatieven nemen, voorgaan... met speciale bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Het past geheel binnen het kader van het elkaar in liefde dragen en dienen; het geeft hieraan een extra dimensie. Het bewerkt en versterkt de onderlinge verbondenheid. Het schept een band in plaats van afstand. Deze vorm van gezag heeft dus niets te maken met overheersen of domineren. Het komt voort uit God, de drager van alle dingen, de bron van alle goedheid en liefde! Het kan alleen naar behoren functioneren in de sfeer van het Koninkrijk Gods.

Meer of minder?

Door het ontvangen van gezag en het functioneren in de verleende gezagspositie wordt een gezagsdrager niet ‘meer’ of ‘beter’ dan de personen in de gezagskring. In deze zin staat hij niet ‘boven’ de anderen. Door het erkennen van en het zich voegen in het gegeven gezag worden de leden van de gezagskring niet ‘minder’ dan een gezagsdrager. Er is en blijft gelijkwaardigheid in het zijn; daarin is geen aanzien des persoons. Het verschil dat ontstaat heeft betrekking op de plaats en functie binnen de relatie. Dit wordt door God gegeven met oog op de uitvoering van al het werk en het bereiken van het doel in die relatie; het is zuiver functioneel!

Een man is niet méér dan zijn vrouw in de huwelijksrelatie; hij heeft een andere plaats. Ouders zijn niet méér dan de kinderen in hun gezin; zij hebben een andere positie binnen de gezagskring van het gezin. Oudsten in een plaatselijke gemeente zijn niet méér dan of verheven boven de leden van die gemeente; zij hebben een andere functie. Wanneer alle leden van de gezagskring de hun door God gegeven plaats zien en innemen en daarbij hun persoonlijke verantwoordelijkheid oppakken, ontvangen zij allen de zegen van God.

Persoonlijke kwaliteiten?

Het gaat bij gezagsverhoudingen in goede en gezonde relaties niet zozeer om een verschil in persoonlijke kwalitei­ten maar veeleer om een verschil in de door God gegeven plaats in de relatie. God geeft binnen iedere soort relatie gezagsposities die vervolgens door mensen van ‘allerlei’ kwaliteiten mogen worden ingenomen. Gezegend zijn zij die daar rekening mee houden en naar le­ven. Zeker als dit gebeurt als uitvloeisel van een leven in de vreze des Heren (OT), in de vreze van Christus (NT): op grond van eerbied en ontzag voor God en Jezus.

Man en vrouw

Vrouwen kunnen meer kwaliteiten hebben dan hun mannen. Toch geeft God aan de man de positie van ‘hoofd van zijn vrouw’ (zie 1Cor.11:3), onafhankelijk van zijn persoonlijke kwaliteiten; Hij wil hem hierin zegenen. Deze plaats ten opzichte van zijn vrouw verkrijgt de man bij de huwelijksvoltrekking. De grootste kwaliteit van de vrouw ligt dan in de erken­ning van deze plaats en het bewust innemen van de haar gegeven plaats. God wil de vrouw daarin zegenen.

Oudsten in de gemeente

Zo kunnen ook sommige gemeenteleden meer kwaliteiten hebben of geestelijke gaven in hun leven ontwikkelen dan hun oudsten. De grootste kwaliteit van deze leden ligt dan eveneens in de erkenning van de plaats van de aangestelde oudsten in de gemeente en het met liefde en vreugde innemen van de eigen plaats. In het vrijwillig zich voegen in de orde binnen de gemeente en het willen samenwerken met de oudsten met het oog op Gods doel met gemeente, de voltooiing van het werk van Jezus in zijn gemeente.

Oproep

De bijbel roept alle leden van de gemeente op tot deze erkenning en opstelling: Wij verzoeken u, broeders (en zusters - Grieks!), hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Heer en u terecht­wijzen, te erkennen, en hen zeer hoog te schatten in liefde, om hun werk. Houd (mede hier­door) vrede onder elkander (1Th.5:12,13). Gehoorzaam uw voorgangers en onderwerp u aan hen, want zij zijn het die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen (Heb.13:17). Stel u onder zulke mensen en onder ieder die mede­werkt en arbeidt. Erken zulke mensen (1Cor.16:16,18).

Het gaat in al deze verzen om het werk van oudsten en voorgangers, niet om wie zij als mens - zijn. Om de arbeid die bij hun plaats en taak behoort met het oog op het goede functioneren van de gemeente.

Zegen

Waar broeders en zusters op deze wijze tezamen wonen, gebiedt de Heer zijn zegen (Ps.133). Daar is leven tot in eeuwigheid (vs.3). Daar komt het ware leven tot volle ontplooiing, daar komt het waarachtige gemeente-zijn openbaar. Alle kwaliteiten kunnen dan op functionele wijze worden gebundeld en verder ontwikkeld. De mens en de gemeente Gods worden volkomen, tot alle goed werk volkomen toegerust (naar 2Tim.3:17).

Persoonlijke verantwoordelijkheid

Het ingaan op deze oproep is een zaak van ieder lid van de gemeente persoonlijk. Niemand wordt ertoe gedwongen; het is een vrijwillige zaak en mag vanuit liefde worden uitgewerkt. Dit luistert heel nauw, zowel voor degenen die de van God gegeven gezagspositie bekleden, als voor hen die de van God gegeven positie van onderdanigheid en on­dergeschikt­heid innemen. In het oppakken en uitwerken hiervan staat ieder afzonderlijk onder het gezag van God en Christus. Iedereen is persoonlijk verantwoordelijk voor de wijze waarop hij met gezag en onderwerping omgaat.

Smalle weg

Het op juiste wijze invulling geven aan de door God bedoelde gezagsverhoudingen in de gemeente - en mede daardoor aan de pezen en banden in de gemeente - is te vergelijken met het bewandelen van een smalle weg die steeds verder omhoog voert (1Cor.12:31b). Tegelijkertijd is het een weg met gapende afgronden, zowel links als rechts. De vijand zit er namelijk ‘bovenop’; hij heeft op het terrein van gezag en onderwerping al heel wat onrust en ontregeling in plaatselijke gemeenten teweeggebracht en veel (geestelijke) schade aangericht.

Zo zet hij mensen die geen gezagspositie van God hebben ontvangen vaak aan om zichzelf in een dergelijke positie te plaatsen. Daarmee doen zij onder zijn invloed een greep naar de macht. Zij komen hierbij in feite onder zijn macht. Het gezag dat zij uitoefenen is niet rechtmatig, niet uit de ‘Kurios’. Zij worden ‘despoten’ (zie BS 2/4).

Hetzelfde gebeurt wanneer mensen het door God gegeven gezag niet willen erkennen en zich aan dit wettige gezag in de gemeente onttrekken. Zij komen eveneens in de greep van deze vijand; ook zij vallen ten prooi aan een ‘despoot’ in hun hemel.

Voor de groei en ontwikkeling van de plaatselijke gemeente is dit rampzalig: het leven Gods wijkt, de verwijdering onderling neemt toe, relaties lopen stuk, het doel van God met de gemeente wordt gemist...

Ontsporen

Wanneer mensen op zuivere en bijbelse wijze in gezagsposities zijn geplaatst zit de vijand evenmin stil. Ook dan probeert hij deze mensen geestelijk te laten ontsporen met alle gevolgen van dien. Bijvoorbeeld door aan te zetten tot machtsmisbruik en overheersing, door het zo te spelen dat zij gemeenteleden afhankelijk laten worden van hen in plaats van de Heer. Of door het tegenovergestelde hiervan te bewerken: dat zij juist geen initiatieven durven nemen en niet durven handelen op basis van de verleende bevoegdheid uit angst om door gemeenteleden van machtsmisbruik of overheersing beschuldigd te worden. Dat zij niet duidelijk zijn in het aangeven van en voorgaan op de weg naar het doel van de Heer uit vrees om mensen te verliezen.

En wat te denken van de pogingen van de vijand om de leden van de gemeente bij het minste of geringste voorval in de gemeente aan te zetten tot kritiek op de leidinggevenden, tot verdenking of beschuldiging van oudsten en voorgangers van overheersing of misbruik van gezag. Of door het tegenovergestelde hiervan te bewerken: mensen af te houden van het oppakken van de eigen, persoonlijke verantwoordelijkheid en te verleiden tot ‘blinde’ gehoorzaamheid aan en afhankelijkheid van leidinggevenden.

De vijand stelt alles in het werk om de ontwikkeling van het waarachtige gemeente-leven te blokkeren en het werk van Jezus in de zijnen te traineren.

Vrijheid

Bij het invullen en vormgeven van de door God bedoelde liefdes- en gezagsverhoudingen in de gemeente is het van belang een juist beeld te ontwikkelen van geestelijke vrijheid. De vijand associeert deze vrijheid met onafhankelijkheid en volledige zelfbeschikking, het willen en kunnen doen waar je zelf zin in hebt. Met een leven naar eigen goeddunken, met eigen waarden en normen. Wetten en regels zijn in dit beeld van vrijheid taboe, zelfs al staan zij in de bijbel en zijn het wetten Gods. Gezag en orde passen hier niet in. Het jezelf ‘binden’ aan een plaatselijke gemeente evenmin. Dit verstart, beknot en beknelt alleen maar…

Wetteloosheid

Deze pseudo-vrijheid leidt tot egoïsme en zelfzucht. Het ondermijnt en verwoest iedere vorm van relatie. Het gemeente-zijn komt onder druk te staan. Het samen werken en samen optrekken, het samen leven in waarheid en gerech­tig­heid komt er niet (meer) uit. De (goddelijke) liefde taant en verkilt, de wetsverachting neemt toe (Mat.24:12).

Wat een leugen en valstrik van de vijand. Ziehier opnieuw het werk van de antichristelijke en anti-gemeentegeest… van Belial, de wetteloze. Deze voorgespiegelde ‘vrijheid’ is slechts schijn; zij is gebaseerd op wetteloosheid (zie ook 2Pe.2:19). Het voert mensen en gemeenten tot zonde en wetteloosheid, tot verderf, tot slavernij aan de verderver, tot het tegenovergestelde van de door God bedoelde vrijheid en heerlijkheid.

Jezus Christus

Ware vrijheid is alleen te beleven in volledige afhankelijkheid van Jezus Christus. Hij is onze vrijheid, de enige bron van het leven in vrijheid. In zijn gemeente is vrijheid, mits deze gemeente zich in hechte verbondenheid met Jezus als werkelijk lichaam van Christus ontwikkelt en de pezen en banden van liefde en gezag daarin gestalte krijgen.

Broeder en zuster, laat u door de anti-geest geen rad voor ogen draaien. Doorzie zijn opzet. Leef in de vreze des Heren en wees elkander onderdanig in de vreze van Christus. Zie nauwlettend toe, hoe gij wandelt, niet als onwijzen, doch als wijzen, u de gelegenheid ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad. Tracht te ver­staan, wat de wil des Heren is. Word vervuld met de Geest (uit Ef.5:15-21). Onderwerp u aan gezag; wees gehoor­zaam, tot alle goed werk bereid. Uit geen lastertaal, twist niet. Wees vriendelijk en bewijs alle zachtmoe­dig­heid aan alle mensen (naar Tit.3:1,2). Verneder u onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd (1Pe.5:6).

Alles goedkeuren?

Respect tonen voor gezagsposities betekent niet elk gedra­ging van de man of vrouw daarin goedkeuren. Denk maar eens aan de geschiedenis van David en Saul. David onderkent dat Saul fout gaat. Hij trekt zijn conclusies en aanvaardt de daaruit voortvloeiende consequenties. Toch weigert hij de hand te slaan aan koning Saul; hij blijft hem tot het laatste moment erkennen en behandelen als een gezalfde des Heren.

De bijbel roept nergens op tot onvoorwaardelijke en totale onder­werping aan gedelegeerd gezag. Dat geldt alleen maar ten opzichte van het gezag van Christus en God. Het je in huwelijk, gezin en gemeente schikken en voegen in gezag mag daarom nooit leiden tot onge­hoorzaamheid aan God. Men moet God meer gehoorza­men dan de mensen (Hand.5:29).

Sommige Egyptische vroedvrouwen overtreden de wet van Farao. God stemt daarbij in (zie Ex.1:15-21). De vrienden van Daniël blijven gehoorzaam aan God op het moment dat zij ongehoorzaam worden aan koning Nebukadnezar. Dit blijft niet voor hen zonder gevolgen; zij komen in het vuur terecht. God redt hen uit (Dan.3). Hetzelfde geldt voor Daniël. Vol geloof en vertrouwen in zijn God gaat hij in tegen het gebod van Darius, een wet van Meden en Perzen. Ook hij wordt gered (Dan.6)!

Op één lijn

Geestelijke leiders staan niet tussen God en mensen in. Want er is één God en ook één middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus (1Tim.2:5). Leidinggevenden mogen opdrachten geven in de tegenwoordigheid van God; zij mogen nadrukkelijk betuigen voor God en Christus Jezus (2Tim.2:14 en 4:1). Zij mogen waarschuwen, vermanen, onderrichten en terechtwijzen. Daartoe zijn zij aangesteld; daartoe hebben zij bevoegdheid ontvangen, gericht op de opbouw van de gemeente (naar 2Cor.10:8). Maar verder gaat het niet!

De woorden die zij spreken zijn herkenbaar en toetsbaar als woorden Gods voor allen die ernaar luisteren. De gemeente komt verder wanneer allen zich naar deze woorden richten en hierin aan God en Jezus gehoor­zamen. Wanneer allen de woorden Gods uitwerken en er onder leiding van Jezus Christus gestalte aan geven in hun leven. Daarin staan sprekers en luisteraars, leiding-gevenden en leiding-ontvangenden op één lijn!

Gezindheid

Van groot belang voor ieder in de gemeente is het aandoen van de gezindheid van het Lam (zie BS 6/10,11). Omgord u allen jegens elkander met nederigheid, want God weder­staat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade (1Pe.5:5). Neem mijn juk op u en leer van Mij, zegt Jezus, want Ik ben zacht­moedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen (Mat.11:29). Maak dan mijn blijdschap volkomen, schrijft Paulus, door eensge­zind te zijn, één in liefdebetoon, één van ziel, één in stre­ven, zonder zelfzucht of ijdel eerbejag. In ootmoedigheid achte de één de ander uitnemen­der dan zichzelf. Ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat van anderen – en daarmee van het geheel. Laat die gezind­heid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was (Fil.2:2-5).

Zachtmoedig

Zachtmoedige mensen laten zich voortdurend leiden door de Heer; zij zijn vol liefde voor Hem, één en al gewilligheid en vrij van iedere geest van weerspannigheid (naar Ps.110:3). En dat is nodig in alle posities binnen het lichaam van Christus. Je kunt alleen maar leiding geven in de gemeente wanneer je jezelf wilt laten leiden door het hoofd. Je kunt alleen maar leiding ontvangen in de gemeente - je onderwerpen aan en je voegen in de leiding van de gemeente - in waarachtige zachtmoedigheid. Je kunt dan onderwijzing terechtwijzing en vermaning aanvaarden. Je bent in staat om - waar nodig - te helpen en terecht te wijzen in een geest van zachtmoedigheid. Je leeft als een geestelijk mens (zie Gal.6:1).

Een zachtmoedig mens is geen ‘zacht eitje’, maar een goede en getrouwe dienstknecht van Jezus Christus: zacht, open en gevoelig voor Hem... en tegelijkertijd met een gezicht als een keisteen voor het rijk der duisternis, ‘potdicht’ voor de geest der wetteloosheid.

Nederig

Een nederig mens is zich voortdurend bewust van zijn positie ten opzichte van de Heer. Hij is met eerbied en ontzag voor Hem vervuld. Hij is vrij van elke vorm van verwerping en hoogmoed – van de geest die dit bewerkt - en in staat de leiding van de Heer te herkennen en zich hieraan op de juiste wijze te onderwerpen. Hij ontvangt genade op genade, ja de des te grotere genade (Jac.4:6).

Zachtmoedigheid en nederigheid zijn van levensbelang voor iedere gelovige afzonderlijk. Zij zijn van levensbelang voor de geestelijke ontwikkeling van de plaatselijke gemeente.

Gezag en liefde

Gezag en liefde zijn twee nauw samenhangende pijlers in het leven en functioneren van de gemeente. Zij werken beschermend en bewarend, verbindend en stabiliserend. Zij waarborgen de doorwerking van ware vrijheid ­in diepe afhankelijkheid van het hoofd van de gemeente. Alle mogelijkheden voor groei en ontwikkeling kunnen optimaal worden benut.

Het is aan de orde om deze dingen te beoefenen in het verband van de plaatselijke gemeente, om de vijand hierin te overwinnen en het heil des Heren te openbaren. Laten wij dit vol geloof en verwachting doen, met een gezonde en heldere visie op wat de Heer hierin bedoelt. Wat een heerlijke omgang met elkaar brengt dit teweeg, wat een onderling begrip en harmonie bij de aanpak van wat dan ook... wat een goede sfeer in alle geledingen binnen de gemeente, in de gezin­nen en huwelijken... wat een enorme werkbaarheid en kracht komt tevoorschijn en wat een kostelijke vrucht levert dit op... De verlossing wordt volkomen, het herstel volledig. De gemeente komt in volheid openbaar, het geheimenis van Christus wordt volvoerd. Wat een vreugde om op deze wijze gemeente te mogen zijn en op goddelijke wijze als gemeente te leren leven. Prijs Jezus, onze Heer, en God, onze Vader.