De zondvloed (2)
Inleiding
In het vorige Studieblad is beschreven hoe de zondvloed vanuit de onzienlijke wereld op gang is gekomen en op welke wijze deze ramp in de natuurlijke wereld zijn beslag heeft gekregen.
In dit artikel zal dieper ingegaan worden op de gebeurtenissen die zich tegelijkertijd in de hemel van de mens(heid) hebben voltrokken: Wat is er in geestelijke zin met de mensen gebeurd die tijdens de zondvloed omkwamen? In welke situatie zijn zij terechtgekomen?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zal er eerst duidelijkheid moeten zijn over hun geestelijke situatie vlak vóór het overlijden.
Zonden
De mensen van de voortijd waren allemaal onder invloed van de machten der duisternis tot zonde gekomen. Het proces van sterven (zie Stb.41) was daarmee in ieders persoonlijk leven op gang gebracht: zij waren allen onder de macht van Dood terecht gekomen. Dit gebeurde tijdens hun leven op aarde!
In eerste instantie - na de eerste zonden - verkeerden zij nog aan 'de lichtzijde' van het dodenrijk (Stb.31 blz.8,9); zij waren in die fase nog steeds bereikbaar voor God en voor al het goede dat Hij vanuit Zijn Koninkrijk aan de mens wilde schenken.
Maar door het persoonlijk deelhebben aan de negatieve ontwikkeling die de voortijd zo kenmerkte (Stb.45 blz.4,5), was dit veranderd.
Bindingen
Mede door hun eigen gedrag waren er in het leven van de mensen bindingen ontstaan met de machten der duisternis. De boze geesten hadden zeggenschap gekregen in hun hemel; zij waren daar als koningen gaan heersen (Rom.6:12). De mensen waren steeds meer gaan gehoorzamen aan het begeren van de in hen wonende machten; zij hadden zich aan hen overgegeven en zonde op zonde gestapeld.
Aan het einde van de voortijd waren er in het leven van deze mensen zeer sterke banden ontstaan met het rijk der duisternis; banden met zeer sterke geesten. De geweldenaars uit de voortijd zijn verbonden geweest met de sterkste en meest gewelddadige grootvorsten uit het leger van Satan. De grote geest der wetteloosheid en weerspannigheid regeerde tezamen met de andere grootvorsten van Satan in hun aller hart. De duivel zèlf zal zich afzijdig hebben gehouden. Hij wilde slechts dirigeren en coördineren (Stb.45 blz.4).
Duisternis
In het leven van deze mensen was de afstand tot God uiteindelijk zo groot geworden dat de goede engelen geen enkele dienst van Godswege meer ten bate van hen konden verrichten. Zij waren 'onbereikbaar' geworden voor God en voor het 'licht' vanuit Zijn Koninkrijk.
Door hun zondige levenswijze hadden zij zichzelf geheel buiten de invloed van het Koninkrijk Gods geplaatst. Zij hadden het woord Gods en de daarin aangeboden genade Gods veracht. Zij waren verworden tot mensen die in de zonde leefden. Zij hadden de duisternis liever dan het licht (Joh.3:19).
De geestelijke situatie van deze mensen werd uiteindelijk gekenmerkt door geweld en verdorvenheid (Gen.6:11,12).
Afgrond
De macht van Dood over hun leven was door het voortdurend zondigen steeds groter geworden. De mensen waren - geestelijk gezien - almaar dieper weggezakt in de zee (beeld van het dodenrijk).
Na verloop van tijd verkeerden zij niet meer aan de 'lichtzijde' van dit dodenrijk. Zij waren door hun vele en gewilde zonden een bepaalde 'grens' gepasseerd. Daarmee waren zij onder de macht van de verderver gekomen, in de greep van Apollyon. Zij verkeerden - nog voordat de zondvloed was begonnen - reeds in dàt deel van het machtsgebied van de dood, dat in de bijbel de abyssos, de afgrond, wordt genoemd: het meest duistere deel van het dodenrijk (Stb.31 blz.7).
Zij waren in een geestelijke situatie terechtgekomen, van waaruit een terugkeer bijna niet meer mogelijk is. Op welke wijze zal een mens, die de duisternis liever heeft dan het licht, nog tot bekering kunnen worden gebracht? Als de verharding in het kwaad en de totale afwijzing van het licht zo heeft doorgewerkt, wie kan er dan nog van buitenaf bij komen?
Onmogelijk?
De enige die daar gedurende zijn leven nog verandering in kan aanbrengen, is de mens zèlf. Wanneer hij zèlf - door welke omstandigheid in zijn leven dan ook - tot inkeer en berouw komt, en zich de genade Gods gaat herinneren en zich daar wellicht heel aarzelend voor gaat openen, zal er vanuit het Koninkrijk Gods direct op gereageerd worden. God laat niemand aan zijn lot over! Hij wil genade schenken, aan iedereen, te allen tijde, in elke fase van diens leven!
Een dergelijke bekering is echter alleen maar mogelijk tijdens het leven. Zolang er leven is, is er hoop. Tot aan het moment van lichamelijk sterven blijft de overgang vanuit de geestelijke afgrondsituatie naar het licht mogelijk. Daarna niet meer! Vanaf dat moment spreekt de bijbel over een 'onoverkomelijke kloof' (Luc.16:26, zie Stb.31 blz.9). Met het lichamelijk sterven wordt de geestelijke situatie van de mens onveranderlijk. Een ieder draagt weg wat hij in zijn lichaam - tijdens zijn leven op aarde - verricht heeft, naar dat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad (2Cor.5:10).
Intermezzo
Of er na het losbreken van de zondvloed nog mensen zijn geweest die zich vanuit hun doodsnood in de slotfase van hun leven toch nog tot God hebben gewend en om vergeving van zonden hebben gesmeekt - en daarmede op het allerlaatste moment aan de greep van Apollyon zijn ontkomen - is ons niet overgeleverd. De bijbel geeft daarover geen uitsluitsel. We zullen er daarom niet over speculeren.
Fixatie
Tijdens de zondvloed kwamen alle mensen om die de ark niet waren binnen gegaan. Hun lichamelijke dood vormde het eindpunt in het proces van sterven (zie Stb.41 blz.4). Het natuurlijk lichaam stierf af; het geestelijk lichaam bleef voortbestaan in de situatie die voor het overlijden was ontstaan; het werd daarin gefixeerd.
Apollyon en zijn verderfengelen konden meedogenloos toeslaan, wereldwijd. Nog nooit waren er zoveel mensen tegelijk uit het leven weggerukt. De grote buit die tevoren reeds binnen hun bereik en onder hun macht was gekomen, kwam blijvend in hun bezit. De afgrond kon zijn muil voorgoed boven hen toesluiten.
De mensen bleven dus in de duisternis, zij kwamen definitief in diepe duisternis. Zij werden daarin voorgoed gevangen gezet. Zij zullen daar onder de heerschappij van Dood en Apollyon tot het oordeel worden bewaard.
Gevangenschap
Deze afschuwelijke situatie van duisternis en gevangenschap, wordt door mensen na hun dood als een pijniging ervaren (naar Luc.16:23). Er is voor hen geen vertroosting, geen verkoeling, geen 'water' (vs.24). Zij kunnen niet gedragen en verzorgd worden door de engelen Gods, want deze engelen kunnen alleen aan de lichtzijde van het dodenrijk werkzaam blijven (Stb.31 blz.8,9).
Deze uitzichtloze situatie bedoelt God voor geen enkel mens! Hij wil dat alle mensen behouden blijven (1Tim.2:4) en te allen tijde in Zijn licht verkeren.
Niemand komt tegen zijn zin in een dergelijke situatie terecht. Alleen degenen die tijdens hun leven blijk geven de duisternis liever te hebben dan het licht en zich van deze goddeloze levenswijze niet willen bekeren, zullen door deze eigen keuze na het sterven in de afgrondsituatie moeten voortbestaan.
Uitwijken
Wat gebeurde er in die fase met de machten en grootvorsten der duisternis waarmee de mensen uit de voortijd nog steeds verbonden waren? Ook voor de beantwoording van deze vraag is een korte inleiding nodig.
Bij het overlijden van mensen wordt het eindpunt bereikt in het proces van zondigen en sterven (Stb.41 blz.4). De niet-wedergeboren mens komt dan definitief onder de heerschappij van de doodsmachten. Zij maken de mens geheel inactief. Na de lichamelijke dood kan er geen gemeenschap meer plaatsvinden tussen mens en macht; het baren van zonden houdt op.
Een demon heeft dus niets meer aan een dode. Hij zal als het maar enigszins mogelijk is, willen 'verhuizen' naar de hemel van een ander mens. Hij kan niet meer buiten de gemeenschap met mensen. Hij moet op de ingeslagen weg verder - daartoe van hogerhand ook aangedreven!
Tot aan de zondvloed waren de uitwijkmogelijkheden voor de demonen ruimschoots aanwezig geweest. Hele geslachten waren zodoende in de greep van de machten der duisternis gekomen. Voor de grootvorsten onder hen was er steeds opnieuw gelegenheid geweest om hun duister werk voort te zetten.
Afgesloten
Bij het massaal omkomen van de mensen tijdens de zondvloed was elke vluchtweg evenwel afgesloten. Niemand bleef in leven; allen vonden in hetzelfde tijdsbestek de dood.
Daardoor kwamen niet alleen de mensen zèlf definitief in de greep van Apollyon en daarmee voorgoed in de afgrond; ook de geesten met wie zij verbonden waren, geraakten in die toestand.
De machten konden geen kant meer uit. In die fase bleek hoe sterk de banden waren geworden die zij met de mensen waren aangegaan. En dan met name van de kant van de mensen!
In hun doodsnood zullen de mensen zich in geestelijk opzicht met alles wat in hen was, hebben vastgehouden aan de in hen wonende machten. Zij lieten niet toe dat deze hen loslieten en alleen achterlieten. Zo trokken zij hun hemelbewoners mee de gevangenis in.
Gevangenschap
Bij de zondvloed zijn vele machten der duisternis op deze wijze in de afgrondsituatie terechtgekomen. Onder hen bevonden zich natuurlijk ook grootvorsten, heerschappijvoerders, overheden en wereldbeheersers... Ook boven hen werd de muil van het dodenrijk toegesloten. Ook voor hen gold: gevangenschap en bewaring tot het oordeel.
Zij ervoeren een nieuwe situatie. Zij werden vanaf dat moment overheerst door Apollyon en zijn verderfengelen, die met niets en niemand ontziende kracht aan allen die in hun macht waren gekomen, elke bewegingsvrijheid ontnamen. Zij werden evenals de mensen tot algehele inactiviteit gedwongen.
Zij waren - mede door hun eigen acties - in de afgrond terecht gekomen, aan de krochten der duisternis overgegeven (2Petr.2:4). Zij waren tot nietsdoen en afwachten gedoemd. Voor de machten der duisternis betekende dit een intense kwelling.
Ophouden
Door de zondvloed kwam er een einde aan het leven van de miljarden mensen uit de voortijd en daarmee tevens een einde aan hun zonden en aan hun geweld.
Maar daardoor kwam er ook een einde aan het geweld van de boze geesten. Zij vielen ook zèlf in de kuil, die zij voor de mensheid hadden gegraven. Het rijk der duisternis viel voor het eerst in 'eigen zwaard'. Satan leed een enorm verlies. Voor het eerst trad de geestelijke wetmatigheid in werking dat het kwaad uiteindelijk zichzelf straft (Stb.31 blz.4)! Alles wat buiten God plaatsvindt, kan niet blijven bestaan (Stb.30 blz.7).
Het demonische geweld in de natuur ebde daarom na verloop van tijd eveneens weg.
Naweeën
Gedurende de eerste veertig dagen van de zondvloed (Gen.8:12) werd de aarde door het rijk der duisternis met inzet van al haar krachten aangevallen (Stb.47). Tijdens de dagen daarna - tot de honderdvijftigste dag (vs 24) - zullen alleen de 'naweeën' van dit geweld nog hebben doorgewerkt.
Pas daarna is de rust op aarde teruggekeerd. Wat een 'doodse' stilte na het overdonderde geweld. En wat een ravage was er ontstaan; onvoorstelbaar!
Het zou nog een hele tijd duren voordat de wateren weer van de aarde weggevloeid waren en voldoende gedaald waren om de aarde weer enigszins 'toegankelijk' te maken.
In het totaal heeft de zondvloed een jaar en tien dagen geduurd: vanaf de zeventiende dag van de tweede maand van Noach 600-ste levensjaar (Gen.7:11) tot de zevenentwintigste dag van de tweede maand van zijn 601-ste levensjaar (Gen.8:14).
God is trouw
God bleef getrouw. Zijn heilrijke rechterhand bleef gedurende de gehele periode van de zondvloed over de mensen en de dieren in de ark. De engelen bleven naar hun goddelijke opdracht met inzet van al hun krachten actief in de bescherming en het op handen dragen van de mens.
God liet - zodra het weer mogelijk was - een wind over de aarde strijken, zodat de wateren daalden (Gen.8:1). Hij bleef Zich inzetten voor het behoud van het leven. Hijzelf stond garant voor de nieuwe mogelijkheden voor de mensen en dieren om zich weer op aarde te begeven en daar verder te ontwikkelen.
God bleef louter positief en verwachtingsvol ten aanzien van het verdere verloop van de ontwikkeling, ondanks alle schade die door de duivel en diens rijk aan Zijn schepping was toegebracht. Hij bleef geloven in het herstel dat in de volheid der tijd door Zijn Zoon, de Messias, zou worden bewerkt.
Zo is God. Hij blijft Dezelfde. Bij Hem is geen verandering of zweem van ommekeer. Zijn plannen falen niet. Mens en schepping zullen uiteindelijk gaan beantwoorden aan Zijn doel.
Einde
De uitvoering van dit plan van God zal door Jezus Christus en Diens Gemeente geheel worden voltooid. De door hen behaalde overwinning op het rijk der duisternis zal aan het einde der tijden zó groot en zó volledig zijn, dat Satan met zijn gehele leger en Dood en diens dodenrijk in de poel des vuurs zullen belanden. Zij zullen dan definitief en totaal in hun eigen zwaard vallen. Het gebeuren tijdens de zondvloed is daar nog maar een 'voorproefje' van.
Uit het dodenrijk, de eerste dood, zijn na verloop van tijd door een listige truc van Satan nog vele machten der duisternis teruggekeerd. We komen daar nog op terug. In de eindtijd zullen door de acties van de antichrist zelfs allen tot hernieuwde activiteit gebracht gaan worden.
Maar dit zal allemaal niet mogen baten. Zij zullen opnieuw gaan vallen in de kuil die zij zelf hebben gegraven. En uit die situatie, de hel, de tweede dood, zal geen vijand ooit meer kunnen terugkeren (Stb.31 blz.2-6).
Jezus Christus
Mens en schepping zullen door Jezus Christus en Zijn Gemeente worden hersteld en aan alles wat door de duivel is bewerkt, zal dan niet meer worden gedacht. God zal dan zijn èn blijven alles in allen!
Met dit heerlijke toekomstbeeld voor ogen mogen wij vandaag de dag als gemeente van Jezus Christus doorgaan. Bekrachtigd door de Geest Gods en zeker van de uiteindelijke overwinning. Wij dienen daarbij ons oog geheel en alleen gericht te houden op onze Heer en Heiland, onze Verlosser en Leidsman: Hij zal het machtige werk Gods in ons, met ons en door ons gaan voleindigen. Dat staat vast! Prijs de naam van Jezus.
Geloofd en geprezen zij ook onze God, de Vader van onze Here Jezus Christus, nu en tot in eeuwigheid!