Willen

Inleiding

We zijn vanaf Studieblad 6 bezig met de opbouw van een bijbels mensbeeld. We hebben, naar ik hoop, gaandeweg een steeds duidelijker zicht gekregen op het wezen van de mens en diens functioneren naar Gods wil in twee werelden tegelijk. Voordat we - zoals in Studieblad 9 is afgesproken - de draad vanuit Genesis 1 en 2 weer opnemen, zullen we nog twee belangrijke menselijke vermogens gaan bespreken: de wil, het vermogen om iets te willen en in het volgende Studieblad de liefde, het vermogen om lief te hebben.

Innerlijk vermogen

Ieder mens heeft een wil. God heeft dit vermogen bij de mens ingeschapen. Hierdoor kan hij kiezen en beslissen. De mens kan voor zichzelf uitmaken met welke dingen hij zich inlaat en bezig wil houden en met welke zaken hij niets te maken wil hebben. Hij kan zelf bepalen in welke richting hij zich wil ontwikkelen, op welk doel hij zich richt, enz. In het willen ligt ook het wensen, het verlangen en begeren besloten. Het gehoorzamen en volgen is gebaseerd op het willen. Ieder mens heeft een eigen leven en dus ook een eigen wil. Een mens is niet geschapen als een automaat, als een vernuftige computer met vele vermogens en prachtige eigenschappen, die trouw doet wat anderen voor hem bepalen. Hij is een zelfstandig wezen met mogelijkheden om eigen keuzen te maken en persoonlijke beslissingen te nemen.
Dit innerlijk vermogen zetelt (evenals alle andere innerlijke vermogens) in de kern van ons bestaan: het hart. Dit blijkt onder andere uit 2 Kronieken 15:15 waar staat: Geheel Juda verheugde zich over de eed, want met geheel hun hart hadden zij gezworen, met geheel hun wil hadden zij de Here gezocht en Hij had Zich door hen laten vinden; Hij gaf hun vrede aan alle kanten. Dat de uitingen van de wil niet tot het hart beperkt blijven, maar zich aan de gehele mens meedelen, blijkt bijvoorbeeld uit Deuteronomium 2:30, waarin een relatie wordt gelegd tussen het niet-willen, een verharde geest en een verstokt hart. In Ezechiël 3:7 wordt het niet-willen gekoppeld aan een hard voorhoofd en een stug hart. In positieve zin zal dit ook gelden: een wel-willen zal samengaan met een zachtmoedige geest en een bereidwillig hart. Dit al of niet willen kan soms reeds in het zichtbare worden waargenomen. De houding spreekt dan boekdelen.

Verweven

Het vermogen om te willen, de wil, is geheel verweven met alle andere menselijke vermogens. Dit is in vorige Studiebladen bij de bespreking van de vermogens die in de mens zijn reeds naar voren gekomen. Het al of niet in je opnemen van informatie van buitenaf is mede afhankelijk van de keuze die je maakt: wil je het in je opnemen of niet. In spreken en belijden, overdenken en beoordelen, ervaren en beleven, beseffen en geloven speelt het vermogen om te willen eveneens een belangrijke rol. Het al of niet spreken in een bepaalde situatie is een beslissing. Het aanvaarden van het evangelie is niet alleen een zaak van geloof, maar ook van de wil. Het al of niet ‘meegaan’ in een bepaalde sfeer, het innemen van je positie in de geestelijke wereld in Christus en van daaruit handelend optreden, het doen en daadwerkelijk uitwerken van wat je in geloof omhelst... het is mede afhankelijk van je eigen wil en keuze.

Doorslaggevend

Wij mogen gaan beseffen dat we met onze eigen wil en door onze eigen keuzen en beslissingen bepalend bezig kunnen zijn in eigen hemel en eigen leven. Niet zonder reden doet Jezus van meet af aan een beroep op onze wil en daarmee op onze eigen inzet. Hij weet als geen ander wat dit voor consequenties kan hebben. In feite is het doorslaggevend. We zien dit in Jezus' eigen leven naar voren komen. Tijdens de voorbereiding op zijn bediening heeft God Hem elke morgen het oor gewekt, opdat Hij zou horen zoals leerlingen doen. Jezus opende zich hiervoor; Hij koos ervoor; Hij wilde door zijn Vader geleerd worden en was niet weerspannig (naar Jes.50:4-5).
Bij het begin van zijn bediening verklaarde Jezus in zijn waterdoop dat Hij alle gerechtigheid wilde vervullen (naar Mat.3:15), dat Hij Gods wil geheel wilde volbrengen (Br). Het was een bewijsstuk van zijn wil: Hier ben ik om uw wil te doen (Heb.10:9). Dit was niet plichtmatig, maar vanuit zijn liefde voor God en diens plan met mensen en met inzet van al zijn vermogens: Ik heb lust om uw wil te doen, mijn God (Ps.40:9). Tijdens zijn rondwandeling op aarde wilde Jezus niets anders doen, dan wat Hij zijn Vader zag doen (Joh.5:19). Op het cruciale punt in zijn leven proclameerde Jezus: Niet mijn wil, maar de uwe geschiede (Luc.22:42). Hij bleef gehoorzaam tot de dood, ja tot de dood des kruises (Fil.2:8) en zo is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden (Heb.5:9). Vanuit zijn geloof in God, kennis van en visie op het plan van God en op basis van zijn intense en allesomvattende liefde tot God, maakte Jezus keuzen en kwam Hij tot daden. Zijn wil om God, zijn Vader in alles te behagen was hierin doorslaggevend.

Verleiding

Ook de vijand van God en mensen, de duivel, weet dat de wil van mensen bepalend is voor hun doen en laten. Daarom probeert hij al vanaf het paradijs in te spelen op dit vermogen in de mens. Allereerst tracht hij diens aandacht op te eisen en te verleggen naar zaken waar hij de mens voor wil misbruiken. Hij tracht verlangens en begeerten om te buigen en de mens voor zijn karretje te spannen. Zodra de mens kiest om hierin mee te gaan en daarmee dus zijn wil laat invullen en bepalen door wat de boze hem voorhoudt, is de mens in zijn hart door de satan bevrucht en zal de zonde vroeg of laat gebaard worden en de geestelijke dood voortbrengen (Jac.1:14,15).
Wanneer hij evenwel ondanks alle aandrang en verleiding van de boze kiest om gehoorzaam aan God te blijven, kan de boze gaan zoals hij gekomen is; hij heeft dan aan zo'n mens niets (naar Joh.14:30). De wil van de mens, en daarmee de keuze die hij maakt, is dus ook op dit terrein - het weerstaan van de machten der duisternis - van doorslaggevende betekenis.

Verantwoordelijkheid

De mens heeft door het ingeschapen vermogen om te willen een eigen persoonlijke vrijheid van handelen, maar daarmee ook een persoonlijke verantwoordelijkheid voor eigen leven en alles wat daarin met zijn medeweten gebeurt. Daarmee zeggen wij niet dat de mens de veroorzaker is van de zonde, dat is de duivel: Hij zondigt van den beginne en is daarmee het begin van elke zonde (1Joh.3:8). De mens die zondigt, is op grond van het bovenstaande medeschuldig, medeverantwoordelijk voor zijn ongehoorzaamheid aan God en zijn (eigen) zondige daden.
Wij mogen hierin niet om onze eigen verantwoordelijkheid heenlopen. Zomin we toestaan dat de machten der duisternis bij het opsporen van de oorzaak van zonden en overtredingen achter onze (geestelijke) rug wegkruipen en door middel van hun aanklacht ons alle schuld in de schoenen willen schuiven, zomin mogen wij achter de rug van onze tegenstanders wegkruipen door te stellen: daar kon ik helemaal niets aan doen.
Wanneer wij bemerken, dat wij moeten doen wat wij eigenlijk niet willen, of niet kunnen doen wat wij wel willen, is er sprake van een gebondenheid, een overheersing door de machten der duisternis. Deze banden zijn in de naam van Jezus binnen de gemeente onder handoplegging te verbreken.
Daarna is het aan ons - en dus een kwestie van eigen keuze, wil en verantwoordelijkheid - of wij vanuit de verkregen geestelijke vrijheid de bolwerken en schansen, die de vijand in onze hemel heeft opgebouwd (en bij het verdrijven heeft achtergelaten), gaan slechten, gaan afbreken en alles wat zich verheft tegen de kennis van God gaan brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus (2Cor.10:4,5). Wij moeten zelf alle oude en mede door de machten der duisternis ontstane gedachten-, denk-, gedrags- en levenspatronen bewust gaan veranderen, anders gaan invullen. Zo kunnen wij tot algehele vernieuwing en genezing komen.
De Heer wil ons hierin terzijde staan. Maar Hij doet niet wat wij zelf kunnen en moeten doen. De Heer gaat niet langs ons heen, Hij ‘breekt niet bij ons in’, maar doet een beroep op alle aanwezige vermogens.
Ook voor al het goede dat in ons leven tot stand komt, zijn wij medeverantwoordelijk. De Heer wijst ons de weg, reikt ons alles aan om het goede te doen. Wij mogen hier in geloof en met inzet van onze wil op ingaan en met alles wat in ons is gaan uitwerken wat de Heer bedoelt. Ook nu begint het goede zaad in ons hart wortel te schieten wanneer wij ervoor kiezen!

Niet willen

Aan het eind van zijn leven op aarde zegt Jezus: Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb ik u willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, maar gij hebt niet gewild (Mat.23:37). Hieruit blijkt dat Jezus niets kan doen, als mensen niet willen luisteren, niet willen gehoorzamen, niet willen doen wat Hij hen aanraadt. Iets soortgelijks lezen we in Jesaja 30:15. Deze vorm van ‘niet-willen’ vindt zijn diepste grond niet in de menselijke natuur. Elk verzet in het hart van de mens tegen Gods wil is door negatieve invloed van buitenaf tot stand gekomen. In Deuteronomium 21:18 wordt gesproken over een weerbarstige, weerspannige zoon, die naar zijn vader en moeder niet wil luisteren, en hun niet gehoorzaamt, hoewel zij hem tuchtigen (willen opvoeden en terechtwijzen). Ook in Ezechiël 20:8 wordt deze koppeling tussen niet willen en weerspannigheid gemaakt. Jezus spreekt in dit verband over een vet en verhard hart (Mar.8:17, Mat.13:15).
Wanneer zo'n situatie zich voordoet, zullen we te allen tijde van de werkelijkheid in de geestelijke wereld dienen uit te gaan. Is hier sprake van gebondenheid aan of overweldiging door weerspannige geesten, waarbij de eigen wil van de mens en de eigen vermogens niet sterk genoeg (meer) zijn, of heeft de mens die ‘nee’ zegt hier werkelijk zelf voor gekozen? We dienen voorzichtig te werk te gaan en vooral geen voorbarige conclusies te trekken zoals: jij wil niet, of: jij bent gebonden. Wanneer wij met innerlijke ontferming de verlossing door het evangelie van Jezus Christus aan onze medemens prediken en de heerlijke en onbeperkte mogelijkheden die Hij heeft vrijgemaakt voor ogen stellen, zal gaan blijken of deze mens al of niet wil.
Zodra hij te kennen geeft dat hij - ondanks alles wat hij innerlijk ervaart - zich wil inzetten om het goede en goddelijk normale te doen, kan alles wat zich daartegen verzet vanuit de visie op weerspannige geesten aangepakt worden.
Wanneer hij - in weerwil van alles wat hem in liefde vanuit het evangelie wordt aangereikt en voorgehouden - volhardt in het verkeerde en de invloed van de geest van weerspannigheid niet wil erkennen, is dit een keuze en neemt hij de verantwoording hiervan op zich.

Aanvaarding van Jezus Christus

Door te gaan geloven in het werk van Jezus Christus en Hem als persoonlijke Verlosser en Zaligmaker te aanvaarden, verklaart de mens niet langer onderworpen te willen zijn aan de machten der duisternis. Zijn zonden worden hem door Jezus vergeven; de aanklager heeft geen rechten meer. Na bevrijding van de geest van weerspannigheid kan de eigen wil weer helemaal en duidelijk te voorschijn komen en door Jezus worden versterkt. Door de doop in heilige Geest kan Jezus ook in het brongebied van onze wil gaan bijdragen. Hij kan op deze wijze ‘zowel het willen als het werken’ in ons bewerken (Fil.2:13). Hierbij ziet en gebruikt de Heer ons niet als een willoos instrument. Hij wil samen met ons vanuit een liefdes- en werkgemeenschap alles uitwerken. Wij mogen samen met Hem gaan verstaan, gaan begrijpen, gaan geloven, gaan beleven en dus ook gaan willen en werken. Dit is een heerlijke realiteit in het leven van allen die met Jezus willen leven, ja voor Hem willen leven.

Wil van God

Dit leven met en voor Jezus is helemaal naar de wil van God. Hij heeft ons geroepen tot gemeenschap met zijn Zoon (1Cor.1:9), opdat wij met de rechte kennis van zijn wil vervuld mogen worden (Col.1:9). Wij zijn bestemd om zijn wil te leren kennen (Hand.22:14) en als zonen van Hem te gaan leven (Ef.1:5). Hij wil dat wij heilig zijn (1Thes.4:3). Gods wil gaat in ons leven geheel in vervulling wanneer wij de wil van God willen doen en daadwerkelijk gaan doen (Joh.7:17, Mar.3:35). Wij dienen in elke omstandigheid hier vanuit te blijven denken, handelen en spreken, opdat wij mogen staan, volmaakt en verzekerd bij alles wat God wil (Col.4:12). Hoe de vijand ook beukt en tart, probeert te verleiden en te misleiden, wij willen net als Jezus steeds weer leren zeggen: Mijn spijs is de wil te volbrengen van Hem die mij heeft gezonden en zijn werk te voltooien (Joh.4:34 Can). Dat is Gode welbehaaglijk!

Inzetten

We dienen bij het doen en uitwerken van de wil van God niet onze eigen wil stop te zetten, maar juist mee in te zetten. Het ‘uw wil geschiede’ is geen passief ondergaan van de wil van God, maar een actief meewerken aan het volbrengen van zijn wil. Onze wil is ook hierin - naast geloof in en liefde tot God - van groot belang. En met het uitwerken en uitleven van de wil van God mogen we beleven dat het een vreugde is om zijn wil te kennen en te doen. We mogen steeds meer gaan bemerken dat wij voor zo'n leven zijn geschapen, dat zo'n leven helemaal bij ons past, dat dit het meest normale leven is dat er bestaat. In ons hele bestaan mogen we dit gaan ervaren.
Daarom wil ik horen wat God de Here spreekt (Ps.85:9). Ik wil heel gericht daar ieder moment naar luisteren en niet weerspannig zijn (naar Jes.50:5). Daarom wil ik de Here persoonlijk leren kennen, ja, er naar jagen Hem te kennen (Hos.6:3) en met alles wat in mij is, heel bewust ingaan op de mogelijkheden van het evangelie, die in Jezus Christus zijn gegeven.

Uitwerken

Bij het toepassen van het evangelie in gemeenschap met de Heer, mogen we ervaren dat we door zijn Geest met kracht gesterkt worden in de inwendige mens (Ef.3:16). Onze innerlijke kracht, onze wilskracht en daadkracht neemt toe door onze verbinding met Hem, in wie alle volheid Gods en dus ook alle kracht Gods woont. Waar wij willen wat God wil, kunnen wij het samen met Jezus realiseren. Niets zal dan meer onmogelijk zijn.
De grond hiervoor is niet wat wij op dit moment kunnen, maar wat wij willen. Het gezegde ‘waar een wil is, is een weg’ gaat ten volle op voor alles wat wij samen met Jezus in geloof en vertrouwen willen gaan doen.

Doorgaande keuze

Ons leven met Jezus begint met een keuze: de bekering. We zouden dit het fundament kunnen noemen wat betreft de bekering van dode werken (Heb.6:1). Daarna komen er opnieuw momenten, waarop wij moeten kiezen wat we willen. Wij kunnen dan door-bouwen op het fundament van bekering en verder gestalte geven aan de totale verandering. In feite is dit elke dag actueel. Wanneer de boze komt, is het aan ons of hij al dan niet met lege handen blijft staan. Onze wil om Jezus in alles te volgen en te gehoorzamen is hierin (tezamen met ons geloof, visie, liefde enz.) bepalend.
Wij worden in deze tijd opgeroepen om ons ieder persoonlijk en samen als gemeente toe te bereiden op de komst van Jezus Christus in ons. Opnieuw een beroep op onze wil en inzet. Wij mogen in deze tijd kiezen voor het zoonschap, voor een weg die - dwars door een zee van glas met vuur vermengd heen - leidt naar geestelijke volwassenheid. Jezus is ons op deze weg voorgegaan; Hij roept ons op Hem te volgen. Zelfs als zonen Gods zullen wij een volwassen en volmaakte keuze dienen te maken voor een leven in algehele en blijvende gehoorzaamheid aan en afhankelijkheid van de Zoon van God. Het gaat er voor ons om, dat wij ons steeds meer bewust worden, wat de Heer van ons vraagt en hoe wij Hem in alles welbehaaglijk kunnen zijn. Dan kunnen er ook doordachte en verantwoorde keuzen worden gemaakt en zal het in ons gezien gaan worden dat Jezus Heer is.

Garantie

In zijn eerste brief aan de gemeenten schrijft de apostel Johannes: Wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid (2:17). Dit zijn heerlijke woorden die ons de garantie geven voor een ‘eeuwig verblijven in het huis des Heren’. Wanneer wij ons blijven richten op de wil van God en niets anders willen doen, zal geen enkel boos opzet in ons leven slagen, zullen er geen bittere wortels opschieten en zal er in ons leven geen achteruitgang en afval zijn.
Daarom willen wij met alles wat in ons is bezig zijn met de dingen van boven, ons richten op de werkelijkheid van Christus en van dag tot dag belijden: Hier ben ik om uw wil te doen, ik heb lust om uw wil te doen, mijn God! In het volgende artikel zullen we het samengaan van willen en liefhebben naar voren laten komen en daarmee een voorlopige afronding geven aan de bespreking van het mensbeeld.