Geloof

Inleiding

We zijn bezig om aan de hand van het bijbelse mensbeeld een goed inzicht te verkrijgen in alle vermogens die God bij de mens heeft ingeschapen. We doen dit met het doel om God in grote liefde en blijdschap te kunnen dienen met ‘alles wat in ons is’ en zo helemaal aan zijn bedoeling met ons leven te beantwoorden. We willen in dit artikel ingaan op het functioneren van het geloof in het leven van de mens en daarmee de lijn van de voorgaande Studiebladen voortzetten. Dit houdt tegelijkertijd een zekere beperking in ten aanzien van het veelomvattende onderwerp ‘geloof’. We zullen niet alle facetten kunnen behandelen.

Innerlijk vermogen

Ieder mens heeft het vermogen om te geloven. Zonder geloof is het leven onmogelijk. Bij elke afspraak die mensen met elkaar maken, komt het vermogen om te geloven tot uiting. Omdat je gelooft dat degene met wie je de afspraak hebt gemaakt deze ook nakomt, ben je op de afgesproken plaats en tijd aanwezig. In elke vorm van opvoeding, onderricht en onderwijs wordt het vermogen om te geloven aangesproken. Een kind gelooft zijn moeder als zij het leert praten en begint te vertellen over de wereld rondom. Een leerling gelooft zijn leraar, als deze hem bij een vak als geschiedenis vertelt over zaken, die in het verleden zijn gebeurd en die hij zelf dus niet meer kan waarnemen. Of bij vakken als natuur- en scheikunde over dingen die hij zelf nog niet kan onderzoeken. Tegelijkertijd worden andere innerlijke vermogens zoals het denken, het verstand, het voorstellingsvermogen geactiveerd en vindt de beoogde ontwikkeling plaats.

Een geheel

Het vermogen om te geloven vormt een onlosmakelijke eenheid met de andere innerlijke vermogens. De mens is niet op te splitsen in een geest, een ziel en een lichaam; zo kan de mens ook niet worden opgedeeld in een mond, een oor, een gevoel, een verstand, een geloof... We hebben al eerder gesteld, dat we in feite beter zouden kunnen spreken van een zeer uitgebreid en samengesteld vermogen om innerlijk bezig te zijn (Stb.13).
Het geloof zetelt in de kern van ons mens-zijn, het hart. Paulus verwoordt dit onder meer in Romeinen 10:9,10. Dit geloof kan evenals de andere menselijke vermogens niet zelfstandig functioneren. Ook ten aanzien van geloof mogen we stellen: mijn geloof gelooft niet, maar ik geloof.

Aanwezig

Het vermogen om te geloven behoeft ons niet op een bepaald moment in ons leven door God te worden gegeven. Ieder mens heeft dit vermogen; het behoort bij het mens-zijn. Het gaat erom dat wij ons geloof op de dingen van God gaan richten, dus ons vermogen om te kunnen geloven bewust gaan inzetten om de woorden Gods als waarheid te aanvaarden en toe te gaan passen in ons leven. Zo schrijft Paulus het in 1 Thessalonicenzen 1:8. Op deze wijze kan de ontwikkeling die God voorstaat, tot stand komen.
De gedachte dat het geloof ‘je zou moeten worden gegeven’ wordt vaak in verband gebracht met wat er in Efeziërs 2:8 staat: Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God. De gave van God zou dan het geloof zijn, maar dat staat hier niet. De genade is de gave van God en je krijgt daar deel aan door in die genade te gaan geloven. Hierdoor worden mensen behouden! Wij dienen ons vermogen om te geloven heel bewust te richten op alle (ons gegeven) woorden van God.

Specifieke functie

Het vermogen om te geloven stelt de mens enerzijds in staat om in al de informatie die van buiten naar binnen komt, iets voor waar te houden en in zich op te nemen. Hierdoor kan een mens zich iets ‘eigen’ maken, zich iets toe-eigenen. Het geloof geeft hem anderzijds de mogelijkheid bepaalde zaken als vaststaand te blijven zien en in allerlei situaties en overwegingen als uitgangspunt te hanteren. Door geloof leg je voor jezelf als het ware iets vast: zo is het, dat is voor mij een duidelijke en uitgemaakte zaak; daar ga ik in het vervolg van uit; dat blijf ik hanteren; daar ga ik mee door en op door. Het geloof werkt nog meer dan het verstand richtinggevend en koersbepalend in het leven van de mens. Het is in feite doorslaggevend in alle zaken van het leven. Geloven is een kernzaak; het speelt een centrale rol in ons bestaan.
Het is dus geen wonder dat er in de bijbel zo veel geschreven wordt over het geloof en er zo'n nadrukkelijk appel gedaan wordt op dit vermogen. Hier staat of valt in feite alles mee. We komen er zo dadelijk op terug. Het vermogen om te geloven dient niet los van de andere vermogens werkzaam te zijn. Het is de bedoeling van God dat het geloof op specifieke en harmonieuze wijze bijdraagt en meekomt in de groei en ontwikkeling van de mens. Juist in het gezamenlijk functioneren liggen de grootste mogelijkheden.

Toe-eigenen

Bij binnenkomende informatie via oren en ogen heeft de mens door het gebruik van zijn verstand de mogelijkheid om orde en structuur aan te brengen in het geheel van gedachten en gevoelens, die op dat moment in hem zijn of worden opgewekt (Stb.14). Door tegelijkertijd zijn geweten te laten functioneren, kan de mens toetsen en beseffen of hierin positieve dan wel negatieve elementen voorkomen (Stb.16). Nadat op deze wijze bewust geselecteerd en beoordeeld is, zou de mens pas moeten overgaan tot het openen van het hart, het gaan geloven, het voor werkelijk waar houden en het zich toe-eigenen. Dat is bewust leven.
Op deze wijze willen wij ingaan op al het goede wat God ons in Jezus Christus heeft aangereikt en dagelijks ons wil geven. In dit bezig zijn functioneren verstand, geweten en geloof binnen het geheel van denken en voelen harmonieus tezamen. Zo ontstaat de innerlijke opbouw, de groei. Op deze wijze kan ons geloof - en dus ook ons leven - door het horen van het woord van God op de juiste wijze ontwikkelen (Rom.10:17). Tegelijkertijd ontstaat het heldere inzicht en de fijngevoeligheid om te allen tijde te onderscheiden waarop het aankomt (Fil.1:9). Er ontstaat een innerlijke zekerheid, een vast fundament waarop doorgebouwd kan worden.

Afsluiten

Wanneer het verstand en het geweten tezamen met het geloof op bovenstaande wijze functioneren in ons leven, zullen we ook sterker staan in onze opstelling tegenover het rijk der duisternis. We kunnen de duivel en zijn demonen in de geestelijke wereld niet het zwijgen opleggen, maar wel ons hart voor hen afsluiten. Wij hoeven niet alles te geloven wat er tegen ons gezegd wordt. We kunnen heel duidelijk (gaan) selecteren en beoordelen. Slechts dat wat wij willen geloven, zal in zo'n bewust leven een vaste plaats in ons hart krijgen en al het andere niet. Het consequent geen geloof hechten aan de woorden van satan maakt ons immuun voor zijn verleiding en misleiding.

Bewust bezig zijn

Bij het ervaren van een bepaald klimaat, een bepaalde onrust en de daarbij behorende veelheid van allerlei door elkaar lopende gedachten, mogen we vanuit ons kennen van het evangelie handelend optreden in eigen hemel. De vijand wil ons denken verwarren, de orde daarin verstoren, de gevoelens bespelen... Hij probeert je het hoofd op hol te brengen en daarmee je grip op het innerlijk bezig zijn te laten verliezen. Het doel is om je geloof in het goede te ondermijnen en je te pressen tot een negatieve belijdenis... De gevolgen hiervan zijn bekend. Het is dan aan de orde om je hoofd niet te verliezen, maar juist koel te houden en heel bewust vanuit de kennis van het evangelie orde aan te brengen in het innerlijk bezig zijn. Die mogelijkheid is er altijd! Daarbij heel duidelijk beseffen wat er vanuit de duisternis op je afkomt en wat de Heer op dat moment in alle rust tot je wil spreken. Zodra dit duidelijk is, kun je heel gericht geloof hechten aan wat de Heer zegt en je hart afsluiten voor de leugen. Zo kunnen we met een warm hart, vol geloof in en liefde tot de waarheid en met een koel hoofd elke vijandelijke aanval pareren vanuit onze verbondenheid met Jezus Christus.

Vanuit geloof

De bijbel spreekt over een leven uit geloof (Rom.1:17). In alles wat we doen in woord en werk kunnen we uiting geven aan wat we in ons hart geloven (naar Col.3:17). Bij een bewust leven zal de inhoud van ons geloof de basis zijn voor daden en woorden. Opnieuw zijn hier alle andere innerlijke vermogens bij betrokken. Vanuit ons geloof, dus op grond van de dingen die in ons leven vast liggen, formuleren we in heldere en klare taal (verstand) op gerichte en bewuste wijze (geweten) woorden die in de geestelijke wereld hun uitwerking niet zullen missen. Vanuit ons geloof kunnen we met inzicht en wijsheid bewust bezig zijn om het evangelie in ons leven toe te passen en uit te werken.

Niet uitschakelen

Het is dus bepaald geen goede zaak, wanneer het geloof tegen het verstand in zou moeten functioneren, of dat je het verstand maar zou moeten uitschakelen om iets te kunnen geloven. Het ‘onbegrepen’ aannemen van geestelijke waarheden leidt namelijk niet tot een bewust en volwassen leven in twee werelden. Je hebt je (verlichte) verstand helemaal nodig om goed geordend bezig te zijn en structuur aan te brengen in de dingen die je gelooft of wilt gaan geloven en in alles wat je in geloof hanteert en belijdt. De apostel Petrus raadt ons juist aan om te allen tijde de lendenen van het verstand te omgorden en nuchter te zijn (1Pe.1:13). Het verstand mag het geloof voeden en omgekeerd. Hierdoor kan de mens zich verder ontwikkelen, totdat hij de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt, de mannelijke rijpheid (Ef.4:13).
Het zou eveneens niet van een bewust leven getuigen, als wij het geweten niet tezamen met ons geloof zouden inzetten bij het verwerken en uitwerken van het evangelie. Beseffen en geloven hoort bij elkaar. De innerlijke vermogens dienen als een geheel te functioneren. Geloven behoort ook niet in te gaan tegen het gevoel. Wij kunnen als bevrijde mensen helemaal gaan beleven wat we geloven; dat is Gods bedoeling (Stb.15).

Herstel

Wij mogen in alle delen het oorspronkelijke en goddelijk normale weer gaan beleven. Wij dienen ons daar dan ook heel bewust op te richten en elke afwijking hierin te gaan onderkennen als een stuk werk van onze geestelijke vijanden. Vanuit het evangelie weten we dat we op elk terrein van ons leven in de naam van Jezus bevrijd kunnen worden van alle machten der duisternis. Daarnaast dienen wij ook heel bewust verandering aan te brengen in denk- en leefpatronen, waar de vijand de hand in heeft gehad. Wij moeten niet alleen de vijand uit onze hemel verdrijven, maar ook elke geestelijke schans en elk bolwerk, dat door hun toedoen in onze hemel is opgeworpen slechten en zo hun (achtergebleven) werken verbreken en afbreken (2Cor.10:4,5 en 1Joh.3:8). Door dit uit liefde tot en in afhankelijkheid van Jezus met volharding en geduld te beoefenen zal het herstel verder voortgaan en het normale, in alle delen harmonieuze functioneren meer en meer te voorschijn komen.

Mogelijkheden

In de bijbel wordt op vele plaatsen een beroep gedaan op ons geloof. Zonder geloof is het onmogelijk God welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken (Hebr.11:6). Wij dienen ons vermogen om te geloven op God te richten en zo ons hart helemaal voor Hem te openen. Dan kan God ons geven tot verzadiging toe!
Wij zullen als rechtvaardigen door ons geloof leven (Hab.2:4). Dit leven begint met een persoonlijk geloof in Jezus Christus als de Zoon van God (Hand.8:37). Hierdoor worden wij gerechtvaardigd en hebben wij vrede met God (Rom.5:1). Alles wat door Jezus Christus is mogelijk gemaakt, kan ons deel worden door geloof in zijn woorden. Wij kunnen op basis van geloof gedoopt worden in heilige Geest (Hand.19:2). Christus kan hierdoor in ons hart woning maken en ons in het diepste innerlijk, in het brongebied van al onze vermogens, aangorden en bekrachtigen met alles wat in Hem is. Door het geloof kunnen wij blijven vasthouden aan de beloften Gods en zo verkrijgen hetgeen beloofd is (Heb.10:36).

Niet twijfelen

Wij mogen ons hart en daarmee ons vermogen om te geloven vullen met alle woorden Gods, met het gehele evangelie van Jezus Christus. Dit is de beste invulling; dit wordt niet zonder reden ‘het geloof’ genoemd (Hand.6:7).
Bij dit alles dienen we slechts in één God, in één Heer, in één evangelie te geloven en daarbij geen enkele andere inspirator of boodschap te accepteren. Zodra je in twee wezenlijk verschillende dingen gaat geloven, ontstaat er twijfel en dan is het in feite onmogelijk iets van de Here te kunnen ontvangen (Jac.1:6,7). Op dit punt dienen we de boze goed te gaan onderkennen en elke innerlijke verdeeldheid uit de weg te ruimen.

Trouw

Het Griekse grondwoord voor geloof is pistis. Dit woord betekent ook trouw. Geloof heeft dus alles te maken met trouw en vertrouwen. En trouw is weer helemaal verbonden met liefde. Vandaar dat Paulus in Galaten 5:6 spreekt over ‘geloof door liefde werkende’. Op basis van liefde willen wij ons hart openen voor de dingen Gods en uitsluitend aan zijn woorden geloof hechten. Volharden in het geloof wordt vanuit dit gezichtspunt ontdaan van al het ‘kille’ dat sommigen erin proeven. Het verkrijgt de ‘warmte’ van de liefde en de trouw. Ongeloof is dus in diepste zin ontrouw. Dit zal van ons niet meer mogen gelden. Wij willen vol geloof en heilige Geest (Hand.6:5) in liefde en trouw met volharding en geduld de weg met Jezus vervolgen. Dan zijn alle dingen mogelijk (Mar.9:23). Op deze wijze zullen wij alle dingen kunnen beërven die God ons in liefde heeft toegedacht.

Geloof van God

Ons vermogen om te geloven kan na onze doop in heilige Geest in de kern door Jezus worden ondersteund en geïnspireerd. Jezus kan ons dan vervullen met hetgeen waarvan Hij vervuld is: het geloof van God.
God heeft het grootste en meest krachtige geloof van alle wezens in de hemel en op aarde. Hij is de Schepper, Hij is het begin van alle dingen; Hij is God!
Deze grote God heeft een oneindig groot geloof in de mens, die Hij geschapen heeft. Het staat voor God vast dat de mens onder leiding van zijn Zoon het einddoel des geloofs bereiken zal: de zaligheid der zielen (1Pe.1:9).
Jezus heeft zijn vermogen om te geloven helemaal verenigd met het geloof van God; in Hem woont de volheid van God. Ook voor Jezus staat het vast, dat Hij zal slagen in de opdracht die zijn Vader Hem gaf: de wederoprichting aller dingen tot stand te brengen (Hand.3:21).
Jezus voert dit uit door middel van zijn gemeente. Daarom is het ook voor ons aan de orde om te gaan geloven waar God en Jezus in geloven. Jezus roept ons hiertoe heel concreet op: Hebt geloof van God! Zo wordt Marcus 11:22 in de Interlinear Greek-English New Testament vertaald. Op deze wijze kan ook de gave van geloof (1Cor.12:9) in ons leven gaan functioneren. Ons vermogen om te geloven zal door de intense verbondenheid met Jezus Christus in heilige Geest tot hogere uitingen kunnen komen (zie ook Stb.12/6), waardoor wij als ‘gaven’ in de gemeente kunnen gaan functioneren. We zullen hier te zijner tijd bij de bespreking van de geestesgaven op terug komen.

Voortgaan

Laten wij ons vermogen om te geloven helemaal gaan benutten en ontwikkelen zoals Jezus bedoelt. Hij is ons hierin voorgegaan; wij mogen in zijn voetsporen treden. Vanuit een samengegroeid denken, voelen, beleven, verstaan, begrijpen en beseffen willen we samen met Jezus gaan geloven en blijven geloven in alles wat God voor ogen staat. Samen met Hem de dingen van God voor waar houden, belijden en vasthouden en het in verbondenheid met Hem uitwerken. Dat is bewust vanuit geloof leven. Zo zal Hij alles in ons volmaken (Ef.1:23).