Verstand

Inleiding

We vervolgen onze studie betreffende de innerlijke vermogens van de mens. In Studieblad 13 is reeds naar voren gekomen dat deze vermogens niet gelokaliseerd kunnen worden in een bepaald ‘deel’ van de mens; geest, ziel en lichaam zijn erbij betrokken. Wel hebben we een kern kunnen aanwijzen van waaruit de vermogens functioneren: het hart. Wanneer wij ons nu gaan bezighouden met het verstand, willen we van het voorgaande uitgaan.

De bijbel

Wat zegt Gods woord over het verstand en het functioneren daarvan in ons leven? De grondtekst gebruikt drie Griekse woorden om dit vermogen te beschrijven, te weten: nous, dianoia en synesis. Met de nous wordt bedoeld het vermogen om te kunnen nadenken, te bedenken, te begrijpen, tot inzicht te komen, te kunnen beoordelen, te bepalen, vast te stellen, te besluiten. In het woord dianoia wordt het doordenken, het overdenken, het overpeinzen en mediteren aangegeven, terwijl in het woord synesis de mogelijkheid is vervat van het begrijpen door het één bij het ander te voegen, dus het tezamen brengen, het combineren. In de vertaling van het NBG worden hiervoor diverse woorden gebruikt: denken, verstand, besef, bezinning, inzicht, overlegging, gezindheid)... Alles bij elkaar genomen geven deze woorden een omschrijving van het innerlijk vermogen dat wij in dit artikel aan de orde willen stellen en in het vervolg kortweg zullen aanduiden met ‘verstand’.

Statenvertaling

Het is opmerkelijk dat veel woorden die in het NBG regelmatig worden gebezigd, in de Statenvertaling niet voorkomen. Termen zoals besef, gezind(heid), bezinning, bewustzijn en inzicht zijn blijkbaar nieuwe woorden, die oude begrippen dienen te verduidelijken. In de Statenvertaling houdt men het veelal op ‘verstand’. In Colossenzen 1:9 wordt geschreven over geestelijk verstand (synesis; NBG: geestelijk inzicht), in vers 21 over een boos verstand (dianoia; NBG: vijandig gezind). In hoofdstuk 2:18 spreekt Paulus over een verstand des vlezes (nous; NBG: vleselijk denken; Can: vleselijke gezindheid), terwijl hij in 2 Thessalonicenzen 2:2 schrijft over een haastelijk bewogen worden van verstand (nous; NBG: verliezen van bezinning). Soortgelijke bewoordingen komen we tegen in bijvoorbeeld 2 Timotheüs 2:7 en Titus 1:15. Uit dit alles blijkt, dat we het verstand niet te nauw moeten afbakenen; het is werkzaam op een groot terrein en het heeft een brede functie.

Functie

Het verstand mogen we zien als een innerlijk vermogen dat verbonden is met het denken, het denkvermogen en feitelijk daarbinnen werkzaam is, of althans behoort te zijn. Door ons verstand te gebruiken en in te zetten, kunnen we ons ‘hoofd erbij’ houden. We kunnen een ordening aanbrengen in de van buiten naar binnen komende woorden en beelden; we kunnen ze vergelijken met reeds eerder opgenomen informatie, teneinde alles in goede orde te kunnen verwerken.
We kunnen door het verstand lijn, richting en structuur aanbrengen in de gedachten die vanuit ons eigen hart opkomen. We kunnen onze aandacht bewust op iets richten, verschillende dingen van elkaar onderscheiden of juist met elkaar combineren en gedachten, die daar van binnenuit op aansluiten, op de juiste wijze inpassen.
We hebben ons verstand nodig als we gericht innerlijk bezig willen zijn: in het overdenken en overpeinzen, in het verstaan en begrijpen, in het onderkennen en beseffen. Het hele brede terrein van denken en voelen kan door een goed gebruik van het verstand ten volle worden overzien, benut en beheerst.
Wanneer wij dit niet doen, kunnen onze gedachten (en ook onze gevoelens) alle kanten op gaan of opgestuurd worden; het kan dan een warboel worden met alle gevolgen van dien.
God heeft ons met een verstand geschapen om in goede orde tot ontwikkeling van denken en leven te komen; dit is het normale. Wij mogen en kunnen het ten volle inzetten ten bate van het Koninkrijk Gods. Daarover straks meer.

Duister

Het verstand kan koersbepalend werken in het leven van de mens. Paulus zegt van de heidenen, dat zij wandelen ‘in de ijdelheid van hun denken’ (nous, Ef.4:17). In Romeinen 1:28 staat, dat God deze mensen heeft overgegeven aan een verwerpelijk denken (nous) om te doen wat niet betaamt. Terwijl de nous bij de mens is ingeschapen om gevoel te hebben voor de dingen van God, werkt het bij degenen die van Hem zijn afgedwaald averechts. De heidenen hebben de smaak voor het goede verloren; zij zijn zowel in hun denken, hun verstand (nous) als hun geweten besmet (Tit.1:15). Zij zijn verduisterd in hun verstand (Ef.4:18) en vervreemd geraakt van het leven Gods. Het is duidelijk dat dit niet het normale en oorspronkelijke is; de vervreemding is door de inwerking van de geesten der duisternis ontstaan. Niet alleen in het denken op zich, maar ook in de ordening en sturing daarvan, heeft de duivel grip gekregen op het leven van deze mensen. Hierdoor kunnen ook verkeerd bevruchte begeerten niet meer worden bijgestuurd en kan de zonde niet meer worden geweerd. Men komt zodoende in een neergaande spiraal terecht met gevolgen als: verwarring, ontregeling, gebondenheden, vervorming en misvorming; men raakt steeds meer van God verwijderd.

Verandering

Door de prediking van het evangelie van Jezus Christus wordt de mens geconfronteerd met een totaal andere denk- en leefwijze. Het bepaalt hem bij de oorspronkelijke bedoeling van God met de mens en bij de mogelijkheden die in en door Jezus Christus geboden worden om alsnog naar Gods wil en doel te gaan denken, spreken, handelen en leven.
Als het woord ons in Romeinen 12:2 oproept om tot vernieuwing van denken te komen, wordt hier tevens een vernieuwd functioneren van het verstand bij inbegrepen. In feite wordt er over een vernieuwing van de nous geschreven, opdat gij moogt onderkennen wat de wil van God is. Wil dit proces daadwerkelijk gestalte krijgen in ons bestaan, dan dienen we in geloof het werk van Jezus voor ons persoonlijk leven te aanvaarden en Hem als Heer aan te nemen en te erkennen (Joh.1:12). Het verstandelijk begrijpen van wat Jezus voor ons heeft gedaan, is hierin belangrijk, maar niet voldoende; het vermogen om te geloven dient mede ingezet te worden om tot verandering te kunnen komen. Over dit vermogen spreken we in een van de volgende artikelen.

Verlichting

Door bekering en wedergeboorte treedt een nieuwe situatie in. Het verstand mag nu gaan functioneren zoals God het heeft bedoeld. Nieuwe gedachten Gods, vernieuwende woorden van Jezus mogen worden opgenomen en overdacht en ingepast in een nieuw denk- en leefpatroon. Nieuwe inzichten mogen beoordeeld en met het verstand doorzien en begrepen worden. Nieuwe lijnen en structuren mogen en kunnen worden ontdekt; het plan van God kan hierdoor steeds helderder en duidelijker voor ogen worden gebracht. De bijbel kan met andere ogen worden gelezen en verstaan; er treedt verlichting op in denken en verstand en daarom ook in leven en werken.
Het is opmerkelijk dat Paulus in Efeze 1:18 schrijft over verlichte ogen des harten (NBG), terwijl de Statenvertaling hier spreekt over de verlichte ogen des verstands. In dezelfde brief wordt in hoofdstuk 4:23 gesproken over een verjonging door de geest van uw denken, uw verstand (nous). Dit alles sluit precies op elkaar aan; het geeft de juiste plaats van ons verstand in het vernieuwingsproces aan.

Geen aparte plaats

Zoals met alle andere vermogens neemt het verstand geen geïsoleerde positie in; het functioneert tezamen met de andere vermogens. Het verstand kan niet zelfstandig optreden en zich als het ware losmaken van de rest. Je hoort sommigen wel eens opmerken: Mijn verstand zegt zus of zo, maar mijn gevoel spreekt het tegen... wat moet ik nou? Deze ervaring zal velen van ons wel eens ten deel gevallen zijn. Het lijkt dan alsof de geest tegen de ziel ingaat en wij er min of meer tussenin staan. Dit is geen goede beschrijving van de werkelijkheid in de geestelijke wereld. Onze geest vormt een eenheid met onze ziel; op overeenkomstige wijze staat ons verstand niet los van ons gevoel.
Een zelfde soort situatie doet zich wel eens voor bij een ‘geloofscrisis’. Men weet dan nog wel dat de Heer machtig is en sterk, maar het geloof in de sterke Heer mist zijn uitwerking... men ervaart en beleeft het niet.
In beide situaties wordt het verstand dan wel eens wat negatief bestempeld: Lever je verstand nou maar in en ga nu eens uit geloof leven, of: het moet niet hier zitten (men wijst dan op het hoofd) maar 30 cm lager (in het hart).
In wezen wordt de stuwende en richtinggevende functie van het vermogen om gedachten en gevoelens te ordenen, te combineren, te beheersen en de mogelijkheid om het geloof te voeden met de waarheden van God, niet op juiste waarde geschat. Wanneer wij met een verlicht, verjongd en vernieuwd verstand midden in het leven staan en dit bewust gebruiken, zullen we bemerken dat we juist mede hierdoor de dingen in handen kunnen houden en geestelijk uit de voeten kunnen komen.

Bewust leven

Als mijn verstand iets zegt, zeg ik iets. Mijn verstand kan niet op zichzelf redeneren; ik ben dan aan het redeneren. Als mijn verstand de zaken niet meer op orde heeft, heb ik geen overzicht en controle meer. En wanneer ik verschillende dingen tegelijk bespeur (verstand tegen gevoel in) of wanneer ik de dingen niet (meer) beleef, dien ik - met mijn geestelijke ogen en oren wijd open - na te gaan, wat er in de geestelijke wereld rondom mij aan de hand is, teneinde het werk van de boze te onderscheiden en hem te weerstaan. De Heer wil in alle situaties duidelijkheid geven door te spreken of de werkelijkheid onder ogen te brengen. Hij wil op deze wijze inwerken op ons denken en ons verstand, teneinde geloof te wekken in Hem. Dit alles vindt plaats in het klimaat van het Koninkrijk Gods.
Wij dienen samen met Hem afstand nemen van al het verwarrende en tegen-elkaar-ingaande, het onredelijke en onduidelijke, het onrustige en opjuttende, het negatieve en duivelse. Dan zullen we gaan ervaren dat verstand en gevoel, geloof en beleving niet langer uit elkaar getrokken kunnen worden, maar juist tezamen mogen functioneren in het verstaan en beleven van Gods heerlijkheid. Ook dit behoort bij het bewuste leven vanuit de geestelijke wereld en is derhalve voor ons aan de orde.

Opbouw

Teneinde het verstand ten volle bruikbaar te maken, en dus zelf geheel inzetbaar te worden voor de dingen van het Koninkrijk Gods, is het noodzakelijk dat wij in ons denken en verstand loskomen van alle oude denkpatronen en tot algehele vernieuwing van denken komen. Dit kan alleen plaats vinden in de gemeente, waar vanuit het woord van God goed onderricht gegeven kan worden aangaande het doel van God met ons leven. Hierdoor kunnen wij met de rechte kennis van zijn wil vervuld worden (Col.1:9) en de volle kennis van de zoon Gods bereiken (Ef.4:13). Uiteraard is dit geen zaak van het verstand alleen; wij stelden reeds eerder dat dit feitelijk onmogelijk is; in dit artikel wordt vooral het door God bedoelde functioneren van het door Hem ingeschapen verstand naar voren gebracht.
Het is dus van groot belang dat wij het onderwijs in de gemeente volgen en ermee werken. Vernieuwing van denken en verstand vraagt onze volledige inzet.

Omgorden

In het vorige artikel is naar voren gebracht op welke wijze Jezus na de doop in heilige Geest kan meewerken aan onze gedachtevorming. Door de intensieve gemeenschap met Hem is de vernieuwing van denken haalbaar en komt de hervorming van ons leven binnen bereik. De oproep van Petrus ‘de lendenen van ons verstand te omgorden’ (1Pe.1:13) mogen we eveneens in dit kader plaatsen, waardoor deze uitspraak een nieuwe dimensie krijgt. Er wordt hier veel meer bedoeld dan alleen maar een ‘je verstand gebruiken’. Hoe waar en belangrijk dit ook is, het gaat de apostel hier om hogere en diepere zaken. Met ‘lendenen’ wordt in de bijbel menigmaal een brongebied aangeduid van waaruit nieuwe dingen te voorschijn komen, bijvoorbeeld in Genesis 35:11: Koningen zullen uit uw lendenen voortkomen.
Met de lendenen van ons verstand bedoelt Petrus derhalve de kern, de diepste bron van ons verstand, van waaruit alle overwegingen en verstandelijke conclusies opkomen: ons hart. Doordat de Heer na de doop in heilige Geest rechtstreeks toegang heeft tot ons hart, ontstaat hierdoor voor ons de mogelijkheid - door heel bewust vanuit de verkregen relatie met Jezus te leven - de lendenen, het brongebied van ons verstand te ‘omgorden’ met Hem. We kunnen in ons diepste wezen ‘de Here Jezus Christus aandoen’ (Rom.13:14) en vanaf het meest prille begin van onze gedachtevorming bewust alles in gemeenschap met Hem ontwikkelen, beredeneren, onderscheiden en combineren en samen met Hem tot conclusies komen. Ons verstand mag ‘aangesloten’ zijn op het verstand van de Meester. Samen met Hem mogen we (opnieuw) orde, lijn en structuur aanbrengen in alles wat op ons afkomt en in ons opkomt. Dit is de ware ‘nuchterheid’, die door het omgorden van de lendenen van het verstand mogelijk wordt.

Niet beperkt

Omdat ons hart de zetel is van al onze innerlijke vermogens, mogen we de bovengenoemde mogelijkheid voor de lendenen van ons verstand ook van toepassing verklaren op alle andere innerlijke vermogens. Dit geldt dus ook voor het brongebied van ons geloof en onze kracht, van ons gevoel en ons geweten, van ons bewustzijn en ons voorstellingsvermogen, enzovoorts.
Door onze lendenen (het brongebied van al onze vermogens) te omgorden met de waarheid (Ef.6:14) kan Christus rijkelijk woning maken in ons hart. Hierdoor is het mogelijk om samen met Hem te gaan geloven, te beseffen, te ervaren, te beleven... Dit geeft in alle opzichten nieuwe en onbeperkte mogelijkheden voor een leven naar Gods wil. Op deze wijze wil de Heer ons ieder persoonlijk inleiden in alle geheimenissen van het Koninkrijk Gods en deelgenoot maken van de heerlijkheid, welke geopenbaard zal worden (1Pe.5:1).
Dit is evenwel geen automatisme; het valt ons niet zomaar ten deel. Het is een groeiproces, waarin een bewuste opstelling en instelling van onze kant noodzakelijk is. De Heer zet van zijn kant alles in; aan Hem zal het niet liggen.
Tevens zal het duidelijk zijn dat het verkrijgen en behouden en uitwerken van al deze mogelijkheden geen solo-werk kan zijn. Ook in deze dingen dienen we binnen de gemeente te blijven en mede onder leiding van bekwame en door God aangestelde leraars en voorgangers, die geestelijk goed bij de tijd zijn, onze weg hierin vinden. Samen met alle heiligen zullen wij in staat zijn te vatten en te kennen de liefde van Christus... (Ef.3:18-19). Hiertoe worden wij opgeroepen en aangespoord; met heel ons hart willen wij hier gehoor aan geven!

In de gemeente

In 1 Corinthiërs 14 schrijft Paulus over het bidden, lofzingen en spreken in de geest en met het verstand. Hij heeft het in dit hoofdstuk over de goede orde in de gemeentelijke bijeenkomsten. Wanneer de voorganger bij zijn boodschap louter ‘in een tong’ zou spreken, zou hij alleen zichzelf stichten (vs.4). Het doel van de prediking wordt dan gemist; er is geen opbouw voor de toehoorders. Wanneer hij daarentegen woorden spreekt met zijn verstand, houdt dit een spreken in waarbij anderen kunnen worden opgebouwd en versterkt. Daarom zegt Paulus, dat hij in de gemeente liever vijf woorden met zijn verstand wil spreken dan duizenden woorden in een tong (vs.19).
Laten wij vooral niet denken dat bij het spreken met het verstand de Heer en de Geest Gods buiten spel staan; integendeel. Jezus maakt zijn bedoelingen met de gemeente en ieder persoonlijk bekend door duidelijk en verstaanbaar in de gemeente te spreken, onder andere door middel van de boodschap. Hierin kunnen woorden van kennis en wijsheid zijn vervat en profetische uitspraken worden gedaan. Als wij de lendenen van ons verstand mogen, ja dienen te omgorden, zal er vanuit dat verlicht verstand ook gesproken en geleerd kunnen worden.
Er is dus geen tegenstelling op het gebied van de inspiratie bij het spreken, bidden en lofzingen in een tong enerzijds en het spreken, bidden of lofzingen met het verstand anderzijds; het verschil ligt op een geheel ander terrein.
Bij het door de Heer geïnspireerde spreken in een tong blijft het verstand onvruchtbaar (vs.14); het komt niet tot werkingen en uitingen. Bij het geïnspireerde spreken met kennis of wijsheid, en het profetische spreken is het verstand juist ten volle werkzaam en in feite onmisbaar. We zullen in een later stadium - bij de bespreking van de geestelijke gaven - hierop terugkomen.
Het verstand is een prachtig door God gegeven vermogen, dat volledig ten dienste van zijn Koninkrijk dient te worden ingezet en ontwikkeld.

Bedoeling van Jezus

Het is voor een ieder van ons aan de orde om met een door de Heer geopend verstand bewust verder te leven onder zijn bezielende leiding. Domheid, onbegrip en wanbegrip behoren niet bij de mens. Deze dingen zijn terug te voeren op gebondenheden en beschadigingen vanuit het rijk der duisternis. De Heer wil ons verstand openen (Luc.24:45) door bevrijding van onder meer de geest van weerspannigheid, waarna Hij ons denken en verstand wil verlichten en in de diepste kern aangorden met alles wat in Hem is.
Dit openen van het verstand staat opnieuw niet op zichzelf; het is verbonden met een openen van de geestelijke ogen (Luc.24:31) en het openen van het geestelijk hart (Hand.16:14).
Het wordt dan mogelijk om het grootste gebod te vervullen: De Heer, onze God liefhebben uit geheel ons hart en uit geheel onze ziel en uit geheel ons verstand en uit geheel onze kracht (Mar.12:30). Alle innerlijke vermogens worden dan ingezet in onze liefde tot God. Ook hierin heeft ons verstand een plaats gekregen. Liefhebben met je verstand? Je zou bijna zeggen: hoe kan dat nou? Toch heeft Jezus zich niet vergist; Hij voegt het juist heel bewust toe aan de opsomming uit Deuteronomium 6:5. Door zijn werk voor ons, is het mogelijk geworden werkelijk helemaal - met alles wat in ons is - God te dienen in heiligheid en gerechtigheid in alle eeuwigheid.
Laten wij ons verstand (met alles wat dit inhoudt) evenals alle andere innerlijke vermogen goed gebruiken, in eigen leven en ten bate van de gemeente. Laten wij alle mogelijkheden benutten en zo onder leiding van Jezus en in diepe gemeenschap met Hem komen tot een helder inzicht en doorzicht (2Tim.2:7), tot een zuiver besef van de waarheid (2Pe.3:1). We behoeven dan in geen enkele situatie meer onze bezinning te verliezen. We zullen met de gezindheid en hartegesteldheid die overeenkomt met het wezen van onze Heer, bezonnen (2Tim.1:7) en weloverwogen - vanuit een gecontroleerd en beheerst denken en weten - gericht kunnen gaan handelen en wandelen. Zo zullen wij in grote afhankelijkheid en gehoorzaamheid aan Hem als mens Gods te voorschijn komen. Dan geldt voor ons de heerlijke belofte uit Daniël 12:3: De verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid gebracht hebben als de sterren, voor eeuwig en altoos.

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.