Profetieën aangaande de Christus (2)

Inleiding

We vervolgen onze studie over de profetieën die ten tijde van het Oude Verbond zijn uitgesproken over de Christus Jezus. In dit artikel zullen we vooral aandacht besteden aan de beschrijvingen van Zijn verlossingswerk en alle gebeurtenissen daar omheen. Daarmee wordt dit overzicht afgesloten.

Intocht Jeruzalem

Uit de evangeliën is ons bekend dat Jezus een week voor Zijn opstanding Jeruzalem is binnengereden op een ezelin (Mat.21:1-5). In dit gedeelte vinden we opnieuw een aanwijzing dat Jezus zich goed bewust was van al wat over Hem geprofeteerd was en zich daar geheel naar richtte. Er staat dat Hij dit deed opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken is door de profeet. Zacharia had uitgesproken: Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong (9:9). Jezus wilde deze profetische woorden vervullen.

Jezus naderde de stad en de tempel Gods om daar door lijden, sterven en opstanding heen het volle heil te gaan openbaren. Haggaï schrijft daarover: Ik zal dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt de Here der heerscharen. De toekom­stige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de Here der heerscharen; op deze plaats zal Ik heil geven, luidt het woord van de Here der heerscharen (2:7,9).

Ook Maleachi geeft dit komen naar de tempel aan: Plotseling zal tot zijn tempel komen de Here, die gij zoekt, namelijk de Engel des verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de Here der heerscharen.

Intermezzo

Dat deze profetische woorden méér inhouden dan alleen het beschrijven van de bovenstaande gebeurtenis, moge duidelijk zijn. Dat geldt trouwens voor vele 'messiaanse' profetieën. Zij zijn ook toepasbaar op het Lichaam van Christus, de Gemeente. Dus op mensen die hun Hoofd willen volgen op de weg die Hij hun is voorgegaan en de heerlijkheid willen verkrijgen die door God is beloofd. Die invulling zal nog tot stand mogen gaan komen, onder leiding van Hem in wie alle beloften Gods reeds in vervulling zijn gegaan.

We zouden dat de 'tweede' vervulling of de 'volle' vervulling kunnen noemen.

Verraden

Jezus is verraden door Judas, één van Zijn eigen discipelen. In Psalm 41:10 wordt dit voorzegd: Zelfs mijn vriend, op wie ik vertrouw­de, die mijn brood at, heeft zijn hiel tegen mij opgeheven. In Psalm 55 worden er nog meer woorden aan gewijd: Want het is geen vijand, die mij smaadt; dat zou ik dragen; het is niet mijn hater, die zich over mij verheft; voor hem zou ik mij verbergen. Maar gij zijt het, een mens; mijns gelijke, mijn vriend en vertrouwde: wij, die samen vertrouwelijke omgang genoten, die in het feest­gewoel gingen naar Gods huis (13-15).

Jezus wist dat dit zou gaan gebeuren. Daarom zegt Hij: Ik spreek niet van u allen; Ik weet, wie Ik heb uitgekozen; maar het schriftwoord moet vervuld worden: Hij, die mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven. Na deze woorden werd Jezus ontroerd in de geest en Hij getuigde en zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: één van u zal Mij verraden (Joh.13:18,21).

Verkocht

Zelfs de hoeveelheid geld die Judas kreeg voor deze daad van verraad is tevoren reeds aangekondigd. Het is opnieuw Zacharia die in hoofdstuk 11:12 zegt: En ik heb tot hen gezegd: Indien het goed is in uw ogen, geeft mijn loon, maar indien niet, laat het. Toen wogen zij mijn loon af: dertig zilverstukken. In Mattheüs 26:15,16 lezen we dat precies dit bedrag Judas ter hand werd gesteld.

Toen Judas later berouw kreeg van zijn laffe daad en hij het geld in zijn wanhoop terugwierp in de tempel, namen de overpriesters het besluit daarvoor het land van de pottenbakker te kopen als begraafplaats voor de vreemdelingen (Mat.27:7). Ook dit was door Zacharia geprofeteerd: Maar de Here zei tot mij: Werp dat de pottenbakker toe; een heerlijke prijs waarop Ik hunnerzijds geschat ben! En ik heb de dertig zilver­stukken genomen en die in het huis des Heren de pottenbakker toegewor­pen (11:13).

Samenspannen

Pilatus en Herodes hebben allebei een aandeel gehad in het verhoor van Jezus. Deze vijanden van elkaar spanden samen tegen Jezus. Lucas zegt: En Herodes en Pilatus werden op diezelfde dag met elkander bevriend; voor die tijd immers leefden zij in vijandschap met elkander (23:12). Hiermee werd de profetie in Psalm 2 ten aanzien van Jezus vervuld: Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde.

Lijden

Vele profetische woorden zijn gewijd aan het intense lijden dat Jezus heeft moeten ondergaan en doorstaan, zowel lichamelijk als geestelijk. Psalm 22 spreekt hierin boekdelen: Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnen­ste; verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof des doods legt Gij mij neer (vs.15,16).

In Lucas 22:42 en 44 lezen we een stukje van de vervulling hiervan: Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede! Hij werd dodelijk beangst en bad des te vuriger. En zijn zweet werd als bloeddruppels, die op de aarde vielen.

Voor ons

De profeet Jesaja geeft duidelijk aan waarom dit lijden Jezus is overkomen. In hoofdstuk 53 wordt het hele principe van 'plaatsvervanging' onder woorden gebracht: Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen (4-6).

Jezus heeft Zijn leven gegeven als losprijs voor velen (Mat.20:28).

Stil en geduldig

Jezus heeft het lijden ondergaan zoals Jesaja heeft voorzegd: Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open (53:7).

Jezus bleef zwijgen zowel bij de hogepriester (Mat.26:63), als bij Pilatus (27:12,14).

Er werd door de Raad gezocht naar een vals getuigenis tegen Jezus om Hem ter dood te brengen (Mat.26:59). Een vervulling van Psalm 27:12.

Jezus reageerde er niet op, Hij bleef zichzelf, ook onder de daarop volgende mishandeling en geseling. Deze waren eveneens voorzegd, zelfs de wijze waarop: Met de roede zal men de richter Israëls op het kinnebakken slaan (Micha 5:1 en Mat.27:30). Geheel naar Jesaja 50:6 gaf hij zijn rug aan wie sloegen, en zijn wangen aan wie hem de baard uittrokken; zijn gelaat verborg hij niet voor smadelijk speeksel (zie Mar.14:65).

Kruis

In Psalm 22:17 wordt gezinspeeld op de kruisdood die in alle evangeliën beschreven staat: Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren.

De soldaten gaven Hem wijn te drinken, vermengd met gal, waarschijnlijk ter verdoving. Maar Jezus wilde dit niet drinken (Mat.27:34). Hiermee werd het eerste gedeelte van Psalm 69:22 vervuld: Ja, zij gaven mij gif tot spijze, en lieten mij in mijn dorst azijn drinken. Het tweede gedeelte ging later op de middag in vervulling (Mat.27:48).

Marcus vermeldt bij zijn beschrijving van de kruisiging: En het schrif­twoord is vervuld geworden, dat zegt: En Hij is met de misdadigers gerekend (15:28). Hij refereert daarbij aan Jesaja 53: Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft. Ook dit laatste gedeelte is in vervulling gegaan. Lucas schrijft:

En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. (23:34). Dit vers vervolgt met: En zij wierpen het lot om zijn klederen te verdelen; een vervulling van Psalm 22:19.

Bespotting

In Mattheüs 27:39-43 staat beschreven hoe Jezus werd bespot: En de voorbij­gangers spraken lastertaal tegen Hem, schudden hun hoofd en zeiden: Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, indien Gij Gods Zoon zijt, en kom af van het kruis! Evenzo spotten de overpries­ters samen met de schriftgeleerden en oudsten en zij zeiden: Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden. Hij is Israëls Koning; laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen aan Hem geloven. Hij heeft zijn vertrouwen op God gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft... Dit is een vervulling van wat in Psalm 22:8,9 staat: Allen die mij zien, bespotten mij, zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd: Wentel het op de Here; laat die hem verlossen, hem redden, Hij heeft immers welgevallen aan hem!

Verlaten

Van het zesde tot het negende uur van de dag (voor ons: 12.00 - 15.00 uur) was het pikdonker. Deze drie uur diepe duisternis vormde een weergave in de natuurlijke wereld van de meest zware strijd die ooit in de geestelijke wereld heeft plaatsgevonden. Jezus werd aangevallen door alle overheden en machten uit de legermacht van Satan. Deze omringden Hem als stieren, omsingelden Hem als buffels van Basan, zij sperden als verscheuren­de leeuwen hun muil tegen Hem open (Ps.22:13,14). Jezus bleek ondanks al dit geweld de overwinnaar te zijn: Hij heeft in deze ure van de macht der duisternis alle overheden en machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd (Col.2:15).

Aan het einde van deze strijd roept Jezus geheel naar Psalm 22:2: Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten (Mat.27:46)? Ook in deze fase van de strijd wil Jezus nog steeds alle profetische woorden invullen!

Dood

Dit blijkt ook in de laatste kruiswoorden van Jezus. Johannes schrijft: Hierna zei Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst (19:28)! Dit refereert aan Psalm 22:16b en 69:22b.

Nadat Jezus van de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht (Joh.19:30). En daarna met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest (Luc.23:46). Een vervulling van Psalm 31:6.

Daarna gaf Hij de geest (Mat.27:50). Niemand ontnam Hem het leven, Hij had de macht het uit zichzelf af te leggen, dit gebod had Hij van Zijn Vader ontvangen (Joh.10:17,18). Hijzèlf goot zijn leven uit in de dood (Jes.53:12).

Naar de Schrift

Degenen die met Jezus waren gekruisigd, waren nog niet gestorven toen de soldaten kwamen om de lichamen van het kruis te halen. Van hen werden de benen gebroken, maar van Jezus niet (Joh.19:33). Hiermee ging wederom een schriftwoord in vervulling zegt vers 36: Geen been van Hem zal verbrijzeld worden (naar Ex.12:46 en Ps.34:21).

Eén van de soldaten stak een speer in Zijn zijde, zegt vers 34, en ook dit was tevoren reeds aangekondigd (vs.37 en Zach.12:10).

Evenzo het feit dat Zijn lichaam gedurende de periode in het graf geen ontbin­ding heeft gezien. Het is een vervulling van Psalm 16:10.

De verblijftijd in het dodenrijk was zinnebeeldig aangekondigd door de gebeurte­nissen rondom de profeet Jona (1:17).

Opstanding en hemelvaart

De opstanding van Jezus is voorzegd in Jesaja 26:19: Herleven zullen uw doden (ook mijn lijk), opstaan zullen zij. Ontwaakt en jubelt, gij, die woont in het stof! Want uw dauw is een dauw van licht; en de aarde zal aan de schimmen het leven hergeven.

Zijn hemelvaart is een vervulling van Psalm 68:19 en 47:6. Jezus heeft Zich daarbij gezet op Zijn troon aan de rechterhand Gods (Heb.1:3). Een vervulling van Psalm 110:1, waar staat: Aldus luidt het woord des Heren tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gelegd heb als een voetbank voor uw voeten.

God heeft Jezus uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschon­ken (Fil.2:9), een vervulling van Daniël 7:14.

Gemeentebouw

Vanaf de troon vestigt de Zoon Zijn heerschappij, zingen we in een lied. Jezus bouwt aan de Gemeente, waarvan Hijzelf de hoeksteen is. Dit is profetisch aangekondigd in Jesaja 28:16: Zie, Ik leg in Sion een steen ten grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen van een vaste grondslag. Petrus haalt deze woorden aan in zijn eerste brief (2:6,7).

Ook Zacharia spreekt over dit werk van Jezus vanaf de troon: Ja, hij zal de tempel des Heren bouwen en hij zal met majesteit bekleed zijn en als heerser zitten op zijn troon; en hij zal priester zijn op zijn troon; heilzaam overleg zal er tussen hen beiden zijn (6:13). Paulus gaat in deze lijn door als hij zegt: Wie zal veroordelen? Christus Jezus is de gestorve­ne, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.

Voleindiging

Dit werk van Jezus gaat door. Hij wil alle gerechtigheid Gods vervullen (Mat.3:15). Hij wil in en door middel van Zijn Gemeente alle beloften Gods, hoeveel het er ook zijn, geheel in vervulling laten gaan (naar 2Cor.1:20).

Alle profetische woorden zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament zullen daarom hun waarde blijven behouden totdat God zal zijn alles in allen.

De volle vervulling van alle woorden Gods zal zijn beslag krijgen. Daar gaat het naar toe. Daar mogen we zeker van zijn! Dat werk van Jezus kan niemand keren. Dit is gebleken tijdens zijn leven op aarde. Hij heeft uiterst nauwkeurig alles wat op Hem betrekking had in vervulling laten gaan!

Voor de huidige fase van de geestelijke ontwikkeling geldt precies hetzelfde. Bekleed met alle macht in hemel en op aarde zal Jezus met dezelfde inzet en nauwkeurigheid verder gestalte geven aan de bouw van het Koninkrijk Gods totdat het geheel voltooid zal zijn en Hij alles in allen heeft volmaakt (Ef.1:23). De wederoprichting aller dingen zal tot stand gaan komen (Hand.3:21). Dat staat vast!

Vreugde

Wij mogen als leden van Zijn Lichaam aan deze wederoprichting mede gestalte geven. Op dezelfde wijze als onze Heer mogen wij ons in dit bezigzijn vol geloof richten naar alle woord dat van de mond Gods uitgaat. Wij mogen met Jezus Christus meewerken om alle gerechtigheid te vervullen. Dit zal allereerst in eigen leven en gemeente ingevuld mogen worden.

Wat een vreugde om bij dit wereldom­vattende heilswerk van Jezus Christus betrokken te zijn! Laten wij het dan ook doen, onze roeping en verkiezing bevestigend, vol liefde en geloof! Dan zal de God der hope ons vervullen met louter vreugde en vrede in ons geloof, om overvloedig te zijn in de hoop, door de kracht des heiligen Geestes (Rom.15:13).