Nieuwe situaties in de hemel (1)

Inleiding

In het vorige Studieblad is het primaire gevolg van de val van Lucifer aan de orde gekomen: het ontstaan van het rijk der duisternis. Als koning van dit rijk heeft Satan van aanvang af de bedoeling gehad het plan van God met mensen te laten mislukken. Voor dat doel zet hij alle afgevallen engelen in.
In dit artikel zullen we stilstaan bij de wijze waarop Satan dit verzet tegen God heeft georganiseerd. Daarin zullen ook de plaats en de functie van het dodenrijk naar voren komen.
We zullen ook stilstaan bij de wijze waarop in het Koninkrijk Gods is gereageerd op het ontstaan van het rijk der duisternis.
Bij dit alles dienen we te beseffen dat we op dit moment willen nadenken over de periode na de val van Lucifer, maar nog voor de zondeval van de mens.

Tegen God

Alle acties van Satan en zijn rijk zijn in diepste grond gericht tegen God, om Hem in het hart te treffen. Niet dat God zèlf daarbij in directe zin geraakt zou kunnen worden, maar wel op een indirecte wijze.
Wanneer het zou lukken om de mens(heid) ten val te brengen, zou Gods plan met mensen niet uitgevoerd kunnen worden en zou God dus niet tot zijn doel kunnen komen met de mens. Hiermee zou het hele werk Gods zijn mislukt en zou God als Schepper en als Koning en Onderhouder van de hemel en de aarde hebben gefaald. En dat zou God in zijn diepste wezen raken.
Op deze grondgedachte is het hele verzet van Satan en zijn boze geesten geschoeid.

Tegen de mens

Alle vijandschap in het rijk der duisternis tegen God, richt zich dus concreet op de mens, de oogappel van God. De mens zou tot ongehoorzaamheid aan God moeten worden gebracht, waardoor het contact en de gemeenschap met Hem zou worden verstoord. Hierdoor zou de door God bedoelde ontwikkeling kunnen worden afgeremd en afgebroken en zou de mens in een geheel andere situatie terecht komen: onder de macht van Satan. In deze toestand zou alles wat door God in en rondom de mens was geschapen en opgebouwd, door het rijk der duisternis kunnen worden aangetast en neergehaald.
Op deze wijze wil Satan het verderf, de totale destructie van mensheid en schepping bewerken.

Duidelijke zaak

Deze opzet van de vijand is voor ons niet meer vaag of onduidelijk. Met het toenemen van inzicht in Gods plan met mensen en de wijze waarop Hij dat mèt en door middel vàn ons mensen wil uitvoeren, wordt tegelijkertijd ook steeds duidelijker wat Satan voor ogen heeft en op welke wijze hij te werk gaat. De apostel Paulus schrijft dan ook terecht: zijn gedachten zijn ons niet (meer) onbekend (2Cor.2:11), wij tasten over zijn bedoelingen niet in het duister (Can).
Wij kunnen zijn strategie en het geheel van zijn werkwijzen vanuit het licht van het Koninkrijk Gods (gaan) doorzien.
Wanneer wij daar nu dieper op ingaan en ons in dit kader ook gaan bezighouden met Dood en dodenrijk, dienen wij te blijven beseffen, dat het ons niet gaat om ‘de diepten des satans te leren kennen’ (naar Op.2:24). Wij willen de werkelijkheid in de geestelijke wereld volledig (gaan) verstaan, opdat de satan op ons geen enkel voordeel meer zal kunnen behalen (2Cor.2:10).

Twee afdelingen

Satan heeft de afvallige engelen in zijn rijk een positie en opdracht gegeven op grond van de oorspronkelijke plaats en taak in het Koninkrijk Gods. Zo ontstonden mede op basis van aard, ingeschapen vermogens en mogelijkheden allerlei verbanden, groepen, divisies... (Stb.29/5).
Bij deze hiërarchische indeling zijn twee hoofdcategorieën afzonderlijk te onderscheiden. Beide afdelingen hebben in de organisatie en strategie van Satan hun eigen, specifieke taak.

Leger van demonen

Aan de ene kant werd er bij het ontstaan van het rijk der duisternis een krijgsmacht gevormd van boze geesten, die al hun krachten en mogelijkheden zouden inzetten om de mens in de geestelijke wereld zo dicht mogelijk te benaderen, teneinde hem tot (geestelijke) gemeenschap te bewegen. Het zijn de geestelijke strijders die de mens op allerlei terrein aanvallen, aftasten, proberen aan te randen... Hierdoor zou de zonde in de mens geboren kunnen worden en daarmee zou de zonde in de wereld komen. Van dit demonen-leger is onder andere sprake in Lucas 10:19 en Openbaring 12:7.

Rangen

Satan zèlf is van deze strijdmacht de aanvoerder, de opperbevelhebber. Hij is de overste der boze geesten in de hemelse gewesten (Stb.29/4).
Direct onder hem zijn er grootvorsten, die als heerschappijvoerders over diverse gebieden functioneren. Onder hen staan regeerders met een verscheidenheid aan gebieden van autoriteit. Daaronder weer machthebbers over een deelgebied daarvan, enz. In elke deelgebied zijn zeer vele demonen ‘werkzaam’; zij voeren de bevelen uit, die hen van hogerhand worden opgelegd.
Er zijn dus vele niveaus en vele rangen in het leger van Satan. Dit beeld van de opbouw in het demonenleger treedt ons tegemoet vanuit de beschrijving van Paulus in Efeziërs 6:12.

Werkgebieden

Naast het onderscheid in rang en niveau is er ook een zekere indeling te maken naar werk- en taakgebied. Hieraan zullen de oorspronkelijke, inge-schapen vermogens en mogelijkheden van elke demon ten grondslag hebben gelegen. Dit door Satan toegewezen werkgebied zal mede bepalend zijn voor hun nieuwe naam.
Op deze wijze is onderscheid te maken tussen allerlei soorten zondemachten en kunnen we spreken over leugengeesten, weerspannige geesten, geesten van verwerping en hysterie, vrome en onreine geesten, verwekkers van ziekten en ellende... enz.

Van belang

Met deze opsomming willen we overigens niet suggereren, dat we het rijk van Satan helemaal ‘ingedeeld’ zouden hebben. Het gaat erom dat wij de diverse geledingen kunnen onderscheiden en er effectief tegen kunnen optreden.
Wij hebben namelijk in onze dagelijkse geestelijke strijd te maken met deze horden uit het rijk der duisternis onder leiding van hun aanvoerders, overheden en grootvorsten. Het herkennen van en benoemen naar hun werkgebied - het noemen van hun naam - geeft ons de mogelijkheid om heel concreet hun werkwijzen te doorgronden en er innerlijk volkomen afstand van te nemen.
Mede hierdoor kunnen wij onszelf bewaren in de liefde Gods (Jud.:20) en geschikt blijven voor het Koninkrijk Gods (naar Luc.9:62).

Andere taak

Aan de andere kant is er bij het ontstaan van het rijk der duisternis een afdeling van boze geesten gevormd die hun macht niet zouden inzetten om de mens aan te vallen en tot zonde te brengen, maar hun kracht zouden gebruiken om de in zonde gevallen mens het ‘loon der zonde’ uit te keren (naar Rom.6:23).
Zij zijn niet betrokken bij het veroorzaken van de zonde, maar komen in actie zodra de zonde een feit is. Zij doen de mens het gevolg der zonde smaken. Zij brengen de mens na diens zonde in een andere, nieuwe situatie: gescheiden van God. Deze toestand wordt door hen ingesteld, bewaakt en in stand gehouden. Dat is hun specifieke taak en aandeel in de strategie van Satan. Deze verschilt dus duidelijk van die van de strijdende demonen.
Het is mogelijk om ons ook van deze afdeling een beeld te vormen. De bijbel beschrijft namelijk de positie van de in zonde gevallen mens. Vanuit deze gegevens kunnen we - zonder verder op dit moment in te gaan op de toestand van de mens hierin - inzicht verkrijgen in dit gebeuren.

Gevangenis

In de bijbel wordt deze geestelijke situatie op verscheidene wijzen aangeduid. In Jesaja 42:7 en 61:1, alsmede in 1 Petrus 3:19 wordt gesproken over de ‘gevangenis’. De mens die in deze situatie komt, is in geestelijke zin een gevangene geworden. De mens is niet langer ‘vrij’. Hij is door zijn zonde permanent onder bewaking gekomen, in de macht van Satan gekomen.
De afvallige engelen die in dit gebied hun taak hebben, treden derhalve op als cipiers, als gevangenbewaarders. Zij hebben geen gemeenschap met de mens, zij verleiden de mens niet; zij heersen over de mens en doen hem de ‘duisternis’ ervaren.

Dood

Op andere plaatsen in de bijbel wordt de bovenbedoelde situatie omschreven met ‘dood’ (Rom.6:23). Heel duidelijk komt hierin het meest wezenlijke van deze situatie naar voren: het gescheiden zijn van God, de bron en onderhouder van het ‘leven’.
Ezechiël zegt: de ziel die zondigt zal sterven (18:4); de mens die tot zonde komt, zal - in geestelijke zin - in de dood komen. Deze situatie treedt direct in. Het is in eerste instantie een geestelijke zaak. Het lichamelijk sterven is op termijn hier weer een gevolg van. Daarover een andere keer.
De situatie van ‘geestelijk dood’ die reeds tijdens het aardse bestaan door de zonde tot stand komt, wordt dus niet door het demonenleger ingesteld, maar door de doodsmachten. Dit zijn afvallige engelen die belast zijn met het bewerken en handhaven van de situatie die met ‘dood’ wordt omschreven.

Dodenrijk

Op weer andere plaatsen wordt zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament vele malen gesproken over het dodenrijk (bijvoorbeeld in Ps.16:10, 18:6 en Mat.16:18, Op.1:18 - zie verder de concordantie).
De machten die tezamen gestalte geven aan de situatie ‘dood’, vormen met elkaar een aparte afdeling, een aparte ordening, een apart rijk. Dit rijk heeft dus een specifieke plaats in het totale rijk der duisternis.
Daarnaast duidt de omschrijving ‘dodenrijk’ op het bestaan van een koning in deze ordening. Aan het hoofd van het dodenrijk staat een macht, wiens naam is: Dood. De apostel Paulus noemt zijn naam onder andere in Romeinen 5:14,17.
Naar hem wordt de gehele situatie die met dodenrijk wordt aangeduid, genoemd. Hij is de koning van dit rijk. Tezamen met zijn onderdanen, de doodsmachten, geeft Dood vorm aan deze aparte sfeer, en gestalte aan deze aparte ‘wereld’. Hij is met de zijnen bepalend voor deze specifieke situatie in de hemelse gewesten: de dood.
Met het woord dood wordt dus enerzijds een geestelijke situatie bedoeld: het gescheiden-zijn-van-God, geen deel meer hebben aan het leven van God.
Anderzijds wordt met dit woord de naam aangeduid van de koning van het rijk dat voor deze situatie verantwoordelijk is; het is dan evenals het woord ‘Satan’ een eigennaam: Dood.
De naam van de macht komt overeen met het werk dat hij verricht en de situatie die hij bewerkt.

Machtige vazal

Dit dodenrijk als geheel is geen onafhankelijk rijk geworden. Dat lag niet in de bedoeling van Satan. Hijzelf bleef in rang en autoriteit boven allen staan en dus ook boven koning Dood. Hij bleef de macht over de dood behouden (naar Heb.2:14). Op deze wijze hield Satan zelf alle touwtjes in handen. Het dodenrijk zou als zijn ‘schatkamer’ gaan functioneren. Hierin zou hij alle ‘buit’ onder verzekerde bewaring stellen.
Voor het overige functioneert het dodenrijk zelfstandig en kunnen we Dood als één van de machtigste vazallen van Satan aanmerken. Paulus beschrijft hem als ‘de laatste vijand’, die aan het einde der tijden onttroond zal worden (1Cor.15:26).

Verband en doel

Met het instellen van het demonenleger en het dodenrijk heeft Satan een duidelijk doel gehad. De demonen zouden onder zijn bevel de mens gaan verleiden tot zonde en daarmee toewerken naar een situatie die door het dodenrijk kon worden ingesteld.
In Job 24:19 wordt dit nauwkeurig onder woorden gebracht: Het dodenrijk rooft hen die zondigen. Vanuit de reeds eerder geciteerde gedeelten uit Ezechiël 18 en Romeinen 6 komt hetzelfde beeld naar voren.
In deze situatie van geestelijke dood zou de mens tijdens zijn aardse bestaan steeds weer opnieuw benaderd kunnen worden door de demonen en zo steeds vaster en dieper in de dood gedreven worden. De weerstand zou gaandeweg afnemen, waardoor er uiteindelijk niets zou overblijven van het oorspronkelijke, het goede in de mens. De mens zou evenals de duivel zelf geheel duister gaan worden. En na het sterven zou deze situatie niet meer veranderd kunnen worden ...
Zo redeneerde de duivel. Dit is zijn plan, zijn strategie.

Reactie in het Koninkrijk Gods

Het hele plan van Satan met al zijn middelen, wegen, werkwijzen en strategieën wordt vanaf het eerste moment door God doorzien. Het ging op alle fronten en in alle aspecten rechtstreeks in tegen zijn bedoeling en werkwijze. Er was in de hemel een nieuwe, aparte situatie ontstaan die in zijn totaliteit de tegenhanger vormde van het oorspronkelijke Koninkrijk: kwaad in plaats van goed, duisternis in plaats van licht, dood in plaats van leven, enz. (Stb.29/3).
Maar daarbij wist God, dat het goede van Hem alles ‘in zich’ had om in de ontstane situatie het kwade te overwinnen. Het ‘leven’ dat Hij had geschapen, zou in staat zijn over de ‘dood’ te zegevieren.
Het rijk der duisternis zou op langere termijn geen bestaansrecht overhouden, omdat het niet ‘uit God’ was, en alleen dàt is eeuwig en blijvend. Het zou uiteindelijk zichzelf te gronde richten, aan zijn eigen verderf ten onder gaan. Dit is het logische gevolg van de eigen daden, het ‘einde’ van de heilloze en duistere weg. Dit einde is voor de duivel en zijn engelen bereid (Mat.25:41). We zullen hier in andere artikelen op terugkomen.
In het Koninkrijk Gods werd dan ook niet verontrust gereageerd op het ontstaan van het rijk der duisternis, met haar demonenleger en dodenrijk. In alle rust en met de wijsheid en zekerheid die Hem kenmerkt, herstelde God onder zijn trouwe engelen de onderlinge structuren en verbanden.
De plaats van Lucifer kon niet worden opgevuld; geen enkele engel had immers de aard en vermogens van deze eersteling onder de geschapen engelen. En zo zullen er meer plaatsen opengevallen zijn. Maar hierdoor ontstonden er geen leemten. Harmonieus sloten de gelederen zich in de nieuw ontstane situatie.

Strijdende engelen

In het rijk der duisternis heeft Satan vele afvallige engelen op grond van hun ingeschapen vermogens en oorspronkelijke mogelijkheden in het Koninkrijk Gods, een plaats gegeven in het demonenleger. Ook hijzelf mag als aanvoerder tot deze strijders gerekend worden (zie Op.12).
Het spreekt vanzelf dat deze eigenschappen en mogelijkheden bij de trouwe engelen eveneens aangesproken zijn, maar dan voor het goddelijke doel.
In het Koninkrijk Gods is na de val van Lucifer door God eveneens een leger geformeerd, onder aanvoering van de aartsengel Michaël. Zij zetten - op Gods woord - hun krachten en mogelijkheden in ten bate van de mens om hem te weerhouden van de zonde en hem terzijde te staan in de strijd tegen de legermacht van Satan.
Michaël staat als aanvoerder van de strijdende engelen tegenover Satan. We kunnen dit staven aan de hand van vele schriftplaatsen. In Openbaring 12 wordt gesproken over Michaël en zijn engelen, die oorlog hebben te voeren tegen de draak en diens engelen. In Judas :9 wordt eveneens melding gemaakt van een confrontatie tussen Michaël en de duivel met als inzet het lichaam (het leven) van de mens Mozes.
Jezus spreekt over legioenen engelen die Hem in zijn strijd terzijde konden staan (Mat.26:53). Reeds in het Oude Testament is sprake van deze strijders, onder andere in Daniël 10:13 en 12:1.

Boden

De gehele structuur en organisatie van het rijk der duisternis is gebaseerd op de oorspronkelijke mogelijkheden van de engelen. Dit geldt niet alleen voor het leger van Satan, dat tegenover het engelenleger van Michaël kwam te staan. Ook Dood en dodenrijk zullen dientengevolge in het Koninkrijk Gods een tegenhanger hebben.
Er wordt in de bijbel nòg een aartsengel genoemd: Gabriël. Onder een ‘aarts-engel’ wordt een zeer belangrijke en vooraanstaande engel verstaan (zie ook Stb.3/5). Deze hoofdengel Gabriël heeft een plaats vlak bij God, voor diens troon; hij staat voor diens aangezicht (Luc.1:19). Deze engel wordt nooit genoemd in verband met het voeren van een geestelijke strijd, zoals dat bij Michaël wèl het geval is. Hij wordt ingezet om belangrijke woorden en boodschappen Gods over te brengen, het leven Gods te verkondigen. Wij noemen in dit verband de verhalen uit Lucas 1 en 2. In Daniël 8:16 en 9:21 treedt hij eveneens als een van God gezonden bode op. Waarschijnlijk is het ook deze Gabriël die in Daniël 10 gestuurd is om de profeet te verstaan te geven wat het volk overkomen zou.
Gabriël staat aan het hoofd van de niet strijdende engelen; we zullen hen de boden noemen, ter onderscheiding van de strijders. Het woord bode is de meest letterlijke vertaling van het Hebreeuwse en Griekse grondwoord voor engel, te weten malak en angelos.
Deze engelen dienen de mens eveneens met al wat in hen is, maar op een andere wijze dan Michaël en zijn engelen. In hun aard en mogelijkheden zijn door God elementen ingeschapen, die hen voor deze speciale taak uitermate geschikt maken.
Van deze elementen heeft Satan gebruik gemaakt bij de instelling van het dodenrijk. En opnieuw komt nu de duidelijke tegenstelling naar voren.
De doodsmachten onder leiding van Dood wenden hun kracht aan tot overheersing en onderdrukking van de mens na diens zonde, om een situatie van dood in zijn bestaan te bewerken en te onderhouden.
De engelen onder leiding van Gabriël zetten zich daarentegen ten volle in om de mens te allen tijde te dienen, te dragen en de situatie van leven in zijn bestaan te bewerken en te onderhouden. We zullen hier in het volgende artikel nog op terugkomen.

Dienende geesten

In Hebreeën 1:14 staat dat alle engelen dienende geesten zijn. In Studieblad 3 is dit uitgewerkt. Het onderscheid dat wij nu maken tussen de engelen van Gabriël en Michaël doet hier natuurlijk niets aan af. Zowel de ‘boden’ als de ‘strijders’ worden ten dienste van de mens die het heil beërft, uitgezonden; zij allen zijn dienende geesten. Allen met een specifieke taak en opdracht.
De strijders komen, zoals blijkt uit het gebeuren in Daniël 10, de boden te hulp wanneer dit nodig is. Ook dit is onderling dienstbetoon.
Naar analogie hiervan kan van de afvallige engelen gezegd worden dat zowel de strijdende demonen als de overheersende doodsmachten allen boze geesten zijn, die uitgaan om de mens te verderven. Ook zij werken naar elkaar toe.
Dit is reeds eerder in dit artikel uiteengezet.

Serafs en cherubs

In het Oude Testament komen er ten aanzien van de engelen Gods twee verschillende termen naar voren, die vermoedelijk als soortnamen voor de beide groepen gebruikt mogen worden.
Op vele plaatsen wordt gesproken over cherubs of cherubim (zie de concordantie). Lucifer zelf werd een beschuttende cherub genoemd (Ez.28:14).
Satan zal derhalve naar alle waarschijnlijkheid zijn demonenleger uit gewezen ‘cherubs’ hebben samengesteld. En naar analogie hieraan zullen Michaël en zijn engelen nog steeds tot de cherubim behoren.
Gabriël zal dan met zijn engelen tot de serafs of serafim gerekend kunnen worden waarvan sprake is in Jesaja 6. Opnieuw valt in dit gedeelte de plaats op die deze engelen innemen in het Koninkrijk Gods: vlak bij en rondom de troon. Het ligt dan ook voor de hand om in de seraf die de profeet Jesaja in het zesde vers van dit hoofdstuk aanspreekt, de aartsengel Gabriël te zien.
De dood en zijn doodsmachten zullen - op grond van hetgeen hierboven gezegd is onder het kopje ‘Boden’ - van oorsprong vermoedelijk ‘serafs’ zijn geweest.

Vervolg

In het volgende Studieblad zullen we doorgaan met het beschrijven van de nieuwe situaties die in de hemel zijn ontstaan na de val van Lucifer. Daarmee zal het voorgaande aangevuld en verder ingevuld worden.
We kunnen evenwel nu reeds concluderen dat het God niet uit handen is gelopen. Satan heeft God nooit kunnen verrassen of overrompelen. Integendeel. Satan zal verrast zijn geweest door de acties van God.
God bleef en blijft vooraan gaan in de gehele ontwikkeling. Gods plan gaat door. God komt tot zijn doel met mens en schepping. De duivel en de dood, het rijk der duisternis en des doods zullen daarbij aan zichzelf te gronde gaan. Gods Koninkrijk zal blijven tot in eeuwigheid. God zal uiteindelijk zijn alles in allen.

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.