Liefhebben

Inleiding

Met de bespreking van het vermogen om lief te hebben gaan we de artikelenserie rondom het mensbeeld afronden. We hebben in de vorige Studiebladen reeds bemerkt dat alle ingeschapen vermogens in feite één geheel vormen. Bij het vermogen om lief te hebben komt dat wel heel duidelijk naar voren. Alle uitingen van de tot hiertoe genoemde menselijke vermogens kunnen in liefde worden gevat. Dit is naar de bedoeling van God. Het geeft aan alles een extra dimensie. Daarnaast is er door dit vermogen om lief te hebben voor mensen de mogelijkheid om een intens contact met God op te bouwen en tot gemeenschap met Hem te komen. Dit is wat God van oorsprong voor ogen staat: een mens, een mensheid, waarmee Hij op basis van wederzijdse liefde Zich volkomen kan verenigen.

Hart

Evenals de andere innerlijke vermogens zetelt ook het vermogen om lief te hebben in het hart van de mens. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt gesproken over het liefhebben van God met geheel je hart (bijv. Deut.6:5, Mat.22:37, 1Tim.1:5). Wanneer dit werkelijk met geheel het hart plaatsvindt, betekent dit dat daarbij alle andere vermogens die in het hart zetelen, worden inbegrepen. In Deuteronomium 6:5 wordt bij deze wijze van liefhebben de gehele innerlijke kracht genoemd, in Mattheüs 22:37 het gehele verstand, in 2 Corinthiërs 8:7 het geloof, het spreken en de kennis, in 2 Timotheüs 1:7 de bezinning, in Openbaring 2:19 de werken. Zo zouden er nog meer teksten kunnen worden aangehaald waaruit blijkt dat het vermogen om lief te hebben bedoeld is om alle andere vermogens te omhullen, alle uitingen ervan de doordrenken. Opdat alles ‘in liefde’ werkzaam is (naar Gal.5:6).

Naar Gods hart

Zo heeft God de mens bedoeld, daartoe is de mens geschapen. Zo functioneert het ook bij God zelf. Gods wezen is volkomen één. Gods liefde staat niet los van zijn geloof en scheppende kracht. Het werkt niet zelfstandig; het gaat niet in tegen de andere karaktereigenschappen van God. De liefde van God doordrenkt het denken van God, zijn spreken, zijn werken. Alles wat in God tot stand komt is gevat in liefde, vervuld met goedheid, maar tegelijkertijd ook volkomen doordacht en bewust. Wanneer God handelt in zijn oneindige wijsheid en met zijn allesovertreffende kracht is dit opnieuw gehuld in liefde. In zijn kracht is niets bruuts te onderscheiden, geen enkele vorm van geweld.
Wij mogen niet spreken over het geloof van God als iets ‘aparts’ of over de kennis van God, de ogen van God, de arm of hand van God alsof dat afzonderlijke ‘delen’ zouden zijn. Zodra we dit voor onszelf uit elkaar halen, verkrijgen we een verminkt Godsbeeld.
In de kracht Gods zindert de liefde Gods; in de liefde Gods is de kracht Gods ten volle werkzaam: één geheel. In soortgelijke bewoordingen kunnen we spreken over het geloof en de liefde van God, de kracht en het geloof van God... alle afzonderlijk te benoemen vermogens van God vormen tezamen één wezen: God!

Beelddrager

In Studieblad 8 is reeds gesteld dat God bij het scheppen van de mens een wezen heeft gecreëerd, dat gelijkvormig is aan zijn eigen wezen. Zoals bij God alles één is en tezamen functioneert, zo kan en mag en behoort het bij de mens ook te functioneren. Alle menselijke vermogens behoren bij elkaar, alle uitingen van het denkvermogen, het verstand, het gevoel, het geloof, de hoop, de wil, het spreken en werken dienen mede gevoed te zijn door en volkomen doordrenkt te zijn van liefde. Alles wat de mens bedenkt, onderneemt, waar hij zich voor inzet, kan mede tot stand komen vanuit het vermogen om lief te hebben. Daartoe is de mens in staat, zo heeft God hem gemaakt.
Wanneer wij ten aanzien van deze zaken aan afzonderlijk werkzame delen blijven denken, blijven we met een verminkt mensbeeld zitten. Het werkelijk bijbelse mensbeeld is het beeld dat God van mensen heeft. Het wordt bepaald door wat God van mensen zegt. Het is in hemel en op aarde in alle facetten en hoedanigheden getoond door de ware mens Gods: Jezus Christus.
Van dit goddelijke mensbeeld willen we blijven uitgaan. Ook al lijkt het in het leven van alle dag ‘even’ anders. Dat komt door de vele verstoringen die in de loop der tijden onder invloed van de machten der duisternis tot stand zijn gekomen. Door Jezus Christus zijn alle wegen tot God heropend. Het is weer mogelijk om werkelijk mens te worden: gelijkvormig aan het beeld van de Zoon (Rom.8:29), naar Gods beeld en gelijkenis (Gen.1:26). Door liefde tot en geloof in Jezus en een daadwerkelijk hanteren van het volle evangelie dat Hij heeft gepredikt en gepraktiseerd, zullen wij mogen en kunnen uitgroeien naar wat God van oorsprong voor ogen stond. Alle vijanden zullen op deze wijze uit ons leven verdwijnen en alle gevolgen van hun inwerkingen worden weggewerkt. Wat van oorsprong aanwezig is, kan tevoorschijn komen en helemaal worden uitgewerkt. Zo zal Jezus vele zonen tot heerlijkheid voeren.

Gericht op mensen

Om dit alles te bereiken, heeft God de mens bij diens schepping voorzien van al het nodige. Maar dit is niet het enige. In de gehele ontwikkeling van de mens naar zijn bedoeling wil God met de mens samenwerken (zie Stb.5/4,5).
God is daarom van meet af aan met alles wat in Hem is gericht op de mens. De mens staat te midden van al het geschapene in het middelpunt van Gods aandacht. God gelooft in de mens, zijn kracht wil Hij aanwenden ten bate van de mens. Zijn wijsheid en inzicht, zijn kennis wil Hij delen met de mens. Zijn spreken is tot de mens, zijn ogen zijn gericht op de mens, zijn oren zijn wijd geopend voor alles wat de mens tot Hem spreekt. Zijn wil is 100% positief ten opzichte van de mens... Dit alles geeft uitdrukking aan de intense en allesomvattende liefde van God voor de mens.

Wederliefde

De mens kan dit alles waarnemen, ontvangen, bevatten, bewaren en er zich op een onuitsprekelijke wijze in verheugen. Maar er is méér. Door het eigen, ingeschapen vermogen om zelf lief te hebben kan de mens hier in wederliefde op reageren. De mens kan zich met alles wat in hem is in een persoonlijke liefde richten op God.
Het geloof in God, het willen leven naar Gods wil, het bedenken van de dingen die boven zijn, het actief uitwerken van de woorden Gods, de ogen en oren voortdurend gevestigd houden op de Vader, het willen meedenken met God, het openstellen van verstand en bewustzijn voor alles wat God wil tonen, het 100% gericht zijn op wat bij God aan de orde is... het geeft uitdrukking aan de intense en allesomvattende, persoonlijke liefde van de mens tot zijn God. Of dit inderdaad in deze mate gebeurt, is een keuze van de mens. De mogelijkheden ertoe zijn aanwezig. Van Gods kant wordt alles ingezet. De liefde Gods gaat naar ieder mens uit. Maar de persoonlijke beantwoording daarvan wordt niet door God bepaald. De liefde van de mens tot God is geen terugkerende liefde Gods, maar de eigen liefde van de mens, een uiting van zijn eigen vermogen om lief te hebben.

Geen tegenstelling

Deze persoonlijke liefde hangt samen met een persoonlijk geloof, een persoonlijke keuze, een persoonlijke inzet... waar het één is, zal ook het ander gevonden (dienen te) worden. Waar slechts op één facet wordt gelet en het andere wordt verwaarloosd, komt de ware liefde tot God niet tot stand.
Waar de kennis van God minder belangrijk wordt geacht dan de liefde tot God, wordt het evangelie gebroken. Als men de kennis belangrijker vindt dan de liefde is dit eveneens het geval. Paulus schrijft in 1 Corinthiërs 13:8 dat kennis afgedaan zal hebben, evenals tongen en profetieën, maar dat de liefde nimmermeer zal vergaan. Hij doelt dan op het onvolkomene in het kennen en profeteren (vs.9) en dit onvolkomene zal afgedaan hebben als het volmaakte komt (vs.10). De kennis op zich zal niet verdwijnen, want de aarde zal vol zijn van de (volmaakte) kennis des Heren, zoals de wateren de bodem van de zee bedekken (Jes.11:9).
Laten wij een goed beeld krijgen van de liefde Gods, die alle uitingen van God naar de mens toe omvat en doordrenkt. Op grond hiervan kunnen we dan ook een goede voorstelling krijgen van de menselijke liefde tot God, die volmaakt kan worden en alles wat in de mens aanwezig is op volkomen wijze kan omhullen en vervullen.

Gemeenschap

Op grond van het bovenstaande wil en kan God gemeenschap gaan onderhouden met de mens. Hierin is de mens uniek. Hij is het voorwerp van Gods liefde en het enige wezen dat op die wijze met de Schepper kan omgaan. De engelen zijn hiertoe niet geroepen en ook niet in staat. Zij dienen God uit vrije wil en met algehele toewijding, maar kunnen niet tot gemeenschap met Hem komen.
Het vermogen om lief te hebben stelt de mens in staat om tot een intense verbinding met God te komen, tot een allesomvattende eenheid.
De gemeenschap met God kent vele niveaus, te vergelijken met die van gemeenschap tussen mensen onderling. De ontwikkeling van de mens komt ook hierin tot uiting. We zouden de diverse stadia in de gemeenschap van God met mensen kunnen aanduiden met een Vader-kind relatie, een daaruit voortkomende Vader-zoon relatie en de hoogste vorm van gemeenschap, namelijk de man-vrouw relatie. God werkt toe naar het hoogste niveau. Hij zal uiteindelijk alles in allen worden (1Cor.15:28).

Doop in heilige Geest

De weg daartoe is door Jezus Christus vrijgemaakt. Hij heeft alles wat scheiding maakte opgeheven en de hereniging met God voor alle mensen mogelijk gemaakt. Wanneer de mens in God en het werk van Jezus gelooft en als kind van God zich met heel zijn hart (o.a. in de waterdoop) uitspreekt om voor God te willen leven, geeft hij daarmee te kennen God lief te hebben. Hij richt zich met zijn vermogen om lief te hebben bewust op God. Wanneer de mens in dat stadium van zijn leven bidt om de doop in heilige Geest, stelt hij zijn hart open voor een hogere vorm van gemeenschap. Door de doop in heilige Geest ontstaat er een diepere en veel hogere vorm van gemeenschap tussen de mens en Jezus, tussen de mens en God. Jezus brengt als doper in heilige Geest de mens waar Hij reeds is: in en bij God (Stb.13/7-9).
De doop in heilige Geest is dus mogelijk doordat de mens het vermogen heeft om lief te hebben; het komt tot stand op basis van wederzijdse liefde tussen God en mens; het geeft daar uiting aan. Hierdoor wordt de liefde Gods in het hart van de mens uitgestort (Rom.5:5) en de liefde van de mens in het hart van God; er ontstaat een relatie van hart tot hart.

Gevolgen

Alle heerlijke gevolgen hiervan (waarvan een aantal beschreven is in de vorige studiebladen) zijn dus gebaseerd op de wederzijdse liefde tussen God en mensen. Dit dient dan ook in alle genoemde uitingen van onze vermogens te blijken: door liefde werkende. Zeker voor wat betreft de hogere uitingen van onze vermogens, die door Paulus als charismatische geestesuitingen worden aangeduid, dienen wij dit te beseffen.
In ons diepste innerlijk, in het hart van ons wezen, in de bronnen van ons bestaan kunnen wij de Here Jezus Christus aandoen en intense gemeenschap met God verkrijgen. Hierdoor kunnen wij woorden gaan spreken als van God, profetisch, met kennis, met wijsheid. Daarbij kunnen wij gaan geloven met het geloof van God en mogen wij gaan werken met de krachten van God.
Op basis van werkzame liefde tot God mogen wij onder leiding van en in een nauwe relatie met Jezus in woord en werk de Zoon gelijkvormig gaan worden en een intense Vader-zoon relatie met God verkrijgen: uitgroeien tot zonen Gods. In een later stadium zal op basis van wederzijdse liefde een nog verder gaande ontwikkeling de uiteindelijk door God bedoelde man-vrouw verhouding gaan bewerken: in de derde hemel (2Cor.12:2).

Liefde tot de medemens

Op basis van persoonlijke liefde tot God is er persoonlijke liefde voor de Zoon van God. En dit dient weer samen te gaan met een warme persoonlijke liefde tot de waarheid, een willen kennen en verstaan van de waarheid, hetgeen weer resulteert in een blij zijn met de waarheid (1Cor.13:6).
Tevens werkt deze liefde tot God en de Zoon een liefde uit tot het werk van de Zoon, een liefde tot de broeders, een liefde tot de medemens. Opnieuw mogen en kunnen we hierin geen scheiding maken.
De liefde tot de medemens mag dus niet los (komen te) staan van de liefde tot de waarheid. Deze liefde tot de naaste heeft dus niets te maken met ‘liefdoen’, met een bedekken van allerlei ongerechtigheid. Zij is verbonden met een helder, scherp zicht op wat er in de geestelijke wereld aan de hand is. Vanuit dat gezichtspunt kan de medemens in liefde worden benaderd en de oplossing voor zijn situatie worden aangeboden. Alleen door consequent de mens te blijven scheiden van de machten der duisternis kan de ‘broederlijke liefde’ blijven (Heb.13:1).
Waar de liefde ontaardt in liefdoen (verschil is slechts twee letters: ‘on’) ontstaat tevens onwaarachtigheid, ontrouw, ongeloof, onmacht, onduidelijkheid, onenigheid, kan de ongerechtigheid blijven bestaan en de vijand uiteindelijk keihard toeslaan.
Wij willen vanuit een helder en bewust bezig-zijn in de hemelse gewesten onze taak en opdracht verstaan en op alle mogelijkheden die ons door de Heer worden geboden, met een warm hart vol liefde ingaan. In alle uitingen naar onze medemens kan onze liefde blijken. Door de doop in heilige Geest is het mogelijk om hierin door de Heer ondersteund en bekrachtigd te worden. In woord en daad, in handel en wandel zullen wij op deze wijze getuigen kunnen zijn.

Liefde en trouw

In Spreuken 3:3 staat: Dat liefde en trouw u niet verlaten. Bind ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart. Op basis van onze liefde tot God mogen en kunnen wij trouw zijn aan God. Hierbij is onze wil van groot belang. We hebben in het vorige Studieblad geschreven over de doorgaande keuze en de goddelijke garantie voor degenen die Gods wil doen willen. Het vermogen om te willen en te kiezen mag tezamen met het vermogen om lief te hebben worden ingezet. Hierdoor ontstaat trouw: een kenmerk van een werkelijke liefdesrelatie.
Van God uit is trouw verzekerd: zijn liefde is onveranderlijk, zijn trouw kent geen einde, zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.
Het gaat erom dat wij jagen naar gerechtigheid, naar trouw, naar liefde (2Tim.2:22). Ja, ernaar jagen de Here te kennen (Hos.6:3). Dit vraagt onze volledige inzet.
In Psalm 33:4 staat: Al Gods werk geschiedt in trouw. Ik geloof dat we als variant hierop mogen stellen: Al Gods werk geschiedt in trouwe mensen! Wanneer wij met alles wat in ons is in grote liefde en trouw blijven bij wat door de Heer aan ons is toevertrouwd en doorgaan in hetgeen bereikt is, zal het gehele werk Gods in ons tot voltooiing komen.

Verder omhoog

Niet zonder reden schrijft Paulus aan de Corinthiërs ten aanzien van de liefde: Ik wijs u een weg die nog veel verder omhoog voert (1Cor.12:31b). Paulus realiseerde zich met het schrijven over geestelijke gaven (H.12,14), over de opstanding en het ‘einde’ (H.15), dat dit alles alleen maar kan functioneren en tot een volledige vervulling kan komen wanneer het door mensen in en vanuit een volkomen liefde tot God wordt ingevuld.
De persoonlijke liefde tot God dient de drijfveer te zijn van al ons hanteren van en handelen naar het evangelie. Deze liefde vaagt de uitingen van de andere vermogens niet weg, maar doet ze juist helemaal tot hun recht komen. In deze liefde behoort al het andere - de persoonlijke keuze, het persoonlijk geloof, de persoonlijke hoop en verwachting, de eigen kracht, het verstand, gevoel, geweten, het denken, spreken enz. - gevat te zijn. Daardoor kan de liefde allesbepalend zijn.
Wij kunnen hier vanuit het bijbels mensbeeld van harte ‘amen’ op zeggen. Daarom willen wij ons hart bewaren boven al wat te bewaren is (Spr.4:23). Geworteld en gegrond in de liefde zullen we dan samen met alle heiligen in staat zijn te vatten, hoe groot de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat wij vervuld worden tot alle volheid Gods (Ef.3:17-19). Dan zullen wij zijn als de opgaande zon in haar kracht (Rich.5:31) en zal Gods bedoeling met mensen volledig zijn beslag krijgen.