God zoekt de mens op (2)

Inleiding

God benadert de in zonde gevallen mens vanuit een hart vol liefde. Hij laat de mens niet aan zijn lot over, maar zoekt hem in de ontstane situatie op. God gaat opnieuw tot het eerste mensenpaar spreken. Hij wil opnieuw licht geven in hun gedeeltelijk verduisterde bestaan. Hen zicht geven op de werkelijkheid van dat moment en bovenal op de mogelijkheden die er bij Hem nog steeds zijn. Hij spreekt hen aan met geloof en visie op heden en toekomst (Stb.38). We zullen dit aan de hand van Genesis 3 vanaf vers 8 gaan beschrijven.

Avondkoelte

God manifesteert Zich op de voor de mens gebruikelijke en herkenbare tijd en plaats: in de avondkoelte en bij de boom des levens. Uitgelezen omstandigheden in twee werelden voor een heerlijk ontspannen contact tussen God en de mens. Ook op andere plaatsen in de bijbel lezen we dat God Zich juist in het suizen van een zachte koelte wil openbaren (1Kon.19:12, Ps.107:29). De verfrissende en rustgevende omstandigheden in de zichtbare wereld mogen daarbij een weergave zijn van het klimaat dat te allen tijde van God naar mensen uitgaat.

Verbergen

Adam en Eva herkennen dit gebeuren onmiddellijk, maar reageren op een voor hen heel ongebruikelijke wijze. In plaats van de Here verheugd tegemoet te treden en vol verlangen zich open te stellen voor zijn woorden en in volle vrede gemeenschap met Hem te beoefenen, lopen zij bij de boom des levens vandaan en verbergen zij zich vol schaamte en angst voor Hem tussen het geboomte in de hof. De invloed van duivel en dood in hun geestelijke toestand wordt hiermee scherp getekend: de mens wordt door hen bij God vandaan gedreven en met angst en vrees voor Hem vervuld.

Milddadig

God roept hen evenwel zonder verwijt tot Zich. Vol van barmhartigheid en genade roept hij de mens uit zijn verborgen schuilhoek te voorschijn: Waar zijt gij (Gen.3:9)? Geen barse toon, geen verontwaardiging of boosheid, geen afgemeten bevel in de trant van 'hier jij'. Hierdoor zou de mens ongetwijfeld nog meer bevreesd zijn geraakt en wellicht nog verder weggekropen zijn. Nee, er zal veeleer mildheid en bewogenheid in hebben doorgeklonken, begrip voor de mens in de ontstane situatie: Waar ben je, waar ben je in terecht gekomen, hoe heb Ik het nou met je? Kom toch te voorschijn, kom maar bij Mij, treedt opnieuw in Mijn licht; hier ben Ik ... voor jou!

Uit het feit dat de mens onmiddellijk voor de dag komt en de vraag van God beantwoordt, blijkt dat hij in diens woorden het liefdevolle hart van God heeft geproefd en het milddadige klimaat van God heeft gesmaakt. Zo is God; zo treedt Hij de mens tegemoet en daarin is God niet veranderd en zal Hij nooit veranderen. Nog steeds wil Hij op deze wijze mensen benaderen en tot Zich roepen, hen vertroosten en wijzen op de mogelijkheden die er bij Hem zijn!

Kern

Nadat Adam en Eva tezamen uit hun schuilhoek vandaan zijn gekomen, geeft Adam een zekere verklaring van het nog niet eerder vertoonde gedrag van angstig wegkruipen: Toen ik uw geluid in de hof hoorde, werd ik bevreesd, want ik ben naakt; daarom verborg ik mij (vs.10). God gaat evenwel niet in op de vrees van de mens of op andere begeleidende verschijnselen. Hij wil de mens duidelijkheid geven aangaande de werkelijkheid. En daarbij gaat het in eerste instantie om de feiten en de daaraan ten grondslag liggende oorzaken. God wil dat de mens zich allereerst bewust gaat worden van de kern van de zaak, daar zicht op krijgt. Slechts dan kunnen de gevolgen ervan worden begrepen en kan de mens een duidelijk beeld krijgen van de veranderde situatie in zijn bestaan. En ook slechts dan kan de genade die God wil schenken haar doel volledig bereiken: redding uit de ontstane situatie en hereniging met God.

Vragen

En daarom gaat God door met het stellen van vragen. Niet om voor zichzelf helderheid in het gebeuren te krijgen. Voor Hem was de gehele situatie natuurlijk van meet af aan volkomen duidelijk. De vraag ‘waar zijt gij’ werd niet gesteld omdat God niet zou weten waar de mens zich verborgen hield. Niets en niemand kan zich voor Hem verbergen, alle dingen liggen open en ontbloot voor God (naar Hebr.4:13). God kende de feiten en hun oorzaken. Door het stellen van vragen en het laten formuleren van antwoorden wilde Hij de mens stapsgewijs leiden tot het verstaan van de kern van het gebeurde.

Zonde

Door de volgende vraag van God komt het feit van de zonde aan de orde: Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? Hebt gij van de boom gegeten, waarvan Ik u verboden had te eten (vers 11)? De verkeerde daad van Adam, zijn chattath (Stb.36/3), zijn eten van de boom der kennis van goed en kwaad, wordt door God verbonden aan het ontstane bewustzijn van het naakt-zijn. En daarmee zal Hij de innerlijke bevindingen van de mens hierin hebben bevestigd (Stb.37/3). Adam ontkent dit niet. Hij is door het gesprek met God en de volgorde van diens vragen op het spoor gezet dat God bedoelt: wat is hier eigenlijk aan de hand... wat heb ik gedaan? Hij gaat zich tevens bezinnen op de oorzaak, de dieper gelegen achtergrond. Hij begint zijn zonde, zijn awon (Stb.36/4) te beseffen en zoekt naar motieven voor zijn verkeerde daad: waarom heb ik dat gedaan?

Verder

In eerste instantie komt Adam nog niet verder dan een verwijzing naar Eva: De vrouw, die Gij aan mijn zijde gesteld hebt, die heeft mij van de boom gegeven en toen heb ik gegeten (vers 12). Het is voor Adam nog niet duidelijk door wie en op welke wijze hij in diepste zin verleid is. Daar is hij nog een paar stappen van verwijderd. Het zuivere en heldere denken dat zijn woorden en daden voorheen kenmerkte, is nog niet teruggekeerd; het is nog steeds ten dele vertroebeld door de invloed van het rijk der duisternis. Dat wordt hem door God niet kwalijk genomen; God gaat verder met het bevragen van het eerste mensenpaar, teneinde met hen op de werkelijke oorzaak terecht te komen.

Bron

God stelt nu Eva de vraag: Wat hebt gij daar gedaan (vs.13a). Wat is dit, dat gij gedaan hebt (SV). Waarom hebt gij dat gedaan (LuV)? Het zicht op en besef van de gedane zonde wordt hiermee gecompleteerd. Het aandeel van pesja in de zonde (Stb.36/4) wordt door deze vraag naar voren gehaald. Zowel het feit op zich, de verkeerde daad, als de diepere betekenis en inhoud ervan komen voor de mens geheel aan het licht. Maar daarbij ook de oorzaak en de veroorzaker!

Eva beantwoordt deze vraag heel direct: De slang heeft mij verleid, heeft mij bedrogen (SV) en toen heb ik gegeten (vs.13b). Zij ziet en verklaart dat zij tezamen met haar man door de invloed van de slang op een verkeerd, weer-spannig spoor is gezet en dat zij beiden van daaruit ongehoorzaam geworden zijn aan Gods gebod en aldus tot zonde zijn gekomen. Zij ziet het aandeel van de slang en al wat daarmee verbonden is, als de aanleiding, de bron van waaruit de zonde is gezaaid. Tevens beseft zij het eigen aandeel, het erin-meegegaan-zijn waardoor de uiteindelijke verkeerde daad tot stand gekomen is. Het hele proces dat hen tot zonde heeft geleid, is hen duidelijk geworden.

Recht

Daarop heeft God gewacht. Verder doorvragen is niet meer nodig. Nu kan Hij op aarde en in de hemel scheiding maken en rechtspreken tussen de partij die verleid heeft en de partij die verleid is, tussen de slang en de mens, tussen de duivel met zijn trawanten en de mens met diens toekomstige nakomelingen.

Aan de slang worden verder geen vragen gesteld. De duivel behoeft niet ondervraagd te worden over wat hij heeft gedaan, dan wel bezig is te doen en waarom. Dat ligt helder en klaar in de geestelijke wereld. Daarin bestaat geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid.

Bij de mens was reeds duidelijkheid ontstaan over het eigen handelen. Door het spreken van God zal het voor de mens nu ook duidelijk gaan worden hoe God deze zaak beziet en hoe Hij hierin als de grote Rechtvaardige oordeelt en handelt. Hij zal gaan bemerken dat God het vol ontferming en genade voor hem opneemt.

Veroordeeld

God richt Zich nu vanuit de door Hem geschapen situatie rond de boom des levens direct tot de slang. Deze bevond zich blijkbaar nog steeds in de boom ernaast, de boom der kennis van goed en kwaad. En daarmee richt God Zich rechtstreeks tot de duivel, die immers het wezenlijke middelpunt vormde van de ontstane situatie rond de mens (Stb.33/3,4). Satan krijgt de schuld van het hele gebeuren; Hij is de auteur, de initiatiefnemer, de hoofdschuldige. Hij wordt door God volledig aansprakelijk gesteld en totaal veroordeeld.

Vervloekt

Vanuit zijn autoriteit en het volledig belichamen van het oorspronkelijke en blijvende, van het Goede, het Licht en van het Leven bezegelt God het lot van de slang en daarmee de uiteindelijke bestemming van de duivel en diens rijk: Vervloekt zijt gij, omdat gij dit gedaan hebt (vs.14)! Wat in de natuurlijke wereld voor de slang gaat gelden - op de buik en door het stof - zal in de geestelijke wereld een overeenkomstige uitwerking hebben voor alle afgevallen engelen: je zult tot het laagste niveau vernederd worden. En het zal je uiteindelijk de kop gaan kosten. Je kop zal vermorzeld (vers 15), verpletterd (Can) worden, het eindstadium zal zijn het eeuwige vuur (zie ook Stb.31)!

Door de mens

Dit vernederingsproces zal bovendien door de mens(heid) worden uitgevoerd. De mens zal niet berusten in zijn onderworpenheid aan duivel en dood. Het goede van God in de mens is wel geweld aangedaan, maar niet uit hem verdreven. De aard van de mens is niet ‘omgeslagen’. Vanuit de mogelijk-heden die God biedt, zal het goede in de hemel van de mens scherp tegenover het kwade komen te staan en zal er intense vijandschap oplaaien tussen de mensheid en het rijk der duisternis. De strijd is niet voorbij, de strijd zal in volle hevigheid gaan ontbranden.

God zegt: Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, tussen uw zaad en haar zaad (vs.15). Andere vertalingen spreken van vijandschap wekken, verwekken. Deze ontstaat niet door het rechtstreeks zaaien van vijandschap in het hart van de mens; dat kan uit God niet voortkomen. Zij ontstaat door het van Godswege aansluiten op en ondersteunen en bekrachtigen van het goede in de mens. Dat brengt 'als vanzelf' een confrontatie met het kwaad - en derhalve met de verwekkers van het kwaad - in de hemel van de mens teweeg.

In deze confrontatie zal de mens altijd op de bijstand van God kunnen rekenen. Dat belooft God hier dus ook! Hijzèlf zal in en met de mens opstaan, waardoor de vijanden worden verstrooid en verdreven (naar Ps.68:2,3a). In deze strijd zal de boze en zijn rijk uiteindelijk het onderspit delven en voor het aangezicht van God en mensen in vuur vergaan (vs.3b).

Zaad

Dat dit proces van overwinning op en uitschakeling van het rijk der duisternis niet meer door Adam en Eva zèlf zou kunnen worden doorlopen en uitgevoerd, blijkt uit het feit dat God spreekt van zaad. De totale overwinning zal tot stand komen door en gezien gaan worden in het nageslacht. De vijandschap zou direct gaan oplaaien, maar het kopvermorzelen zou pas in de toekomst aan de orde kunnen komen. Ook daarin zou er actie van Godzelf nodig zijn. Geen der nakomelingen van Adam en Eva zouden in staat zijn de boze in eigen leven volledig te overwinnen en allen zouden daardoor de heerlijkheid Gods derven. God zou gaan voorzien in bijzonder zaad. Uit de vrouw, uit de mensheid zou door zijn rechtstreeks ingrijpen de Zoon des mensen geboren gaan worden, de mens die later door Paulus zeer terecht de tweede, de laatste Adam genoemd zou worden: Jezus Christus (1Cor.15:47,45). We zullen daar in een later stadium uitvoerig op terugkomen.

Moederbelofte

De woorden uit Genesis 3:15 zijn bekend geworden als de moederbelofte. Het is de basisbelofte, waar alle verdere beloften Gods op voortbouwen, dan wel op teruggrijpen. In deze woorden verzekert God de mens van zijn liefde, zijn recht, zijn keuze voor de mens, zijn trouw aan de mens. Met deze belofte schenkt God de mens nieuwe hoop, verzekert Hij de mensheid opnieuw van haar uiteindelijke plaats en bestemming.

Het gebeuren van de zonde, de zondeval op zich wordt niet verdoezeld, maar in het juiste, goddelijke licht geplaatst. De verdere gevolgen daarvan zullen nog gaan blijken. Daar zal God nog over gaan spreken (vs.16 ev.). Voor dit alles uit klinkt echter allereerst de veroordeling van de duivel en zijn rijk en de belofte van heil aangaande de mens! Vanuit de visie op de belofte zal de mens de weg naar de verwezenlijking ervan kunnen gaan bewandelen.

Genade

In deze handelwijze van God en de woorden die Hij tot de mens spreekt, komt een 'nieuw' aspect van zijn wezen te voorschijn: Hij is genadig. Hij wil vanuit zijn liefde tot en geloof in de mens genade schenken. Hem de zonde vergeven en hem de oplossing voor het ontstane probleem aanreiken. Geen genade voor recht, maar genade en recht. De genade die God aan de mens wil schenken gaat niet in tegen zijn rechtvaardigheid ten opzichte van de mens, maar komt daar helemaal mee overeen. In het schenken van genade, schenkt God van Zichzèlf aan de mens. Niet afgeperst, maar als een vrije en vrijwillige gift van de goede God aan de in zonde en dood terechtgekomen mens.

Aansluiting

Deze genade wordt de mens in liefde en vrede aangeboden met de bedoeling dat de mens daar van harte en vol geloof op ingaat en zich daarin verblijdt. Zo wil God verder met de mens, met alle mensen: hen rijkelijk zijn genade betonen en hen daarin ieder persoonlijk volledig laten delen.

Zo kan de mens verder met God en in vrede en blijdschap de weg bewandelen die God hem wijst, dwars door het verzet van de duisternis heen! Hij mag geloven en gaan ervaren dat deze goddelijke genade hem in staat stelt het doel van God alsnog te bereiken. Door deze uiting van genade heeft God opnieuw aansluiting gevonden bij de mens. Dat is zijn werk, zijn actie, zijn verdienste! Alle dank zij daarvoor aan Hem!

Vervolg

In de komende artikelen zullen nog een aantal aspecten uit het resterende deel van Genesis 3 worden belicht en de verdere gevolgen van de zonde van de mens aan de orde komen. We mogen dit doen vanuit het licht dat God in vers 15 heeft gegeven, dus met zicht op zijn goedheid en genade. Dat geeft ruimte voor onze schreden, perspectief voor de toekomst. Dat verblijdt, altijd!

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.