Genesis 7:1 – 8:14
Noach vindt genade bij God
We hebben stilgestaan bij Noach. Een man die ‘wandelt met God’. Een man die in dat wandelen ook steeds weer genade vindt bij God. Een man aan wie God veel vreugde beleeft. Mooi is dat: God beleeft vreugde aan mensen die genade vinden bij Hem, die in hun leven wandelen met Hem. Dat is bij Noach zo gegaan, en dat geldt nog steeds voor jou en mij vandaag.
Noach, de prediker van de gerechtigheid
In zijn leven ontvangt Noach een godsspraak en gaat Noach doen wat de Heer hem zegt. Wat een vreugde is dat voor God om niet alleen iets kwijt te kunnen aan Noach, maar ook om te zien dat hij nauwkeurig doet wat de Heer hem zegt. Honderdtwintig jaar lang predikt Noach op grond van die ontvangen godsspraak de gerechtigheid in zijn tijd. Te midden van zijn tijdgenoten is hij de prediker van de gerechtigheid, en laat hij met zijn leven zien wat dat inhoudt. ‘Gerechtigheid doen’ is de wil van God vervullen. Hij bouwt ook een ark, het concrete bewijs van die gerechtigheid. God wil de mensheid bewaren. God wil mensen die zijn wil doen, met Hem willen wandelen en genade willen vinden bij Hem, bijeenbrengen. Te midden van een totaal ontaard en vrijwel geheel verkeerd geslacht.
God is altijd uit op het bewaren en het behoud van mensen
God wil mensen bewaren en daarvoor zet Hij Noach in. Hij wil mensen in die ark bewaren voor het verderf dat over de aarde gaat komen. God ziet het aankomen. God ziet de werkingen in de geestelijke wereld, in de levens van de mensen op aarde. Hij ziet waar dat op uitloopt. Hij ziet de opzet van het rijk der duisternis om al wat leeft en al wat is geschapen in één grote aanval weg te vagen. God ziet het. Hij deelt het Noach mee. Hij geeft hem een godsspraak en laat zien hoe Hij - te midden van dit alles - behoud wil bewerken en hoe Noach daaraan mag meewerken. God is altijd op behoud gericht; daarin is Hij één en ongedeeld. Ook in de tijd van het Oude Testament. God is daarin nooit veranderd en zal daarin ook nooit veranderen.
Soms wordt een verkeerd Godsbeeld aangegeven
In die zin geeft Genesis op bepaalde momenten wel eens een verkeerd beeld van God. Op een gegeven moment beschrijft de schrijver van Genesis God als een mens: dat God berouw zou hebben en spijt heeft dat Hij de aarde tot aanzijn heeft gebracht. Dat hebben we de vorige keer gezien: dat is funest voor het goede Godsbeeld, voor het ware Godsbesef. Het zijn ‘antropomorfistische’ beschrijvingen, beschrijvingen van god als mens, het toeschrijven van allerlei emoties die wij mensen kennen, aan Hem die ons geschapen heeft.
God liegt niet en Hij heeft ook geen berouw
Maar God is geen mens dat Hij berouw zou hebben. Dat heb ik de vorige keer ook al gezegd, alleen heb ik er toen niet bij gezegd waar dit in de Bijbel staat. Je vindt in het in Numeri 23:19: God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen? God heeft geen berouw van dingen die Hij heeft opgestart.
God zet een rest in voor het behoud van mens en schepping
God laat niet varen het werk zijner handen, zegt Psalm 138:8, ook al vindt die voortzetting van zijn werk plaats door middel van een enkeling, of door een rest. Daar spreekt de profeet Jesaja over. In Jesaja 10:20-22 en Jesaja 11:11,16 lees je dat een ‘rest’ ontkomen en behouden zal worden, en dat Gods behoud zich in eerste instantie richt op die ‘rest’. Om daarna dat overblijfsel - die ‘rest’ - zich te laten inzetten voor de rest van de mensheid. Zo werkt God altijd: alleen op behoud gericht. En als God aan behoud denkt, dan denkt Hij ook aan alles. Dan denkt Hij niet alleen aan mensen, maar dan denkt Hij aan al wat leeft, aan het hele werk van zijn handen. Mens én schepping mogen tot het doel komen, waartoe God ze in het leven heeft geroepen. En ook dát blijkt hier, in die laatste fase, in de laatste dagen van die 120 jaar.
De ark in gereedheid gebracht en de dieren komen erheen
Want wat gebeurt er als die ark zo goed als ‘af’ is? Alle hokken en ruimten die Noach daarin heeft gemaakt - drie etages hoog - staan dan nog leeg. De vorige keer heb ik de afmetingen genoemd, 1000 wagonladingen van een trein kunnen erin: zo groot is de ark. Het is allemaal nog leeg en onbewoond. Wat gebeurt er dan? Dat moet me toch een schouwspel geweest zijn: er komen dan allemaal dieren aanlopen. Hoeveel kinderboekjes zijn er niet op dit thema gebaseerd? En dan mogen de kinderen al die dieren aanwijzen, prachtig. Dat doe ik met onze kleinkinderen ook regelmatig. Het best bewaarde verhaal uit de Bijbel, zou ik bijna zeggen. Maar wat gebeurt daar toch? Wie heeft die dieren geroepen? Heeft Noach ze uit het bos geroepen? Nee, ze komen er gewoon aan. Door wie zijn ze dan geroepen, door wie worden ze geleid? Door God!
God zoekt de beste vertegenwoordigers onder de dieren
God heeft onder al die dieren die over de hele wereld zijn verspreid, representatieve vertegenwoordigers uitgezocht. Dieren die in hun karakter nog niet zijn misvormd, nog niet zijn ontaard. God heeft geen dinosaurussen geroepen. Maar wel het kalfje en nog andere prachtige dieren, het schaapje, al die beesten die je dan ziet. Het beste van het beste zoekt God uit als representant, als vertegenwoordiger van de dierenwereld, om - na die grote vloed - met en vanuit die door Hem bewaarde dieren verder te kunnen. Ook met de dieren begint God na de zondvloed niet ‘opnieuw’, zo van: laat al die dieren maar gaan, dan maak Ik wel weer een stel nieuwe dieren. Nee, zo niet. God behoudt wat Hij in het leven heeft geroepen, ook van de diersoorten. Bij wat ‘ontaard’ is - en dus niet meer voldoet en beantwoordt aan zijn oorspronkelijke staat - daar kan God niet meer bij. Al die roofzuchtige, afschuwelijke monsters uit de voortijd zijn achtergebleven in de zondvloed. Maar de dieren waarin God Zich nog wél kan herkennen en waarmee God ook verder wil, die roept Hij en leidt Hij naar de ark: het beste van het beste.
Overal een gelijkmatig klimaat: de dieren bijeen verzameld
Zijn er dieren die van heinde en ver moeten komen? Ik denk dat ze zich in de loop der jaren al hebben verzameld rondom die ark, dat ze daar al naartoe zijn getrokken. En denk nu niet dat sommige dieren alleen maar in bepaalde delen van de aarde kunnen leven, zoals vandaag de dag. Wij kennen nu allemaal verschillende klimaatzones; in tropische gebieden zul je geen ijsberen tegenkomen, als ze er toen al zouden zijn geweest. En in de ijsvlakten zul je bijvoorbeeld geen schaap tegenkomen. In de voortijd - de tijd van Noach - waren er nog geen ijsvlakten, geen woestijnen, geen ontoegankelijke gebieden. De aarde was één groot paradijs met een gelijkmatig klimaat. De dieren konden overal op aarde leven. Waarschijnlijk zullen die dieren in de jaren dat de ark in gereedheid wordt gebracht, zich rondom die ark hebben verzameld.
De dieren komen twee aan twee, maar de mensen niet
En daar komen ze dan, twee aan twee. Mannetje, vrouwtje, in een prachtige, en toch wel indrukwekkende optocht. Dat moet voor de mensen iets heel aparts geweest zijn. Dat moet voor hen toch wel een ‘teken’ geweest zij: wat gebeurt hier, wat is er aan de hand? Waarom komen die dieren wél en komt er verder niemand naar die immense ark? Je zou kunnen zeggen: dit is een laatste oproep. Als ze dan niet naar Noach hebben geluisterd, kijk dan naar wat nú gebeurt. Maar niemand reageert. Niemand gaat het gesprek met Noach aan om te vragen wat er op handen is. Ze kenden zijn verhalen wel, maar ze geloofden hem niet. Het had nog nooit geregend. Elke ochtend was er dauw, was er voldoende vochtigheid voor al het gewas. En dan stond daar die ongelofelijk grote schuit op het droge. Wat moest die Noach daar toch mee? En dan al die dieren er ook nog in …
God handelt op zijn tijd, Hij bepaalt de gelegenheden
Niemand gaat mee naar binnen. Als al die dieren binnen zijn, sluit God de deur. Dat staat er: God sluit de deur. God sluit het toe. Hij handelt vóórdat de vijand toeslaat. God bepaalt het moment. Hij heeft tijden en gelegenheden in zijn hand. God sluit de deur. Hij legt zijn hand op de ark en houdt zijn hand over de ark. Vanaf dat moment is de ark de enige plaats waar het Koninkrijk van God nog is en functioneert op aarde. Het duurt dan nog zeven dagen. Zeven dagen lang staat die ark daar als een ‘getuigenis’ voor alle mensen eromheen. En dan gaat het beginnen.
Geweld en verderf slaan op aarde toe
Dan slaat het geweld keihard toe. Dan komt het verderf over de aarde, wereldwijd. Vanwege de mensen die hun weg op aarde hebben verdorven, wereldwijd. Zullen we het lezen? Genesis 6:11:
De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven.
Iets soortgelijks lees in je Jesaja 24:4-6 in andere woorden: De aarde treurt, verwelkt; de wereld kwijnt weg, verwelkt; de hoogsten van het volk des lands kwijnen weg. Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten; daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd en blijven er weinig stervelingen over.
De zondvloed gaat beginnen; en waar denk je dan aan? Welk beeld heb je daarvan? Het eerste wat in je opkomt is regen, stromende regen. En dat is natuurlijk ook het beeld dat ons in kinderbijbels en de meeste zondagschoolverhalen wordt voorgehouden. En dat klopt ook wel, want Genesis 7:12 spreekt over slagregens, 40 dagen lang en 40 nachten erbij. Maar dat is niet het enige. De zondvloed is niet alleen een zeer lange en onvoorstelbare hevige slagregen geweest. Er gebeurt veel meer. En dat wil ik met je ‘opdiepen’ vanuit de Schrift.
Genesis 7:10-24: Na zeven dagen kwamen de wateren van de vloed over de aarde. In Noachs zeshonderdste levensjaar, in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote waterdiepten open en werden de sluizen des hemels geopend. En de slagregen was veertig dagen en veertig nachten over de aarde…. (Dus het komt van beneden en van boven). En de vloed was veertig dagen over de aarde en de wateren wiesen en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde. Toen de wateren zeer toenamen en sterk wiesen boven de aarde, dreef de ark op de wateren. En de wateren namen geweldig sterk toe over de aarde, en alle hoge bergen onder de ganse hemel werden overdekt. Vijftien el daarboven stegen de wateren, en de bergen werden overdekt...En de wateren hadden de overhand over de aarde, honderd vijftig dagen lang.
Jesaja 24:18c-20: ... de sluizen in den hoge worden geopend en de grondvesten der aarde beven. De aarde barst geheel open, de aarde schudt hevig, de aarde wankelt vervaarlijk; de aarde waggelt zeer als een beschonkene en zwaait heen en weer als een nachthut; want haar overtreding drukt zwaar op haar; zij valt en staat niet weer op.
De sluizen des hemels breken open
Deze gedeelten zetten we even bij elkaar. In de geestelijke wereld vindt er een ‘geweldsexplosie’ plaats. Een explosie zonder dat er enige weerhouding is. Niet alleen vanuit de hemel, vanuit de hoogte, maar ook vanuit de diepte, vanuit de afgrond. De Canisiusvertaling en de Statenvertaling beschrijven de ‘kolken der (water)diepten’ als de ‘kolken van de afgrond’. De grootvorsten van duisternis en dood - Belial en Apollyon - slaan allerwegen toe. Om een definitieve klap uit te delen. Dat gebeurt primair in de hemel en werkt door op aarde. Ook daar worden de ‘sluizen van de hemel’ opengebroken. Een sluis houdt iets tegen, maakt scheiding tussen wateren, waardoor ‘hoog water’ en ‘laag water’ naast elkaar kunnen bestaan. In de hemel ook zo’n ‘sluis’: het uitspansel maakt scheiding tussen de wateren boven de aarde en de wateren op de aarde. We hebben daarvan gelezen in Genesis 1:7. Dat uitspansel omgeeft vanaf het moment dat ‘watergewelf’. God schept, de gehele aarde. Mede daardoor is dat gelijkmatige klimaat op aarde ontstaan en gedurende de voortijd ook in stand gehouden. Dat watergewelf heeft ook alle kwalijke straling tegen kunnen houden, waardoor het leven op aarde zo ongestoord door kon gaan.
Dat prachtige uitspansel, die sluis, wordt met groot geweld doorbroken. Dat watergewelf wordt in elkaar gedrukt en al die wateren ‘van boven de aarde’ storten zich op die aarde. Dat komt allemaal naar beneden. Dat kun je niet met een plasregen vergelijken. Bedenk ook dat een hevige plasregen, ook al duurt deze 40 dagen, niet zo’n hoog waterniveau kan bereiken dat alle bergen onder water komen te staan. Daar moet ongelofelijk veel water bij te pas komen, dat is niet normaal. Het hele watergewelf is in elkaar gestort, de sluizen des hemels worden doorbroken, het zakt ineen. Er ontstaat een ‘stortvloed’. En als water in een ‘stroomversnelling’ raakt, dan neemt het alles mee wat het tegenkomt en zet het ook alles onder water.
Het hemelgewelf, die hemelkoepel, wordt ineengedrukt; er blijft slechts een dampkring van over. De dampkring zoals wij die nu kennen, was vóór de zondvloed een veel imposanter geheel, een veel effectievere bescherming voor de aarde.
De kolken der afgrond breken open
Niet alleen het uitspansel wordt door die ‘geweldsexplosie’ doorbroken. Ook de kolken van de (water)diepten breken daardoor open. De fonteinen van de geweldige afgrond, de kolken van de grote afgrond; het water zoekt met geweld een uitweg, zegt de Groot Nieuws Bijbel hier. En Jesaja vult aan: de aarde barst geheel open. Waar duidt dit op? Op hevige aardbevingen, allerlei vulkanische uitbarstingen en intense zeebevingen. Waar gaan zeebevingen mee gepaard? Met vloedgolven. Als die enorme hoeveelheden water van ‘boven’ ook nog eens in beweging gezet worden door die enorme schokken en vloedgolven van ‘beneden’, dan krijgt dat water een allesvernietigende vaart.
Een onvoorstelbaar, immens gebeuren
Door vele vulkanische uitbarstingenbarst de aarde geheel open. Bepaalde delen komen omhoog, andere delen zakken in. Hele stukken worden over elkaar heen geschoven, komen op z’n kop te liggen. Stel je voor dat zoiets gebeurt in een enorme bak met water: opeens komt een heel stuk van de bodem omhoog, waar moet dat water heen? Of als in die bak water opeens deel van de bodem wegzakt: wat een zuiging naar beneden brengt dat teweeg. Er komen enorme waterverplaatsingen op gang, met krachtige stromingen en intense zuigingen. Jesaja zegt: de aarde wankelt, de aarde valt. Ja, de aarde raakt uit zijn oorspronkelijk stand, uit zijn oorspronkelijk evenwicht. Daardoor valt er op bepaalde delen van de aarde ook nog eens een ijzige vrieskou in, die met onmiddellijke ijsvorming gepaard gaat. Bij die ijsvorming kunnen enorme krachten vrijkomen. We zien daar wel eens een voorbeeld van als het IJsselmeer bevriest: door kruiend ijs kan er dan gewoon een dijk weggedrukt worden. En we hebben het dan maar over een klein beetje ijsvorming …
Wat er allemaal bij die zondvloed gebeurt is met geen pen te beschrijven. De bijbel duidt het in die paar zinnen aan; het wordt slechts heel sober beschreven.
Een zwak vergelijk met overstromingen en uitbarstingen nu
In 1953 is er in Zeeland een watersnoodramp geweest. In één nacht met springvloed en noordwester storm breekt er een dijk door, en nog een dijk; het een volgt op het ander. Binnen de kortste keren is het een ramp met een omvang die we in Nederland niet eerder hebben gehad. En dan hebben we het over een overstroming op één plaats. Vreselijk, als je die beelden ziet. We kennen ook beelden van aardbevingen, je ziet ze wel eens op het journaal: wat een ravage kan zo’n aardbeving aanrichten. Of als er een vulkanische uitbarsting is geweest. En dan niet een zoals op de Etna waar je nog naar kunt kijken, maar bijvoorbeeld die van het eiland Krakatau in 1863. Die eruptie leidde (honderden kilometers verderop) tot enorme vloedgolven en bracht grote overstromingen teweeg. En dan hebben we het over één aardbevinkje op een eilandje ergens in de Indische Oceaan. Bij het begin van de zondvloed gebeurt dat overal op aarde tegelijk! Overal zijn er aardbevingen, zeebevingen en vulkanische uitbarstingen. Overal ontstaan vloedgolven en overstromingen, ontstaan enorme gaten in de grond en schuiven aardlagen over elkaar heen. Daar is geen ontkomen aan. Dat red je niet door op een berg te klimmen en dan te denken: ik kan het hier nog wel even houden. Het een volgt direct op het ander; het gaat allemaal zo snel. Niemand op aarde heeft eraan kunnen ontkomen.
Het wonder van de ark in Gods hand, te midden van…
Wat een groot wonder van God dat die ark het heeft ‘gered’. Je kunt zeggen: Noach is een kwaliteitstimmerman, maar je begrijpt dat ik wat anders bedoel. Die hand van God, die op die boot, op die drijvende kist is… en die kist te midden van al dat natuurgeweld, drijvend houdt, boven water houdt… die kist ‘draagt’ en die mensen in zijn armen heeft. Een machtige hand erboven en een machtige hand eronder. De ark is volledig in de handen van God! Ook nu blijkt dat Noach genade vindt bij God en dat die genade van God genoeg is. Zelfs onder dit immense, allesvernietigende natuurgeweld dat door de boze geesten uit het rijk der duisternis wordt veroorzaakt.
Het geweld van de demonen
Alles komt onder water te staan. Alles komt onder het beslag en de heerschappij van Satan. Hij wil in één klap alles vernietigen. En natuurlijk die boot erbij. Maar die krijgt hij niet te pakken. Die blijft voor hem ‘buiten bereik’.
Je kunt je dan afvragen: waarom houdt dat geweld na veertig dagen op? Zou dat ‘als vanzelf’ zijn opgehouden? Denk je dat? Zou de duivel na veertig dagen ‘tevreden’ zijn geweest met het resultaat? Ik denk dat hij dóór had willen gaan totdat alles kapot en totaal vernietigd was, totdat er geen aarde meer overgebleven was, zoals die er nu nog is. Dat het volledig op z’n kop moest, alles onderuit moest. In plaats van op een aantal plaatsen, op vele plaatsen op aarde.
Inzicht in ‘waarom de zondvloed na 40 dagen ophoudt’
Zou God zeggen: nu is het genoeg? Denk je dat? Zou God na veertig dagen kunnen zeggen: stop!? En dat Hij dat vóór die veertig dagen niet had kunnen zeggen? Hoe zit dat? Dat de zondvloed door het geweld van de demonen is begonnen, kunnen we begrijpen, maar hoe is die zondvloed dan tot een einde gekomen? Waarom is dat na 40 dagen gestopt?
Ik denk dat je ook dát kunt verklaren vanuit het zicht op de geestelijke werkelijkheid.Het begin van die zondvloed wordt ontketend door Belial en zijn demonenleger; en hij heeft het ‘recht’ daartoe - zou je kunnen zeggen - vanwege het feit dat ieder die op aarde leeft, zijn weg heeft verdorven. Als er zoveel geweldenarij in mensen is, zoveel macht van Belial en de zijnen over mensen tot stand is gebracht, dan kunnen zij op een gegeven moment doen wat ze willen. En dat doen ze dan ook.
De mensen op aarde komen niet meer weg; zij kunnen niet ontkomen aan die stroom, niet wegkomen uit die kolken die hen vanuit de afgrond overspoelen. Ze kunnen ook niet meer weg uit de greep van de machten der duisternis. Ze sterven in de situatie waarin ze door hun zonden geestelijk terecht zijn gekomen. Ze hebben de duisternis in hun leven liever gekregen dan het licht, want hun werken waren boos (vgl. Joh.3:19). In geestelijke zin bevinden zij zich daardoor in de afgrond. Bij het sterven blijf je in de geestelijke situatie waarin je vóór het sterven bent. Met andere woorden: al die mensen blijven bij hun sterven in die afgrondsituatie; zij komen definitief in het machtsgebied van de verderver terecht. Samen met de demonen die hen in hun leven op aarde hebben gebonden, en zich daardoor met hen hebben verbonden. Doordat die mensen de duisternis lief hebben gekregen, er is een sterke ‘verbinding’ ontstaan tussen mensen en machten. Als die mensen ‘en masse’ sterven en definitief onder de macht van Apollyon moeten blijven, waar kunnen dan die machten naartoe die met die mensen verbonden zijn? Die kunnen dan ook geen kant meer op. Toen Lamech stierf, die gewelddadige man uit het geslacht van Kain, kon de boze geest die Lamech tot een geweldenaar maakte, emplooi vindt in zijn kinderen, in zijn nageslacht; er was altijd wel een nakomeling waarin zo’n macht bij het sterven van zo’n ‘reus’ in de voortijd zijn intrek kon nemen. Daardoor konden de machten der duisternis met hun boze werken in mensen op aarde ‘gewoon’ doorgaan. Maar is er hier nageslacht? Alle mensen, jongeren en ouderen, sterven in één keer, allemaal tegelijk. Met andere woorden: kijk naar de realiteit in de geestelijke wereld. De mensen op aarde kunnen geen kant op; de machten die met hen verbonden zijn, ook niet!
Mensen en machten komen in de afgrond terecht
Met het sterven van die mensen komen de boze geesten die deze mensen hebben gebonden in dezelfde afgrondsituatie terecht als die mensen: ze worden ‘vastgezet’. Ze vallen in de kuil die ze voor de mensen hebben gegraven. Ze vallen allemaal in hun eigen zwaard. Alle machten der duisternis die aan die zondvloed hebben meegedaan, komen door die zondvloed in de afgrond terecht. En wat gebeurt er met boze geesten die daarin terecht komen? Zij worden door Apollyon en zijn verderfengelen machteloos gemaakt, geheel inactief gemaakt. Met andere woorden, zij kunnen niet doorgaan met het werk waarmee ze bezig waren. En dat is volgens mij de enige reden waarom het geweld na die veertig dagen wegebt en afzwakt. De ‘motor’ wordt eruit gehaald. Wat nog na dendert zijn de ‘naweeën’ van dat geweld, maar ook die ebben na enige tijd weg.
Het kwaad straft zichzelf
Er zijn dan geen demonische krachten meer die vulkanen kunnen laten uitbarsten, geen duivelse krachten meer die delen van de zeebodem omhoog kunnen brengen en andere delen kunnen laten wegzakken. Alles komt tot rust. En de gevolgen ervan dempen uit. Op een gegeven moment wordt het doodstil: alles staat onder water, er is geen golfje meer, er is ‘niets’ meer. Alles is ‘weg’. Mensen en machten bevinden zich in de afgrond. Het kwaad straft zichzelf - je ziet het hier gebeuren. Alles komt ‘vast’ te zitten. De zondvloed begint doordat de boze geesten in de hemelsferen worden ontketend; Belial voorop. De zondvloed eindigt doordat zij allen in de afgrond worden geketend; Belial ook.
2 Petrus 2:4 spreekt hierover: Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren; en de wereld van de voortijd niet gespaard heeft, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht ...
Engelen die hun oorsprong ontrouw zijn geworden en gezondigd hebben, zijn in de afgrond terecht gekomen. Ze zijn aan krochten (= krachten, ketenen) der duisternis overgegeven. Ze zijn daarin terecht gekomen door hun eigen acties. Niet omdat God dat doet; de beschrijving hierboven doet denken aan een actieve daad van God. Het actieve van God is dat Hij zijn hand over de ark heeft gehouden. Al het andere, niet-bij-God-horende, is zijn ‘eigen’ gang gegaan. En daardoor zijn ze in die afgrond terechtgekomen. Dan kun je zeggen: dat heeft God gedaan, maar feitelijk hebben ze het zélf gedaan, het zélf bewerkstelligt. En dat heeft God niet tegengehouden.
Satan laat zijn grootvorsten het werk doen
Is Satan zelf ook in de afgrond terecht gekomen? Ik denk het niet. Ik geloof dat Satan zijn handen niet ‘vuil’ heeft gemaakt in die tijd. Satan heeft de eerste opening gemaakt: bij Adam; daar heeft hij werk verricht: als slang in het paradijs. Hijzélf brengt die eerste zonde van de mens tot stand. Daarmee opent hij de deur, en kunnen zijn grootvorsten met hun divisies binnentrekken in de hemel van mensen. In die fase stuurt Satan Belial er al op uit om de nakomelingen van Adam aan zich te onderwerpen. Na de zondvloed (en door de zondvloed) komt Belial in een onvoorziene en zeer ongewenste situatie terecht: onder Apollyon, de engel van de afgrond (Op.9:11).
Veranderingen na de zondvloed in hemel en op aarde
Wat een diepingrijpend gebeuren, die zondvloed aan het einde van die voortijd. Het heeft enorme veranderingen teweeggebracht, zowel in de hemel als op de aarde. De stand van de aarde is anders geworden. Het uitspansel bestaat niet meer in zijn door God geschapen vorm. Het oorspronkelijke, milde en gelijkmatige klimaat op aarde is verdwenen. En omdat het hemelgewelf niet meer functioneert, wordt ook de duur van het leven ernstig bekort. De dierenwereld is eveneens enorm uitgedund.
Geconserveerde monsterdieren en bewaarde fossielen
De aarde bevat vele aandenkens van de monsterlijke dieren uit die voortijd; ze zijn in fossiele vorm bewaard gebleven. Sommige helemaal in het ijs, alsof ze in één klap door het ijs zijn overvallen. Dat kun je je voorstellen. Er worden op dit moment en in de tijd die achter ons ligt vele van zulke vondsten gedaan: dieren die geheel in het ijs vast zijn blijven zitten en niet vergaan zijn; ongelofelijk. Professor Rehwinkel schrijft erover in zijn boek. Andere dieren zijn tussen steenlagen vermorzeld en zo tot een fossiel geworden.
Rekening houden met enorme omwentelingen door de zondvloed
Daar worden door geologen en andere wetenschappers vaak allerlei conclusies aan verbonden die niet juist zijn, omdat men in de geologie geen rekening houdt met een zondvloed. Als men in de bodem een aardlaag vindt die boven een andere aardlaag ligt, dan moet die bovenste laag de jongste zijn en de onderste laag de oudste; dat klinkt ook logisch. Als je alleen maar rekening houdt met een ‘opstapeling’, dan is alles wat eronder ligt ouder, en alles wat erboven ligt jonger. Men gaat dan tijden en leeftijden van aardlagen inschatten aan de hand van fossielen.
Dit is een cirkelredenatie, waar ik niet dieper op in zal gaan. De gedachte dat het oudste wel eens bovenop kan liggen en het jongste eronder, komt bij veel mensen niet op. Maar als je met de zondvloed rekening houdt en beseft welke enorme gevolgen vulkanische uitbarstingen kunnen hebben, dan is het voorstelbaar dat aardlagen ‘ondersteboven’ zijn komen te liggen of schuin naar beneden zijn gezakt, omdat er een krater is ontstaan.
Wijziging in de plantenwereld en de levenloze schepping
Na de zondvloed is er een plantenwereld ‘overgebleven’ en opnieuw tot ontwikkeling gekomen, maar met veel minder mogelijkheden dan de plantenwereld in het begin. Planten moesten zich aanpassen aan koude, aan hitte, aan droogte. Die waren er voor die zondvloed niet.
Wat denk je van de levenloze schepping? Er zijn oceanen ontstaan in de zondvloed. Die waren er voor die vloed niet. Die oneindige watervlakten waar niets mee te beginnen is, zijn ontstaan, zijn achtergebleven, als gevolg van al dat naar beneden komende water. Dat water is niet van de aarde weggestroomd, waar zou dat heen moeten? Er zijn oceanen ontstaan met diepe troggen, die ‘oneindige’ diepten in de zeebodem. Er zijn bergen ontstaan, veel en veel hoger dan de bergen die er vóór die tijd waren. Ze zijn omhoog gedrukt. Er zijn ontoegankelijke hoogten ontstaan, onbegaanbare poolkappen, dorre woestijnen, enz. Het hele paradijselijk karakter van de aarde is door de zondvloed weggevaagd. Dat de aarde in onze tijd nog steeds zo mooi is, geeft eigenlijk iets aan van het ‘onvoorstelbare mooie’ van vóór die tijd. Als er zoveel beschadigd is en het overblijvende is nog zó mooi, dat we er nog steeds intens van kunnen genieten, hoe moet het dan wel vóór die zondvloed zijn geweest …
Verandering in de hemel, de geestelijke wereld
Op aarde hebben diepingrijpende veranderingen plaats gevonden. En in de hemel is er ook veel veranderd. Een heel demonenleger is in de geestelijke gevangenis, in de afgrond van het dodenrijk, terecht gekomen. Daar moest Satan wat op vinden, want anders zou het vrijwel ‘onmogelijk’ worden om zijn negatieve en destructieve werkzaamheden in mens en schepping voort te zetten. Daar heeft hij ook wat op gevonden. Na de zondvloed is Satan met ‘occultisme’ begonnen om die machten weer uit die gevangenis van de afgrond los te weken en ze opnieuw actief te maken en in te zetten in zijn plan met mensen. Ik kom daar een volgende keer op terug. Maar als je nu even het geheel overziet, en zeker ook die geestelijke consequenties daarin meeneemt, dan begrijp je ook dat dit niet zomaar een ‘tweede keer’ gaat gebeuren. Ik denk niet dat de duivel op deze wijze nóg een keer aan de gang gaat. En dat is logisch als je die wetmatigheden in de geestelijke wereld voor ogen krijgt. Gebeurt het dan nooit meer?
De belofte van het beven van aarde en hemel
Nee, niet op deze wijze. Er komt geen letterlijke herhaling van Genesis 7. Toch spreekt de bijbel over een zekere vorm van herhaling. Zoek maar eens op:
Hebreeën 12:25-27: Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen (spreekt). Toen heeft zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is.
Er komt nog een ‘herhaling’, maar dan op grond van een belofte van God. Waarin alles blijft, wat niet wankel is. Waarin alle schade die in de voortijd is ontstaan, wordt hersteld. De ontwrichting van alle dingen van weleer wordt door de wederoprichting van alle dingen goedgemaakt. Nog eenmaal, staat er. Er komt een tijd dat de aarde mag opstaan na haar val in de tijd van de zondvloed. Dat de aarde mag opstaan en mag blijven staan, om nooit meer te vallen. Er komt een tijd op grond van de belofte van Hem die uit de hemel spreekt, dat alles wordt hersteld en er een definitief einde wordt gemaakt aan al die bewerkers van die eerste vloed. Hoe? Opnieuw door een man waar God veel vreugde aan beleeft: Gods eigen Zoon, Gods geliefde Zoon, Jezus Christus. Door een mens die precies doet wat God vraagt, en die een ark bouwt - een gemeente bouwt - waarin herstel, bewaring en behoud mogelijk is. En niet alleen dat. Een ark, een gemeente, waardoor ook de overwinning zal worden behaald op alles wat het herstel wil tegenhouden. Een tijd waarin niet alleen de aarde, maar ook de hemel zal beven. Zo’n intens gebeuren zal dat zijn.
Confrontatie met de antichrist en zijn gemeente
Een confrontatie tussen Jezus met zijn gemeente en alles wat zich tégen Hem en zijn gemeente keert: de antichrist met zijn anti-gemeente. Een tijd waarover de Bijbel spreekt als de ‘grote verdrukking’. Maar die grote verdrukking is een reactie. De grote verdrukking is een reactie op de openbaring van Jezus Christus. Eerst is daar die openbaring van Jezus Christus in zijn gemeente; dat leidt tot de opening van het zevende zegel, tot een enorme geestelijke opleving in hemel en op aarde. Dat de vijand erachteraan komt en dat probeert te overvleugelen met een grote verdrukking … hij kan het proberen, maar hij krijgt het niet voor elkaar.
De omkering tot een onwankelbaar Koninkrijk van God
De vloed van wetteloosheid en ongerechtigheid die in de eindtijd mede door de antichrist op gang wordt gebracht, wordt gekeerd: in alle mensen die hun toevlucht vinden in de gerechtigheid, in de ark, en hun plaats in de gemeente van Christus innemen. Onder leiding van Jezus gaan zij de wil van God doen. Vanuit de hemel klinkt dan de stem van God en doet God zijn belofte gestand. Vanuit het onwankelbare koninkrijk van God worden mens en schepping door het werk van Jezus Christus gegrondvest, gesterkt, bevestigd en volmaakt. Die werkwoorden vind je in 1 Petrus 5:10.
De overwinning op Belial, duivel en dood
Die nieuwtestamentische ark, de gemeente onder leiding van de ‘Noach van de eindtijd’, Jezus Christus, is in staat om dat behoud te bewerken. En daarbij ook alle tegenstanders in de hemelsferen te overwinnen. Jezus’ gemeente overwint Belial. Belial kan de gemeente niet pakken. Satan wordt door die gemeente uit de hemel geworpen, en Dood wordt door diezelfde gemeente overwonnen en van zijn kracht beroofd. Een drietal hemelse heilsfeiten op een rij die hun beslag krijgen in de tijd van het zevende zegel. Belial gepasseerd, Satan uit de hemel geworpen, Dood van zijn kracht beroofd. Heilsfeiten die dan niet meer ‘omkeerbaar’ zijn.
Ondanks de laatste stuiptrekkingen van het leger van satan
Uit de eerste ‘valkuil’, de afgrond, heeft Satan in de voortijd zijn leger nog gedeeltelijk kunnen terughalen. In de eindtijd zal de antichrist alles terughalen wat door de eeuwen heen in die put van de afgrond tot inactiviteit is gebracht. Hij zal alles tot hernieuwde activiteit brengen. Je zou dan kunnen denken: wat erg! Maar ze lopen dan hun einde tegemoet. Want in de confrontatie met Jezus Christus en zijn gemeente, in die grote confrontatie bij Armageddon, gaat die antichrist terechtkomen in de tweede ‘kuil’, in de tweede dood, in de poel van vuurs. En daar komt hij nooit meer uit. Dat is het einde van alles.
De aarde komt weer in oorspronkelijke stand en klimaat
En met het feit dat die antichrist met zijn aanhang onklaar wordt gemaakt, is het ook mogelijk om die aarde terug te zetten in zijn oorspronkelijke stand. En dat gebeurt. De aarde zal beven, en zal daarbij opstaan. Wat een heerlijk moment als die aarde door Jezus Christus weer in zijn oorspronkelijke stand wordt teruggeplaatst en er weer een klimaat aanbreekt op aarde dat doet denken aan ‘in den beginne.’ Het oorspronkelijke klimaat op aarde keert dan terug.
Het vrederijk: de gemeente gaat heersen als koningen
Na de overwinning bij Armageddon gaat de gemeente van Jezus heersen als koningen op aarde, en gaat zij mens en schepping dienen als priesters. Zo komt het duizendjarige vrederijk tot stand. Vanuit de hemel wordt overal op aarde herstel aangebracht: in de levenloze natuur, bij de mensen, maar ook bij de dieren en in de planten. Het karakter van de dieren wordt weer gemaakt, hervormd, hersteld, zoals het ‘van den beginne’ was. Jesaja 11:6-9 zegt er iets van: De leeuw zal bij het rund zijn, ze zullen samen stro eten. En Jesaja 55:13 ook: Voor een doornstruik zal een cipres opschieten en voor een distel zal een mirt opschieten.
Vernieuwde hemel en aarde
Er ontstaat een nieuwe, geheel vernieuwde hemel en een nieuwe, geheel vernieuwde aarde. Alle dingen worden ‘nieuw’ door het werk van Jezus Christus en zijn gemeente. Geen geweld meer, noch wetteloosheid, geen dood meer, noch verderf. En al wat leeft is in heerlijkheid met God en Jezus verbonden. Dat ‘paradijselijke’ keert terug, op alle niveaus. Daarin komt dan ook nog eens Gods heerlijkheid tevoorschijn, waardoor het nog mooier wordt dan in het begin. Nog mooier, zeker ten aanzien van de mens. Want de mensheid mag tot in alle eeuwigheid gaan leven in Gods heerlijkheid. God zal zijn alles in allen zijn.
God werkt altijd via mensen: Hij zet ons erbij in!
Zal dit allemaal ‘als vanzelf’ gaan plaatsvinden? Nee, niet als vanzelf. Die zondvloed in de voortijd is ook niet als vanzelf tot stand gekomen. Zo ook die grote omwenteling in de eindtijd. Daar zijn mensen ‘als Noach’ voor nodig, daar is een ark, een gemeente voor nodig. We mogen als mensen die in deze tijd leven, leren van de mensen uit de voortijd. Wij mogen leren van mannen als Set en de naam des Heren gaan aanroepen. We mogen leren van mannen als Henoch die met God wandelde. We mogen leren van een man als Noach die een ark bouwt en genade vindt bij God. Wij mogen één geest worden met onze Heiland en grote Voorman, Jezus Christus. En zó - met al die mensen en voorbeelden uit de voortijd voor ogen - samen mét Jezus verder gestalte geven aan die eindtijd, waarin God zijn belofte uit Hebreeën 12 gaat invullen. Ik roep je op om mee ‘gestalte’ te geven aan die eindtijd. Hoe? Door een heilig leven te gaan leiden, een leven in de gerechtigheid, een leven waarin we louter doen wat God wil, een leven toegewijd aan Jezus Christus. Een leven waardig der roeping waarmee wij geroepen zijn (Ef.4:1). Een leven waartoe wij ook vandaag weer geroepen worden!
Dan zullen we bemerken dat onze God, de bron van de vrede en rust, ons toerust met alle goeds, zodat we zijn wil kunnen volbrengen en Hij in ons kan uitvoeren wat Hij verlangt, door Christus Jezus. Dat staat in Hebreeën 13:20-21, vertaling Groot Nieuws Bijbel. Aan Hem de eer voor altijd en eeuwig! Amen.
Afronding van de voortijd
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de bijbelstudies over de voortijd. Misschien zeg je: is er nog wat naslagwerk? Ja, dat is er. Je kunt het een en ander nog eens nalezen in het boek 'De strijd tussen licht en duisternis', hoofdstuk 4 en 5. Alsook in Studieblad 47 en 48.