Geestelijke gevolgen van de torenbouw van Babel

Inleiding

De torenbouw van Babel is een geestelijk dieptepunt geweest in de ontwikke­ling van de mensheid na de zondvloed. Verleid door Satan - maar ook geleid en gestuurd door hem - slaagden de mensen erin om op het hoogste niveau contact te leggen met de sterkste en machtigste grootvorsten uit het leger van Satan. Zij reikten met hun occulte bezigheden tot in de top van de duistere zijde van de hemelse gewesten (naar Gen.11:4). Vele demonen kwamen hierdoor los uit de afgrond. We hebben dit in het vorige studieblad beschre­ven.

Doel

Satan had daarmee zijn belangrijkste doel in dit gebeuren bereikt: zijn gevangen grootvorsten konden opnieuw voor hem in actie komen en de vele openge­val­len posities in zijn leger konden weer worden bezet. Zijn strijd­macht was weer op sterkte gebracht.

Evenals na de eerste zonde in de hof van Eden, wilde Satan zich andermaal als opperbevel­heb­ber uit het strijdge­woel terugtrekken en zich wederom uitsluitend gaan bezighouden met de strategie en de sturing van alle 'bewegingen' van het rijk der duister­nis (zie Stb.45 blz.4). Zijn groot­vors­ten en aanvoerders zouden tezamen met hun onderdanen voortaan weer al het antigoddelijke werk voor hem kunnen uitvoeren.

Naam

Tijdens het verblijf in het dodenrijk waren de demonen door een grote en zeer sterke macht tot algehele geestelijke inactiviteit gedwongen. Hierdoor waren de eigen, specifieke vermogens van de demonen natuurlijk niet veranderd of aange­tast; zij waren 'slechts' gevangen gehouden.

Allen hadden derhalve hun eigen, oude naam behouden, die typerend is voor hun aard en het daarbij behorende specifie­ke werkterrein in het leger van Satan (Stb.30 blz.3).

Alle vrijgekomen demonen moesten daarom onmiddellijk hun eigen, oude plaats innemen en onder de strakke en harde leiding van bovenaf opnieuw actief worden op hun eigen taak- en werkgebied.

Na hun terugkeer leek er in dit opzicht aan hen niets te zijn veranderd in vergelijking met de situatie vóór de zondvloed.

Pijniging

Toch had het tijdelijke verblijf in het duistere deel van het dodenrijk - de afgrond - wel degelijk invloed op hen gehad. Elke demon die deze gevangenschap had meegemaakt, was onder­worpen geweest aan een nieuwe en andere heerser dan Satan. Zij waren over­heerst door Dood en in het bijzonder door de vorst van de afgrond, Apollyon. Zij waren hierdoor aan de 'ketenen der duisternis' overgegeven geweest (2Petr.2:4 SV). Zij waren daardoor niet alleen tot algehele inactiviteit gedwongen - op zich al een kwelling - maar hadden in deze situatie ook de afschuwelijke sfeer van de dood en het komende verderf ervaren. Dit alles bij elkaar was voor hen een pijniging geweest. Zij waren hierdoor in hun wezen nog verder gehard en verhard.

Dit geldt natuurlijk niet alleen voor de demonen die tijdens de zondvloed in de afgrond terecht zijn gekomen en daar - na verloop van tijd - uit zijn losgemaakt. Dit geldt nog steeds, tot op de huidige dag.

Elke demon, die eenmaal door toedoen van mensen in het dodenrijk heeft vastgeze­ten en daar naderhand door het occulte handelen van (andere) mensen weer uit is teruggekeerd, heeft deze pijniging ondergaan. De strijders van Satan worden hierdoor in hun wezen onmiskenbaar verhard. En dit komt te voor­schijn in hun werkzaam­heden.

Belast

Demonen die uit de afgrond terugkeren, blijven zich de eenmaal ervaren machtsver­hou­ding en overheersing herinneren. De pijniging die zij in dat machtsge­bied van Apollyon hebben ondergaan, blijft hen bij. Zij blijven deze dreigende en verstikkende sfeer in bepaalde mate bij zich dragen. Zij blijven 'verbon­den' met Apollyon. Zij zijn daarmee belast. Het kleeft hen aan. Het is als het ware aan hun wezen toegevoegd.

Na hun terugkeer in het leger zullen deze demonen bij de uitvoering van al hun duivelse werkzaamheden voor zichzelf wel heel goed oppassen dat zij niet nóg eens in de afgrondsituatie terechtkomen. Daar zullen ze zich met alle kracht die in hen is, tot het uiterste tegen verzetten. Het heeft hen nog taaier, hardnekkiger en feller gemaakt dan voorheen.

Occulte geest

Demonen die op een dergelijke, occulte wijze tot hernieuwde geestelijke activiteit zijn gekomen, zijn derhalve in hun wezen en werk te onderschei­den van hen die de afgrondsitua­tie (nog) niet hebben meegemaakt.

Dit moet tot uitdrukking komen in hun naam. Ook daaraan zal iets moeten worden toegevoegd. We geven hiervan twee voorbeelden.

Een onreine geest wordt na een verblijf in de afgrond niet meer louter als onreine geest aangeduid, maar als een occult-onreine geest. De oude naam - en daarmee het oorspronke­lijke wezen en werkgebied - blijft bewaard; het woord occult wordt toegevoegd.

Een geest van weerspannigheid, die te maken heeft gehad met de overheersing van Apollyon, zal als een occulte geest van weerspan­nigheid kunnen worden benoemd, of als een occult-weerspannige geest.

Betekenis

We gebruiken in de naamgeving van de demonen het voorvoegsel 'occult' voor alle demonen die op occulte wijze uit de afgrond zijn terugge­keerd.

Dit woord draagt de gehele bovenstaande gedachtewereld in zich. Het duidt in eerste instantie op de gepasseerde geeste­lijke gevangen­schap in de afgrond. Daarnaast op de wijze waarop het loskomen daaruit tot stand is gebracht. Ten derde op de afschuwe­lijke sfeer die deze demonen vanaf die tijd bij zich dragen. En tenslotte op de daaruit voortvloeiende veranderin­gen in hun werkwijze in de hemel van de mens.

Deze laatstgenoemde - en voor ons zo merkbare - veranderingen zullen nog nader besproken worden.

Onderscheid

Naast de demonen, grootvorsten, overheden, wereldbeheersers en machten die vanaf het ontstaan van het rijk der duisternis dienst doen in het leger van Satan, zijn er sinds de periode na de zondvloed in deze legermacht ook vele occulte demonen, occulte grootvorsten, occulte overheden, occulte wereldbe­heersers en occulte machten bezig. Nog koppiger en meer vasthoudend dan voorheen en met de sfeer van de afgrond bij zich.

Het is Jezus zèlf die dit onderscheid aanbrengt. Niemand anders dan Gods eigen Zoon, de Christus, heeft dit geopenbaard. Als Hoofd van de Gemeente wil Hij dat wij, als leden van Zijn Lichaam, werkelijk alle vijanden maken tot een voetbank voor Zijn voeten (Hebr.10:13). En het is mede daarom dat wij over deze dingen schrij­ven. We doen dit uitsluitend op basis van Zijn onderwijs over de geestelijke wereld en werkelijkheid: de geheimenis­sen van het Koninkrijk der hemelen.

Macht

Op grond van Zijn volkomen inzicht in de geestelijke wereld zegt Jezus tegen Zijn discipelen en daarmee tegen al zijn volgelingen: Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen (Luc.10:19).

Jezus ziet in het leger van Satan twee categorieën demonen werkzaam; Hij benoemt ze voor ons als slangen en schorpioenen. Hij wil daarmee ons inzicht in de geestelijke wereld aanscherpen en tegelijkertijd alles aanreiken om over beide categorieën macht te verkrijgen, ja, de gehele duivelse legermacht te gaan overwin­nen.

Deze overwinning komt tot stand door een herkennen en onderscheiden, een benoemen en identifi­ceren op naam en toenaam, een in de naam van Jezus met gezag en autoriteit binden en uitdrij­ven, en een leren heersen over deze geesten in alle omstandigheden.

Slangen

Jezus maakt in de bovengenoemde tekst gebruik van beeldspraak. De slangen zijn het beeld van de demonen, de strijders in het leger van Satan. Zij gelijken op hun aanvoerder, die zich al in de hof van Eden met een slang heeft geïdentificeerd.

In Openbaring 12:9 en 20:2 wordt Satan 'de oude slang' genoemd. Zijn onderdanen worden in de bijbel op meerdere plaatsen als 'slangen' aangeduid (bv. Ps.91:13 en Mar.16:18).

Jezus geeft ons over deze slangen macht. Wij mogen ze als slang, als macht der duisternis, herkennen en naar hun aard en werkgebied onderscheiden, hen vervolgens - op grond van de zojuist genoemde schriftplaatsen - opnemen, op hen treden en ze vertrappen. We mogen ze - naar Genesis 3:15 - de kop vermorze­len; hen volledig inactief maken in onze hemel.

Overwinning

Ook de oude slang, de duivel zèlf, zal uiteindelijk - in de eindtijd - op deze wijze overwonnen en in de afgrond geworpen worden (Op.20:2). Dan zal Satan zèlf de situatie gaan ervaren die vele andere slangen al vóór hem ondergaan hebben: geestelijke gevangen­schap.

Het valt op dat Satan na zijn loslating uit de gevangenis (vs.7) niet meer als 'de oude slang' wordt aangeduid.

In Openbaring 20:10 wordt beschreven dat hij tenslotte geheel overwonnen zal worden en in de tweede dood, de poel des vuurs terecht zal komen, waar hij tot in alle eeuwigheid zal verblijven.

Concluderend mogen we stellen dat een slang het beeld is van een demon in zijn 'eerste' staat in het leger van Satan, een demon die de afgrondsitua­tie nog niet heeft meegemaakt.

Schorpioenen

In Openbaring 9:1-12 staat beschreven dat ten tijde van de vijfde bazuin de put des afgronds wordt geopend. De antichrist - uitgebeeld door de ster Alsem - gebruikt in die fase van de ontwikkeling zijn macht en autoriteit om alle demonen die door de acties van de Gemeente van Jezus Christus in de afgrondsituatie terecht zijn gekomen, daaruit terug te halen. Occultisme op het allerhoogste en tegelijkertijd meest brede niveau!

Uit de put stijgt rook op, lezen we in vers 2; daarna verduidelijkt het beeld zich: het blijken beesten te zijn, die in hun macht gelijken op schorpioenen (vs.3), een pijniging veroorzaken die te vergelij­ken is met de pijniging door een schorpioen (vs.5), en een staart hebben en angels als van een schorpioen (vs.10).

Het dodenrijk laat op bevel van de antichrist en diens volgelingen de gevangen demonen los. Als occulte demonen komen zij tot hernieuwde activiteit.

Het zijn dus niet de doodsmachten zèlf, die opkomen, maar alle in de afgrond geworpen strijders uit het leger van Satan. Occulte geesten zijn derhalve geen doodsmachten; zij dragen wel de sfeer, het klimaat van de dood bij zich. Zij trachten dit over te brengen op de mens die zij aanvallen.

Een schorpioen is dus het beeld van een demon in zijn 'tweede' staat in het leger van Satan, het beeld van een occulte geest.

Overeenkomst

Vanuit de bovenstaande beeldvorming kunnen we de overeenkomsten en de verschillen in werkwijze tussen de boze geesten en de occulte boze geesten naar voren laten komen. Deze zijn voor ons van belang in de persoon­lijke strijd tegen het rijk der duisternis.

Zowel slangen als schorpioenen biologeren hun prooi en proberen hem met gif te doden. Daarin komen zij overeen.

Beide categorieën demonen proberen de mens naar hun eigen aard tot specifie­ke zonden te verleiden. Zij trachten vat te krijgen op zijn begeer­ten, hem in zijn hart te vergiftigen en hem desnoods met geweld tot geestelijke gemeenschap te pressen. Daarin volgen zij allen het voorbeeld van hun aanvoerder, Satan (zie Stb.34-36).

Na het baren van de zonde dragen zij de mens in geestelijke zin over aan Dood en diens doodsmachten, zodat deze het loon van de zonde kan uitkeren (naar Rom.6:23).

Verschil

Het verschil komt naar voren in de werkwijze, de manier waarop zij hun prooi aanpakken en willen doden.

Bij de slang komt het gif uit de kop, bij de schorpioen uit de staart. Het achterlijf van de schorpioen wordt daarbij over de rug gekromd, waardoor de gifstekel ter hoogte van de kop komt. De schorpioen grijpt zijn prooi met zijn twee grote scharen, waarna deze omhoog wordt geheven. Vervolgens wordt zij met behulp van de grote ogen gekeurd en dan door één of meer steken verlamd of gedood. Het kenmerken­de van de steek van de schorpioen is vooral de pijn die daarbij teweeg wordt gebracht.

Pijniging

Deze weerzinwekkende beschrijving toont nauwkeurig aan op welke wijze occulte geesten te werk gaan. Zij wensen zich in zekere zin te 'wreken' op de mens. Bij het verleiden van en gemeenschap zoeken met de mens willen zij hem tevens een deel van de ellende laten ervaren, die zij zelf in de afgrond­si­tuatie hebben meege­maakt. Zij willen de mens dus niet alleen op allerlei wijzen beschadigen, verzieken en laten zondigen, maar hem ook pijnigen, hem de afschuwe­lijke en verstikkende sfeer van de dood en het verderf al tijdens het leven op aarde laten ervaren.

Een demon die als 'slang' in de afgrond terecht komt, komt er als 'schorpi­oen' uit. Door de gevangenschap wordt niet het taak- en werkgebied van de macht veranderd, maar wel de wijze waarop hij zijn werkzaamheden op dit werkgebied uitvoert.

Herkennen

Jezus geeft ons niet alleen macht om op slangen te treden, maar ook de autoriteit en de kracht om de schorpioenen te overwinnen. In onze strijd tegen de boze geesten dienen we met name de 'toegevoegde elementen' van de occulte geesten te onderscheiden. Het is in de geestelijke wereld duidelijk waar te nemen wanneer je met een occulte geest te maken hebt, en wanneer niet.

Het is mogelijk om in de gemeente onder handop­leg­ging bevrijd te worden van elke demonische geest en los te komen van elke al of niet occulte werking vanuit het rijk der duisternis.

Bergen

Er is nóg een schriftplaats waarin het onderscheid tussen demonen en occulte demonen naar voren komt. In Openbaring 6:14b staat: En alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt.

In de bijbel wordt veel gesproken over oneffenheden (bv. Jes.45:2 en 42:16), over heuvelen en bergen (bv. Jes.40:4 en Nah.1:5), ja zelfs over grote bergen (Zach.4:7). Zie voor meerdere teksten de concordantie. Zij zijn het beeld van de verschillende geledingen in het leger van Satan, onderscheiden naar niveau: demonen, overheden en grootvorsten.

De berg Sion vormt hierop een uitzondering; zij is een heilige berg (bv. Ps.2:6), de berg des Heren (bv. Jes.2:3). Zij is beeld van de enorme, allesovertref­fende macht en kracht van onze God - en daarmee van de Geest Gods. Op haar wordt de stad Gods en de tempel Gods gebouwd, beeld van de Gemeente van Jezus Christus. Zij is de hoogste der bergen (Jes.2:2 en Micha 4:1).

Eilanden

Een eiland is een berg in zee; een berg wiens fundament in de zee ligt. Het is een beeld van een grootvorst die zich vanuit de bodem, het diepste van de zee - het beeld van het dodenrijk en met name de afgrond - verheft. Het is een beeld van een occulte grootvorst die in zekere zin nog steeds verbonden is met de vorst van de afgrond, Apollyon.

De bergen en eilanden uit Openbaring 6 vormen tezamen het beeld van de machtigste grootvorsten, de aanvoerders uit het legermacht van Satan. Sommigen zijn op dat moment nog niet eerder in de afgrondsi­tuatie geweest, zij zijn dus niet occult, anderen wel. Zij zullen ten tijde van het zesde zegel en met name bij de opening van het zevende zegel door de gemeente van Jezus Christus worden overwonnen, volledig van hun plaats worden gerukt. Zij zullen hun doel niet bereiken. De Gemeente zal juist mede hierdoor toekomen aan de baring van de eerstelingen der zonen Gods.

Beschermd

Jezus geeft ons macht over de gehele legermacht: zowel over de niet-occulte, als over de occulte geesten. Zowel uit de lagere als uit de hogere niveaus. Ja, uiteindelijk zullen alle demonen, inclusief hun grootvors­ten en Satan zèlf worden overwon­nen en teniet gedaan. Daar spreekt het laatste bijbel­boek van.

In de strijd die wij vandaag de dag voeren, mogen wij verzekerd zijn van de bijstand en bescherming van onze Heer. Wij behoeven niet bevreesd te zijn voor welke macht of kracht dan ook. Wij behoeven niet angstig rond te zien (Jes.41:10); ook niet in die fasen waarin wij tegenover de grootste occulte geesten komen te staan. Jezus zegt: En niets zal u enig kwaad doen (Luc.10:19). Zelfs als wij iets dodelijks zouden drin­ken, zal het ons geen schade doen (Mar.16:18).

Herstel

Wat een heerlijke bemoediging te midden van de vele vormen van duisternis die ons omgeven. De heerlijkheid des Heren zal zich bij het slechten van de bergen en de heuvelen gaandeweg steeds meer openbaren (Jes.40:4,5). Zij zal over ons opgaan en over ons gezien worden (Jes.60:1-3).

De slangen en de schorpioenen zullen overwonnen worden; alle berg en eiland zullen van hun plaats worden gerukt. Hun plaats - hun invloed, positie en macht - zal in onze hemel niet meer worden gevonden (Op.12:8).

Alle gevolgen van de zondvloed zullen worden uitgewist; dat is reeds eerder gesteld in het Studieblad. Maar ook alle geestelijke gevolgen van de torenbouw van Babel zullen door Jezus Christus en Zijn Gemeente worden opgeheven. De overwinning zal zijn aan de Here en Zijn Gezalfde! Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op gans mijn heilige berg, want de aarde zal vol zijn van kennis des Heren, zoals de wateren de bodem der zee bedekken (Jes.11:9)! 

Deze website houdt statistieken van uw bezoek bij. Wij gebruiken hiervoor Google Analytics, maar zonder persoonlijke gegevens door te geven. Geef hier uw keuze aan.