De komst van Jezus Christus

Inleiding

We zijn in onze studie over het plan van God met mensen terechtgekomen bij degene die in dit plan de centrale positie en functie inneemt: Jezus Christus.

In de vorige Studiebladen is de door Paulus gemaakte vergelijking tussen de eerste en deze laatste Adam uitgewerkt (Stb.63) en is een overzicht gegeven van de vele oudtestamenti­sche profetieën aangaande het leven en werk van de Messias (Stb.64,65).

In de komende Studiebladen zullen we aan de hand van de vier evangeliën in het Nieuwe Testament het leven van Jezus op aarde gaan volgen. Allereerst zal daarom onze aandacht uitgaan naar Zijn komst in deze wereld.

Aankondiging

In Lucas 1 vinden we het verhaal van de aankondiging van Jezus' geboorte. De engel Gabriël wordt van Godswege uitgezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth, tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria (vs.26,27). God wilde deze gave, jonge vrouw gebruiken om Zijn belofte te vervul­len en de Messias, de Verlosser en Zaligmaker der mensheid, ter wereld te laten komen.

De engel geeft precies aan op welke wijze God dit wilde laten gebeuren: Gij zult zwanger worden en een zoon baren, en gij zult Hem de naam Jezus geven (vs.31). Direct daarop klinkt de heerlijke, blijde boodschap: Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden, en de Here God zal Hem de troon van Zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en Zijn koning­schap zal geen einde nemen (vs.31,32).

Zoon des Allerhoogsten

In deze prachtige woorden komt direct naar voren welk een uniek persoon deze Jezus zou gaan worden. Hij zou een zoon zijn van Maria, een zoon des mensen, en derhalve een mens van vlees en bloed. Maar tegelijkertijd ook de Zoon des Allerhoogsten, de Zoon van God. Wat een wonderlijke situatie en combinatie! Dit kan van niemand anders gezegd worden.

Als enige mens van de gehele mensheid zou Hij God zèlf tot Vader krijgen. Hij zou rechtstreeks uit God gaan voortkomen. Dat was nooit eerder gebeurd en zou ook nooit meer gaan gebeuren.

God als Vader

God wil van den beginne de Vader zijn van alle mensen. Iedereen mag Hem als Vader zien en Hem vol geloof en eerbied als Vader benaderen. In liefde heeft God ons allen tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen (Ef.1:5). God wil alle mensen als zonen behandelen (Heb.12:7).

Maar dat is nog wat anders dan Zoon Gods zijn op de wijze zoals Jezus dit is geworden. Jezus heeft in tegenstelling tot alle andere mensen alleen God tot Vader. Jezus is derhalve geen aangenomen Zoon, maar Gods eigen Zoon. Hij is de eniggeboren Zoon des Vaders. En daarmee is Hij als mens uniek!

Nodig

God achtte deze wonderlijk mooie combinatie van Zoon des mensen en Zoon van God nodig om Zijn plan met Jezus als Redder en Heiland der wereld te kunnen volvoeren. Alleen op deze wijze zou er uit de mensheid nog een ware Christus kunnen voortkomen. En alleen langs deze weg - in en door Jezus Christus - zouden allen die gezondigd hadden en de heerlijkheid Gods moesten derven (Rom.3:23), alsnog tot zonen Gods kunnen worden aangenomen en de heerlijk­heid Gods kunnen beërven.

Als Zoon van God zou Hij van meet af aan een rechtstreeks contact hebben met God. Als Zoon des mensen zou Jezus onder Gods directe leiding kunnen uitgroeien tot Hoofd van alle mensen, waardoor allen in Hem zouden kunnen worden samengevat (Ef.1:10). In en door Hem zou Gods plan met mensen verwezen­lijkt kunnen worden.

Wonder

De komst van Jezus in deze wereld is één groot wonder Gods. Het getuigt van Gods liefde en trouw aan de mens. Van Zijn onwankelbare geloof in Zijn schepping. Van een wijsheid die oneindig groot is.

Kunnen we zo'n wonder dan wel bevatten en gaan begrijpen? Is het wel mogelijk om verder na te denken over de komst van Jezus op aarde?

Ja, want God wil ons grote en ondoorgrondelijke dingen verkondigen (Jer.33:3) en deze verborgen dingen aan ons openbaren (Dan.2:22). Hij wil Zijn wegen bekendma­ken en Zijn raad openbaren aan Zijn knechten (Am.3:7). En daarom mogen wij vol eerbied en ontzag en onder Zijn leiding met deze dingen bezig zijn.

Geboren

De woorden van Gabriël uit Lucas 1 zijn heel duidelijk. Jezus zou uit Maria geboren gaan worden. Hij zou ter wereld komen op een wijze zoals ieder mens op aarde komt. Langs de natuurlij­ke weg, geboren uit een vrouw, na een normale zwanger­schap van negen maanden.

Andere schriftplaatsen bevestigen dit. De Christus zou voortkomen uit de mensen (Gen.3:15), geboren worden uit een vrouw (Gal.4:4) na een zwanger­schap van een jonkvrouw (Jes.7:14, Mat.1:23). En Maria mocht deze jonkvrouw zijn, deze vrouw worden. De Messias zou uit haar schoot voortko­men, geboren worden. Daartoe was zij van Godswege uitverko­ren!

Natuurlijke weg

God heeft voor het bereiken van Zijn doel de wetten van het leven niet 'even' veranderd of 'tijde­lijk' terzijde geschoven. God is juist geheel binnen de door Hemzelf gegeven kaders van de schepping gebleven en heeft daar op goddelijke wijze ten volle gebruik van gemaakt. Door Zijn initia­tief is het wonder van de herschepping geheel binnen de oorspronke­lijke mogelijkheden en grenzen van de schepping te voorschijn gekomen.

Wat heeft God Zijn Schepping toch goed gemaakt. Het was inderdaad zéér goed! Dat blijkt weer eens uit dit gebeuren.

Conceptie

Het bijzondere van Jezus' komst in deze wereld is dus niet gelegen in de geboorte of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Hoewel elke geboorte een wonder op zich is, zullen we toch verder moeten zoeken.

Het unieke is gelegen in de conceptie. Die is op bovenna­tuurlijke wijze tot stand gekomen. Jezus is geheel volgens de Schrift geboren uit een vrouw, maar niet uit, of door toedoen van een man van vlees en bloed.

Gabriël is ook op dit punt heel duidelijk ten opzichte van Maria. Na haar vraag: Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb? (vs.34), antwoordt de engel des Heren: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden (vs.35).

We mogen hierbij opmerken dat uit deze woorden opnieuw blijkt dat de Heilige Geest geen aparte persoon kan zijn naast God. Dan zou het heilige dat verwekt zou worden, Zoon des Heiligen Geestes genoemd moeten worden.

Verwekt

God zou een nieuwe scheppingsdaad gaan verrichten en daarmee Zijn Zoon gaan verwekken. Dat staat hier duidelijk. Ook op andere plaatsen komt dit naar voren. In Mattheüs 1:20 zegt Gabriël tot Jozef: Schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de heilige Geest. Dezelfde gedachte vinden we in Psalm 2:7: Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt.

De engelse bijbel spreekt onder meer in Johannes 1:18 over 'The only begotten Son' - letterlijk: de enigverwekte Zoon. Daarin is het unieke van Jezus Christus eigenlijk nog nauwkeuriger aangeduid dan in onze nederlandse benaming van 'eniggeboren Zoon'.

Daad

Door deze scheppingsdaad van God is Maria zwanger geworden. Toen God door Zijn heilige Geest over haar kwam, werd één van haar eicellen bevrucht. Hierdoor ontstond er nieuw leven en vormde zich een menselijk embryo.

God heeft bij het geboren doen worden van Zijn Zoon dus geen tevoren geformeerde vrucht, geen compleet embryo bij haar ingeplant. Dan zou God de schepping van de mens in zekere zin hebben 'overge­daan'. En zou Hij Zijn eerste schepping hebben losgelaten en hebben erkend dat Zijn doel daarin niet meer haalbaar was.

Het is allemaal veel mooier en natuurlijker verlopen. God heeft Zijn Zoon bij Maria verwekt en daarmee op wonder­baar­lijke en liefdevolle wij­ze juist ten volle aansluiting gevonden bij het bestaan­de. Hij heeft daarmee Zijn onwankelbare geloof in de mens onder­streept!

Jezus was niet alleen de Zoon van God, maar ook een echte en lijfelij­ke zoon van Maria. Deze was niet Zijn draagmoeder, maar Zijn echte, natuurlij­ke moeder!

Zaad

God schiep voor dit speciale en unieke doel een nieuwe en volmaakte zaadcel. Geen goddelijke, maar een mannelijke, een menselijke zaadcel. Want dat is de enige soort die een bevruchting van een menselijke eicel kan bewerken.

Goddelijke zaadcellen bestaan niet. In de hemel is geen sprake van mannelijk en vrouwelijk, van huwen en ten huwelijk nemen, van voortplanting (Mat.22:30). Zaadcellen en eicellen komen alleen in de natuurlijke wereld voor. Zij zijn als zodanig in den beginne door God bij het formeren van de mens als man en vrouw ingeschapen met het oog op vermenigvuldi­ging van het menselijk geslacht (Gen.1:27,28).

Begin

In de schepping van deze door en door goede zaadcel heeft God Zich kunnen openbaren en manifesteren, Zichzelf ge­heel kunnen geven. Hij heeft daarin op bijzonde­re wijze Zijn hart laten spreken en Zijn kracht getoond. Alles wat God Zijn toekomsti­ge Zoon wilde meegeven aan (mense­lij­ke) vermogens, talenten en begaafdhe­den heeft in deze ene cel - in dit unieke scheppings­werk - 'gestalte' gekregen.

Hier lag het feitelijke begin van de herschepping. Qua omvang en vorm zo klein, dat het voor het gewone oog niet eens zichtbaar was. Maar qua inhoud en potentie tegelijkertijd zo onvoor­stelbaar groot, dat het een wereldom­vattende uitwerking zou gaan krijgen!

Dit mag ons met diep ontzag vervullen en tot aanbidding brengen voor onze oneindig grote God.

Ontwikkeling

Het volle heil der gehele wereld was door deze nieuwe scheppingsdaad van God afhankelijk geworden van de ontwikke­ling die nu zou aanvangen. De wederop­richting aller dingen zou moeten gaan voortkomen uit dit bijna onzichtbare begin.

En daar geloofde God in. Al het goede dat nog steeds in mensen en met name in Maria aanwezig was, zou aangesproken kunnen worden en op bijzondere wijze bereikt kunnen worden. Er zou een samensmelting gaan plaatsvinden tussen de reeds bestaande eicel en de nieuw geschapen zaadcel. En dat zou het begin zijn van een ontwikkeling waardoor uiteindelijk al het bestaande - de gehele schepping - in al haar delen vernieuwd zou kunnen worden.

Leiding

Aan deze ontwikkeling zou God persoonlijk en heel direct leiding kunnen geven. Hijzelf zou de Vader zijn van deze mens, van deze ware Zoon Gods. God zou op wettige wijze persoonlijk medeverant­woordelijk zijn voor Diens heiliging en opvoeding.

Jezus zou niet door een onvolmaakte en geestelijk onvolwassen vader en moeder worden begeleid, maar door een (hemelse) Vader die Hem volmaakt zou kunnen heiligen, ondanks de tekorten van de (aardse) moeder.

Als de ongelovi­ge vrouw al geheiligd is in de gelovige broeder - een wetmatigheid in de geestelijke wereld (1Cor.7:14a) - hoeveel te meer dan de gelovige Maria in de oneindig grote en volmaakt goede God. En als de kinderen van een ongelijk span al heilig zijn (vs.14b), hoeveel te meer dan het kind Jezus!

Heilig

Gabriël zegt: Daarom zal ook het heilige, dat verwekt wordt, Zoon Gods genoemd worden (Luc.1:35). Dit 'heilige' duidt dus niet zozeer op het speciale, goddelijk karakter, of op de heilige en onaantastbare aard van het toekomstige kindje, maar veeleer op de speciale omstandigheden waarin dit nieuwe, en in feite normale menselij­ke leven zich zou gaan vormen en ontwikke­len. Vanaf het meest prille begin zou het leven van dit kind in directe zin omgeven, gedragen en verzorgd worden door God. Het zou daardoor heilig zijn en geheiligd kunnen blijven voor God. Het zou ten volle aan God zijn toegewijd en volmaakt worden beschermd tegen elke aanval vanuit het rijk der duister­nis.

Vanuit het volmaakt goede begin zou Jezus zich kunnen ontwikkelen tot een volmaakt en volwassen geestelijk mens, in staat om de grootse taak die God voor Hem in petto had, op te nemen en uit te voeren.

Mens

Door de schepping van een mannelijke en dus menselijke zaadcel is Jezus dus geen halfgod geworden of een godmens. En evenmin een god in menselij­ke gedaante. Hij is naar Zijn wezen en aard ten volle mens! Dat is Hij gebleven, ook nu Hij in de heerlijk­heid van Zijn Vader is opgenomen en met Hem gezeten is op de troon. En dat zal Hij tot in alle eeuwigheid als Hoofd van alle mensen ook blijven!

Daarin is niets minderwaardigs aanwezig. Het laat zien welke waarde God aan het wezen 'mens' heeft gegeven en welke heerlijke bedoelingen de Schepper al van voor de grondlegging der wereld met de mens heeft. De aanduiding 'Zoon des mensen' is voor Jezus in feite een eretitel!

Verheven

Jezus, de Christus Gods, staat dus niet naar Zijn aard boven alle andere mensen: Hij is één der onzen, een mens van vlees en bloed. Wel staat Hij gezien Zijn afkomst, roeping en bediening ver boven alle andere mensen. God had met Jezus een speciaal plan en gaf Hem daarvoor alle benodigde kracht en genade, wijsheid en sterkte. Hij was bestemd om als Lam Gods te gaan functioneren en als zodanig de zonde der wereld weg te nemen. Om vervolgens vanaf de troon Gods het herstel aller dingen met kracht ter hand te gaan nemen. Dit is er door de inspirerende leiding van God en de algehele bereidwillig­heid van Jezus helemaal uitgeko­men.

Het is dus niet zozeer Zijn natuur, maar veeleer de ontwikkelde statuur die Hem de verheven plaats in het Koninkrijk Gods heeft bezorgd.

Geen bestaan vooraf

De geboorte van Jezus, Zijn komst in deze wereld, is vanuit de aankondiging van Gabriël goed te begrijpen. Dit wonderlijk mooie gebeuren dat bepalend is geworden voor het heil van mens en schepping, is eigenlijk in al zijn heerlijk­heid en verheven­heid toch ook weer zo eenvoudig en helder, dat elke andere voorstelling van zaken gekunsteld en ongeloofwaar­dig overkomt.

Jezus is bij Zijn komst op aarde niet uit de hemel neergedaald, zoals vele bekende kerstliederen ons zouden willen doen geloven. Hij had geen bestaan bij God voordat Zijn leven op aarde begon. Deze zogenaamde pré-existentie-leer die in de loop der eeuwen zijn beslag heeft gekregen in het denken, geloven en belijden van de traditione­le kerken, is niet in overeen­stemming met wat de bijbel aangeeft over de komst van Jezus op aarde.

Pas toen Jezus verwekt en geboren werd, kreeg God een Zoon. Op dat moment werd Hij in het leven geroepen. En zo luidt ook Psalm 2:7 in de vertaling van Dr. Gerhardt: Gij zijt Mijn Zoon, Ik riep heden U in het leven!

Medewerking

God heeft bij dit gebeuren niets buiten Maria om willen doen. En Jozef, haar ondertrouwde man, is evenmin door God gepas­seerd of in het ongewisse gelaten. Want ook aan hem verscheen de engel des Heren (Mat.1:20-23). God heeft helder en duidelijk door middel van Zijn bode aangegeven wat Hij voor ogen had en op welke wijze Hij dit wilde uitvoeren.

Dit is kenmer­kend voor God. Hij geeft vooraf altijd duidelijk­heid en vraagt vervolgens de medewer­king van de mens om Zijn bedoeling te realise­ren. God wil niets achterhou­den, maar juist aan allen die Hem liefhebben en willen volgen, volledig inzicht geven in alles wat Hij wil en werkt.

Amos profeteert: Voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart Zijn raad aan Zijn knechten, de profeten (3:7). En zo gedroeg Maria zich toen zij zei: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar Uw woord (Luc.1:38). Zij wijdde zich toe aan haar God en stelde zich geheel beschikbaar voor Zijn bedoeling.

Hetzelfde gold voor Jozef. Ook hij deed zoals de engel des Heren hem geboden had (Mat.1:24). Mede hierdoor kon het voornemen des Heren voortgang vinden.

Belofte vervuld

En zo werd de belofte - reeds in het paradijs aan Adam en Eva gedaan en in de loop der tijden door vele profeten verwoord - door God in de volheid des tijds ingelost. Het hield de totale oplossing in voor het probleem waar mens en schepping door de zonde in terecht waren gekomen.

Het was een schitterend, goddelijk initiatief, logisch aansluitend bij en gebruikmakend van alles wat reeds was. Op het punt van de conceptie na is alles ook nog eens volgens de normale, geordende en door God bedoelde wegen verlopen! Zoiets moois kan alleen onze God bedenken en realise­ren.

Groots moment

Jezus werd geboren als de komende Heiland, Christus en Here. En daarmee verscheen de genade Gods in deze wereld, heilbrengend voor alle mensen (naar Tit.2:11). Een geweldig en groots moment in de heilsgeschiedenis. Een gebeuren waarvoor we God in eeuwigheid mogen blijven danken. Met Zacharias mogen we dan ook uitbreken in gejuich en vervuld met heilige Geest uitzeggen: Geloofd zij de Here, de God van Israël, want Hij heeft omgezien naar Zijn volk en heeft het verlossing gebracht en ons een hoorn des heils opgericht!