De derde bazuin (1)
Inleiding
Met het blazen van de eerste bazuin komen de eerste volwassen zonen van God in de gemeente van Jezus openbaar. Een doorbraak in de hemel, een prachtig moment in de heilsopenbaring, een feest voor de mensen en de engelen in Gods tempel (BS 43/6). Er ontstaat een nieuwe situatie in de hemel van de gemeente, door God bereid. Openbaring omschrijft dit met: ‘weggevoerd naar God en zijn troon’ en: ‘onderhouden door God in de woestijn’ (12:5-6, zie BS 43/8-9).
Satan zet alles in om de gemeente uit deze positie te verdrijven. Hij wil de eerstelingen ‘verslinden’, tot ontrouw aanzetten. En de vrouw ‘achtervolgen’, haar beletten nog meer volwassen zonen te baren. Met zijn engelen voert hij in de hemel oorlog tegen de gemeente, tegen Gods zonen in het bijzonder. Uit zijn bek werpt hij water achter haar aan om haar door de stroom mee te sleuren. Met zijn staart wil hij sterren des hemels meeslepen en op aarde werpen (naar Op.12:4, 7, 13, 15).
Oproep
De tweede bazuin roept op stand te houden in deze beslissende confrontatie met het rijk der duisternis: Zie op Jezus, op de werkelijkheid van Christus. Volg het Lam, blijf Hem trouw, doe niets zonder Hem. Bewaar jezelf in Gods liefde. Houd je aan zijn woord, richt je op zijn wil, blijf op zijn weg. Laat je niet verleiden. Wijs ieder aanbod van Satan af. Bewaar de geboden van God; blijf bij het getuigenis van Jezus. Laat je niet door de draak isoleren van de Heer en zijn gemeente. Niet meesleuren door het water uit zijn bek, noch op aarde werpen door het venijn van zijn staart. Michaël en zijn engelen staan je terzijde. De overwinning ligt binnen bereik...
Een duidelijk geluid. Hierin spreekt de Heer tot het hart van de zijnen. Geeft Hij zicht op de werkelijkheid in de hemel. Versterkt en bemoedigt Hij eenieder. Waardoor allen toebereid en toegerust de strijd kunnen aangaan (verg. 1Cor.14:8). Het ontbreekt hen aan niets!
Vreugde
De meeste eerstelingen handelen naar dit woord van Jezus. In verbondenheid met hun Heer vervullen zij hun taak en houden stand (Ef.6:13). Voor hen loopt de tweede bazuin uit op de jubelroep vanwege de volledige overwinning in deze oorlog op de draak en zijn engelen. In het leven van deze overwinnaars heeft Satan geen enkele invloed meer (Op.12:8).
Deze overwinning komt ten goede aan de gemeente (BS 44/8). Met allen die in de hemel wonen juichen zij: het koningschap van God is werkelijkheid geworden (Op.12:10 NBV). Wat een onuitsprekelijke, hemelse vreugde brengt dit teweeg in Jezus’ gemeente (naar 1Pe.1:8 NBV).
Droefheid
Naast deze blijdschap ontstaat er ook intense droefheid in de gemeente. Eén van de eerstelingen houdt geen stand in deze strijd, maar gaat in op het alles-of-niets aanbod van Satan (BS 44/6-7). Ondanks het duidelijke geluid van de tweede bazuin laat hij zich tot opstand verleiden. Hij wordt ontrouw aan God. Verloochent Jezus die hem vrijkocht. Maakt zich los van zijn broeders en zusters. Hij verlaat de hem toegewezen plaats in de hemel. Verheft zich tegen Jezus en zijn gemeente en stelt zich op tegenover degenen waarmee hij voorheen in heilige Geest verbonden was (naar 2Pe.2:2, Jud.1:6). Hij laat zich bekleden met alle macht en kracht van Satan. Ontvangt zijn koninkrijk, zijn troon, zijn gezag. Hij wordt de overste der wereld, de aanvoerder van het demonenleger, de machthebber over dood en dodenrijk. Autonoom: onafhankelijk van alles en iedereen. En oppermachtig: in staat het hele wereldgebeuren naar zijn hand te zetten.
Drama
Wat een ommezwaai. Ongelofelijk, onbegrijpelijk, onvoorstelbaar! Dat een volwassen zoon van God met zoveel kennis en inzicht op dit aanbod van Satan ingaat. Dat een geestelijk mens tot zo’n keuze komt. Dat dit kan gebeuren... Niet te volgen, niet uit te leggen. Even onverklaarbaar als de val van Lucifer in den beginne. Even mysterieus als de keuze van Judas om Jezus te verraden. Maar niet onmógelijk. Dat blijkt...
Een zoon van God, een discipel van Christus, een eersteling uit Jezus’ gemeente valt af van zijn geloof en zondigt tegen de heilige Geest. Wordt metterdaad de meest radicale tegenstander van Jezus Christus en zijn gemeente. De bijbel noemt hem de antichrist, de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs (1Joh.2:18, 2Th.2:3-4).
Profetisch voorzien
De bijbel voorziet dit drama in de eindtijd. De Geest zegt nadrukkelijk dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof (1Tim.4:1). De NBV heeft in plaats van in latere tijden: in de eindtijd. Paulus zegt: De dag van de Heer breekt niet aan voordat de wetteloze mens verschenen is (2Th.2:3 NBV). Johannes schrijft: U hebt gehoord dat de antichrist zal komen. Hij zal uit ons midden voortkomen (naar 1Joh.2:18-19 NBV).
De Schrift is helder en duidelijk. Dit gaat gebeuren in de tijd van het zevende zegel. Als voleinding van het proces dat al bij de opening van het tweede zegel wordt getekend: het geheimenis der wetteloosheid (BS 30). Hierbij wordt niemand tevoren aangewezen; niemand is tot antichrist ‘voorbestemd’. De bijbel tekent het proces, stelt de uitkomst ervan in het licht. Waarschuwt voor dit gevaar en wijst tevens op de weg ter ontkoming. Opdat ieder in dit ‘uur van verzoeking’ kan blijven staan. Ja, er glansrijk doorheen komt. Wat een genade van God.
Derde bazuin
Tegen het einde van de oorlog met de draak klinkt nogmaals het geluid van de bazuin in de gemeente. In Openbaring 8:10-11 (NBV) staat: De derde engel blies op zijn bazuin. Uit de hemel viel een grote ster, die zo fel brandde als een fakkel. Hij viel op een derde deel van de rivieren en op de waterbronnen. De naam van de ster is Alsem. Dat derde deel van het water werd alsem. Veel mensen stierven door het water dat bitter geworden was.
Johannes ontvangt over dit ingrijpende gebeuren aanvullende woorden en beelden van de Heer. In Openbaring 13 ziet hij de antichrist te voorschijn komen in de visioenen over ‘het beest uit de zee’ en ‘het beest uit de aarde’. Een onthullend hoofdstuk. Neem het erbij en lees het voor jezelf aandachtig door.
Grote ster
Johannes ziet een grote ster vallen. Dit is een mens die hoog is opgeklommen in Gods Koninkrijk (BS 37/1). Een lid van het lichaam van Christus die als een grote, lichtende ster in deze wereld heeft geschenen (naar Fil.2:15). Geproefd heeft van de hemelse gave. Deel gekregen heeft aan de heilige Geest. Het goede woord Gods heeft gesmaakt. De krachten van de toekomende eeuw heeft ervaren (naar Heb.6:4-5 NBV/NBG). Dit is een volwassen zoon van God, één der eerstelingen uit de gemeente.
De ster staat in brand. Het vuur van de draak heeft vat op hem gekregen. Deze ster heet Alsem. Dat betekent: bitterheid. Er is een bittere wortel opgeschoten in zijn hart, een giftige kiem (Heb.12:15 NBG/NBV).
Deze grote ster valt uit de hemel. Deze mens verlaat zijn verkregen positie in Christus. Stapt moedwillig uit het licht waarmee Jezus hem beschijnt. En verliest daarmee alle licht en leven in hemzelf. Hij wordt de belichaming van de duisternis, de representant van dood en verderf. Hij valt terug op aarde, brandend van vuur en vol van bitterheid.
Beest uit de aarde
Deze mens drinkt niet langer van het levende water uit de bron Christus. Verenigt zich niet langer met Gods plan met zijn leven. Doopt zich niet langer in heilrijke woorden. Hij verzet zich tegen Gods woorden, verwerpt de raad van de Allerhoogste (Ps.107:11 NBV). Verloochent zijn waterdoop, zegt nee tegen God en Jezus. Hij neemt heel andere woorden in zich op, laat zich dopen in heel ander water: hij verzwelgt de stroom die de draak uit zijn bek heeft geworpen (naar Op.12:16). Hij zondigt tegen de heilige Geest door zich te laten vervullen met een heel andere geest. Daarmee maakt hij de Zoon van God openlijk te schande (Heb.6:6 SV). Drijft hij de spot met Jezus en zijn werk (LeV).
In deze mens vindt een totale wezensverandering plaats. Door de geest die in hem huist, wordt hij een ‘beest’. Manifesteert hij zich na zijn val uit de hemel als het ‘beest uit de aarde’. Openbaring 13:18b (NBV) zegt: met dit beest wordt een mens aangeduid.
Valse profeet
In latere hoofdstukken typeert Openbaring deze mens als ‘de valse profeet’ (16:13, 19:20, 20:10). Letterlijk: pseudo-profeet. Hij is de laatste en grootste van de valse profeten waarvoor Jezus waarschuwt (Mat.7:15, 24:11,24). Waarover Petrus en Johannes schrijven (2Pe.2:1, 1Joh.4:1). Jesaja noemt hem de profeet die de leugen onderwijst (9:14): een pseudo-leraar, een dwaalleraar (zie ook 2Joh.1:7 NBV).
Als beest uit de aarde doet hij zich voor als het Lam (Op.13:11): als pseudo-christus (valse christus). Hij draagt álle kenmerken van het pseudo - en daarmee van het anti - in zich (BS 8/11). Hij is de antichrist, de uiteindelijke tegenstander van Jezus Christus, die in de eindtijd opstaat en in de wereld rondgaat.
Doop en vervulling
Satan bekleedt deze mens met al zijn macht en kracht. Hij doopt en vervult hem met de geest die de ‘tegenpool’ vormt van Gods heilige Geest. De anti-geest: antigoddelijk en antichristelijk. De bijbel spreekt over de geest van de antichrist (1Joh.4:3).
Hoewel er al vele valse profeten en valse christussen in de wereld zijn uitgegaan en de antigeest reeds van den beginne werkzaam is in de hemel van mensen, is nog nooit iemand in deze geest gedoopt, laat staan met deze geest vervuld. Daar heeft Satan een geestelijk volwassen mens voor nodig: een grote ster, een eersteling. Hij vertrouwt zijn koninkrijk slechts toe aan een mens met volledige kennis van de geestelijke wereld (BS 44/7).
Imitatie
Met deze daad bootst Satan het begin van Jezus’ bediening na. Na zijn doop in water wordt Jezus als eerste mens vervuld van Gods Geest. Jahweh maakt Hem tot Heer en tot Christus (Hand.2:36). Jezus werkt vanaf dat moment met alle macht en kracht van God. Gaat mensen dopen in heilige Geest, hen verzegelen aan hun voorhoofd met het zegel van de levende God (zie BS 35).
De afgevallen eersteling wordt na zijn ‘doop in het water van de draak’ als eerste mens vervuld van de antigeest. Satan maakt hem tot antiheer en tot antichrist. Vanaf dat moment werkt deze met alle macht en kracht van Satan. Gaat hij mensen dopen in de antichristelijke geest, het merkteken van het beest op hun rechterhand of hun voorhoofd zetten (Op.13:16).
De imitatie is treffend; de tegenstelling volkomen. Door deze daad denkt Satan het werk van Jezus Christus alsnog te keren.
Volheid
Bij deze doop en vervulling ontstaat een nieuwe, ongekende eenheid tussen een mens en een macht, tussen de antichrist en de antichristelijke geest. Deze heeft hierdoor veel meer in handen dan alle ‘antichristen’ voor hem (verg. 1Joh.2:18). Dat waren slechts typen, voorlopers. Hij is de definitieve verschijning van de tegenstander. Belichaamt het antichristelijke, wetteloze en verderfelijke in zijn volheid. Heeft alle mogelijkheden in het verspreiden en vermeerderen van het kwaad. Hij is de mens der wetteloosheid, de zoon des verderfs (2Th.2:3-4).
Beest uit de zee
Deze ‘inwijding’ van de antichrist vindt plaats bij het opkomen van het beest uit de zee, bij het volledig te voorschijn komen van dit beest uit de afgrond (Op.13:1). Vóór die tijd is de antichristelijke geest al wel actief: hij is nu reeds in de wereld (1Joh.4:3c). In de beeldspraak van Openbaring 13: zijn koppen zijn reeds boven water. Met name zijn grootste en meest representatieve kop: Belial (Stb.61/4-5). Je kunt zijn wetteloze en verderfelijke werkingen in de hemel waarnemen. Zeker als het tweede zegel in je leven opengaat (BS 30/6-8).
Door dit beest geheel uit zee op te laten komen roept Satan zijn sterkste handlangers op: de aanvoerder van zijn legermacht, de grootvorst der wetteloosheid: Belial. En de heerser over de afgrond, de verderver: Apollyon. Met zijn tweeën vertegenwoordigen zij het hele rijk van duisternis en dood (Stb.59/9, 60/5). Satan geeft deze representanten zijn kracht en zijn troon en zijn grote macht (Op.13:2). Daarmee komen zij in rang boven Satan en Dood te staan. Belichamen zij nu ook alle kracht en heerschappij en gezag van het rijk van duisternis en dood.
Tot één wezen
In ruil hiervoor moeten Belial en Apollyon doen waar Satan en Dood zélf niet aan (willen) beginnen: in een mens varen, zich volledig verbinden met deze mens, één-worden met hem. Dit gaat verder dan werkzaam worden in de hemel van een mens. Werkt dieper door dan bezit nemen van het (levens)huis van de mens. Dit is woning maken in zijn hart. Zich verbinden met alle bronnen van zijn bestaan. Hem vervullen met alles wat henzelf kenmerkt. Hem laten delen in alles wat hen is gegeven.
Mens en macht(en) worden hierdoor daadwerkelijk tot één. Krijgen een identiek karakter en overeenkomende namen. Het beest uit de aarde en het beest uit de zee zijn na hun verschijning niet meer van elkaar los te maken. Zij smelten samen tot één (beestachtig) wezen, vormen voortaan één geheel. In de antichrist en het antichristelijke herken je het wetteloze - de kenmerken van Belial - en het verderfelijke - de kenmerken van Apollyon. De antichrist wordt bij zijn inwijding de wetteloosheid en het verderf in persoon. Om die reden noemt Paulus hem ‘mens der wetteloosheid’ en ‘zoon des verderfs’.
Het moge duidelijk zijn dat zo’n totale eenwording alleen kan plaatsvinden met volledige instemming en medewerking van een geestelijk volwassen mens: alleen zo iemand kan zijn hart en leven hier geheel voor openen.
Intermezzo
Dit noemt de bijbel ‘zonde tegen de heilige Geest’ (Mat.12:32, Mar.3:29, Luc.12:10): een je bewust openstellen voor en laten vervullen door de antichristelijke geest. Op zo’n keuze en daad kunnen mensen niet meer terugkomen. Het is een ‘eeuwige zonde’, een ‘zonde tot de dood’ (1Joh.5:16). Hiervoor bestaat geen vergeving.
Voor alle andere zonden bestaat wel vergeving; deze zijn niet tot de dood. Laat hierover geen misverstand bestaan.
Overdracht
Met het overdragen van al zijn macht en kracht aan het beest uit de zee, en het geheel te voorschijn laten komen van dat beest uit de zee, draagt de draak zijn koningschap feitelijk over aan het beest uit de aarde, aan de mens die zich helemaal opent voor de inwoning van de antichristelijke geest. Door deze eenwording van mens en macht wordt aan het beest uit de zee een mond gegeven (Op.13:5). En gaat het beest uit de aarde al de macht van het beest uit de zee voor diens ogen uitoefenen (vs.12).
Door deze doop in de antichristelijke geest krijgt de antichrist niet alleen alle macht en bevoegdheid van Satan in handen, maar ook de regie en de volle verantwoordelijkheid voor het verdere verloop van de negatieve ontwikkelingen in de eindtijd. Alles hangt nu van hem af.
Dodelijke wond
Het beest uit de zee is dodelijk verwond: één van zijn koppen ziet eruit alsof hij geslacht is (naar Op.13:3,12 NBV). Vers 14 spreekt van een steekwond, een wond van het zwaard (NBV/NBG). Deze wond bevindt zich aan de meest karakteristieke kop van het beest: de grootste van de zeven bergen (Op.17:9), de voornaamste van de zeven koningen (vs.10). Aan de ware kop van het beest: met een bek als de muil van een leeuw (Op.13:2). De kop die uiteindelijk alleen overblijft en bepalend is (Op.17:10-11): Belial.
Waarom is deze kop dodelijk verwond? Omdat Belial in de fase voorafgaand aan de openbaring van de antichrist door de gemeente van Jezus is gepasseerd. Hij behoort tot de bergen en eilanden die in het zesde zegel van zijn plaats worden gerukt (Op.6:14). Hij is overwonnen door degenen voor wie het zevende zegel opengaat (BS 41/6). Deze hebben daarbij Gods woord gehanteerd. Zij brengen Belial - en daarmee het beest uit de zee - in die fase een dodelijke steekwond toe.
De wond geneest
Bij het opkomen van het beest uit de zee - en woning maken in de antichrist - geneest deze wond. Belial kan actief worden in een mens die hem eerder passeerde. Tot volledige werkzaamheid komen in een gewezen overwinnaar. Hij vervult deze mens met wetteloosheid en weerspannigheid. Met opstandigheid, hardnekkigheid en nietswaardigheid. Met haat, trots en hoogmoed. Met zijn nee tegen en verachting van Jezus Christus en diens gemeente. Hiermee verandert deze grote ster in een brandende fakkel vol bitterheid. Verwordt deze geestelijk volwassen zoon van God tot een beest: het beest uit de aarde. Afschuwelijk!
Achterlijf
De kop van het beest uit de zee/afgrond wijst op Belial; het achterlijf typeert Apollyon. Openbaring 13:2 beschrijft dit (achter)lijf: het lijkt op een panter of een luipaard, met poten als een beer. Op zijn rug staan tien horens met kronen. Apollyon is een krachtige geest, de sterkste onder de schare van verderfengelen. In staat om alles wat onder zijn macht is gekomen, vast te houden en lam te leggen (Stb.31/6-7).
In opdracht van Satan verlaat deze Apollyon zijn plaats in de abyssos (afgrond). Met Belial ontvangt hij de heerschappij over het rijk van duisternis en dood. En vaart hij als geest van de antichrist (beest uit de zee) in de antichrist (beest uit de aarde). Daarmee komt de grote, verdervende kracht van Apollyon, samen met alles wat Belial inbrengt, ter beschikking van de antichrist.
Waterbronnen
De ster Alsem valt op de rivieren en de waterbronnen (Op.8:10). Stromend water is beeld van gesproken woorden, met geest geladen. Als mensen van dit water drinken - deze woorden in zich opnemen - veranderen zij erdoor. Dit proces werkt in positieve en in negatieve zin. Jezus is de bron van levend water: zijn woorden zijn Geest en leven. Hij voert zijn gemeente naar waterbronnen des levens; maakt de zijnen tot bronnen van levend water (Joh.6:63, Op.7:17).
De antichrist gaat Jezus imiteren. Om door woord en geest macht en invloed te krijgen in het leven van mensen. Hij werpt zich op de rivieren en bronnen, op de (geestelijke) watervoorziening van mensen. Hij treedt in de openbaarheid, gaat spreken, doet van zich horen. Met grote woorden, opzienbarende uitspraken en veel machtsvertoon. Hij verkondigt een ‘ander’ evangelie, een ‘nieuwe’ leer, met uitzonderlijk gezag. Hij laat zijn prediking gepaard gaan met vele, grote wonderen en indrukwekkende tekenen. Laat zelfs vuur uit de hemel neerdalen op aarde voor de ogen van de mensen (Op.13:13). Hij vestigt de aandacht op zichzelf: Zie, hier is de Christus (naar Mat.24:23).
Beroering
De val van deze eersteling veroorzaakt niet alleen verdriet in de gemeente, maar wekt ook hevige beroering in het lichaam van Christus. De komst van de tegenstander sticht verwarring en veroorzaakt grote onrust onder de gelovigen. Te midden van het heldere en duidelijke geluid van de bazuinen klinkt er een heel ander geluid. Wijst iemand een alternatieve weg. Geen outsider, buitenstaander of vreemdeling. Maar een insider, iemand uit eigen midden, een goede bekende: één van de eerstelingen uit de gemeente.
De antichrist gaat rond als ‘brandende fakkel’: om vele andere leden van de gemeente eveneens in vuur en vlam te zetten, onder zijn leiding tot opstand en afval aan te zetten. Hij spreekt als ‘ster Alsem’: om in vele harten bittere wortels te laten opschieten, groten en kleinen te laten drinken van het bittere water waarvan hij de bron is geworden. Hij treedt op als ‘valse profeet’: om te bewerken wat de draak met zijn staart van plan was te doen: vele sterren des hemels meeslepen en op aarde werpen (Op.12:4). Jesaja’s profetie gaat in vervulling ten aanzien van de draak: de oude en aanzienlijke is de kop, en de profeet die de leugen onderwijst, die is de staart (9:14).
De komst van de tegenstander veroorzaakt de zwaarste ‘aardbeving’, de krachtigste ‘stormwind’ in de hemel van de gemeente sinds de opening van het zesde zegel (zie Op.6:12-13, BS 36): het turbulente slot van een proces waarin sterren des hemels op aarde vallen. In de komende bijbelstudie gaan we hier verder op in.
Dieptepunt
De openbaring van de antichrist vormt een dieptepunt in de heilsgeschiedenis. Het is de voltooiing van een proces dat al eeuwenlang aan de gang is. De antichristelijke geest is reeds in de wereld en heeft al velen besmet. Vele valse profeten zijn reeds opgestaan, waardoor valse leringen hun intrede hebben gedaan. Door alle eeuwen heen probeert de draak met zijn vuur de gemeente in brand te zetten, met zijn bitterheid gelovigen tot opstand aan te zetten, met zijn waterstromen mensen mee te sleuren. Waardoor sterren des hemels op aarde vallen, scheuringen plaatsvinden, vele gelovigen ‘sterven’. Nog steeds gaat dit door. In het hier en nu. Soms heel dichtbij.
Niet beangst
Dit alles hoeft ons niet te bevreemden (naar 1Pe.4:12). Noch te beangstigen (Fil.1:28). De Heer wil ons door woord en Geest zicht geven op het geheimenis der wetteloosheid, op het werk van de geest van de antichrist. Juist ook door het eindpunt van dit proces aan ons te openbaren. Mede door wat Johannes in Openbaring 8 en13 te zien en te horen krijgt, kunnen wij nu reeds antichristelijke werkingen in onze hemel leren onderscheiden. Ons nu reeds hoeden voor valse profetieën en leringen (naar Mat.7:15). Bestand raken tegen het duivelse vuur dat op je afkomt. Je hart afsluiten voor alles wat bittere wortels doet opschieten en verwarring sticht. Je niet laten meesleuren in de waterstromen van de vijand.
Wij mogen ons toebereiden. Steeds meer deel krijgen aan het geheimenis van Christus. Zijn verschijning liefhebben. Toegroeien naar zijn dag. Om dan ook te blijven staan in zijn dag. In diepe vrede en intense vreugde. In helder inzicht en alle fijngevoeligheid om te (blijven) onderscheiden waarop het aankomt (Fil.1:9-10).
Genade
De Heer geeft ons hiertoe de kracht en de wijsheid. Wat een genade! Laat je hart zijn vastheid vinden in deze genade (Heb.13:9). Houd je liefde tot de waarheid vast; laat deze liefde toenemen. Groei hierin naar Jezus toe. Ontwikkel je trouw aan de Vader en de Zoon. Blijf je opstellen als een dienstknecht van Christus, als een dienaar in zijn gemeente. Zachtmoedig en nederig. Afhankelijk en toegewijd. Oefen je in alles waar de bazuinen toe oproepen. Dan val je niet af, maar kun je blijven staan. Niet alleen in het hier en nu, maar ook in de nabije toekomst, in de tijd van de tweede en derde bazuin. Prijs de naam van Jezus.