De bediening van Jezus Christus (5)
Inleiding
Jezus is zes dagen voor het Pascha in Bethanië aangekomen (Joh.12:1). En daarmee is de laatste en meest bewogen week van Zijn leven op aarde ingegaan. De gebeurtenissen rondom dit vierde en laatste Paasfeest in Jezus' bediening staan centraal in alle vier de evangeliën. Johannes besteedt er tien hoofdstukken aan; bijna de helft van zijn evangelie! En dat hoeft ons niet te verwonderen: de bedoeling van het leven en werk van Jezus Christus komt met name op dít Paasfeest helemaal tot uiting.
Tijdrekening
Wanneer we de verslagen van de vier evangelisten op de voet willen volgen, zullen we rekening dienen te houden met het feit dat de Joden - naar Hebreeuws gebruik - hun dagen tellen van zonsondergang tot zonsondergang, dus van 6 uur 's avonds tot de volgende avond 6 uur. Dit blijkt al in Genesis 1, waar bijvoorbeeld in vers 5 staat: Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag. Zie ook Leviticus 23:32.
Het zesde uur van de Joodse dag valt dus samen met middernacht, het begin van onze nieuwe dag - naar de Romeinse tijdrekening. Rondom het twaalfde uur gaat de zon op (6.00 uur). Hierna worden de uren opnieuw geteld van één tot twaalf, waardoor het einde van de dag samenvalt met de zonsondergang (18.00 uur). De dagtelling in de bijbel loopt dus zes uur vóór op die van ons.
Pascha
Tevens dienen we te beseffen dat de term 'Pascha' in het Nieuwe Testament in drie betekenissen wordt gebruikt. In de eerste plaats als aanduiding voor het paaslam dat moest worden geslacht (Mar.14:12, Luc.22:7, 1Cor.5:7). In de tweede plaats wordt er de paasmaaltijd mee bedoeld (Mat.26:18-19, Luc.22:8,13 en Hebr.11:28). En tenslotte wordt met dit woord ook wel het gehele Paasfeest aangegeven, het zevendaagse feest der ongezuurde broden (Luc.22:1).
Deze drie betekenissen hangen nauw samen: op de paasmaaltijd die aan de vooravond van het Paasfeest werd gehouden, werd het paaslam gegeten.
Instelling
De viering van het Paasfeest was een instelling des Heren. De bijbel noemt de dagen waarop de Joden dit feest moesten vieren bij name. Het paaslam diende in de namiddag van de veertiende van de eerste maand van het godsdienstige kalenderjaar vóór zonsondergang te worden geslacht (naar Ex.12:6). Deze maand heette Abib (Deut.16:1) of Nisan (Est.3:7).
De paasmaaltijd moest in de avondschemering van diezelfde dag worden gehouden (Lev.23:5) - en dus aan het begin van de vijftiende dag van deze maand. Aansluitend behoorde er zeven dagen achtereen het feest der ongezuurde broden te worden gevierd, van Nisan 15 t/m 21. We kunnen hierover lezen in Exodus 12, Leviticus 23 en Deuteronomium 16.
Voorbereiding
De dag waarop 's avonds het Pascha (de paasmaaltijd) werd gevierd - Nisan 14 - wordt door Johannes in zijn evangelie 'Voorbereiding' genoemd (19:31), de 'Voorbereiding der Joden' (vs.42), de 'Voorbereiding voor het Pascha' (vs.14). Op die dag diende al het oude zuurdeeg uit huis te worden verwijderd en nieuw, ongezuurd brood gereed gemaakt te worden.
De Joden waren op deze dag van voorbereiding voor het feest gewend hun gewone werk reeds in de ochtend neer te leggen; die dag werd dan ook wel gerekend als tot het feest te behoren. Het Paasfeest duurde in dit licht gezien niet zeven, maar acht dagen: van Nisan 14 t/m 21.
Tijdsaanduiding
De vier evangelisten gebruiken in hun verslag van de gebeurtenissen rondom dit vierde en laatste Paasfeest in Jezus' bediening niet altijd dezelfde tijdsaanduidingen. Volgens Mattheüs, Marcus en Lucas heeft Jezus de paasmaaltijd gebruikt op de 'eerste' dag van het feest der ongezuurde broden (Mat.26:17, Mar.14:12, Luc.22:7). Dus in de avondschemering van Nisan 14, de dag en avond waarop in geheel Jeruzalem het Pascha werd gevierd.
Het verhoren, kruisigen, sterven en begraven van Jezus zou dan de dag daarna - op de feitelijke eerste dag van het feest (Nisan 15) - hebben plaatsgevonden, een dag waarop een heilige samenkomst moest worden gehouden en er generlei slaafse arbeid mocht worden verricht (Lev.23:5-8), een sabbatdag! Dit lijkt niet overeen te komen met de loop der gebeurtenissen op die dag.
Johannes
Johannes schetst een ander beeld. Hij spreekt in hoofdstuk 13 t/m 17 over de maaltijd die Jezus met Zijn discipelen heeft gehouden een dag voor de viering van het Pascha (zie 13:1 SV, LeV, Can) - dus op de avond van Nisan 13, aan het begin van Nisan 14. Van de overpriesters en de oudsten en schriftgeleerden die Jezus de volgende ochtend van Kajafas naar Pilatus hebben gebracht, zegt hij: Doch zelf gingen zij het gerechtsgebouw niet binnen, om zich niet te verontreinigen, maar het Pascha te kunnen eten (18:28). Blijkbaar moest de paasmaaltijd op die dag nog worden gehouden!
Het sterven van Jezus heeft volgens Johannes plaatsgevonden op de dag der voorbereiding van het Pascha, de dag waarop het paaslam moest worden geslacht: Nisan 14. Zelfs het uur komt overeen: in de namiddag, omstreeks het negende uur. Dit geeft aan Paulus' latere woorden - 'want ook ons paaslam is geslacht' (1Cor.5:7) - nog een extra dimensie!
De dag na de begrafenis - Nisan 15 - wordt door Johannes op een speciale wijze omschreven: de dag van die sabbat was groot (19:31). De Groot Nieuws Bijbel heeft hier: omdat deze sabbat een heel bijzondere was. Het betrof namelijk niet alleen een gewone wekelijkse sabbat, maar tevens de grote jaarlijkse sabbat van het Paasfeest, die naar de inzetting des Heren op de 'echte' eerste dag der ongezuurde broden moest worden gehouden (Lev.23:7).
Overeenstemming
De vier evangelisten komen overeen in de beschrijving van de dag van het sterven en begraven van Jezus: eenparig noemen zij deze dag 'Voorbereiding' (Mat.27:62, Mar.15:42, Joh.19:31), of 'dag der voorbereiding' (Luc.23:54).
Het Griekse woord voor deze dag (paraskeue) komt slechts zesmaal voor in het Nieuwe Testament. Johannes gebruikt het woord driemaal (19:14,31,42) en steeds in de betekenis van 'de dag der voorbereiding voor het Pascha': Nisan 14. Marcus geeft aan dat deze term de betekenis heeft van 'voorsabbat' (Gr: prosabbaton - komt alleen voor in Marcus 15:42), de dag voor de sabbat. Lucas vermeldt dat na de dag der voorbereiding 'de sabbat' aanbrak.
Deze betekenissen zijn niet strijdig met elkaar. Johannes bakent het begrip alleen meer af, hij definieert het veel scherper: Voorbereiding is de dag voor de sabbat, de eerste dag van het grote feest der Joden.
Keuze
Het lijkt er opnieuw op dat Johannes in zijn tijdsbepalingen nauwkeuriger is dan de overige evangelisten en dat hij met zijn evangelie de verslaggeving van de anderen aanvult en enigszins corrigeert.
Evenals in eerdere fasen van onze beschrijving van het leven en werk van Jezus, kiezen we er ook nu voor om het evangelie van Johannes als uitgangspunt te gebruiken in de benadering van deze dingen.
Drie dagen
Er is in de loop der jaren nóg een punt van discussie ontstaan in de beschrijving van de tijdsperiode rond de dood en opstanding van Jezus Christus. En dat gaat over de tijdsduur dat Hij in het graf heeft gelegen.
Jezus zèlf heeft vele malen en op diverse wijzen over Zijn opstanding gesproken. In Johannes 2:19 zegt Hij: Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen. Op andere plaatsen spreekt Hij over het 'na drie dagen' opstaan (Mar.8:31, 9:31, 10:34) en over het opstaan 'ten derden dage' (Mat.16:21, 17:23, 20:19 en Luc.9:22, 18:33, 24:7), hetgeen betekent 'op de derde dag' (Can, Wb, NIV).
Teken van Jona
In Mattheüs 12:40 spreekt Jezus over een verblijf van drie dagen en drie nachten in het 'hart der aarde'. Hij noemt dat het teken van Jona.
Sommige uitleggers menen dat het op grond van de voorgaande teksten, maar vooral op basis van deze uitspraak gaat over een termijn van exact 3 x 24 uur, dus 72 uur. En dan rekenen zij vanaf het moment dat Jezus in het graf is neergelegd, vlak voor zonsondergang op Nisan 14. De opstanding heeft in deze visie plaatsgevonden op Nisan 17, eveneens vlak voor zonsondergang. Dit is aan het einde van de sabbat, nog vóór het begin van de eerste dag der week. Zie hiervoor bijvoorbeeld 'Het leven van Jezus Christus', geschreven door M. Regtien.
Geheel ander beeld
Jezus zou dan op woensdag zijn gestorven en begraven, en op zaterdagavond zijn opgestaan. Dit feit zou pas op zondagmorgen - Nisan 18 - in alle vroegte door het bezoek van de vrouwen aan het graf bekend zijn geworden. De donderdag - Nisan 15 - zou dan de jaarlijkse sabbat zijn geweest, de eerste dag van het Paasfeest, terwijl de zaterdag - Nisan 17 - een normale, wekelijkse sabbat was.
Deze benadering zet de 'traditionele' beschrijving van het sterven op vrijdag en de opstanding op zondag op de helling. Men gaat echter teveel uit van één tekst (Mat.12:40), die bovendien nog eens letterlijk en bijna 'rekenkundig' wordt geïnterpreteerd. Daarnaast blijkt het verhaal bij nader onderzoek ook op andere punten veel zwakker te zijn dan het in eerste instantie doet vermoeden.
Hart der aarde
Zo wordt bijvoorbeeld het verkeren van Jezus 'in het hart der aarde' (Mat.12:40) uitsluitend toegepast op de verblijftijd in het graf. Terwijl Jezus spreekt over een verblijf in het dodenrijk! En daar is Hij veel eerder in terecht gekomen dan op het moment van begraven. Dat was eigenlijk zelfs al vóór het moment dat Hij aan het kruis op Golgotha stierf.
Jezus is in geestelijke zin de dood ingegaan toen Hij de zonde der gehele wereld op zich nam. En dat gebeurde in Getsemane. Toen reeds goot Hij Zijn leven uit in de dood, en werd Hij uit het land der levenden afgesneden (Jes.53:12,8). We zullen daar in één van de volgende Studiebladen nog uitvoerig op terugkomen.
Getuigenissen
Er wordt in de bijbel niet alleen melding gemaakt van de voorzeggingen van de opstanding; er staan ook getuigenissen beschreven die na de verrijzenis zijn uitgesproken. En daaruit blijkt dat de opstanding van Jezus wel degelijk 'ten derden dage' heeft plaatsgevonden.
Zo voeren de Emmaüsgangers op de dag van de opstanding onderweg naar huis een gesprek met de verrezen Heer. Daarin zeggen zij: Maar met dit al is het thans reeds de derde dag, sinds dit geschied is (Luc.24:21).
Petrus getuigt in het huis van Cornelius: God heeft Hem ten derden dage opgewekt en heeft gegeven, dat Hij verscheen (Hand.10:40). Paulus schrijft aan de Corinthiërs: Hij is begraven en ten derden dage opgewekt, naar de Schriften (1Cor.15:4). De Canisiusvertaling, Willibrordvertaling en de New International Version (NIV) geven ook op deze plaatsen 'op de derde dag'.
De Schrift
Het 'naar de Schriften' in de formulering van Paulus duidt naar mijn mening niet zozeer op de termijn, doch veeleer op het feit van de opstanding! Dàt is op vele plaatsen profetisch voorzegd (o.a. in Ps.16:8-10 - geciteerd in Hand.2:27 en 13:35 - Ps.49:16 en 71:20, Jes.51:17 en Hos.6:2). De Canisiusvertaling zegt terecht: Hij is begraven, de derde dag is Hij verrezen volgens de Schriften. Met andere woorden: De verrijzenis volgens de Schriften heeft plaatsgevonden op de derde dag.
Wat betreft de uitdrukking 'drie dagen en drie nachten' geeft de Schrift zèlf een verklaring in Esther 4:15-5:1. Het betekent: op de derde dag! Zie ook 1 Samuël 30:11-13.
Voorkeur
We zullen in onze beschrijving van de laatste week van Jezus' leven daarom niet meegaan in de bovengenoemde, letterlijke uitleg van Mattheüs 12:40. De voorkeur gaat uit naar de meer gangbare benadering van deze dingen.
Zonder ons verder te verliezen in aanduidingen van dagen en tijden, zullen we het sterven van Jezus - naar het evangelie van Johannes - beschrijven op Nisan 14, een dag die in dat jaar blijkbaar op een vrijdag is gevallen. En Zijn opstanding in alle vroegte op Nisan 16, daags na de (grote) sabbat, op de eerste dag der (nieuwe) week. Dit is - heel treffend overigens - de dag waarop de eerstelingsgarve van de nieuwe (tarwe)oogst naar de priester gebracht moest worden en als een 'beweegoffer' voor het aangezicht des Heren diende te worden opgehouden (Lev.23:10-11).
Intermezzo
Wellicht ten overvloede merken we hierbij op dat de waarde van het werk van Jezus Christus - Zijn dood voor onze zonden (1Cor.15:3) en opstanding voor onze rechtvaardiging (Rom.4:25) - natuurlijk niet afhangt van de beschrijving van dit gebeuren in de natuurlijke wereld. De heilsfeiten zijn bepalend en niet de dagen of momenten waarop deze hebben plaatsgevonden, noch de tijdsduur die ertussen heeft gelegen.
De gemaakte keuzen in de beschrijving behoeven derhalve niemand te verontrusten of in verlegenheid te brengen.
6. Van de intocht in Jeruzalem tot en met Golgotha
In Bethanië aangekomen wordt Jezus tijdens de maaltijd die voor Hem is aangericht, door Maria gezalfd met kostbare nardusmirre. Dit wekt bij Judas irritatie op. Met een vals motief zegt hij: Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven?
Jezus proeft de oprechte liefde van Maria en ziet in haar handelen reeds een voorbereiding voor Zijn komende begrafenis. En daarom laat Hij haar begaan.
Johannes vermeldt de dag: het is zes dagen voor het Paasfeest, met andere woorden: Nisan 8 (Joh.12:1-11).
Hosanna
De volgende dag - Nisan 9, de eerste dag der week - reist Jezus verder naar Jeruzalem. Hij vraagt Zijn discipelen een ezelin te halen. Op dit dier gezeten, rijdt Jezus vervolgens Jeruzalem binnen. De mensen jubelen, zingen en dansen met palmtakken in de handen en roepen: Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De Koning van Israël! Dit gebeurt echter zonder inzicht, zonder besef van de werkelijkheid in de geestelijke wereld. En dan kan de 'stemming' wel eens snel omslaan, hetgeen nog geen week later dan ook gebeurt!
Jezus doorziet de dingen wèl; Hij weent: Och, of gij ook op deze dag verstond wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen.
Eenmaal in de stad en tempel aangekomen, raakt alles in rep en roer. Op de vraag van de Farizeeën of Jezus de mensen wil bestraffen, antwoordt Hij: Ik zeg u, indien deze zwijgen, zouden de stenen roepen!
Nadat Jezus alles in en rondom de tempel heeft overzien, vertrekt Hij met de twaalven; de dag is inmiddels teneinde gelopen. Zij gaan terug naar Bethanië (Mat.21:1-11, Mar.11:1-11, Luc.19:29-44, Joh.12:12-19).
Onvruchtbare vijgenboom
De dag daarop - Nisan 10, maandag - reist Jezus andermaal vanuit Bethanië naar Jeruzalem met het doel om de tempel opnieuw te gaan reinigen (zie Stb.73 blz.4). Alle oude gewoonten en verkeerde gebruiken waar Jezus toch zo duidelijk tegenop was getreden, waren onder het toeziend oog van het Sanhedrin gewoon weer teruggekeerd; in vergelijking met drie jaar geleden was er niets veranderd! Dat was Jezus de vorige dag glashelder geworden bij het overzien van alle dingen in de tempel.
Onderweg ziet Hij een vijgenboom, mét bladeren maar zónder vruchten: een haarscherp beeld van de geestelijke situatie van de religieuze leiders van het volk. Jezus wil dit Zijn discipelen klaar en helder voor ogen stellen en hen zicht geven op de geestelijke gevolgen van zo'n bezigzijn. En daarom kiest Hij opnieuw voor een stukje visueel onderwijs. Hij zegt tegen deze onvruchtbare vijgenboom: Nooit ete meer iemand vrucht van u in eeuwigheid! Zijn discipelen horen het (Mat.21:18-19, Mar.11:12-14).
Tweede tempelreiniging
In Jeruzalem aangekomen, reinigt Jezus wederom de tempel. Hij wil nogmaals duidelijk maken wat Gods bedoeling is met de mens: geen rovershol waarin de machten der duisternis kunnen huishouden, maar een bedehuis aan Hem gewijd.
Vervolgens geneest Jezus de blinden en de lammen die in de tempel tot Hem komen; wat een schitterende aanvulling op het reinigingswerk daarvoor! De kinderen in de tempel zien het; zij beginnen (opnieuw) te zingen: Hosanna de Zoon van David.
De schare staat versteld over Jezus' leer; de mensen hangen aan Zijn lippen. De overpriesters en schriftgeleerden verharden evenwel hun hart; meer dan ooit zoeken zij naar een passende gelegenheid om Jezus te doden.
Ook aan het einde van deze dag keert Jezus met Zijn discipelen terug naar Bethanië (Mat.21:12-17, Mar.11:15-19, Luc.19:45-48).
Lering
De volgende dag - Nisan 11, dinsdag - gaat Jezus langs dezelfde weg als de dag daarvoor naar de tempel. Onderweg komen ze weer langs de vijgenboom die inmiddels geheel verdord is. De discipelen verwonderen zich hierover. Jezus voltooit dan het stukje onderwijs dat Hem de vorige dag al voor ogen stond: Heb geloof in God - letterlijk: Heb geloof van God. Kom mee in het denken, verlangen en geloven van God. En kom geheel los van de geest die dit wederstaat, van die (vrome en weerspannige) geest die onvruchtbaarheid en algehele onbruikbaarheid bewerkt. De geest die tot verdorring, ondergang en verderf voert. In het geloof van God kunnen jullie tot deze berg (geest) zeggen: Hef u op en werp u in de zee - hetgeen inhoudt: Ga uit en verdwijn naar de afgrond - en het zal geschieden (Mat.21:20-22, Mar.11:20-26).
Later op diezelfde dag zou Jezus het 'wee' gaan uitspreken over de mensen die in hun denken en leven deze geest bewust vasthouden (zie hierna).
Gelijkenissen
In de tempel wordt Jezus ondervraagt door de overpriesters en oudsten des volks over de dingen die de dag daarvoor op het tempelplein waren gebeurd: Krachtens welke bevoegdheid doet Gij deze dingen? Jezus brengt allen tot zwijgen door een wedervraag te stellen.
Daarna spreekt Hij opnieuw een aantal gelijkenissen uit. Allereerst van de twee zonen, waarvan de eerste 'ja' zegt, maar 'nee' doet, en de tweede die aanvankelijk 'nee' zegt, maar tot berouw komt en vervolgens 'ja' doet. Jezus nodigt hen daarmee wederom uit: Kom tot berouw, bekeer u en geloof het evangelie (Mat.21:23-32, Mar.11:27-33, Luc.20:1-8).
Daarna volgt de gelijkenis van de slechte arbeiders in de wijngaard, die zelfs de zoon van de eigenaar doden. Jezus doet in aansluiting hierop de uitspraak: Het Koninkrijk Gods zal van u weggenomen worden en het zal gegeven worden aan een volk dat de vruchten daarvan opbrengt. Een uitspraak die een duidelijke relatie heeft met het gebeuren rondom de vijgenboom (Mat.21:33-46, Mar.12:1-12, Luc.20:9-19).
Tenslotte vertelt Jezus de gelijkenis van het koninklijk bruiloftsmaal, met de conclusie: Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren (Mat.22:1-14).
Strikvragen
Dan komen er verschillende (groepen) mensen tot Jezus met strikvragen. Allereerst de Farizeeën en Herodianen over de betaling van de schatting. Jezus antwoordt: Geef de keizer wat des keizers is.
Vervolgens de Sadduceeën over de opstanding. Jezus zegt: Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet, noch de kracht Gods.
Daarna een wetgeleerde over het grootste gebod. Jezus raakt in gesprek met deze man en eindigt met: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. Hierna brengt Jezus allen tot zwijgen door zèlf een vraag te stellen over Davids zoon en Heer. Het resultaat is dat niemand iets kan antwoorden, en vanaf die dag niemand Hem meer iets durft te vragen (Mat.22:15-46, Mar.12:13-37, Luc.20:20-44)!
Wee
Nog steeds in de tempel zijnde, gaat Jezus Zijn discipelen en de schare toespreken en waarschuwen voor het voorbeeld van de schriftgeleerden en Farizeeën. Opnieuw, maar nu voor het laatst, klinkt het 'wee' over deze mensen: Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars en blinde wegwijzers, van buiten schijnt gij de mensen wel rechtvaardig, doch van binnen zijt gij vol huichelarij en wetsverachting, vol van roof, onmatigheid en allerlei onreinheid.
Direct daarna klinkt ook het wee over 'Jeruzalem': Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot U gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik Uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. Zie uw huis wordt aan u overgelaten... een uitkomst die overeenkomt met de totaal, van de wortel af verdorde vijgenboom (Mat.23:1-39, Mar.12:38-40, Luc.20:45-47).
Gift van weduwe
Gezeten in de tempel tegenover de schatkist, ziet Jezus hoe de schare geld werpt in de offerkist. Onder hen zijn vele rijken. Dan ontdekt Hij een arme weduwe die er slechts twee koperstukjes (één duit) in werpt.
Jezus zegt op dat moment tegen Zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft het meeste in de offerkist geworpen van allen, die er iets in geworpen hebben. Zij heeft van haar armoede haar ganse levensonderhoud erin geworpen (Mar.12:41-44, Luc.21:1-4).
Stem uit de hemel
Daarna verhaalt Johannes het gebeuren dat enige Grieken (waarschijnlijk Griekse Joden) die naar het feest zijn opgekomen, Jezus wel eens zouden willen zien. Jezus gaat hier niet op in, want de ure is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt zal worden. Hij vertelt over de graankorrel die in de aarde moet vallen en sterven om veel vrucht voort te brengen, over het eeuwige leven en over het volgen en dienen van Hem. Jezus raakt ontroerd; Hij beseft terdege wat er voor Hem aan de orde is: Hiertoe ben Ik in deze ure gekomen, Vader verheerlijk Uw naam!
Opnieuw klinkt er een stem uit de hemel: Ik heb Hem verheerlijkt en Ik zal Hem nogmaals verheerlijken. De schare begrijpt het niet helemaal. Jezus zegt: Niet om Mij is die stem er geweest, maar om u. Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden. Nog een korte tijd is het licht onder u. Wandel, terwijl gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalle. Geloof in het licht zolang gij het licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn.
Even later vervolgt Jezus met de woorden: Wie in Mij gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem, die Mij gezonden heeft; en wie Mij aanschouwt, aanschouwt Hem, die Mij gezonden heeft. Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve. Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden (Joh.12:20-50).
Jezus verlaat de tempel
Na al deze dingen verlaat Jezus voorgoed de tempel. Hij vertrekt met Zijn discipelen naar de Olijfberg. Vanaf dat punt kon men de gehele stad Jeruzalem en in het bijzonder de tempel goed overzien. Op dat moment voorspelt Jezus de algehele verwoesting van stad en tempel: Voorwaar, Ik zeg u, er zal hier geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken. De resultaten van het geestelijke proces van verdorring en verderf in 'Jeruzalem' zouden ook in de natuurlijke wereld zichtbaar gaan worden (Mat.24:1-2, Mar.13:1-2, Luc.21:5-6).