Aanvaarding van de weeën
En zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren....
En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen. Openbaring 12:2,5a
Het begrip ‘wee’ draagt iets pijnlijks en smartelijks met zich mee. We zien dit in het gewone spraakgebruik en ook in het OT en NT geven de grondwoorden hier uiting aan (bv. Jes.13:8 en 21:3, Jer.4:13, 1Thes.5:3, Mat.23:13, Op.8:13).
Een wee is ook een symptoom van het (geestelijke) baren (Gal.4:19, Op.12:1-6).
Van oorsprong heeft God bedoeld dat mensen in zijn tegenwoordigheid in volledige rust en in blijdschap met kracht des Heren kinderen zouden baren. De natuurlijke wereld kent hiervan geen voorbeeld, omdat het baren na de zonde-val met moeite en smart gepaard gaat (Gen3:16, zie ook Dan.10:16, Jes.37:3).
Iets van het normale vind je terug in Jesaja 66:9. Zo ontsluit God in Jezus het volwassen leven Gods en baart Hij als eerste de mens Gods in volheid. In volstrekte rust wordt Hij tot Christus en Heer gezalfd op het moment dat Hij Zich in water en heilige Geest laat dopen.
Jezus is het enige voorbeeld hoe God het van oorsprong met mensen bedoelt: hen dopen en vervullen met heilige Geest en hen in volkomen vrede voeren tot baring van zoonschap in de kracht Gods.
Zo beleven wij het niet, noch in het natuurlijke, noch in het geestelijke, vanwege de duivelse overheersing in deze wereld. Tengevolge hiervan zijn de weeën in het baren moeitevol en smartelijk en voltrekt de doop in heilige Geest van de discipelen op de pinksterdag zich niet zo rustig als bij Jezus.
Zolang het rijk der duisternis werkt, is er ‘oerverzet’ tegen het nieuwe leven en zullen er weeën zijn. Pas wanneer de gemeente volkomen ‘doorheiligd’ zal zijn met heilige Geest, zal dit voorbij zijn.
In het leven van Jezus heeft de duivel niet één aanknopingspunt kunnen vinden. Zo mag de gemeente zich onttrekken aan iedere invloed uit het rijk der duisternis en tot baring komen.
Openbaring 12:5 kondigt de eerste geboortegolf aan. De vrouw als beeld van de gemeente baart door de levende leden van de gemeente het volwassen zoonsleven; het ware en volwassen gemeente-zijn komt eveneens tevoorschijn.
Waar een gemeente dit wil bereiken, kan zij zich met de apostel Paulus verheugen in Colossenzen 1:24 en haar taak en roeping invullen om haar Heer te volgen waar Hij ook heengaat.
De definitieve doorbraak en openbaring van het ware gemeente-leven in de heilsgeschiedenis wordt zwaar op de proef gesteld: de vrouw uit Openbaring 12 schreeuwt in haar weeën; de gemeente ervaart de moeite om het geheimenis van Christus tot zijn volle recht te laten komen.
We dienen in deze fase volledig los te komen van de laatste ‘moeiten’, die ons nog herinneren aan ‘oude’ situaties. Als je door de weeën heengaat, trotseer je de draak die vlak voor je staat: de duivel die het kind wil verslinden en alles inzet om je tegen te houden. Het gaat erom te blijven staan in Christus en dóór te gaan in alles wat reeds bereikt is. Belial en de zijn handlangers proberen het geestelijk tij te keren, maar dit lukt niet zoals we in het vervolg van Openbaring 12 lezen, want in de vrouw is werkelijk alles aanwezig om tot baring te komen.
Het is een gemeente met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd. De heerlijkheid Gods is over haar; Jezus Christus is haar fundament en zij heeft het hele evangelie van de apostelen en profeten verwerkt in denken, doen en leven.
Jezus Christus is dichtbij zijn gemeente als zij baart. Hij werkt in haar met heilige Geest, bewerkt de ontsluiting en geeft - tezamen met de engelen Gods - kracht om te baren. Jezus is haar man en gids die haar niet begeeft noch verlaat.
Overvloed van genade is in haar, vrede en genade wordt in haar vermenigvuldigd.
De geestelijke volwassenheid komt te voorschijn. Daarmee heeft de gemeente zich volkomen onttrokken aan de gehele invloedssfeer van het rijk der duisternis en komt er ruimte voor de overigen van het nageslacht (Op.12:17).
Zo vangt er een geweldige periode aan, waarin velen in gemeente(n) komen tot volwassen leven Gods. In de tijd die volgt, is de gemeente in staat te komen tot overwinning over de dood, in navolging van Jezus die als het Lam van God dood en dodenrijk heeft overwonnen.
Willen wij als gemeente deze vrouw mede gestalte geven, dan zullen we samen ook de weeën moeten aanvaarden die met de baring gepaard gaan. In verbondenheid met Jezus als gemeente door de weeën heen... de moeite en strijd, de ontkenning en minachting, de verguizing en verlating trotseren... samen en ieder persoonlijk dát doen wat de Heer wil.
Het gaat er nu om te strijden en stand te houden en rustig door te gaan met wat de Heer naar voren brengt en in ons midden wil uitwerken.
Weeën kunnen we niet ‘weg’ bidden. Wel bidden we om volharding om samen met Jezus tot volle heerlijkheid te komen. Niet alles wat je in je eigen leven persoonlijk doorworstelt, is een wee van de gemeente. Kenmerkend voor zo’n wee is enerzijds de tegenstand die behoorlijk kan oplopen en anderzijds de stuwende kracht in wat de Heer doet om hogerop te voeren. Daar- aan herken je het proces van ontsluiting.
Bespreek wat je tegenkomt met de Heer en zorg ervoor dat er niets ‘bijkomt’ waardoor je liefde voor Hem of voor de gemeente begint af te nemen. Neem het op tegen de anti-christelijke en anti-gemeente geest, die je van je plaats wil dringen. Daarin lever je jouw aandeel in het passeren van Belial als gemeente. Zoek de gemeenschap met de Heer en met de geheiligden en neem deel aan de samenkomsten. Laat het karakter van je keuze hierin de onvoorwaardelijke liefde tot Jezus zijn, een onwankelbaar geloof in Hem.
Het gaat om een leven waarin het Lam wordt gevolgd waar Hij ook heengaat. Uiteindelijk komt het zoonschap te voorschijn en de werkelijke gemeente van Jezus Christus wordt openbaar met alle gaven en krachten die erbij horen, in de opstelling en instelling van het Lam.
De vrouw uit Openbaring 12 staat op de maan: de gemeente staat voor de zaak van Jezus Christus en volhardt tot het einde (Mat.10:22). Zie dus op de vreugde welke voor u ligt en verblijd u in de weeën. Bekleed u steeds meer met de zon, de maan en de sterren en houd het evangelie in gedachte. Bereid u toe en heb ook deel aan de overvloedige vertroosting van Christus in tijden van verdrukking (2Cor.1:5), want uw droefheid zal tot blijdschap worden (Joh.16:21).
Laten we temidden van de weeën blijven roemen in Hem en ons beijveren om onze roeping en verkiezing te bevestigen (2Pe.1:10,11). Zo verschijnt Christus in ons en zijn volle heerlijkheid.