Aanvaarding van de plaats in de gemeente
Zorg dat gij de bediening die gij in de Here aanvaard hebt, ook vervult. Colossenzen 4:17
Je plaats aanvaarden in de gemeente is verbonden met het aanvaarden van jezelf als deel van de gemeente. Wie je bent in Gods oog gaat samen met wat God bedoelt met de gemeente. Dit mag je geloven en vasthouden, ongeacht wat erop afkomt.
Zowel in de grondslag als in de uitwerking blijft de aanvaarding van jezelf van belang (zie reader ‘Aanvaarding van jezelf’). Blijf daarom denken vanuit de volledige aanvaarding door God. Leef vanuit de verlossing van de geest van verwerping. Toets voortdurend je gedrag en opstelling aan de woorden Gods waarin Zijn liefde naar je toekomt. Slecht de schansen en bolwerken en laat in alle rust het door God en Jezus ingezaaide ‘gestalte’ aannemen, al is het nog maar klein. Laat de aanvaarding door God en de daarop gebaseerde aanvaarding van jezelf je onvervreemdbaar eigendom worden.
Gemeente-zijn duidt op een hemelse realiteit: het leven met en door Hem die het Hoofd is van de gemeente, het zijn waar Hij werkt. De gemeente is een pijler en fundament van de waarheid (1Tim.3:15) en dus van wezenlijk belang in de logos (het plan van God met mensen).
De gemeente zoals God deze bedoelt, is nog niet volledig geopenbaard. Het is van belang helder zicht daarop te hebben om het lichaam van Christus te kunnen onderscheiden (1Cor.11:29). Het deel-hebben aan het leven en werk van Jezus leidt dan tot de openbaring van het leven Gods in jezelf en de openbaring van het ware gemeenteleven vanuit jezelf. Zo werkt Jezus aan Zijn Gemeente, dus ook aan onze plaatselijke gemeente.
Wanneer je je plaats in de gemeente aanvaardt, krijg je met dezelfde tegen-stand te maken als beschreven in het onderwerp ‘aanvaarding van jezelf’. De gedachten van de vijand zijn denigrerend en naar beneden halend. Hij wil ons het leven Gods onmogelijk maken en dus ook de openbaring daarvan door je heen. Pak de vijand aan voor jezelf en waar nodig samen. Laat je niet door zijn gedachten-stromen meevoeren. Richt je op de dingen Gods, op wat God van je zegt en op wat God van de gemeente zegt. Hij roept je op tot gemeenschap met Zijn Zoon (1Co.1:9). Hij roept je op om samen met Hem bruikbaar te zijn voor de bouw van een geestelijk huis, de gemeente (1Pe.2:4).
Je bent uitverkoren en kostbaar voor God, ook al zouden mensen je - evenals dit gebeurde bij de levende steen, Christus - verwerpen. Doordat God je roept, reikt Hij ook alle genade aan om, zowel met Hem in een persoonlijke relatie te leven, als ook - zoals je nu bent - mee te gaan in het werk van Jezus Christus, de bouw van de gemeente. Hij aanvaardt je om samen met Jezus iets te gaan vormen wat Gode welgevallig is. Wat een voorrecht! (2Pe.1:10). Ga niet meer mee in de duivelse afkeuring en verwerping van jezelf, van de gemeente en van je plaats in de gemeente. Het is mogelijk om persoonlijk tot volwassen geestelijk leven te komen en dus ook als gemeente de volwassenheid te bereiken.
Wie geeft je de plaats in de gemeente? De Heer roept je en Hij leidt je tot het innemen van een plaats waar Hij je tot Zijn doel kan laten komen; een plaats die bij je past, die je mag aanvaarden en waarvan je zeker weet: deze is van God! Dit kan tijd vragen, maar als je ernaar verlangt helemaal dáár te zijn waar de Heer je hebben wil, zul je er komen (1Co.12:18). De zekerheid hierover zal de Heer steeds weer in je hart bevestigen. Hecht aan Hem verbonden - als een rank aan de wijnstok - ontvang je van Hem het leven op de plaats die Hij je geeft, en mag je staan voor de gemeente en deze mee gestalte geven.
Je mag je op die plaats heel bewust en heel zorgvuldig bewegen in de hemel van de gemeente; je bent medeverantwoordelijk en alles wat je denkt, doet of zegt mag zijn tot opbouw van de gemeente.
Kan er op mij gerekend worden, ook als ik eens niet aanwezig ben? Niet handelen omdat het moet, maar dienend er zijn vanuit Christus vol van agapè, dus gevend en belangeloos. Je weet wat de Heer wil en daarin bewaar je jezelf en de ander in de gemeente (Jud.20).
Geef ook de ander de gelegenheid om zijn/haar bijdrage van de Heer te ontvangen en laat verplichtende verwachtingspatronen ten aanzien van elkaar los. Laat door de liefde Gods het leven Gods te voorschijn komen en gestalte aannemen. Zo groeit de gemeente verder naar de volwassenheid en wordt uiteindelijk de volledige hemelse realiteit die zij mag zijn, openbaar en zullen uit haar de zonen Gods opstaan.
Vol geloof en liefde richten we ons op dit doel van God met al de gaven die er reeds zijn of waarvoor nieuwe kiemen worden gelegd, opdat aan een ieder die heeft - en die wat hij heeft, wil geven - gegeven zal worden tot opbouw van de gemeente.
Op die ontwikkeling van leven Gods is het hele onderwijs van de gemeente gericht (Ef.4:12,13). In deze groei naar de volheid van Christus is uiteraard ook aandacht voor de natuurlijke behoeften, zoals Jezus dit zegt in Mattheüs 6:33.
Het onderwijs in de gemeente brengt je altijd hogerop in de persoonlijke relatie met Christus. Stel je open voor elk woord dat God in de gemeente spreekt (Ef.4:14,15). Je wordt mondig en door je relatie met Christus ben je in staat waarheid van leugen te onderscheiden en de werkelijkheid van Christus te weten. Je bent in staat om zelfstandig in Christus te leven en met alles wat in je is op te gaan in Hem en Zijn woord uit te leven.
Niet meer bedacht op de dingen der mensen, maar afhankelijk van Christus, het Hoofd van de gemeente, mag het huisgezin Gods je thuis zijn, waar je ‘jezelf’ mag zijn en waar je in Christus tot je recht komt.
Wees trouw aan de Heer en Zijn gemeente, stel je beschikbaar (Ef.4:16) en groei mee op in de goddelijke wasdom. Alles wat God in oorsprong heeft bedoeld mogen we beleven en het door Hem bedoelde verband tussen mensen in de gemeente vorm geven.
Zie je plaats in het lichaam, aanvaard deze als van God gegeven en kom te voorschijn! (Rom.13:14, Fil.2:2-4, Col.4:17).
De Heer zegene u daarin.