God zoekt de mens op (1)
Inleiding
We zijn in de vorige Studiebladen uitvoerig ingegaan op de gebeurtenissen die zich hebben voorgedaan in de fase die volgde op de schepping van hemel en aarde: de val van Lucifer, het ontstaan van het rijk der duisternis en de eerste zonde van de mens (Stb.28-37). Daarin is duidelijk naar voren gekomen dat deze ontwikkelingen niet in overeenstemming waren met Gods eeuwig raadsbesluit. God heeft geen engelen geschapen met het doel dat zij zich op een gegeven moment tegen Hem zouden keren en een antigoddelijk rijk zouden gaan vormen. Integendeel: zij waren als dienende geesten bestemd om zich ten volle in te zetten vóór de realisatie van Gods plan. Zo heeft God ook de mens niet geschapen om hem in zonde te laten vallen en hem de heerlijkheid Gods te laten derven. Integendeel: God schiep de mens naar zijn eigen beeld, met de bedoeling om hem tot in eeuwigheid in al zijn heerlijkheid te laten delen. En toch zijn deze dingen gebeurd. Helaas!
Niet alleen
Maar God liet de mens in de ontstane situatie niet alleen. Hij zocht hem op, sprak met hem, wees hem op de verdere gevolgen, maar deed ook vanuit zijn oneindige liefde voor de mens heerlijke beloften aangaande diens toekomst. Er werd een goddelijk oplossing voor de ontstane situatie aangereikt (Gen.3:8 ev). Wanneer wij in de komende artikelen dit spreken van God in al haar facetten willen belichten en verstaan, is het voor de goede orde van belang om eerst nog eens - vanuit het Koninkrijk Gods bezien - een overzicht te geven van de hiervoor genoemde gebeurtenissen en de daaraan gekoppelde veranderingen.
Zevende dag
De zevende dag was begonnen in volmaakte harmonie en rust. Het scheppingswerk was voltooid (Gen.2:2). De hemel en de aarde waren op goddelijke wijze gegrondvest. De basis voor de realisatie van Gods plan met mensen was gelegd. God had alles voorbereid, toebereid en in volmaakte toestand tot aanzijn geroepen. God was er zeker van dat dit zeer goede begin onder zijn directe en algehele leiding en gehuld in zijn goddelijke zegen zou uitgroeien naar en uitlopen op een zeer goed einde. God geloofde in de mens. Samen met de mens zou Hij tot verwezenlijking van al zijn bedoelingen gaan komen. Alle mogelijkheden daartoe waren potentieel aanwezig. Al het geschapene in hemel en op aarde zou zich daarvoor kunnen en mogen inzetten. Daartoe was alles geformeerd, geroepen en bestemd. God zou gaan worden alles in allen.
Veranderingen in de hemel
Maar al snel daarna ging het mis. Allereerst in de hemel bij de engelen. Lucifer tekende verzet aan tegen Gods diepste bedoeling met de mensheid. Hij viel en met hem vielen er vele andere engelen (Stb.28,29). Hierdoor ontstonden er nieuwe situaties, nieuwe rijken, nieuwe ordeningen in de hemel (Stb.30,31). Het rijk der duisternis en des doods deden hun intrede met Satan en Dood aan het hoofd. Er werd door Satan met dit gebeuren een basis gelegd voor een geheel andere 'wereldorde' dan die God bedoelde. Volkomen daaraan tegen- gesteld: neergang in plaats van opgang, dood en verderf in plaats van leven en heerlijkheid. Hij wilde koning zijn in hemel en aarde en zijn bedoeling met mens en schepping er door drukken en daarmee God in het hart raken. Hij wilde zijn 'wereldsysteem' neerlaten, invoeren en laten doorwerken in alles wat God had geformeerd. In de wereld die God had gegrondvest, wilde hij zijn wereld grondvesten en daarmee de door God geschapen wereld neerwerpen en uiteindelijk verderven.
God staat er boven
God was door deze actie van Satan totaal niet uit het veld geslagen. Hij staat als Schepper en Formeerder van alles wat is, ver boven het geschapene. Welk schepsel zou met welk plan of actie dan ook, iets kunnen uitrichten tegen zijn Maker of iets kunnen veranderen aan het wezen van de grote en almachtige God? Wie of wat zou Hem kunnen afhouden van zijn grote passie en diepste verlangen om Zich aan de mens te geven en met de mensheid tot in eeuwigheid te leven? Gods liefde voor de mens en geloof in de mens bleven derhalve onveranderd bestaan. Zijn plan met mens en schepping zou ten volle werkelijkheid worden, hoe de duivel en diens rijk zich daartegen ook zouden verzetten. Dit voornemen staat vast en blijft vaststaan. In de mogelijkheden en middelen om dit voornemen - vanuit de door Hem geschapen en volkomen goed geachte beginsituatie - te kunnen realiseren, is God onbeperkt. Zijn potentieel is onuitputtelijk. Er bestaan bij Hem in dit opzicht geen ‘onmogelijkheden’. De wereld, zijn wereld, zou tot volheid komen en de wereld van Satan en Dood zou daar-door op zichzelf worden teruggeworpen en aan hun eigen geweld ten onder gaan; in het eeuwige vuur, ver van het aangezicht des Heren (Stb.31/3).
Voor de mens een taak erbij
Vanuit deze rust en zekerheid en dit toekomstperspectief bracht God de mens op unieke wijze op de hoogte van de nieuwe situaties die in de hemel waren ontstaan. Hij rustte hem toe om in de (komende) confrontaties met Satan te kunnen blijven staan en vanuit de intense en goddelijke vrede te kunnen blijven heersen over al wat God in zijn handen had gelegd. De relatie tussen God en mens was door de val van Lucifer en het ontstaan van het rijk der duisternis en des doods in het geheel niet verstoord. Wel had de mens er van Godswege een taak bij gekregen: standhouden en overwinnen in de strijd tegen de vorst der duisternis (Stb.32).
Sleutelpositie
De mens heeft van den beginne een centrale plaats gekregen in het plan van God. De hemel en de aarde waren rondom de mens geschapen. Het was de omgeving die God nodig achtte om zijn doel met de mensheid - partner, vrouw van God - te realiseren (Stb.1-2). Mede door het gebeuren in de hemel rondom Lucifer en alle gevolgen daarvan, was de mens - wat betreft het verdere verloop van Gods plan - in een soort sleutelpositie terecht gekomen. Door stand te houden en te overwinnen zou hij de invloed van de boze tot een absoluut minimum beperkt kunnen houden. De aarde zou vrij blijven van het kwaad dat door de boze was beraamd. Zij zou door de mens bewaard blijven en onder diens zorgzame heerschappij geheel naar Gods bedoeling kunnen blijven functioneren. Wanneer de mens daarentegen niet zou blijven staan in de confrontaties met Satan, maar ten val zou komen, zou de boze daadwerkelijk de door God bedoelde wereldorde omver kunnen werpen en zijn alles ontwrichtende heerschappij vanuit de hemel ook op aarde kunnen vestigen.
Ernstig
De zonde van de mens zou dus veel grotere en ook veel ernstiger gevolgen hebben dan de zonde van Lucifer. En dat geldt nog eens in bijzondere mate voor Adam, de eerste mens. In en met hem wilde God het begin maken van een mensheid die geheel naar zijn bedoeling zou functioneren. Hij was bestemd om tot hoofd van de mensheid uit te groeien en vanuit die positie aan alle mensen de door God bedoelde leiding te gaan geven. Hij was als eerste mens ook het meest verantwoordelijk voor het beheer van de gehele aarde. Door deze mens in zonde te laten vallen, zou het gehele plan van God met mensen onderuit worden gehaald, dacht Satan (Stb.33/4-5).
Zonde
Toen de zonde van Adam eenmaal een feit was geworden, was in de geestelijke wereld in zekere zin het hek van de dam. Wie onder de mensen zou nu nog in staat zijn om de invloed van Satan en diens demonen in hemel en op aarde te weren en hun boze en destructieve werken te keren? Wie zou de mensen kunnen verlossen uit de geestelijke dood? Wie zou hen kunnen terugplaatsen in de oorspronkelijke, door God bedoelde situatie van het louter deelhebben aan het licht en het goede van God? Wie zou de aarde nog kunnen bewaren, nu aan de eerste mens de (geestelijke) heerschappij over deze aarde was ontnomen? Nu de eerste mens was gevallen en derhalve als toekomstig (aarts)vader zijn kinderen niet meer ten volle zou kunnen heiligen, zouden alle mensen die uit Adam geboren zouden worden, eveneens in zonde gaan vallen. Allen zouden de heerlijkheid Gods op deze wijze derven (naar Rom.3:23). Het leek er werkelijk op dat Gods plan in duigen zou vallen en er geen enkel mens ooit meer zou kunnen toekomen aan de realisatie van dit plan in zijn leven. Wat een slag had Satan toegebracht!
God blijft Zichzelf
God doorzag uiteraard de gehele situatie: de opzet, de aanloop, het verloop, de afloop en ook de vergaande gevolgen. Maar zoals altijd bleef God ook in die fase Zichzelf! Evenals bij de val van Lucifer liet God zich ook nu niet uit het veld slaan. De vijand had zijn oogappel laten struikelen en op duivelse wijze beslag gelegd op diens leven. De dood was reeds gaan heersen. De aarde was in handen gevallen van de boze! Zijn goede werken zouden steeds meer worden aangetast. Maar God bleef ondanks al deze feiten uitgaan van de mogelijkheden, zijn mogelijkheden en liet Zich daarin niet tegenhouden door de moeilijkheden die Satan had teweeg gebracht. Niets kon zijn diepste wezen raken en zijn bedoelingen ten aanzien van mens en schepping veranderen! Geen enkele daad van Satan en Dood zal God ooit kunnen afbrengen van het vaste vertrouwen dat zijn plan werkelijkheid wordt! Zijn liefde voor de mens is onvoorstelbaar groot. Zijn geloof in Zichzelf en in zijn werken is onmetelijk! Hij, de Schepper en Formeerder van alles wat is en zal zijn, is God! Wat een bewondering mogen wij, dienen wij te hebben voor deze God. Ja, deze God is onze God, voor eeuwig en altoos (Ps.48:15)!
Andere situatie
De zonde van de mens was van een andere orde dan die van Lucifer en de engelen. In Lucifer is het kwaad, de zonde ontstaan (Stb.28/6)! Hij is door deze daad definitief onbereikbaar geworden voor God en al zijn engelen eveneens. De zonde van de engelen ontstond echter niet als vrucht van gemeenschap met Lucifer. Weliswaar heeft Lucifer vele engelen aangezet tot weerspannigheid en ongehoorzaamheid ten opzichte van God en daarbij zelf het voorbeeld ge- geven, maar uiteindelijk maakte iedere engel zijn eigen totale en volmaakte keuze! Zij zijn daar ieder persoonlijk ten volle verantwoordelijk en aansprakelijk voor. Door die volkomen keuze veranderde hun wezen en hun gedaante in één keer volledig en voor eeuwig! Hun einde staat daarmee eveneens volledig vast: de poel des vuurs.
Verleid
Adam is tijdens zijn groei naar geestelijke volwassenheid door Satan verleid. Hij is niet staande gebleven in de confrontatie met de duivel, maar voor hem gevallen. De zonde van de mens was het resultaat van een proces, de vrucht van gemeenschap in de geestelijke wereld. De keuze die de mens in dit proces maakte, was geen volmaakte en volwassen keuze! Zo'n keuze kon in dat stadium van ontwikkeling ook nog niet gemaakt worden. Het was een onvolwassen keuze en daardoor was de verandering slechts ten dele: er ontstond 'duisternis' naast het reeds aanwezige 'licht'; er ontstond een innerlijke gedeeldheid en verdeeldheid. De mens was en is voor dit gebeuren niet de hoofdverantwoordelijke, de hoofdschuldige, dat blijft Satan en diens rijk. De zonde is niet uit de mens voortgekomen, maar uit de boze. De mens die zondigt, is wel mede-verantwoordelijk en derhalve medeschuldig (Stb.36/7-8).
Het wezen van Adam werd door diens zonde niet veranderd. Hij werd door deze daad van ongehoorzaamheid niet verdorven. Het einde van de mens stond op dat moment nog helemaal niet vast! Wel zou er heel wat moeten gebeuren om de mens in het verdere verloop van zijn leven voor een verdergaande neergang en het uiteindelijk gevolg daarvan - het verderf - te behoeden.
Bereikbaar
De mens was nog steeds bereikbaar voor God. Hij was dus ook nog te redden, te verlossen. Van die mogelijkheden ging God uit. Het liep God niet uit handen. Altijd ziet Hij mogelijkheden en wegen om zijn doel (alsnog) te verwezenlijken. Vanuit zijn hoog verheven positie boven al het geschapene en in zijn oneindige kennis en wijsheid, zag God, ook in de op dat moment ontstane situatie, de mogelijkheid voor de mensheid om toch nog te kunnen toekomen aan het bereiken van de plaats en positie die God voor haar tevoren had bedacht! Wij zouden zeggen: de ontstane situatie had niet 'onmogelijker' kunnen zijn. Zowel bij de engelen als bij de mensen was het mis gegaan... en dan toch nog vasthouden aan de oorspronkelijke doelstelling! Hoe is dat mogelijk? Dat is alleen mogelijk bij God! Geprezen zij zijn naam!
Opnieuw beginnen?
Welke mogelijkheid zag God? Wilde Hij helemaal opnieuw beginnen en dan nóg beter, nóg volmaakter dan het begin van hemel en aarde al was? Had God dan niet reeds 'alles' in zijn werken gelegd? Waren zijn werken dan niet door en door goed en geheel in overeenstemming met zijn eigen wezen? Konden deze werken dan nog verbeterd worden? Nee, deze 'mogelijkheid' bestond en bestaat niet! Daarmee zou God het op dat moment bestaande hebben prijs-gegeven aan het verderf dat de duivel voor ogen stond. Dan zou Hij het werk dat Hij was begonnen, niet ten einde toe hebben voortgezet. Dan zou God ontrouw zijn geworden aan zijn eigen werken, en daarmee aan zijn eigen wezen... En dat kan Hij niet. Zover gaat Gods almacht niet. God laat niet varen de werken zijner handen (Ps.138:8), Zichzelf verloochenen kan Hij niet (2Tim.2:13)! Zijn almacht uit zich juist daarin, dat Hij - ondanks wat er is gebeurd en nog zal gebeuren - Zichzèlf blijft, trouw blijft, en kan en zal voleindigen wat zijn hand is begonnen!
Goed
Wij kunnen nu - achteraf - stellen dat 'het woord' dat van den beginne bij God was - de logos, zijn totale plan met mensen (Stb.5/2) - zo door en door goed was, dat niets en niemand daar ook maar iets tegenin zou kunnen brengen. Geen 'kwaad' zou het 'goede' daarin kunnen aantasten. Het goede zou te allen tijde al het kwade, in welke vorm of gedaante het zich ook zou aandienen of opdringen, kunnen overwinnen, kunnen uitschakelen (naar Rom.12:21) en uiteindelijk weer 'alleen' overblijven en in alle volheid in zijn hoogste staat van ontwikkeling tot in eeuwigheid kunnen voortbestaan. Dat is een kenmerk van het goede, van het goddelijke! God heeft evenwel vooraf in zijn plan geen extra mogelijkheden ingebouwd voor dit soort tegenslagen of bijzondere voorzorgsmaatregelen getroffen voor eventuele moeilijkheden. Op die wijze denkt God niet. Hij bedenkt en schept slechts goede dingen, overeenkomend met zijn eigen wezen. Het kwaad was er in den beginne helemaal niet! Het is pas naderhand in Lucifer ontstaan (Stb.28/6) en pas op dat moment als kwaad door God onderkend, omdat het niet overeenkwam met het alleen goede dat van Hem uitgaat. God denkt en voorziet op een geheel ander, een veel hoger niveau. Hijzèlf staat garant voor de verwezenlijking van al zijn plannen!
Niet voorzien
God heeft tevoren niet voorzien of bedacht dat Lucifer wel eens zou kunnen vallen, of daadwerkelijk zou vallen en er een rijk der duisternis zou ontstaan. Toen deze situatie zich voordeed, wist God onmiddellijk welke gevolgen er zouden zijn en op welke wijze Hij zijn plan met de mens kon laten voortgaan. Dat is inherent aan het goede in zijn wezen, het goede in zijn plan en in zijn werken, inherent aan Hemzèlf. Vanuit dat gezichtspunt heeft God gesproken tot de mens en hem gewezen op de boom der kennis van goed en kwaad. Niet in de veronderstelling dat het tóch mis zou gaan, maar vol geloof in en liefde voor de mens. God is tevoren niet bezig geweest met de mogelijkheid dat de mens in zonde zou vallen of zich tegen Hem zou keren. Deze bedenkingen zijn Hem wezensvreemd. God gaat slechts van Zichzelf uit.
Van God
Toen de mens eenmaal in zonde gevallen was, wist God onmiddellijk welke mogelijkheid er was om zijn plan met mensen te laten voortgaan. Dit alles kwam voort uit dat woord, uit die logos, dat in en bij God was, ja, van Hem was. Geen toevoeging, geen aanhangsel om zijn eerste plan te 'redden', maar op logische en goddelijke wijze uit die logos ontwikkeld en daarin op harmonieuze wijze passend. Niet als 'achterdeurtje', niet als een 'verzekeringspolis' en ook niet als een 'noodvoorziening', maar in de ontstane situatie als het normale en goede, als het bij God behorende! Er bestaat dus geen apart 'herstelplan' naast het oorspronkelijke plan van God. Er is slechts één plan, het plan van God met mensen. Het plan dat van den beginne was, het plan dat uiteindelijk - en tot in eeuwigheid - volledig werkelijkheid zal zijn!
Enkel goed
Laten we God in dit opzicht niets ongerijmds meer toeschrijven! Wij dienen Hem te zien zoals Hij is! Zijn inzicht en almacht in alle dingen komen geheel overeen met zijn enkel goede wezen. Hij is God! Laten wij opklimmen tot zijn niveau van denken, werkelijk gaan bedenken de dingen die boven zijn (Col.3:2), die 'van God' zijn. Dat is 'op je hoogte treden' (naar Hab.3:19). Laten wij tot zijn rust ingaan, ja daar ernst mee maken (Heb.4:10,11). Dat geeft ons houvast en verbindt ons met de eeuwige en onveranderlijke God! Deze dingen zijn voor ons weer mogelijk geworden, het geeft licht op ons pad en ruimte voor onze schreden. Voor mensen die Gods plan in hun leven willen realiseren, is dit aan de orde.
God zoekt de mens op
Vanuit het goddelijk zicht op de werkelijkheid van het moment en de mogelijkheid voor de toekomst zoekt God de in zonde gevallen mens op. Hij roept hem tevoorschijn, benadert hem in oneindige liefde, in vol begrip. Hij treedt hem zonder verwijt in grote barmhartigheid tegemoet met de heerlijke, goddelijke oplossing in handen. In het volgende artikel zullen we hierop doorgaan.