Denken

Inleiding

Wij zijn bezig om het bewuste functioneren als mens in twee werelden tegelijk te beschrijven, met het doel ten volle te gaan beantwoorden aan wat God al van voor de grondlegging der wereld met mensen voor heeft. In Studieblad 6 en 7 is hiervoor een basis gelegd: het mensbeeld. Vanaf Studieblad 9 worden vanuit dit beeld concrete toepassingen gemaakt ten aanzien van het dagelijks leven. Het gebruik en de ontwikkeling van de vermogens om te horen, te zien en te spreken zijn reeds aan de orde geweest. We gaan ons nu richten op de innerlijke vermogens van de mens: denken, voelen, begrijpen, weten, beseffen, geloven, hopen, liefhebben, willen... We zullen - naar het licht dat we op dit moment op deze dingen hebben - trachten hierin termen en begrippen als verstand, gevoel, geloof, hoop, liefde, wil, innerlijke kracht, geweten, bewustzijn en onderbewustzijn een juiste en bijbelse plaats te geven.

Samenhang

Bij het nadenken over deze dingen kunnen we allereerst opmerken dat we niet te maken hebben met allemaal volledig los van elkaar staande vermogens, maar veeleer met een zeer uitgebreid en samengesteld vermogen om ‘innerlijk’ bezig te kunnen zijn. Het denken staat niet los van het weten; het verstand is niet te scheiden van het beseffen; het geloven mag niet losgemaakt worden van het beleven, hopen en liefhebben; het bewustzijn kan niet gescheiden worden van het geweten, enzovoorts. Als we ons in dit artikel in eerste instantie gaan beperken tot het denken, bedoelt dit dus niet een scheiding aan te brengen met bijvoorbeeld het voelen. In de komende artikelen zal steeds meer de samenhang naar voren gebracht kunnen worden.
Tevens mogen we stellen, dat de innerlijke vermogens niet onafhankelijk functioneren van de reeds eerder besproken vermogens van horen, zien en spreken. Het geloof is uit het horen (Rom.10:17), het spreken een gevolg van het denken, etc. God heeft de mens geschapen als een eenheid; dit komt in alle details tot uiting.

Uitspraken

In het dagelijks spraakgebruik komen we veel uitdrukkingen tegen, die een scheiding suggereren tussen bijvoorbeeld het denken en het voelen: men spreekt van een ‘gedachteleven’ en een ‘gevoelsleven’. Wij spreken onder elkaar vaak over ons ‘geloofsleven’. Indien deze dingen allemaal los van elkaar zouden staan, zou de mens nogal wat verschillende levens kunnen hebben. We zouden daar dan nog aan toe kunnen voegen: een natuurlijk leven, een geestelijk leven, een zielenleven... We hebben in de voorgaande studies kunnen zien, dat de mens slechts één leven heeft; we zullen daarom niet van een apart gedachten- of gevoelsleven kunnen blijven spreken. We dienen ons spraakgebruik aan te passen teneinde alle verwarring op dit terrein te laten verdwijnen.
Niet alleen de bovengenoemde uitspraken staan een helder begrip van de geestelijke werkelijkheid aangaande onze innerlijke vermogens in de weg. We zullen ook een aantal andere (misschien heel bekende en vertrouwde) omschrijvingen opnieuw onder de loep dienen te nemen.
Velen van ons zullen, wanneer zij zich gaan verdiepen in ‘het denken van de mens’, vrij snel terecht komen bij de gedachte ‘dat is iets van je geest’, terwijl het voelen en de gevoelens vrijwel onmiddellijk verbonden worden met ‘de ziel’. Deze opvattingen zijn in het volle evangelie behoorlijk ingeburgerd.
Anderen menen dat met name ‘het denken’ een ‘bezig zijn’ is in de geestelijke wereld. Omdat gedachten ‘onzichtbaar’ zijn, zouden zij behoren tot de onzichtbare wereld. Men ziet de ‘denkwereld’ dan als de ‘geestelijke wereld’ met alle gevolgen van dien.
Kloppen deze uitspraken? Geven zij ons een helder beeld van de geestelijke werkelijkheid? Stellen zij ons in staat om bewust vanuit de geestelijke wereld naar Gods bedoeling te leven?
Heeft het denken dan niets te maken met onze hersenen, hebben gedachten dan geen ‘lichamelijke’ kant? Heeft de ziel dan geen functie in het denken, of is de geest dan niet betrokken bij gevoelservaringen? Is alleen je denkwereld de geestelijke wereld? Is deze niet veel groter en veel omvattender?
We dienen in al deze dingen tot vernieuwing van denken te gaan komen, teneinde ook wat betreft al onze innerlijke vermogens heel bewust te kunnen gaan leven.

Eén leven

De mens heeft een natuurlijk lichaam en een geestelijk lichaam. Deze twee vormen een eenheid. Zij reageren gezamenlijk in horen, zien en spreken, omdat de mens tegelijkertijd in beide werelden leeft. Dit geldt ook ten aanzien van de innerlijke vermogens.
Bij het denken gebruiken wij onze hersenen; als de hersenen door welke reden dan ook zwaar beschadigd zijn, kan een normaal en geordend denken onmogelijk worden. Het menselijk denkvermogen heeft dus een duidelijke lichamelijke kant.
Het is evenwel niet een zaak van ‘de stof’ alleen, zoals de biochemici ons vandaag de dag willen doen geloven, maar tevens en tegelijkertijd een zaak van ‘de geest’. Hoe zouden anders degenen die in Christus ontslapen zijn, met Hem in de geestelijke wereld kunnen leven (1Thes.5:10)? Hoe zouden de engelen kunnen functioneren als het denkvermogen geheel en al verbonden zou zijn met het stoffelijke en natuurlijke?
Er is bij de mens sprake van een unieke situatie; wanneer wij denken, functioneren het geestelijk en het natuurlijk lichaam tezamen als een eenheid. Dit geldt voor alles wat we bedenken. Het is dus niet zo, dat we onze hersens gebruiken voor de natuurlijke dingen en onze geest voor de zaken van de geestelijke wereld; het vermogen om te denken kan voor alles wat God voor de mens heeft geschapen, worden ingezet.
Opnieuw dienen we te beseffen dat er binnen het geestelijk lichaam geen scheiding gemaakt kan worden tussen geest en ziel (Stb.7). Het denken is dus evenzeer iets van de ziel als van de geest. In Psalm 77:7 lezen we over het innerlijk bezig zijn van Asaf: Ik peins in mijn hart en mijn geest vorst na. Het is als bij het spreken niet van elkaar te scheiden. De mens denkt; geest, ziel en lichaam zijn hierbij betrokken.

Hart

Waar ligt de kern van dit vermogen? Opnieuw spreekt de bijbel duidelijke taal. Jezus zegt dat de gedachten voortkomen uit het hart (Mar.7:21 SV). In Lucas 1:51 wordt gesproken over ‘de gedachten van hun harten’ (SV), of de ‘overleggingen van hun harten’ (NBG). Hetzelfde vinden we in Lucas 2:35. Het denkvermogen behoort dus tot het wezen van de mens; het zetelt - evenals alle andere innerlijke vermogens van de mens - in diens hart.
Mede door dit ingeschapen vermogen om te denken kan de mens de indrukken van buitenaf in zijn hart opnemen en verwerken. En het is juist ook door het functioneren van het denkvermogen dat de mens woorden kan vinden om vanuit zijn hart te (gaan) spreken.

Innerlijk

In tegenstelling tot horen, zien en spreken is het denken van de mens een zaak die zich aan de waarneming van ieder ander kan onttrekken. Het is iets van de mens zelf; het behoort tot zijn diepste innerlijk; het is een stukje ‘privé’. Ons hart en alles wat daarin omgaat, ligt niet open en bloot voor iedereen ter inzage. De bijbel noemt dit de ‘verborgen mens des harten’ (1Pe.3:4).
In ons hart kunnen we onder meer allerlei gedachten voor onszelf overwegen, overdenken en vergelijken met, of toevoegen aan andere gedachten. Niemand dan God alleen kan hier ‘inkijken’. Hij verstaat van verre onze gedachten (Ps.139:2); Hij is onze Maker, voor Hem liggen alle dingen open en ontbloot (Heb.4:13). Voor alle andere wezens in hemel en op aarde is het een verborgenheid.
Paulus verwoordt dit in 1 Corinthiërs 2:11: Wie toch onder de mensen weet, wat in een mens is, dan des mensen eigen geest, die in hem is? De apostel verbindt deze stelling met de uitspraak: Zo - dus op dezelfde wijze - weet ook niemand, wat in God is, dan de Geest Gods. Geen macht der duisternis kan de diepten Gods doorzoeken; op overeenkomstige wijze kan de vijand dus ook niet onze diepten, ons hart doorzoeken. Wel zullen de demonen in de geestelijke wereld iets aan ons kunnen merken als wij innerlijk met bepaalde - wellicht door hen aangegeven of opgedrongen - gedachten bezig zijn, maar dit verschilt wezenlijk van het letterlijk woord voor woord kunnen waarnemen. Onze gedachten ‘klinken’ niet in de geestelijke wereld; we kunnen en mogen de geestelijke wereld niet als onze gedachtewereld omschrijven; dit is onbijbels!

Indrukken

Het denkvermogen stelt de mens onder meer in staat bepaalde indrukken die vanuit twee werelden via oren en ogen het hart hebben bereikt, te ordenen, te verwerken, te toetsen, vast te houden, los te laten of af te wijzen. Dit proces verloopt goed als de andere innerlijke vermogens hierin volledig mee-functioneren. De ordening is mede een zaak van ons verstand, de toetsing mede een zaak van ons geweten, het al of niet vasthouden mede een zaak van ons geloof en onze wil. We komen hier in de volgende artikelen op terug.
Door inspiratie kan er van buitenaf heel veel invloed worden uitgeoefend op ons innerlijk bezig zijn.
God wil door zijn woord onze gedachten vormen en daarmee ons leven naar zijn bedoeling laten ontwikkelen. Hij werkt altijd in een klimaat van vrede en rust; God jut ons nooit op en jakkert ons nooit af. Hij kent ons als geen ander en weet precies op welke wijze Hij op ons wezen kan aansluiten. Hij geeft precies dat aan, wat wij nodig hebben en aankunnen. Hij zal ons nooit in verwarring brengen en ons nooit aanspreken op zaken die wij niet kunnen ordenen, bevatten of begrijpen. Hij wil ons in alle openheid, duidelijkheid, liefde en geduld door persoonlijke omgang en groeiende gemeenschap met Hem ten volle inleiden in alle geheimenissen van zijn Koninkrijk.
De duivel werkt heel anders. Hij tracht de mens te verleiden en zal steeds proberen de vermogens van de mens om de van buitenaf komende informatie naar Gods bedoeling te ordenen en te toetsen, op geraffineerde wijze te misleiden of te omzeilen. Veelal benadert hij de mens in een klimaat van angst, spanning en onrust, teneinde ‘druk’ op de mens te kunnen uitoefenen. Hij wil de mens overrompelen, in verwarring brengen en zo zijn gedachten in diens hart brengen met het doel de mens in de kern van zijn bestaan te beschadigen en zijn leven te gronde richten.
Mede onder invloed van alles wat er van buiten naar binnen komt, ontwikkelt zich in het hart van de mens een denktrant, een denkpatroon en van daar uit weer een leefpatroon.

Ontwikkelen

Anderzijds geeft het denkvermogen de mens de mogelijkheid voor zichzelf gedachten te ontwikkelen en nieuwe originele ideeën te creëren. De mens is als een creatief, vindingrijk wezen door God geschapen en het is met name het denken dat hieraan in eerste instantie gestalte geeft. De andere innerlijke vermogens leveren specifieke bijdragen. In deze gedachtevorming werken geest, ziel en lichaam als een eenheid naar binnen gericht; de mens is ‘innerlijk bezig’. Vanuit deze nieuwe gedachte kan er iets tot stand komen en naar buiten worden gebracht, dat in twee werelden kan worden opgemerkt.
Het spreekt voor zich dat de bovengenoemde twee mogelijkheden van ‘indrukken verwerken’ en ‘eigen gedachten ontwikkelen’ niet los van elkaar staan; het één grijpt vaak in op het ander: een indruk van buitenaf kan inspirerend doorwerken op een gedachte van binnenuit. Omgekeerd kan een bepaald denkpatroon de wijze waarop informatie van buitenaf wordt verwerkt, beïnvloeden.

Basis

Het denkvermogen zetelt niet voor niets in de kern van ons bestaan. Het staat mede aan de basis van ons leven. Ons denken bepaalt mede ons spreken; de woorden die wij uitspreken, zijn in ons hart gevormd (Mat.15:19). Ons denken bepaalt mede ons handelen; elke daad begint in ons hart. Ons denken is mede bepalend voor onze gerichtheid en onze gezindheid. Opnieuw dienen we hierbij te beseffen, dat het denken geen vermogen is dat op zichzelf staat, maar sterk gerelateerd is aan alle andere innerlijke vermogens. Tezamen zijn zij in het hart van de mens aanwezig als bronnen des levens (Spr.4:23).

Vernieuwing

Een gezond denkpatroon is de basis voor een gezond leven; een niet struikelen in het spreken (Jac.3:2) is het gevolg van een gaaf en volkomen gezond denken. Het is dus van groot belang dat door opvoeding, goede zorg en goede (bege)leiding door ouders en gemeente goede informatie gegeven wordt en woorden Gods gesproken worden, die opvoeden en wijs maken tot zaligheid (2Tim.3:15).
Wanneer er verkeerde denkpatronen en leefgewoonten zijn ontstaan onder invloed van de machten der duisternis, is het aan de orde om - na wedergeboorte en bevrijding - in de gemeente tot vernieuwing van denken te komen. Alleen op deze wijze kan het nieuwe en door God bedoelde ware leven doorbreken en werkelijk gestalte in ons krijgen. Niet voor niets roept de bijbel ons op tot een vernieuwing van denken (Rom.12:2). De hervorming van ons mens-zijn start in de kern van ons bestaan; als het daar stagneert, komt er weinig te voorschijn. Het is dus geen wonder dat de vijand met name op dit terrein de mens in slaap sust, of hem met groot elan oude denkbeelden laat verdedigen. Vrome, vaak occulte weerspannige geesten zijn hierin gespecialiseerd, en het is mede door de ontwikkelingen binnen het volle evangelie van het laatst decennium dat hier licht op is gevallen. De vernieuwing van denken heeft zich mede daardoor verder kunnen voortzetten met alle heerlijke gevolgen van dien.

Doop in heilige Geest

Door wedergeboorte is ons geestelijk lichaam opnieuw tot leven gekomen (Stb.9). De relatie met God is hersteld en door persoonlijke omgang met Jezus Christus, de Leidsman onzer behoudenis (Heb.2:10), kunnen wij (alsnog) toegroeien naar geestelijke volwassenheid en als zonen Gods openbaar worden. Dat ons denken hierin een centrale plaats inneemt, is reeds gebleken.
Door de doop in heilige Geest kan de allesbepalende relatie met Jezus op een heerlijke wijze geïntensiveerd worden.
In het Oude Testament lezen wij vaak dat de Geest des Heren op bepaalde mensen rustte en hen op die wijze inspireerde tot profetie of andere daden Gods (bijv. Jes.61:1). Deze vorm van inspiratie is evenwel niet de allerhoogste. God sprak tot de mens die Hij wilde gebruiken; soms zelfs van mond tot mond (Num.12:8) of van aangezicht tot aangezicht (Deut.5:4). Het bleef evenwel een spreken van God en een horen van de mens; het gesproken woord inspireerde het denk- en begripsvermogen van de mens, die daarna de boodschap mocht verwerken en doorgeven.
In het Nieuwe Testament wordt de Geest Gods uitgestort en komt er een contact tussen God en de mens tot stand, dat voordien door zonde en dood niet mogelijk was. Jezus was de eerste in wie dit alles zijn hoogste vorm heeft bereikt. Na zijn doop in de Jordaan doopte God Hem in heilige Geest. Het geestelijk lichaam van Jezus werd in de geestelijk wereld omhuld met en omgeven door de Geest van God en dit werkte door: Jezus was vanaf dat moment doortrokken van en volkomen vervuld met de Geest van zijn Vader. Jezus kwam ‘in God’ en God kon volkomen doorwerken ‘in Jezus’. God en Jezus werden hierdoor tot één. Wanneer Jezus gedachten ontwikkelde, kon de Vader in het diepste wezen van zijn Zoon meewerken aan diens gedachtevorming. Er was in de kern een verbinding tot stand gekomen, waardoor alle innerlijke vermogens van Jezus direct aangesloten werden op alle innerlijke vermogens van God. Terecht kon Jezus dan ook zeggen: Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien (Joh.14:9). We zullen dit gebeuren van de doop in water en heilige Geest in een later stadium van onze studie verder uitwerken.

Verandering

Voor ons betekent de doop in heilige Geest eveneens een enorme verandering in onze situatie in de geestelijke wereld. Tot op dat moment kan Jezus ons bereiken en inspireren (en zo ons denken en leven vernieuwen) door rechtstreeks, of door mensen heen, tot ons te spreken. Door naar Hem te luisteren en ons hart voor Hem in geloof te openen, zijn er vele heerlijke beloften Gods ons deel geworden.
Door de doop in heilige Geest worden wij door Jezus in een nieuwe situatie gebracht. Ons geestelijk lichaam wordt gedoopt (gedompeld) in, en dus omhuld met en omgeven door de Geest van God. Er ontstaat een nieuwe eenheid, een diepere relatie, met meer en verderstrekkende mogelijkheden voor gemeenschap en inspiratie. Voor ons betekent de doop in heilige Geest een ‘komen waar Christus is’ (Joh.14:3). Ons leven is vanaf dat moment ‘met Christus verborgen in God’ (Col.3:3). Waar Jezus door omhuld en van vervuld is, worden wij door omhuld en gaandeweg steeds meer van vervuld.
Het eerste en directe gevolg hiervan is, dat Jezus kan gaan deelnemen en meewerken aan onze gedachtevorming. In ons naar binnen gericht, ‘innerlijk’ bezig zijn kan en mag de Heer vanuit zijn hart en mogelijkheden gaan bijdragen, doordat wij tot één geest met Hem zijn geworden (1Cor.6:17). Daardoor ontstaat de mogelijkheid te gaan spreken op een wijze die tot op dat moment niet mogelijk was, namelijk in nieuwe tongen: voor hemel en aarde een bewijs dat de inwerking van Jezus Christus op deze wijze in ons leven mogelijk is geworden.
De gevolgen van deze eenwording zijn grandioos. Jezus kan direct, zonder tussenkomst van wie dan ook, in de kern van ons bestaan inwerken op al onze innerlijke vermogens. Hij kan meewerken aan de vorming van nieuwe gedachten en aan de overdenkingen, de beoordeling van naar ons toe komende woorden of beelden; Hij kan direct ‘meedenken’! Dit maakt de vernieuwing van denken werkelijk haalbaar en brengt de algehele hervorming van ons hele leven binnen bereik. De doop in heilige Geest is met recht een onderpand van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid (Ef.1:14).

Aanvallen

Kan de boze ook tot zo'n directe inspiratie komen en zonder te spreken ons hart bereiken? Nee! Wij leven in een fase, waarin het voor de duivel en zijn rijk nog absoluut onmogelijk is op deze wijze mensen te benaderen. Zo goed als in het Oude Verbond de Geest Gods nog niet was uitgestort, en slechts in en door Jezus Christus de mogelijkheid van doop en vervulling in heilige Geest ontsloten werd, zo is het pas aan het einde der tijden mogelijk voor de satan om een mens te dopen in, en te vervullen met al zijn macht en kracht.
In de bijbel wordt gesproken over de antichrist, de zoon des verderfs, een mens in wie en door wie de antichristelijke geest in de eindtijd ten volle werkzaam gaat worden. In Openbaring 13 wordt gesproken over mensen die het merkteken van het beest krijgen; dit is een beschrijving van het gedoopt worden in en vervuld worden met de geest van de verderver. Pas dan zal de hoogste vorm van inspiratie vanuit de duisternis mogelijk worden. Ook deze dingen zullen te zijner tijd in het Studieblad aan de orde komen. In de huidige fase is deze geest wel reeds in de wereld werkzaam (1Joh.4:3), evenwel nog niet in de mens maar op mensen.
Wij mogen er dus van uitgaan dat elke negatieve gedachte die zich aan ons opdringt, een gesproken woord is van een demon, dat wij met geestelijke oren hebben gehoord. Dit geeft ons te allen tijde de mogelijkheid om samen met Jezus, die in ons hart werkzaam kan zijn, elke aanval van de boze te onderscheiden, ons van zijn woorden en bedoelingen te distantiëren, en hem in de naam van Jezus te weerstaan. Tegelijkertijd mogen we onze aandacht vestigen op onze Heer en ons hart vullen met de heerlijke positieve woorden en gedachten van Hem. Glorie voor Jezus!
Wanneer wij bemerken, dat ons denkvermogen nog niet ‘vrij’ is en dat wij voortdurend al dan niet dwangmatig beziggehouden worden, mogen wij onder leiding van de Heer met het inzicht dat Hij ons geeft, de vijand hierin (gaan) onderkennen en overwinnen.
Ook wanneer er een ‘plafond’ ervaren wordt, waardoor wij niet ‘hogerop’, of niet ‘verder mee’ kunnen komen in de ontwikkeling van de boodschap, en de verdere vernieuwing derhalve niet tot stand komt, mogen we de vijand van ons ‘geestelijk lijf’ schudden. Hierdoor ontstaan nieuwe mogelijkheden, die we samen met de Heer kunnen gaan invullen.

In Hem leven

Het is aan de orde om als gemeente van Jezus Christus de tijd te verstaan en in ons denken werkelijk vernieuwd en verjongd te worden. Alle mogelijkheden zijn ons hiertoe gegeven. Van ons wordt gevraagd om samen met de Heer, die ons heeft geroepen en verlost, ons hart te bewaren boven al wat te bewaren is (Spr.4:23). In Hem zijn, met Hem denken, met Hem overleggen en beoordelen, met Hem spreken en daden doen, in Hem leven... het mag en kan een heerlijke realiteit in ons leven zijn. Dan leven we in de werkelijkheid van Christus (Col.2:17), in het klimaat van het Koninkrijk Gods. Dan zal ook de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, onze harten en onze gedachten behoeden in Christus Jezus (Fil.4:7).