Geestelijke gaven in de gemeente (1)
Inleiding
Jezus Christus bouwt zijn gemeente. Geheel naar Gods wil is Hij bezig Zich een lichaam te formeren, vervuld van Hem en tot alle goed werk volkomen toegerust (naar Ef.1:23 en 2Tim.3:17). Door heilige Geest werkt Hij in mensen die zich daadwerkelijk aan Hem, het hoofd, houden en zich door Hem tot één lichaam laten verenigen. Hierdoor ontstaan de zo noodzakelijke banden en pezen in de gemeente en ontvangt het lichaam zijn goddelijke wasdom (naar Col.2:19).
In dit wordingsproces schenkt Jezus ook allerlei gaven aan zijn gemeente: om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus (Ef.4:8,12). Ook dit aspect van gemeentevorming en opbouw verdient onze volle aandacht. Opdat het ware gemeente-zijn volledig gestalte krijgt en God in alles verheerlijkt wordt door Jezus Christus, aan wie de heerlijkheid is en de kracht, in alle eeuwigheid (1Pe.4:11b).
Schriftplaatsen
Het Nieuwe Testament spreekt op verschillende plaatsen over deze (geestelijke) gaven, ook wel genadegaven genoemd. Zo schrijft Paulus in Romeinen 12 over gaven, onderscheiden naar de genade die ons gegeven is. Hij noemt dan het profeteren, dienen, onderwijzen, vermanen, meedelen, leiding geven en barmhartigheid bewijzen (vs.6-8).
Op een andere plaats schrijft Paulus: Er is verscheidenheid in genadegaven, bedieningen en werkingen. Hij wijst dan op het spreken met wijsheid en kennis, de gaven van geloof en genezingen, de werking van krachten, het profeteren en onderscheiden van geesten, allerlei tongen (talen) en de vertolking hiervan (1Cor.12:4-11). Een aantal verzen verder spreekt hij in ditzelfde kader over apostelen, profeten, leraars, krachten, gaven van genezingen, bekwaamheid om te helpen en besturen, en verscheidenheid van tongen (28).
In de brief aan de Efeziërs brengt Paulus deze gaven eveneens ter sprake. Hier maakt hij melding van apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars (4:11).
Ook Petrus schrijft in zijn eerste brief over genadegaven. Hij noemt dan de gastvrijheid, het spreken namens God en het dienen uit kracht door God verleend (4:9-11).
In de gemeente
De bijbel plaatst de geestelijke gaven geheel in het kader van de (nieuwtestamentische) gemeente. Zij verbindt het functioneren van geestelijke gaven voortdurend aan het leven van mensen als leden van het lichaam van Christus.
In Romeinen 12 staat direct voorafgaande aan het gedeelte over de genadegaven: Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander.
De citaten uit 1 Corinthiërs 12 worden verbonden door een prachtig gedeelte over gemeente-zijn (12-27): door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt...
Ook Efeziërs 4 spreekt in dit opzicht duidelijke taal. In de eerste verzen gaat het over één lichaam en één Geest, over de eenheid des Geestes en de band des vredes. Uit het hierop volgende gedeelte blijkt dat Jezus gaven geeft aan mensen om zijn lichaam - de gemeente - op te bouwen en alles tot volheid te brengen.
Petrus spreekt over het dienen van elkaar en spreken tot elkaar... in het huis Gods, de gemeente!
Geestelijke gaven behoren bij het ware gemeente-zijn. Zij hebben een duidelijke plaats en functie in de wording van de gemeente, in de verwerkelijking van het plan van God met mensen. Geestelijke gaven zijn bedoeld om de groei en ontwikkeling van het waarachtige gemeente-leven te bevorderen. Zij dienen geheel voor dit doel te worden ingezet.
Genadegaven
Geestelijke gaven zijn genade-gaven. Zij worden ons deel door de genade Gods die Jezus ons schenkt door de werking van de heilige Geest in ons hart.
In het Griekse grondwoord blijkt de samenhang tussen de genade van God en de gave - de bijzondere begaafdheid - die hierdoor in ons leven ontstaat. Het woord charisma - begaafdheid, vermogen, geschiktheid, bekwaamheid - is afgeleid van charis - genade. Het duidt volgens het Griekse woordenboek op ‘buitengewone vermogens waardoor gelovigen in staat gesteld worden de gemeente van Christus te dienen; de ontvangst ervan is te danken aan de kracht van de goddelijke genade die door de heilige Geest op hun harten inwerkt’. C.P. Wagner hanteert in zijn boek ‘De geestelijke gaven voor de opbouw van de gemeente’ de volgende omschrijving: een geestesgave is een bijzondere bekwaamheid die de heilige Geest aan ieder lid van het lichaam van Christus - naar Gods genade - geeft, opdat zij binnen het lichaam van Christus gebruikt wordt.
Charisma en dorea
Hoewel geestelijke gaven in genade worden ontvangen, moeten we bij deze charismata niet denken aan het ontvangen van ‘geschenken’. Hiervoor kiest het Nieuwe Testament een ander woord: dorea - gave, geschenk. In Handelingen 2:38 zegt Petrus: Bekeer u en ieder van u laat zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult gij als gave (dorea) de heilige Geest ontvangen (Wb). Dit zal u ten deel vallen (LeV). De doop in heilige Geest is een prachtig, goddelijk geschenk dat niet voor geld te verkrijgen is (Hand.8:20). Je ontvangt het ‘om niet’ van Jezus, de doper in heilige Geest (zie ook Stb.71).
Met charismata doelt het Nieuwe Testament op gaven - bijzondere bekwaamheden en buitengewone vermogens - die in het leven van geestelijke mensen te voorschijn komen, na het ontvangen van de heilige Geest als dorea - als gave, geschenk. Het gaat dan om begaafdheden die in gemeenschap met en onder leiding van Jezus worden ontwikkeld.
Deze charismata blijven te allen tijde 'gaven des Geestes'. Zij kunnen niet functioneren en worden ontwikkeld zonder doop in heilige Geest, zonder de persoonlijke relatie met Jezus Christus in heilige Geest. In die zin zijn het bovennatuurlijke vermogens en bekwaamheden. Tegelijkertijd gaat het om begaafdheden van mensen. De charismata sluiten altijd aan op wat er ‘van nature’ in de mens is. Er komt door de werking van de heilige Geest een dimensie bij; er ontstaan 'hogere' uitingen.
Nieuwe vermogens?
Jezus schenkt mensen geen nieuwe vermogens, of totaal nieuwe bekwaamheden; je krijgt er in die zin geen talenten bij. In gemeenschap met de Heer van je leven kom je als lid van zijn lichaam tot een functioneren dat uitgaat van en voortbouwt op het reeds aanwezige, zeker waar de innerlijke reiniging en heiliging zich eveneens voortzet. Hierin ontwikkelt zich het bijzondere en buitengewone; hierin ontstaan de hogere uitingen. Door de werking van de Geest worden je eigen menselijke vermogens in de diepste kern aangegord met alles wat in Christus is. In de relatie van hart tot hart met Jezus ontstaat iets dat uit God en uit de mens is.
Hogere uitingen
Als voorbeeld noemen we het spreken in tongen. Na het ontvangen van de heilige Geest ontstaat de mogelijkheid om de Heer in nieuwe tongen (talen) te gaan loven en prijzen: een hogere uiting en nieuwe dimensie in het eigen vermogen om te spreken.
In de verdergaande ontwikkeling kan zo ook het spreken met wijsheid en kennis naar voren komen, alsmede het profetische spreken. In het ingeschapen vermogen om te zien en te horen kan zich de gave van het onderscheiden van geesten gaan ontwikkelen. Het innerlijke vermogen van denken, verstand, gevoel, geweten en geloven is hierbij volledig betrokken. Door de Geest werkt Jezus in op je gehele hart en leven. Je leert samen met Hem te denken, er ontwikkelt zich een samengroeiend denken. Je gaat samen met Hem leren ordenen, verstaan, aanvoelen, toetsen, beseffen en geloven... samen met Hem dingen oppakken en uitwerken. Je leert daadwerkelijk leven door Hem. Je wordt een charismatisch mens: een lid van het lichaam van Christus waarin het leven Gods zich ontwikkelt en zich op velerlei wijzen in allerlei uitingen openbaart. Niet automatisch en als vanzelfsprekend, maar mede als gevolg van je toewijding aan Jezus Christus en je verdere toebereiding voor het werk dat Hij in en door middel van zijn gemeente wil doen.
Naar het voorbeeld van Jezus
Jezus zelf is hierin ons voorbeeld. In zijn bestaan komt het leven Gods tot volle ontplooiing en openbaring met inbegrip van alle geestelijke gaven. Door de doop in heilige Geest wordt Jezus één geest met God (Stb.69/5). Alle bronnen van zijn bestaan raken aangesloten op de bronnen in God zelf; dit werkt door in alle delen van zijn leven, in al zijn vermogens en eigenschappen. Een nieuwe dimensie wordt toegevoegd; dit komt te voorschijn in alle uitingen.
Na zijn doop en vervulling met heilige Geest spreekt Jezus woorden als van God, met wijsheid en kennis, met helder inzicht en alle fijngevoeligheid. Hij onderscheidt waar het op aankomt en doet de werken Gods. Hij gelooft wat God gelooft. Met heilige Geest en kracht gezalfd gaat Hij rond, weldoende en genezende allen die door de duivel overweldigd zijn en God is met Hem (Hand.10:38).
God openbaart en manifesteert Zich in en door zijn Zoon. Jezus is mens zoals God dit van den beginne bedoelt. Hij leeft en functioneert op volmaakte en volwassen wijze als charismatisch mens. Hij is de mens Gods in volheid.
Door de Geest
Zoals Jezus leeft in gemeenschap met God, mogen wij leren leven in gemeenschap met Jezus. Door de doop in heilige Geest worden wij één geest met Hem. Hierin werkt Jezus het plan van God met mensen uit (BS 7). Hij openbaart Zich in en door zijn gemeente zoals God Zich in en door Hem openbaart (zie Joh.17:20-23). In één Geest gedrenkt mogen wij komen tot een samengegroeid leven, tot een volkomen eenheid met Hem in wezen en werken. In deze groeiende eenheid en verbondenheid worden wij door Hem begiftigd met alles wat tot leven en godsvrucht strekt. Door het werkelijke kennen van Hem krijgen wij deel aan de goddelijke natuur (2Pe.1:3,4). Wij mogen rijk worden in Hem in elk opzicht, en vol verlangen uitzien naar zijn volledige openbaring in ons. Hierbij zal het ons - als leden van zijn lichaam - aan geen enkele genadegave ontbreken (naar 1Cor.1:5-7).
Organische inspiratie
Het gaat in deze ontwikkeling om organische verbondenheid met Jezus Christus. Een verbondenheid die kenmerkend is voor een levend organisme, een lichaam. In zo’n relatie gebruikt Jezus je niet als ‘spreekbuis’ of ‘werktuig’ in zijn hand. Een charismatisch mens is geen ‘holle pijp’ waar de Heer zijn ‘water’ doorheen laat stromen, geen ‘instrument’ dat door Hem wordt ‘bespeeld’. Jezus werkt niet door mechanische inspiratie, maar door organische inspiratie: Hij zet je in als levend lid van zijn lichaam. Je fungeert als ‘mond’ en ‘hand’; je doet dienst als zijn mond en zijn hand. Dit gebeurt vanuit het concrete samengroeien met Hem in denken en doen, in woord en daad. Je wordt één geest met Hem (1Cor.6:17): door de werking van zijn Geest in je hart vindt er een verdergaande éénwording met Hem plaats in wezen en werken, in handel en wandel.
In deze relatie met Jezus komt alles tot stand wat God bedoelt. Het wordt langs deze weg door Jezus ‘in het leven’ geroepen. Het komt in en door het leven met Hem tot aanzijn en wasdom. Je gaat leven als zoon van God en dit blijkt uit wat je doet in woord of werk: je doet het in de naam van Jezus, je openbaart het wezen van Jezus. Met alles wat in je is en werkt, vervul je de gerechtigheid Gods. Het leven Gods in je komt tot volheid en daar zijn charismata (genadegaven) bij inbegrepen.
De ontwikkeling en het functioneren van geestelijke gaven gaat dus niet buiten je om. Het gaat door je heen: je wordt er door de Heer volledig bij betrokken. Wij kunnen het niet zonder Hem; Hij kan het niet zonder ons: het is uit Hem en uit ons. Wij dragen daarom ook te allen tijde (mede)verantwoordelijkheid voor wat we in zijn naam zeggen en doen.
Mens-specifiek
In dit proces van groei en ontwikkeling van het leven Gods benut Jezus de eigenheid van ieder mens. Hij werkt met goddelijke kennis en wijsheid in op ieders mogelijkheden. Hij geeft ieder een eigen plaats in zijn lichaam, overeenkomend met de specifieke gaven die Hij in hem of haar tot ontwikkeling brengt. Zo kan een ieder bijdragen aan de wording van zijn gemeente.
Hierin is iedereen dus uniek. Iedereen mag op eigen wijze gestalte geven aan het leven Gods in de gemeente. Iedereen wordt en blijft zichzelf. Iedereen mag hierin tot volheid komen. Mede hierdoor is er zo’n verscheidenheid aan geestelijke gaven in de gemeente. Niet zozeer in aard en werking, maar vooral in de wijze en mate van uitingen. Denk maar eens aan het vermogen om te spreken. Dit is bij ieder mens ingeschapen. Toch verloopt de ontwikkeling van dit vermogen zodanig dat er geen twee mensen zijn die op precies dezelfde wijze spreken, zelfs indien zij hetzelfde zouden willen zeggen. De vermogens komen overeen; de uitingen verschillen. Hierdoor ontstaat verscheidenheid en veelkleurigheid.
Geestelijke gaven zijn mensspecifiek. Ieder lid van het lichaam van Christus functioneert hierin op unieke wijze. Dit hoeft geen tegenstellingen of disharmonie in de gemeente op te leveren noch einzelgängers. Integendeel. Indien allen zich door één Heer laten leiden en zich met één Geest laten drenken, krijgt de eenheid die het ware lichaam van Christus zo kenmerkt, juist gestalte.
In allen
Jezus sluit hierbij niemand uit. Hij roept alle mensen tot Zich. Hij wil allen een plaats geven in Hem, en daarmee in zijn gemeente. Om allen te vervullen met Hem en alles in hen te volmaken (Ef.1:23). Hij wil Zich in ieder lid van zijn lichaam openbaren en manifesteren en allen toerusten tot alle goed werk. Daarom schrijft Paulus: Aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen (1Cor.12:7). In elk betonen zich de gaven des Geestes tot algemeen voordeel (LuV). Word je hiervan bewust. Om je dan ook vol geloof en liefde te hechten aan Jezus, onze Heer, het hoofd van de gemeente. En vol vertrouwen met volle inzet mee te gaan in de ontwikkeling die Hij in ons wil bewerken.
Waar beginnen?
In een studie over geestelijke gaven ligt het voor de hand je te richten op de gaven die de bijbel noemt. Om op deze wijze een beeld te vormen van bijvoorbeeld het profeteren en de gaven van genezingen. Of een profielschets te ontwerpen van herders, leraars en andere bedieningen in de gemeente. Waardoor je voor jezelf of met elkaar tot bepaalde conclusies kunt komen: welke gaven bezit ik en hoe moet ik daarmee omgaan? Door het zo te benaderen komen de gaven centraal te staan. Dit werkt - hoe vreemd het misschien ook klinkt - belemmerend voor de ontwikkeling van je persoonlijk leven in de gemeente. Je gaat iets van 'buiten' al of niet op jezelf van toepassing brengen. En dat past nooit helemaal. Je gaat jezelf misschien in bochten wringen om maar in een bepaalde beschrijving te passen. Dit is niet juist; je draait de zaak dan eigenlijk om.
Bij de mens
Bij de wording van de gemeente werkt de Heer van binnenuit, vanuit het hart van mensen. Je mag iets van jezelf - iets ‘eigens’, iets dat helemaal bij je past - in relatie met Jezus van binnen naar buiten laten komen. Op deze wijze iets openbaren van het werk van Jezus in je leven. Hierin inspireert Hij je tot ‘hogere’ uitingen; hierin komen je specifieke geestelijke gaven tot ontplooiing.
Deze aanpak kenmerkt het werk van Jezus. Op deze wijze werkt Hij aan de vorming en openbaring van zijn lichaam, de gemeente. Hierom gaat het dus bij de ontwikkeling van geestesgaven. Van Jezus staat geschreven: Opgevaren naar de hoge voerde Hij krijgsgevangenen mede, gaven gaf Hij aan de mensen (Ef.4:8). Met deze gaven worden mensen bedoeld; dit blijkt uit het vervolg (vs.11 ev.). Jezus geeft mensen aan zijn gemeente. Mensen die als gave hierin mogen functioneren: op een gave manier als leden van het lichaam onder leiding van het hoofd hun specifieke begaafdheden ontwikkelen en inzetten tot opbouw van de gemeente.
Kern
Ieder van ons wordt op deze wijze door Jezus aan het lichaam gegeven: je bent dus een gave... als mens, in wie je bent, in wat je kunt en doet. Je vrijgekochte leven met alles wat zich hierin door heilige Geest ontwikkelt, is de gave die Jezus zijn gemeente aanbiedt. Het functioneren van geestelijke gaven is daarom in diepste zin het inzetten van jezelf ten dienste van de gemeente. Het willen geven van je leven tot opbouw van de gemeente, met alles wat jezelf ter beschikking staat en met alles wat de Heer je op bijzondere wijze ter beschikking stelt.
Dit is de feitelijke kern van de zaak. Het functioneren van geestelijke gaven in de gemeente betreft het leven en specifieke functioneren van mensen in de gemeente. Wanneer we nadenken en spreken over de werking van geestelijke gaven in de gemeente gaat het dus niet zozeer in eerste instantie om bepaalde gaven, doch veeleer om de wijze waarop mensen hun eigen, specifieke mogelijkheden en middelen mogen inzetten voor de opbouw van het lichaam van Christus.
Beseffen
Laat dit eens helemaal bij u binnenkomen. U bent een gave van Jezus aan de gemeente. De gemeente is er niet alleen voor u. U bent er voor de gemeente. Jezus wil u in zijn lichaam een specifieke plaats en functie geven. De Heer wil u aangorden en inspireren, u begiftigen en bekrachtigen om uzelf te geven. U daarin bevestigen. Mede hierdoor bent u zo waardevol voor de gemeente en heeft de gemeente u nodig!
Natuurlijk mag u in de gemeente - als levend lid van het lichaam - ook veel ontvangen. Je kunt immers slechts geven van wat je hebt ontvangen. Dit gebeurt dan ook in de gemeente; prijs de Heer. Overvloedige genade wordt u gegeven: verlossing en bevrijding, genezing en herstel. Heil en zegen worden uw deel; barmhartigheid, vrede en liefde worden in u vermenigvuldigd (Jud.:2). U ontvangt leven in overvloed (Joh.10:10); u wordt toegerust tot alle goed werk.
Maar hiermee houdt uw functioneren als levend lid niet op. De Heer wil u als gave werkzaam laten zijn in de gemeente. U als charismatisch mens laten functioneren in zijn lichaam. Juist door wat u hebt en kunt. In alles wat u in de naam van Jezus doet.
Neem de strijd op
Wanneer u deze dingen voor uzelf overdenkt, zult u ongetwijfeld te maken krijgen met de afkeuring en ontkenning vanuit het rijk der duisternis. Geesten van verwerping toveren u een geheel ander beeld voor. Zij willen u kleineren en bevangen met gedachten en gevoelens van minderwaardigheid en onvermogen. U laten weten dat dit allemaal niet voor u geldt, omdat... en dan volgt een lijst met leugens. Geesten van weerspannigheid willen u afhouden van het aannemen en geloven van deze blijde boodschap omtrent uzelf en de gemeente. U blokkeren in de uitvoering ervan. Of u op geheel andere wijze ongeschikt maken voor het juiste functioneren in gemeente-verband: door eigenwijsheid en eigengereidheid, een niet willen luisteren naar eventuele correctie vanuit het lichaam van Christus.
Belial laat mede door het werk van deze geesten zijn ‘nee’ tegen u en de gemeente horen en voelen (zie ook BS 8 vanaf blz.9). Deze vijand heeft al heel wat werk verzet en velen op dit terrein gefrustreerd. We zullen de strijd tegen hem moeten opnemen. In de naam van Jezus, vanuit onze positie in Hem. Persoonlijk en als gemeente. Bewust van wat Jezus wil bewerken, doordrongen van het belang van de wording van de gemeente.
Verzadig u met de woorden van de Heer: u bent een gave van Hem aan zijn lichaam; hierin mag u als levend lid op charismatische wijze ontwikkelen en functioneren.
Verscheidenheid
Wanneer ieder lid van het lichaam dit in nauwe verbondenheid met het hoofd, Jezus, doet, ontstaat er een enorme verscheidenheid aan geestelijke gaven in de gemeente. Ieder brengt het zijne in; ieder is hierin uniek. Elk lid functioneert op specifieke wijze. Deze verscheidenheid is dus veel groter dan de opsommingen uit de brieven van Paulus en Petrus in eerste instantie doen vermoeden (zie blz.1 en 2).
Als Paulus in 1 Corinthiërs 12 spreekt over de vele leden van het éne lichaam, noemt hij maar enkele van deze leden bij naam: het oor, het oog, de hand, de voet, de edele delen en de minder edele delen... Hij illustreert het algemene beeld van het lichaam met enkele specifieke voorbeelden. En daarmee zet hij aan tot een bepaalde benadering waarop je voor jezelf kunt doorgaan. Er zijn nog veel meer delen te onderscheiden in het menselijk lichaam. Denk hierbij ook eens aan alle inwendige leden: delen die niet direct zichtbaar zijn, maar wel essentieel voor het functioneren van het lichaam!
Vele gaven
Paulus koppelt de veelheid van leden in het lichaam aan de veelheid van geestelijke gaven in de gemeente. En evenals bij de leden noemt hij ook bij de gaven maar een (beperkt) aantal hiervan bij naam. De opsomming is ook nu weer verre van compleet. We dienen bij geestelijke gaven daarom niet alleen te denken aan profeteren, woorden van kennis en wijsheid, onderscheiden van geesten, werkingen van krachten... Onder de charismata vallen ook de veel minder in het oog lopende gaven en functies in de gemeente. Er zijn werkingen die helemaal niet gezien worden, maar die wel essentieel zijn voor een gezond en zich ontwikkelend lichaam.
Bovendien mogen we opmerken dat de genoemde gave van het profeteren op velerlei wijzen naar voren kan komen. Ook daarbinnen is al een enorme verscheidenheid waar te nemen. Hetzelfde geldt voor de andere charismata. We komen hierop terug in één van de volgende bijbelstudies.
Eén Geest
Het gemeenschappelijk kenmerk van alle charismatische uitingen en werkingen is dat deze passen bij het lichaam van Christus en bijdragen aan de opbouw hiervan. Zij behoren lichaamseigen te zijn: herkenbaar als komend vanuit de Geest van Christus. Charismatische uitingen gaan daarom nooit tegen elkaar in of langs elkaar heen. Dat gebeurt in een gezond lichaam niet. Zij sluiten op elkaar aan en werken naar hetzelfde doel toe. De werking van geestelijke gaven brengt mensen bijeen. Tezamen verstaan zij de wil van God en ervaren zij de werking van zijn Geest. Tezamen openen zij zich voor het woord van Jezus en werken dit onder zijn leiding uit. Er ontstaat eenheid in de verscheidenheid: de ware eenheid van geest.
Al het lichaamsvreemde, alles wat niet de vrede en de onderlinge opbouwing bevordert, is niet van de Geest (Rom.14:19). Deze uitingen dienen we te onderscheiden; daarin zijn andere geesten werkzaam die het werk van de Heer willen verstoren en afbreken. Wij mogen ze in de naam van Jezus aanpakken en overwinnen. Zo werken wij mee aan de heiliging van het lichaam van Christus en worden wij ook zelf geheel en al geheiligd door de God des vredes.
Geestelijke mensen
Charismatische mensen zijn geestelijke mensen. Zij bannen alle naijver en zelfzucht uit hun hart (naar Jac.3:14,16), alsmede alle vleselijke neigingen. Zij richten zich op de waarheid en werkelijkheid van Christus. Zij onderscheiden in helder inzicht en alle fijngevoeligheid waarop het aankomt (Fil.1:9,10). Zij zijn met één Geest gedrenkt (1Cor.12:13). Dat blijkt in hun spreken: hun woorden zijn als van God. Dit blijkt ook uit hun instelling en opstelling: zij dienen elkaar uit kracht door God verleend. Zij verrichten hun werk van harte, als voor de Heer en niet voor mensen. Alles wat zij doen in woord of werk, doen zij in de naam van de Heer Jezus, God, de Vader, dankende door Hem (Col.3:17,23). Zij zijn niet op zichzelf of op eigen eer gericht: zij verheerlijken God in alles door Jezus Christus (1Pe.4:10,11).
Oproep
Jaag de liefde na en streef naar de gaven des Geestes, schrijft Paulus (1Cor.14:1). Dit hoort bij elkaar. Vormgeven aan de banden en pezen in de gemeente - onder meer de band der liefde - en je inzetten om als gave aan de gemeente te functioneren - als charismatisch lid van het lichaam te leven en ontwikkelen. Een oproep die een ieder van ons aangaat. Zeker indien wij het volle evangelie van Jezus Christus geloven en belijden en met Hem alle gerechtigheid Gods willen vervullen. In de volgende studies gaan we hier verder op in.
De Heer stelt ons in staat om aan deze oproep te voldoen. Hij wil ons hierin door zijn genade grondvesten, sterken, bevestigen en volmaken (1Pe.5:10). Wij mogen in deze genade vast komen te staan en uit deze genade leren leven.
Vreugde
Wat een vreugde brengt zo’n leven en functioneren teweeg in de gemeente. Het woord Gods komt tot zijn volle recht (naar Col.1:25). De genade Gods verschijnt, heilbrengend voor alle mensen (naar Tit.2:11). Het leven Gods openbaart zich in alle charismatische volheid en heerlijkheid. Jezus Christus heerst. Hij verwerft Zich een volk, volijverig in goede werken.
Alle dank en eer hiervoor aan Jezus Christus, ons hoofd, en aan God, onze Vader!