Het begin van Jezus’ bediening (2)
Inleiding
Nadat Jezus Zijn motief om in water gedoopt te worden onder woorden had gebracht, liet Johannes Hem geworden (Mat.3:15b). Jezus werd gedoopt. En daarmee legde Hij het bewijsstuk van Zijn wil in hemel en op aarde vast.
Een prachtig en uiterst belangrijk moment in het leven van Jezus. Hij aanvaardde Zijn bediening en wijdde Zich ten volle toe aan Zijn God.
In gebed
Jezus heeft deze doop in water heel bewust ondergaan. Hij wist dat God deze geloofsdaad wilde beantwoorden en Hem juist op dat moment wilde gaan dopen in heilige Geest, Hem tot Christus en tot Here wilde zalven. En daarom was Hij in gebed toen de doophandeling plaatsvond (Luc.3:21).
Vanuit het Koninkrijk Gods werd onmiddellijk gereageerd. Terwijl Hij aan het bidden was, ging de hemel open, staat er in hetzelfde vers (Can, LeV). Dit blijkt ook vanuit de beschrijving van Marcus: En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen (1:10).
Jezus werd gedoopt in de Geest Gods. Zijn geestelijk lichaam werd opgenomen in het geestelijk lichaam van God. Er ontstond een permanente en allesomvattende verbinding tussen Jezus en God.
Wat een wonderlijk mooi gebeuren. Eigenlijk schieten woorden te kort om de omvang en diepte daarvan te kunnen beschrijven.
Spreken
Op datzelfde moment klonk er een stem uit de hemelen. Het getuigenis van God ten aanzien van Zijn Zoon flankeerde het prachtige gebeuren van het neerdalen van de Geest Gods op Hem. Ook van Zijn kant was er in deze verbondssluiting een woord en een daad. God bevestigde Zijn oneindige geloof en onwankelbare vertrouwen in Jezus met de prachtige, persoonlijke woorden: Gij zijt Mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik Mijn welbehagen (Mar.1:11).
Wat een wereld van liefde ligt hierin besloten. Onmetelijk groot. God sprak uit, gaf getuigenis van wat erin Zijn hart was, en handelde daarnaar. Hij uitte Zijn liefde voor Jezus, Zijn intense blijdschap over Hem in heerlijke woorden en doopte Hem in Zijn eigen Geest. In deze daad blijkt het welbehagen van God in Zijn Zoon.
Vanuit de beschrijving van Mattheüs kunnen we opmaken dat het spreken en getuigen van God niet alleen voor Jezus was bedoeld, maar ook voor de omstanders. Het was alsof God Zijn hand op Jezus legde en in twee werelden tegelijk ten overstaan van ieder die het kon of wilde horen, proclameerde: Deze is Mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik Mijn welbehagen heb (3:17).
Groots moment
Wat een moment moet dit zijn geweest in de heilsgeschiedenis. Wat een vreugde voor God om Zichzelf zo geheel te kunnen meedelen aan deze mens, Zich zo intens en ten volle te kunnen verenigen met Zijn geliefde Zoon. En wat een heerlijke ervaring en bevestiging voor Jezus. Met grote, onuitsprekelijke vreugde zal Hij deze woorden van God hebben aangehoord en de gave van de heilige Geest uit Diens hand hebben ontvangen. Dit is onbeschrijfelijk. Ik denk dat Hij onmiddellijk de diepe doorwerking van de Geest Gods in Zijn hart heeft ervaren.
De door God zo begeerde relatie met Jezus kwam tot stand. Van hart tot hart. Verbonden in één Geest. Volkomen tot één. Een mijlpaal in de realisatie van het plan van God met mensen. Nu zou het gezien gaan worden. Nu zou alles werkelijk op orde kunnen komen, op zijn plaats gaan komen en tot volheid worden gebracht.
De eerste
Jezus was de eerste mens die deze gave Gods ontving. De eerste zoon des mensen die op deze verheven wijze gemeenschap mocht verkrijgen met God (Stb.68 blz.3). De eerste die werkelijk met alles wat in Hem was deel kreeg aan de goddelijke natuur (2Petr.1:4). De eerste in wie de ganse volheid der godheid lichamelijk woning kon maken (Col.1:19, 2:9).
In al deze - en nog meerdere - dingen is Jezus de eerste geworden. In geestelijk opzicht is Hij mede hierdoor de eerstgeborene der ganse schepping geworden (naar Col.1:15), het begin der schepping Gods (Op.3:14). Niet in termen van tijd, maar gerekend naar plaats in het plan van God en positie in het Koninkrijk Gods.
Plan van God
Jezus werd op dat moment tot Christus en Here gemaakt (Hand.2:36), tot Hoofd van de Gemeente aangesteld (Col.1:18). Gezalfd tot Koning, Priester en Profeet.
Een magistraal gebeuren met diepe wortels in de 'logos' van God, en met heerlijke gevolgen voor mens en schepping tot in alle eeuwigheid. Het plan van God met mensen kon nu daadwerkelijk ten uitvoer gebracht gaan worden. Na al die eeuwen van uitzien naar en verwachten van de Messias, was Hij er. Daar stond Hij, de Christus Gods, toegewijd en toegerust. Geheel in staat om het (oorspronkelijke) voornemen des Heren door Zijn hand voortgang te laten vinden.
Door Hem
En daar was het God allemaal om begonnen. Hiervoor was alles in het aanzijn geroepen, schrijft Paulus in Colossenzen 1:15-17. De zichtbare en de onzichtbare dingen, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten - alle dingen zijn door God geschapen om Zijn grote plan met mensen te kunnen realiseren. Dus geschapen door de gedachte aan Hem en tot Hem, die dit grote werk zou gaan volvoeren.
Alle dingen hebben daarom in feite hun bestaan in deze Christus. En derhalve in Jezus, de tot Christus gezalfde Zoon van God. Jezus is daarom vóór alles. Hij is het begin; in Hem is het in feite begonnen!
Intermezzo
Daarmee wil Paulus beslist niet zeggen dat het al van voor de grondlegging der wereld vaststond dat Jezus de Christus zou worden. We hebben al eerder gesteld dat de apostel in dit gedeelte het oorspronkelijke voornemen van God beschrijft in het kader van de actuele omstandigheden. Men leze in dit verband nog eens Studieblad 63, artikel 1: Adam en Christus.
Duif
Dit heerlijke en hemelse gebeuren voltrok zich geheel in het klimaat van het Koninkrijk Gods: in diepe vrede en rust. Zonder enig bijverschijnsel of begeleidend gebeuren vanuit het rijk der duisternis. We lezen niet van een geluid als van een geweldige windvlaag en van het verschijnen van tongen als van vuur, zoals later op de pinksterdag gebeurde bij de doop in heilige Geest van de discipelen. Er wordt in de evangeliën alleen melding gemaakt van het neerdalen van iets 'als een duif'.
Dit is een visionaire beschrijving. Het tekent de intense, goddelijke vrede waarin deze doop van Jezus in heilige Geest plaatsvond. Daarin is niets gewelddadigs te bespeuren. Het is een daad van God in grote liefde; een naderen van Hem tot de mens, een woning maken in het hart van de mens, een aansluiting vinden bij alles wat in de mens is. Het is een ware éénwording met de mens in een klimaat van liefde, tederheid, rust, vrede en blijdschap.
Jezus had in Zijn leven tot op dat moment op geen enkele wijze verbinding gehad met het rijk der duisternis. En daarom was er voor de vijand ook geen enkel aanknopingspunt om zich op dit prachtige moment, in dit intieme en allerheiligst gebeuren tussen God en Jezus mede te (kunnen) openbaren, in wat voor vorm of verschijnsel dan ook.
Vervulling
De Geest Gods kon het hart en levenshuis van Jezus geheel doortrekken en vervullen. God kon werkelijk ten volle woning maken in Hem. Er was geen enkele hindernis of beperking. Integendeel. Jezus had Zich als volwassen geestelijk mens ten volle toegewijd aan God, Zich geheel beschikbaar gesteld voor Hem. Hij had zich terdege op dit gebeuren voorbereid; Zijn hele wezen stond ervoor open.
De doop in heilige Geest hield voor Jezus tegelijkertijd de volkomen vervulling in met de Geest Gods. Hij werd daar niet alleen in gedrenkt, maar ook ten volle van doordrenkt. De Geest kon tot in het diepste van Zijn hart doordringen en alle vezelen van Zijn bestaan bereiken. Een grotere mate van vervulling is niet mogelijk.
Tot één
In de waterdoop had Jezus Zich geheel aan God gegeven. God schonk Zichzelf in de Geestesdoop geheel aan Jezus. Er ontstond een eenheid en verbondenheid tussen God en Jezus op een nog hoger niveau dan er al was. Jezus hechtte Zich aan God en werd één geest met Hem (naar 1Cor.6:17).
Jezus werd hierdoor geen 'god', zomin als God door dit gebeuren 'mens' werd. Jezus kreeg als mens ten volle deel aan de goddelijke natuur, en God kon als Geest volledig gaan beschikken over de menselijke natuur. De twee werden tot één, zij sloten op volmaakte en complementaire wijze op elkaar aan. Maar daardoor 'verdween' er geen persoon. Zij bleven ieder afzonderlijk bestaan: Jezus als mens en God als Geest.
Nieuwe mogelijkheden
Voor Jezus kwam er ten aanzien van Zijn functioneren als mens Gods een nieuwe dimensie bij. Hij kreeg daarin de volledige beschikking over de mogelijkheden en volheid van God. En dat werkte door in alle delen van Zijn leven, in alle funkties en vermogens. Alle bronnen van Zijn bestaan raakten aangesloten op, werden één met de bronnen in God zélf.
Zijn denken raakte geheel verbonden met het denken Gods. Het werd één denken. Hetzelfde gold voor Zijn gevoel, verstand, geweten, wil, geloof... En natuurlijk ook voor Zijn spreken en werken. Alle geestelijke gaven (begaafdheden) konden daarin te voorschijn treden.
Elk woord dat Jezus voortaan zou spreken, zou een woord zijn als van God. Dus geladen zijn met (her)scheppende kracht. Elke daad die Hij zou gaan verrichten, zou zijn als uit kracht door God verleend (naar 1Petr.4:11). In al wat Hij zou doen in woord of werk, zou Hij de naam van God verheerlijken en het wezen van God openbaren.
Blijde boodschap
Vanuit die persoonlijke en allesomvattende relatie met God mocht Jezus een blijde boodschap gaan brengen aan ootmoedigen, kon Hij de gebrokenen van hart gaan verbinden, voor gevangenen vrijlating uitroepen en voor gebondenen opening der gevangenis (Jes.61:1). Door de Geest Gods kon Hij boze geesten gaan uitdrijven (Mat.12:28) en op zieken de handen leggen waardoor zij zouden genezen (Mar.16:18). Blinden zouden hierdoor ziende worden, lammen kunnen wandelen, melaatsen worden gereinigd, doven gaan horen en zelfs doden worden opgewekt (Mat.11:5). Het Koninkrijk Gods zou hierdoor met recht en gerechtigheid gesticht en gegrondvest worden (naar Jes.9:6). Wie Hem zag en hoorde, zou in Hem het wezen van de Vader kunnen zien.
Tegemoet
Voor God ontstond de mogelijkheid om Zich geheel in deze mens, in Zijn geliefde Zoon te manifesteren en zo Zijn mensheid in liefde en genade tegemoet te treden. God had Zijn belofte, reeds aan Adam gedaan en door vele profeten verwoord, waargemaakt. Een ieder mocht nu toetreden en door Zijn Christus concreet deel krijgen aan het volle heil dat Hij voor ieder bedoelde.
Het ware en zuivere beeld van God dat eeuwenlang verborgen was gebleven, zou door Jezus opnieuw en in alle klaarheid en heiligheid naar voren worden gebracht. Het plan en doel van God in helderheid worden gepredikt en alle middelen en mogelijkheden om daaraan toe te komen, worden aangereikt.
In alles wat Jezus deed, zou het Koninkrijk Gods openbaar komen en de naam van God geheiligd en verheerlijkt worden.
In en door Jezus Christus kon God Zichzelf openbaren aan ieder die zijn hart en leven daarvoor wilde openstellen.
Basis
Het grote werk van Jezus kon gaan beginnen. Hij had Zich volkomen toegewijd en God had Hem geheel ingewijd. Het verbond was bezegeld, van twee kanten in woord en daad bevestigd.
Een betere en deugdelijker basis voor de bediening van Jezus is niet denkbaar. Alles was in gereedheid gebracht. Alles was uitgesproken en medegedeeld. Het heerlijke evangelie van het Koninkrijk der hemelen kon nu in volheid gepredikt en gepraktiseerd worden. De wederoprichting aller dingen ter hand worden genomen.
Te allen tijde zou Jezus op deze hechte en onwankelbare basis kunnen teruggrijpen. En dat zou Hem steeds weer motiveren om vol geloof en liefde in de kracht van God door te gaan.
Nog steeds werkt Jezus door aan de voltooiing van het plan van God op basis van de dingen die in en bij de Jordaan hebben plaatsgevonden. Zij hebben werkelijk eeuwigheidswaarde!
Leer van dopen
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn geworden dat de waterdoop en de Geestesdoop in feite onverbrekelijk bij elkaar behoren. Tezamen geven zij uiting aan het verbond dat God met de mens wil aangaan. Het is eigenlijk één zaak. Dit blijkt in het leven van Jezus.
De 'leer van dopen' is een wezenlijk onderdeel van het plan van God met mensen. En daarom ook in het evangelie dat Jezus heeft gepredikt: het evangelie van het Koninkrijk der hemelen.
Ten aanzien van ons eigen leven dienen wij ons hierop te bezinnen. En waar nodig onze inzichten in deze dingen aan te scherpen en ons omgaan hiermee in de praktijk van het gemeenteleven aan te passen. We zullen er daarom in het volgende Studieblad op terugkomen.