Genesis 19:1 – 20:18

Boodschappers van God

Abraham heeft drie boodschappers van God op bezoek gehad. Als hij de mannen uitgeleide doet, deelt een van hen iets mee over de ongehoord grote zonden van Sodom en Gomorra. Voor Abraham is het alsof de Heer zélf tot hem spreekt. Hij vraagt dan om barmhartigheid over de stad. Door de boodschapper die met hem spreekt, laat de Heer Abraham weten dat Sodom zal worden gespaard als er tien rechtvaardigen in die stad gevonden worden. De andere twee boodschappers lopen intussen naar Sodom toe. Zij gaan daar hun taak en opdracht vervullen. Genesis 19 spreekt daarover.

De mannen die naar Sodom gaan worden engelen genoemd: boden van Jahweh. Geen ‘engelen’ in de letterlijke betekenis van het woord: geesten. Het zijn mensen die als boden, als boodschappers van God werkzaam zijn. Ze gaan naar Sodom toe, niet alleen om het oordeel aan te zeggen, maar vooral om te redden wat er nog te redden valt. Om te redden wie er uit Sodom gered wil worden, de mensen die naar hun raad om de stad te verlaten willen luisteren.

Lot zit in de poort van Sodom

Ze komen bij Sodom aan. In die tijd waren veel steden ommuurd en was de poort van zo’n stad vaak een ‘huis’ met allerlei ruimten waarin mensen elkaar konden ontmoeten, recht werd gesproken, en zelfs markt gehouden kon worden. Een ruime plaats dus. Daar verzamelden zich de mannen en de oudsten van de stad. Het feit dat Lot op dat moment in die stadspoort van Sodom zit, geeft aan welke positie hij in die stad heeft gekregen. Hij is een gerespecteerd burger van Sodom. Als Lot de twee mannen ziet aankomen, handelt hij geheel naar zijn aard: hij nodigt ze uit in zijn huis

De gastvrijheid staat bij hem hoog in het vaandel

Daarin doet hij dus hetzelfde als Abraham: de gastvrijheid staat bij hem hoog in het vaandel. Lot weet dat er in Sodom niet zo nauw met ‘herbergzaamheid’ wordt omgesprongen, daarom nodigt hij ze uit. Hij vindt dat het ‘gastrecht’ niet mag worden aangetast. Lot ziet de bui al hangen: hij weet wat er met mensen kan gebeuren als zij in Sodom in de openlucht moeten overnachten. Daarom dringt hij er bij hen op aan: Kom toch mee met mij, dan kunt u in mijn huis overnachten. Mooi dat Lot dit doet: het tekent hem als een rechtvaardig man.

Lot lijdt onder de zonden van Sodom

Petrus schrijft in zijn tweede brief dat Lot heeft geleden onder de losbandigheid en zedeloosheid van Sodom: God heeft de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, behouden, want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken (2Pe.2:7-8).

Lot stelt een daad

Lot heeft gezien wat er mis was in Sodom, maar dat heeft hem er niet toe gebracht deze stad te verlaten, om dit leven de rug toe te keren, om er niet mee ‘verbonden’ te worden. Je zou kunnen zeggen: Lot hield zich ‘gedeisd’. Daardoor lijkt hij in Sodom te worden geaccepteerd en mag hij zelfs in de poort een plaats innemen. Hij heeft wel ‘geleden’ onder alles wat hij zag, maar er tot op dat moment niets mee ‘gedaan’. Maar nú nodigt hij deze vreemdelingen uit bij hem thuis. En dat valt op. De andere mannen die in de poort zitten, hebben die boden ook aan zien komen. En het feit dat juist Lot hen in zijn huis uitnodigt, strijkt hen tegen de haren in. Dat blijft op dat moment nog verborgen. Pas als het donker wordt, blijkt wat zij beramen, wat zij werkelijk in de zin hebben.

Wetteloosheid komt openbaar in de nacht

De mannen gaan met Lot mee en eten bij hem. Daarna gaat het helemaal mis. Nog voordat zij zich te ruste leggen, begint de ellende. Genesis 19:4 - de mannen der stad, de mannen van Sodom, omsingelden het huis, van jong tot oud, de gehele bevolking, niemand uitgezonderd, en zij riepen Lot toe en zeiden tot hem: Waar zijn de mannen, die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen bij ons buiten, opdat wij met hen gemeenschap hebben.

Niet slechts ‘enkele’ mannen komen naar het huis van Lot; er staat heel duidelijk: mannen van jong tot oud, de gehele bevolking, niemand uitgezonderd. Dat is ook tekenend. Lot laat zien wat er in hem is: hij handelt als een rechtvaardige. In diezelfde nacht komt ook de ongerechtigheid, de totale wetteloosheid van Sodom tevoorschijn.

Er zijn geen tien rechtvaardigen in Sodom; Lot is de enige. De mannen van Sodom willen met de mannen die bij Lot in huis zijn, gemeenschap hebben, hen verkrachten - vreselijk. Het is al erg dat mannen met mannen op tegennatuurlijke wijze gemeenschap hebben, maar als ze hen ook nog eens willen verkrachten, is dat dubbel zo erg. Als Lot hen vraagt om niet zo’n groot kwaad te doen, is de boot aan. Dan erkennen ze Lot niet meer als een inwoner van hun stad; wie denk je wel dat je bent. Genesis 19:9 - zij zeiden: Ga opzij! En zij zeiden: Deze ene is als vreemdeling komen vertoeven om ons geheel en al de wet te stellen! Nu zullen wij u meer kwaad doen dan hun. En zij drongen sterk op tegen de man, tegen Lot, en kwamen naderbij om de deur open te breken.

Lot gaat naar buiten en noemt de mannen van Sodom nog ‘broeders’. Hij doet hen zelfs nog een ongelofelijk voorstel: hij is bereid om zijn twee dochters uit te leveren aan die woedende groep mannen buiten zijn huis. Je moet er niet aan denken. Welke vader zou dat doen? Hij bereikt er niets mee, want gedreven door wetteloosheid stormen zij in blinde haat op Lot af. De beer is los en slaat toe. Als de mannen bij Lot in huis niet zouden hebben ingegrepen, zou Lot ter plaatse vermoord zijn.

Goddelijke bescherming

Maar de boodschappers van de Heer zetten zich wél in: zij staan op en werken met wat zij in handen hebben. Zij bidden om hemelse bescherming voor Lot en zijn huis. Zij werken met wat zij van God in handen hebben gekregen. Er komt een hemelse engelenwacht rondom Lot en zijn huis, waardoor de demonische aanval vanuit de groep mensen die voor de deur van Lots huis staat te briesen, afketst op dat schild van bescherming. De blinde woede van die mannen, die demonische woede, slaat daardoor terug op henzélf.
God biedt bescherming en zijn boodschappers werken met die bescherming: zij hullen zichzelf en Lots huis daarin. In de hemelsferen lopen de demonen zich op die goddelijke bescherming te pletter. In zulke situaties keren die demonen zich altijd tegen de mensen door wie zij hun werk hadden willen doen. De blinde woede ván die mensen bewerkt daardoor een verblinding bíj die mensen, waardoor zij de deur van Lots huis niet meer kunnen vinden, hoe ze ook zoeken. Heel opmerkelijk. Wat een toestand zal dat zijn geweest.

God bewaart zijn gunstgenoten

Zo werkt het in de geestelijke wereld: God bewaart en beschermt zijn gunstgenoten. Hij kan dit doen onder alle omstandigheden, zelfs in de ‘onmogelijke’ situatie dat je als enige inwoner van de stad tegenover de hele bevolking komt te staan, en ze met z’n allen op je afstormen om je te doden. Ook dán is God in staat om je te beschermen, en zie je dat het kwaad zichzelf straft. Als de boze komt en niets in jou vindt, straft het kwaad zichzelf. Jezus zegt: Niet veel zal Ik meer met u spreken, want de overste der wereld komt en heeft aan Mij niets (Joh.14:30),

Niets! Dat is waar het om gaat. Dat hij niets aan je heeft. Dan kan hij komen met al zijn geweld, maar dan slaat dat geweld terug op hemzelf en op de mensen door wie hij werkt.

Lot wordt gered en mag anderen meenemen

Lot wordt beschermd, maar daarmee houdt de reddingsactie van deze boodschappers van God niet op. Ze gaan tot hem spreken: Lot, je moet de stad uit. Neem je verwanten mee, want de hele stad wordt verwoest. Het onheil is niet meer te keren, je ziet wat er aan de hand is. Lot, de geredde, mag anderen in die redding meenemen. Wat mooi! Zo werkt God altijd. Zijn armen zijn altijd wijd open. Lot gelooft het en gaat erop in. Hij gaat naar zijn schoonzonen, de mannen die met zijn dochters gaan trouwen. Hoe hij daar is gekomen staat er niet bij. Wat doen die mannen? Ze lachen hem uit, ze denken dat hij een grapje maakt. Genesis 19:14 - Toen ging Lot heen en sprak tot zijn schoonzoons, die met zijn dochters zouden trouwen, en zei: Staat op, verlaat deze plaats, want de Here gaat de stad verwoesten. Maar hij was in de ogen van zijn schoonzoons als iemand, die schertste.

Lot treuzelt

Bij het aanbreken van de dag dringen de boden van God er bij Lot op aan om nu zelf wél te vertrekken: Ga de stad uit en neem je vrouw en je dochters mee. Blijf niet treuzelen en talmen. En wat doet Lot? Hij treuzelt wél. Ondanks alles wat hij heeft meegemaakt in de voorbije nacht en de avond ervoor, blijft hij treuzelen. Hij kan zich niet ‘losmaken’ van alles wat hij in Sodom heeft verworven. Hij zal daar best rijk geworden zijn, en een aanzienlijke, eerbiedwaardige burger zijn geweest. Allemaal mooi en aardig, maar op dat moment heb je daar niets aan. Als de boden hem uiteindelijk met de nodige aandrang buiten de stad hebben gebracht en hij de opdracht krijgt om naar de bergen te vluchten, is die twijfel, dat ‘halfzachte’ in Lots hart er nog steeds. Ga de bergen in, Lot. Ontvlucht deze streek. Ook dán kan Lot nog niet breken met de wereld waarin hij woont.

Lot wil naar Soar

Hij vraagt aan de boden of hij zich in Soar mag vestigen, een klein stadje in diezelfde vruchtbare Jordaanstreek. Lot wil die streek dus niet uit. Hij wil nog iets daarvan ‘vasthouden’. Soar betekent: nietig, onbeduidend. Het is een klein stadje aan de rand van de streek, maar hoort wel bij de vijf steden in die streek. Soar wordt in Genesis al eerder genoemd: Het gebeurde nu in de dagen van Amrafel, de koning van Sinear, Arjok, de koning van Ellasar, Kedorlaomer, de koning van Elam, en Tidal, de koning der volken, dat dezen oorlog voerden tegen Bera, de koning an Sodom, Birsa, de koning van Gomorra, Sinab, de koning van Adma, Semeber, de koning van Seboïm, en de koning van Bela, dat is Soar (Gen.14:1-2).

Lot wil zijn intrek nemen in Soar. Hij durft niet naar de bergen. Hij kan zich nog steeds niet toevertrouwen aan de bescherming van de Heer. Hij wil nog steeds een stad om zich heen hebben. Terwijl hij in de nacht ervoor toch heeft gezien hoe de Heer kan beschermen. Nee, mag ik alsjeblieft naar Soar. Hij verwacht het blijkbaar nog steeds van zichtbare dingen in plaats van zich volledig toe te vertrouwen aan de Onzichtbare. Dat is Lot al eerder overkomen; ook toen had hij meer hang naar het zichtbare dan naar het onzichtbare. De ernst van de situatie dringt nog niet tot hem door.
Het wordt hem toegestaan. En daarmee ontkomt het hele plaatsje Soar aan het onheil dat de ander vier steden in die streek treft: Sodom, Gomorra, Adma en Seboïm. Wat een ruimte biedt God toch. Zelfs als mensen tegenstribbelen en niet volledig op God durven te vertrouwen, komt Hij ze in zijn oneindige goedheid en liefde tegemoet. Met een ‘bezwaard’ hart gaat Lot dan toch bij Sodom vandaan.

Lots vrouw houdt het oude vast

Bij Lots vrouw ligt het anders; zij gaat met tegenzin mee. Zij komt uit Sodom; zij wil daar helemaal niet weg. De mannen waarschuwen: vlucht en kijk niet achterom. Maar wat doet Lots vrouw? Ze kijkt wél om. Ze houdt vast aan het oude en kan niet geloven in wat haar door de boodschappers van God wordt aangereikt. Als je het oude niet wil loslaten, kun je het nieuwe niet binnengaan: een geestelijke wetmatigheid. En dat wordt de vrouw van Lot fataal. Op het moment dat het kwaad in Sodom en Gomorra toeslaat en zij zich omdraait, haalt het onheil haar in en wordt ook zij getroffen door het verderf. Ze krijgt deel aan het proces dat Sodom en Gomorra aan het verwoesten is: ze sterft en wordt overdekt met zout.

In zijn rede over de komst van de Zoon des mensen haalt Jezus deze geschiedenis aan. Hij vergelijkt de situatie van Lot, de vrouw van Lot, bij dat oordeel over Sodom en Gomorra, met de dingen die gebeuren in het laatste der dagen: Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag, waarop de Zoon des mensen geopenbaard wordt. Wie op die dag op het dak zal zijn, terwijl zijn huisraad in huis is, ga niet naar beneden om het te halen, en wie in het veld is evenzo, hij kere niet terug. Denkt aan de vrouw van Lot! Ieder, die zijn leven zal trachten te behouden, die zal het verliezen, maar ieder, die het verliezen zal, die zal het vernieuwen (Luc.17:28-33).

Breek met oude gewoonten

Het verhaal van Lot geeft duidelijkheid over de processen die in de geestelijke wereld spelen, over de werkingen die daar zijn, en die met name in die laatste dagen, bij het komen van de Zoon des mensen, volledig openbaar komen. Mensen kunnen behouden worden als zij zich volledig aan de Heer toevertrouwen. Maar als zij in geestelijke zin met één been in het oude blijven staan, zullen zij door het verderf worden ingehaald en meegenomen.

Belangrijk dus om te zien wat er in de hemelsferen gebeurt en in welke tijd je leeft. Laat elke halfslachtigheid varen. Zie niet achterom, broeders en zusters. Lucas 9:62 - Maar Jezus zei: Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods.

Houd niet vast aan het oude, zie niet achterom, blijf niet hangen in oude situaties en gewoonten, in een oude manier van leven, waarin het verderf en de wereld heerst. Laat je volledig geschikt maken, toebereiden en toerusten voor de openbaring van het Koninkrijk van God. Breek met de wereldse gezindheid, zoek het niet in zichtbare dingen.

Leef als Abraham

Leef vanuit het onzichtbare, het hemelse, zoals bijvoorbeeld Abraham dat doet. Hij verkrijgt wat God hem belooft; dat is hem die dag ervoor door die drie mannen aangezegd. Voor hem breekt de nieuwe dag aan met de vervulling van Gods belofte. Hij krijgt deel aan wat God hem toebedacht heeft. Op diezelfde dag verliest Lot alles wat hij bezit. En zo zal het gaan: wie heeft zal gegeven worden, maar wie niet heeft ook wat hij heeft zal hem ontnomen worden (Mat.13:12).Dat is niet onbarmhartig, dat zijn wetten in de geestelijke wereld, zo gaat het.

De ongerechtigheid achterhaalt Lot op een andere manier

Lot ontkomt aan het verderf, samen met zijn twee dochters. En wat doet hij? Wat had hij kunnen doen? Wat zou een goede zet zijn geweest? Hij had naar Abraham kunnen gaan! Maar dat doet hij niet. Dit is opnieuw een kans voor Lot geweest. Maar ook nu zoekt hij het niet bij zijn oom, bij de God van zijn oom. De God die hem uit die hachelijke situatie in Sodom gered heeft. Lot is bang. Hij vreest voor nieuwe ellende. In Soar is de situatie eigenlijk hetzelfde als in Sodom. Wat in Sodom is gebeurd, kan dus ook in Soar gebeuren. Lot wil daarom niet in Soar blijven. Wat gaat hij doen? Hij gaat alsnog naar de bergen. Hij gaat wonen in een spelonk, als een kluizenaar, met zijn twee dochters. Hij wil niemand meer zien. Maar ook in een spelonk kun je de geestelijke wereld niet buitensluiten, je geestelijke vijanden vinden je daar ook. De ongerechtigheid ‘achterhaalt’ Lot, nota bene door middel van zijn eigen dochters. Onder invloed van occult onreine geesten (die te vergelijken zijn met de geesten die in Sodom werkten) handelen zij incestueus: tegennatuurlijk en zondig. Ze voeren hun vader dronken en hebben dan gemeenschap met hem. Lot schijnt er niets van te merken. Beide dochters worden zwanger.

Twee bastaardzonen

Er worden twee zonen geboren: Moab en Ammon. Moab betekent ‘van vader’, en Ammon of Ben Ammi ‘volk of zoon van het volk’. Het zijn bastaardzonen. Ze worden geboren in de tijd dat bij Abraham en Sara Isaak wordt geboren. Als de ware zoon van Gods belofte wordt geboren, worden ook deze twee bastaardzonen geboren. Isaak, de stamvader van het volk Israël, Ammon de stamvader van de Ammonieten, Moab de stamvader van de Moabieten.

De vijandschap van Moab en Ammon

De Moabieten en Ammonieten hebben aan de grenzen van Israël gewoond. Als broedervolken van Israël hebben zij zich door de eeuwen heen vijandig tegenover Israël opgesteld. De boze geesten die aan de basis hebben gestaan van de geboorte van deze twee zonen, hebben in het nageslacht van deze jongens kunnen doorwerken. De Moabieten en Ammonieten zijn volken geweest die altijd bezig zijn geweest met dingen die absoluut niet uit God waren.

Vriendschap met de wereld wordt vijandschap tegen God

Het leven van Lot begint goed: hij trekt met Abraham weg uit Ur en gaat met hem mee naar het door God beloofde land Kanaän. Samen met zijn oom maakt hij van alles mee en wordt een rijke herder. Waar eindigt hij? Als een straatarme holbewoner. Hij begint als een ‘begunstigde’ des Heren en wordt uiteindelijk een ‘prooi’ van de duivel. Je kunt het dus niet op een akkoordje gooien met de wereld. Je kunt als rechtvaardige geen vriend van de wereld zijn. Jakobus 4:4 - Overspeligen, weet gij niet, dat de vriendschap met de wereld vijandschap tegen God is? Wie dus een vriend der wereld wil zijn, wordt metterdaad een vijand van God.

Het lijkt allemaal zo ‘mooi’ dat Lot in Sodom in die poort mag zitten en mee mag praten met de oudsten van die stad, maar feitelijk zit hij dan in de kring van spotters, in de kring van ongerechtigheid (Ps.1:1). En dat kan niet! Paulus schrijft: Velen wandelen - ik heb het u dikwijls van hen gezegd, maar nu zeg ik het ook wenende - als vijanden van het kruis van Christus. Hun einde is het verderf, hun God is de buik, hun eer stellen zij in hun schande, zij zijn aardsgezind (Fil.3:18).

Je kunt als gelovige niet leven zoals de ongelovigen dat doen, je gedragen zoals de mensen in deze wereld die zich van het evangelie van Jezus Christus niets aantrekken. Dat kan niet. De gevolgen daarvan zijn vreselijk: denk aan wat er in het leven van Lot gebeurt. De duivel wil het eerst in je leven teweegbrengen en daarna met je afrekenen. Dat doet God niet. Maar zijn bescherming kan op een gegeven moment niet meer werken.

Gods goedheid gaat uit naar Lot

Wat een verloop in het leven van Lot! Maar ook: wat geeft deze geschiedenis ons helder zicht op de goedheid van God! God laat Lot niet aan zijn lot over: Hij zendt boden om hem te redden. Door deze boden geeft Hij Lot te kennen wat er staat te gebeuren en wijst Hij hem de weg. Hij mag uit Sodom weg. Hij mag zelfs naar Soar. Dat hele stadje wordt gespaard ter wille van Lot. Zo is God. God heeft geen behagen in de ongerechtigheid, in het omkeren van een stad, in het straffen van de goddelozen. Dat is niet wat van Hem uitgaat. Hij wil redden, behouden, beschermen. God redt Lot ter wille van Abraham zijn knecht. Dat staat in Genesis 19:29: Toen God de steden der Streek verwoestte, gedacht God Abraham, en Hij leidde Lot uit het midden der omkering, toen Hij de steden waarin Lot gewoond had, omkeerde.

Abraham gaat naar Gerar

Hoe gaat het inmiddels met Abraham? Ná dat sluiten van het verbond en het vernieuwen van dat verbond, en na het bezoek dat hij heeft ontvangen? Het gaat niet zo goed met hem. Genesis 20 vertelt erover. Wat daar plaatsvindt, vormt opnieuw een bedreiging voor de vervulling van Gods belofte. Om een niet-genoemde reden vertrekt Abraham uit Hebron en gaat hij naar het Zuiderland. Hij komt in Gerar, tegen de grens met Egypte.

Opnieuw: Sara is mijn zuster

De koning van Gerar heeft dezelfde gewoonte als alle andere koningen uit die tijd: vrouwen verzamelen, hoe meer hoe beter, een harem oprichten. Abraham weet dat. Je zou dan kunnen denken: dat heb ik al eens meegemaakt, wat deed ik toen, hoe liep dat af, en wat ga ik nu dus niet doen? Maar wat doet Abraham: hij doet precies hetzelfde als toen! Hij vertelt dat Sara zijn zuster is. Ongelofelijk!

Opnieuw manifesteert God Zich als Redder en Bewaarder. Het is tekenend dat God in deze situatie wederom uitkomst biedt. Zo is Hij, ook voor ons. Altijd dezelfde, onveranderlijk, trouw tot in eeuwigheid.

De gevolgen voor Abimelek en zijn huis

De situatie van dat moment is anders dan destijds in Egypte. Toen was Sara onvruchtbaar, nu is haar schoot geopend. Er is haar toegezegd dat zij over een jaar een zoon zal baren: Isaak. Maar als Sara in Gerar is, wordt zij ingelijfd in de harem van Abimelek, de koning van Gerar. Gaat zij zwanger worden van een Filistijnse vorst? (Gerar is een stad in het gebied van de Filistijnen)? Nee, er gebeurt iets anders. De hele harem van de koning van Gerar wordt onvruchtbaar: De Here had namelijk elke moederschoot in Abimeleks huis toegesloten ter oorzake van Sara, de vrouw van Abraham (Gen.20:18).

En dat is nog niet het enige. Abimelek zelf wordt onmachtig, niet in staat een vrouw aan te raken. Met andere woorden: hij wordt impotent.

God beschermt Sara in deze situatie

Zo wordt Abimelek weerhouden van een ernstige zonde, de zonde van overspel met Sara. Alle vrouwen in zijn harem worden onvruchtbaar, de koning zelf wordt onmachtig: er kan ‘niets’ meer gebeuren.

Wat gebeurt er op dat moment in de geestelijke wereld? God beschermt Sara. Daardoor slaat alles wat de vijand ten kwade denkt, terug op de mensen door wie hij dat kwaad wil bewerken: op Abimelek en zijn harem. Abimelek weet niet wat hem overkomt.

God geeft duidelijkheid

Dan verschijnt de Heer in een droom aan Abimelek. Hij geeft hem duidelijkheid over de situatie en de mogelijke gevolgen. De Heer laat zien dat hij een getrouwde vrouw tot zich heeft genomen. Dat Hijzélf ervoor gezorgd heeft dat de koning niet tot Sara kan naderen, en dat er dus niets gebeurt wat haar eerbaarheid aantast en de koning verantwoordelijk maakt. God laat alles meewerken ten goede.

God zegt wat Abimelek moet doen

Geef Sara terug aan Abraham, zegt de Heer, en vraag of hij voor je bidt; hij is een profeet. Dan zul je leven. Doe je dat niet, dan zul je sterven, jij en allen die bij je horen. Wat een droom! God kan dus ook een heidense vorst benaderen, een Filistijnse koning aanspreken, hem duidelijk maken wat er aan de hand is. En hem de weg wijzen om uit de netelige situatie die ontstaan is, weg te komen.

Je moet je even voorstellen: je lijft een vrouw in die tegen je liegt of je een halve waarheid vertelt. Het wordt duidelijk dat je door de man van die vrouw in een vervelende situatie bent gekomen, en nu moet je naar die man toe om voor je te laten bidden…

Abraham mag voor Abimelek bidden

Abraham is in de ogen van God nog steeds een ‘gezegende des Heren’, een man door wie Hij wil spreken en werken. Het spreken kon op dat moment niet via Abraham: dat heeft God zélf gedaan. Maar het werken, het bidden, laat God dan weer aan Abraham over. Wat mooi is dat toch. Zelfs in een situatie waarin Abraham zijn eigen handen niet schoon heeft kunnen houden, mag hij als een gezegende des Heren functioneren, als een profeet van de allerhoogste God voor Abimelek en zijn vrouw bidden. Wat een ongelofelijke trouw van God!

Abimelek gehoorzaamt

Wat doet Abimelek? Hij geeft niet alleen Sara terug aan Abraham, maar geeft hem ook schapen en runderen. Hij stelt zijn land open voor Abraham. Ga maar wonen waar je wil, neem maar wat je nodig hebt. En hij geeft ook nog duizend zilverlingen als bewijs van Sara’s onschuld. Iedereen uit deze omgeving weet dan, dat u uw goede naam niet kwijtgeraakt bent. Mooi hè? Abimelek zuivert Sara van elke blaam. Haar is niets overkomen. Zij heeft niets ondergaan wat haar eer aantast. Hier is het bewijs van haar onschuld. Abimelek doet wat God vraagt en reageert als een goed mens. Als Abraham dan voor Abimelek bidt, treedt de genezing in, bij de koning en zijn hele huis. Het staat er heel duidelijk: Toen bad Abraham tot God, en God genas Abimelek en zijn vrouw en zijn slavinnen, zodat zij baarden (Gen.20:17).

Wat een geschiedenis! Niet alleen in het gedeelte over Lot, maar ook over wat er in het land van de Filistijnen gebeurt, in de Gazastrook zouden we nu zeggen. Wat een sterke God, zijn plan gaat door, lees maar in Psalm 103:10-13: Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de Here over wie Hem vrezen.

God wijst altijd een weg

Ondanks alles, ondanks fouten van mensen, het falen van mensen, ondanks het terugvallen in dezelfde fouten van mensen, gaat God door! Hij ontfermt Zich en toont zijn barmhartigheid. Hij wijst altijd weer een weg om verder te gaan. Wat een genade! En wat een voorrecht om Hem steeds beter te leren kennen, om mét Hem, voor Hem en door Hem te leren leven. Wij mogen mensen worden in wie Gods plan werkelijk zijn volle vrucht gaat voortbrengen. Wat zal God daarvan genieten! Wat een vreugde bereiden wij Hem als wij Hem daartoe de gelegenheid geven!