De plaatselijke gemeente
Inleiding
Jezus Christus is de bouwer van de gemeente. Tijdens zijn leven op aarde heeft Hij hiervoor de basis gelegd. Nu werkt Jezus vanuit zijn positie op de troon, bekleed met alle macht in hemel en op aarde, door aan de realisatie van Gods plan met mensen (Stb.23). De discipelen hebben onder zijn leiding dit werk op aarde voortgezet. Zij predikten het evangelie en velen kwamen hierdoor tot geloof. De Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden (Hand.2:47). Zo ontstond de eerste (plaatselijke) gemeente te Jeruzalem.
Meerdere plaatsen
Door de zware vervolging die te dien dage tegen deze gemeente ontstond, werden allen verstrooid over de streken van Judea en Samaria (Hand.8:1) en Galilea (9:31). Deze mensen trokken het land door, het evangelie verkondigende (8:4). Hierdoor kwamen op allerlei plaatsen mensen tot geloof. Hetzelfde gebeurde in Fenicië, Cyprus en Antiochië (11:19 ev). Overal waar mensen, Joden en niet-Joden, besnedenen en onbesnedenen dit evangelie hoorden, werkte Jezus door en ontstonden op ‘spontane wijze’ kringen van gelovigen, die uitgroeiden tot plaatselijke gemeenten.
Petrus erkende: Inderdaad bemerk ik, dat er bij God geen aanneming des persoons is, maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig, naar het woord, dat Hij heeft doen brengen aan de kinderen Israëls om vrede te verkondigen door Jezus Christus. Deze is aller Heer (10:34-36)! Door de zendingsreizen van onder meer Paulus ontstonden er nog veel meer plaatselijke gemeenten, ook in andere werelddelen. Het woord des Heren had snelle voortgang (naar 2Thes.3:1) en hierdoor breidde ‘de gemeente’ zich over een steeds groter gebied uit. De woorden van Jezus ‘Gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot de uitersten der aarde’ (Hand.1:8) begonnen gestalte te krijgen.
Eenheid
De Heer wilde in alle ontstane plaatselijke gemeenten op gelijke wijze door-werken. Waar men zijn evangelie in alle volheid zou blijven prediken, in geloof zou blijven vasthouden en in liefde zou blijven uitwerken, zou in alle mensen op alle plaatsen de door God bedoelde groei gaan plaatsvinden naar Hem toe, die het hoofd is, Christus (Ef.4:15). Hierdoor zou de eenheid des Geestes tussen de plaatselijke gemeenten bewaard kunnen blijven, ondanks de ‘afstand’ die er op aarde tussen hen bestond. Daarvoor wilde Jezus persoonlijk zorg dragen.
Beperking
Jezus kende uit eigen ervaring de beperkingen van het aardse bestaan ten aanzien van plaats en tijd. Tijdens zijn leven op aarde kon Hij ook niet overal tegelijk zijn. Dat was voor Hem geen belemmering om volkomen naar de wil van God te leven en diens plan te volvoeren. Overal waar Hij was, wilde de Vader Zich in en door Hem openbaren aan de mensen. Het heil kwam zodoende op allerlei plaatsen te voorschijn en stroomde naar een ieder toe die er in geloof op inging.
Onbeperkt
Jezus werkte in alle rust en vol geloof toe naar de onbeperkte mogelijkheden die voor Hem zouden ontstaan bij zijn verheerlijking. Na zijn dood en opstanding vielen voor Hem alle beperkingen van plaats en tijd weg. Vanuit de troon kan Hij nu door de heilige Geest alles in allen tegelijk bewerken (Stb.23/6). Hierdoor kan Jezus het wereldomvattende werk tezamen met zijn gemeente(n) voleindigen.
Evenzo
Voor de plaatselijke gemeenten gelden op dit moment dezelfde beperkingen van plaats en tijd die Jezus ervoer tijdens zijn rondwandeling op aarde. Maar ook nu geldt dat dit voor de mensen die deel uitmaken van een plaatselijke gemeente, geen enkele belemmering behoeft te vormen om volkomen naar de wil van God te leven en het werk van Jezus uit te voeren. Voor de Heer vormt het plaatselijke karakter van het gemeente-zijn in de fase waarin wij ons nu bevinden eveneens geen enkele belemmering. Overal waar een gemeente zich vormt, ontwikkelt en naar Gods bedoeling bezig en werkzaam wil zijn, zal de Heer Zich in en door zo'n gemeente openbaren. Het heil mag op vele plaatsen te voorschijn komen met alle heerlijke gevolgen van dien.
Het uiteindelijke
Jezus weet ook welke mogelijkheden er ontstaan als gelovigen in plaatselijke gemeenten in gemeenschap met Hem tot geestelijke volwassenheid uitgroeien. Dit zal een doorbraak betekenen in de geestelijke wereld voor het heilsplan van God. Het zal de komst van Jezus in de zijnen werkelijkheid doen worden (Stb.23/7). De zonen Gods zullen - evenals Jezus zelf destijds - rondgaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd zijn (naar Hand.10:38). Het evangelie van het Koninkrijk zal in grote kracht gepredikt worden, waardoor velen tot erkentenis van de waarheid zullen komen. De gemeente zal in die fase tot volheid komen.
Dit zal de wederkomst van Jezus met de zijnen mogelijk maken. Degenen die in Christus ontslapen zijn, zullen opstaan (1Thes.4:16) en verenigd worden met degenen die levend achtergebleven zijn. De gemeente zal in haar geheel verheerlijkt worden, waardoor ook voor haar de aardse beperkingen van plaats en tijd definitief wegvallen en alle mogelijkheden van de hemel zullen openkomen. Het herstel van de ganse schepping is dan ten volle mogelijk. Dit zal tijdens het duizendjarige rijk - waar Openbaring 20 over spreekt - zijn beslag gaan krijgen.
Eén gemeente
De duivel en zijn rijk, de dood en het dodenrijk zullen aan het einde van deze periode door Jezus en zijn gemeente overwonnen worden en hun doden moeten afstaan (Op.20). Bij deze laatste en algemene opstanding der doden zullen degenen die tijdens hun leven het goede hebben gezocht, ontwaken tot eeuwig leven (Dan.12:2). Zij zullen in overvloedige mate deel krijgen aan het leven Gods. Dit heeft Jezus hen reeds bij zijn verblijf in het dodenrijk in het vooruitzicht gesteld (zie 1Pe.3:19). Ook deze mensen zullen op basis van het allesomvattende werk van Jezus volledig hersteld worden en hun plaats krijgen in de gemeente.
Hierdoor zal er uiteindelijk één universele gemeente ontstaan van alle tijden, uit alle plaatsen, uit alle stam, volk en natie: één lichaam onder één hoofd samengevat, naar het oorspronkelijk plan van God met mensen.
Deze korte schets van de nog komende gebeurtenissen dient om de grote lijn te (gaan) zien in het werk van Jezus als bouwer van de gemeente. Wanneer we te zijner tijd in de Studiebladen toe zijn gekomen aan de bespreking van het boek Openbaring, zullen de bovenstaande gebeurtenissen verder worden toegelicht en uitgewerkt.
Harmonieus
De Heer werkt met vaste hand naar deze voleindiging toe. Hij overziet de gehele weg. Hij wil in het plaatselijke en tijdelijke van ‘nu’ alles op goddelijke wijze laten toegroeien naar het allesomvattende en eeuwige van ‘dan’. Hij zal met oneindige wijsheid de ene fase harmonieus laten aansluiten op en doen overgaan in de andere. Dit is zijn verantwoordelijkheid, zijn taak als bouwer van de gemeente. Hij voltooit in en met zijn gemeente het plan van God. Dat staat vast.
Verschijningsvorm
In Mattheüs 16:18 spreekt Jezus over ‘mijn gemeente’ (enkelvoud), terwijl Hij in Openbaring 22:16 zegt: Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor ‘de gemeenten’ (meervoud). We mogen hier een heerlijke en belangrijke gedachte uithalen.
Maar eerst - voor alle duidelijkheid - het volgende. In deze artikelen wordt in het vervolg met ‘de Gemeente’ (met hoofdletter G) de ware, unieke en universele gemeente van Jezus Christus bedoeld (naar Mat.16), terwijl met ‘gemeente’ en ‘gemeenten’ (zonder hoofdletter) de plaatselijke gemeente(n) worden aangeduid (naar Op.22).
Het werk van Jezus - het bouwen van de Gemeente - komt concreet te voorschijn in plaatselijke gemeenten. De Heer duidt met de bovenstaande uitspraken geen tegenstelling of scheiding aan tussen zijn Gemeente enerzijds en de vele lokale gemeenten anderzijds. Hij brengt in deze woorden de meervoudige verschijningsvorm van zijn Gemeente in de huidige fase naar voren. De Gemeente van Jezus Christus ‘bestaat’ in plaatselijke gemeenten; elke gemeente dient een waardige verschijningsvorm te zijn van deze Gemeente. Jezus spreekt elke plaatselijke gemeente aan als ‘zijn Gemeente’. Hij wil in haar het beeld van ‘de Gemeente van de levende God’ (naar 1Tim.3:15) te voorschijn laten komen. Het Gemeente-zijn zal zich zodoende in alle volheid op vele plaatsen tegelijk manifesteren. Dat is de bedoeling van de Heer voor het hier en nu.
Een mooie illustratie van deze gedachte vinden we in de aanhef van de eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs. In hoofdstuk 1:2 staat: Aan de gemeente Gods te Corinthe. In de grondtekst staat: Aan de gemeente Gods, zoals zij in Corinthe aan de dag getreden is (F.J.Pop, Bijbelse woorden en hun geheim, blz.337).
Geen andere weg
We mogen aan de bovenstaande woorden van Jezus nog een andere conclusie verbinden. De Gemeente, het lichaam van Christus heeft op aarde een concrete (verschijnings)vorm die helemaal aansluit bij de mogelijkheden van mensen in het hier en nu: de plaatselijke gemeente. De bijbel noemt geen andere, alternatieve verschijningsvormen. Dit geeft te denken.
De groei in liefde naar het hoofd toe (blz.1) kan dus alleen in gemeenteverband tot stand komen. De eenheid tussen de leden van dit lichaam kan alleen in een gemeente gepraktiseerd en beleefd worden. Er bestaat dus op aarde geen abstracte ‘Gemeente met de grote G’ naast of los van allerlei plaatselijke gemeenten. Dit betekent dat het plan van God met mensen - het vormen van zijn Gemeente - in plaatselijke gemeenten uitgewerkt dient te worden. Er is geen andere weg die naar dit doel leidt. Op deze wijze werkt Jezus.
Beseffen
Elke afzonderlijke gemeente dient in deze periode - als lokale verschijningsvorm van de Gemeente - in alle opzichten ten volle ‘Gemeente’ te zijn. Jezus wil in haar als Hoofd werkzaam zijn en alles aanreiken om optimaal als ‘Gemeente’ te kunnen functioneren. Hij wil aan de groei en ontwikkeling van zo'n gemeente persoonlijk leiding geven en deze mensen mede inzetten voor de realisatie van het plan van God.
In elke plaatselijke gemeente behoort dit ‘Gemeente-besef’ aanwezig te zijn en gevoed te worden. Het doel van de Gemeente dient haar doel te zijn. Elke leefregel betreffende de Gemeente zal door haar en in haar nagevolgd dienen te worden. Elke aanwijzing, vermaning, vertroosting en bemoediging vanuit het woord van God mag op een door de Heer verlichte wijze op haar van toepassing verklaard worden.
Wil zo'n plaatselijke gemeente ten volle toekomen en beantwoorden aan het doel van Jezus met de Gemeente, dan zal het evangelie van Jezus in volheid gepredikt, geloofd en uitgewerkt dienen te worden en de visie op de Gemeente en dus op Gods plan met mensen centraal dienen te staan.
Beloften
Alle beloften aangaande de Gemeente gelden dan ook onverkort voor de plaatselijke gemeenten. Wanneer Jezus zegt: Ik zal mijn Gemeente bouwen, is dit een toezegging voor iedere gemeente afzonderlijk. Elke gemeente die naar de wil van God leeft, mag erop rekenen dat ‘de poorten van het dodenrijk haar niet zullen overweldigen’ (Mat.16:18). Het zevenvoudige ‘wie overwint’ uit Openbaring 2 en 3 mag als belofte voor alle gemeenten worden gelezen en bewaard. Een plaatselijke gemeente die bezig is op basis van het voorgaande, is in het kader van het hele wereldgebeuren dan ook geen ‘armzalig groepje goed bedoelende mensen’. Jezus zegt in Lucas 12:32: Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagt u het Koninkrijk te geven. Het relatief ‘klein’ zijn in aantal van een gemeente behoeft niet bepalend te zijn voor haar karakter en plaats in de hemelse gewesten. Daar mag zij mede gestalte geven aan ‘het grote teken in de hemel’ (Op.12:1).
Visie en leiding
Het is van wezenlijk belang dat er in de gemeente visie is op de werkelijkheid van Christus en kennis van het plan van God. De volle waarheid dient gepredikt en gepraktiseerd te worden. Een door God geroepen dienstknecht omringd en gedragen door een aantal betrouwbare oudsten, die tezamen de van God gegeven leiding in de gemeente vormen, is in elke gemeente noodzakelijk. Je kunt niet ‘zomaar’ met een aantal mensen samenkomen en menen dat dit een gemeente is. Dan zou elk gezin een aparte gemeente kunnen zijn. De uitspraak van Jezus ‘waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden’ (Mat.18:20) gaat niet over het vormen van een gemeente; het is een belofte aangaande het bezig zijn binnen zo'n gemeente.
Levend lid
In het vorige Studieblad is reeds gesteld dat het in-Christus-zijn een in-de-Gemeente-van-Christus-zijn inhoudt. Dit is niet te scheiden, het is één zaak.
Op grond van het bovenstaande kunnen we daar nu het volgende aan toevoegen: het lid willen worden of zijn van de Gemeente krijgt gestalte door lid te worden of te zijn van een plaatselijke gemeente. Hierover mag geen misverstand of onbegrip (blijven) bestaan. De gemeenschap met Jezus Christus, waartoe wij allen geroepen zijn (1Cor.1:9), zal met name binnen plaatselijke gemeenten concreet werkzaam kunnen worden. Juist daar kunnen wij uitgroeien tot zonen van God en deel gaan krijgen aan de heerlijkheid van Jezus Christus (2Thes.2:14). Dit is niet bekrompen of benauwd, maar geeft juist ten volle de ruimte om Gods plan onder leiding van Jezus nauwkeurig uit te werken. Het is van groot belang dat wij onze persoonlijk plaats, taak, bediening en verantwoordelijkheid als levende leden van de gemeente goed verstaan en ten volle behartigen. Dan zijn wij ‘in Hem’.
Groei
Door de opbouw en groei van de gemeenten groeit de Gemeente. De groei van de plaatselijke gemeente is op haar beurt geheel verbonden met de groei van haar leden, dus van de mensen die deel uitmaken van de gemeente. Hiermee wordt op dit moment dus niet de toename in aantal bedoeld, maar de groei van ieder lid afzonderlijk naar het hoofd toe, Christus. En daarmee zijn we bij de diepste kern van gemeentebouw terecht gekomen: de mogelijkheden die God in mensen heeft ingeschapen en waarvan Jezus bij het bouwen van zijn Gemeente uitgaat. Het hele werk van Jezus begint in het hart van de mens, daar ligt de kern. Als Jezus daar kan werken, kan hij werken aan de gemeente, dus aan zijn Gemeente. Dit geeft het juiste zicht op de mogelijkheden en het belang van een bewust leven in twee werelden tegelijk als levend lid van de gemeente van Jezus Christus. Je leeft dan voor de Gemeente, voor Christus.
Persoonlijk
Als ik groei, groeit de gemeente waarvan ik een levend lid ben, ja, groeit de Gemeente. Alle vermogens die ons als mensen zijn gegeven, dienen in gemeenschap met Jezus te worden ontwikkeld. Dit is in eerste instantie ten dienste van de plaatselijke gemeente, maar tegelijkertijd ook ten bate van de Gemeente. De individuele invulling van de roeping tot gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon, maakt de vervulling van de taak van de gemeente mogelijk. Elke persoonlijke overwinning is een overwinning voor de gemeente en doet het plan van God met de Gemeente verder te voorschijn treden. Door zelf de weg te behartigen in alle details, jezelf te bewaren in de liefde Gods en jezelf op te bouwen in het allerheiligst geloof (Jud.20), zullen wij allemaal meebouwen aan de gemeente. Dit is de opdracht aan elk lid van de gemeente. Zo komt de opbouw in en van de Gemeente tot stand.
Verstoring
Reeds eerder is in dit artikel gesteld, dat Jezus tussen de diverse plaatselijke gemeenten voor de eenheid des Geestes wil zorg dragen. Dat de vijand hier op alle mogelijke manieren op af is gekomen en niet alleen de eenheid tussen gemeenten, maar ook veelal binnen een gemeente heeft weten te verstoren, is vanuit het verloop van de geschiedenis bekend. Dit is gebeurd door de innerlijke eenheid in de mens aan te tasten. Alles wat de eenheid in mensen verstoort, werkt verstorend op de eenheid van mensen onderling.
Dit doet evenwel niets af aan de mogelijkheden die door Jezus voor alle mensen op alle plaatsen ter wereld zijn geopend. Deze zijn er nog steeds! De verlossing van de mens door Christus, is tevens de basis waarop de Gemeente in Christus kan worden gebouwd; dit is opnieuw één zaak.
Vernieuwing
In de bespreking van het mensbeeld (Studieblad 6 t/m 20) is duidelijk gemaakt op welke wijze wij als mens weer kunnen gaan beantwoorden aan het doel van God met ons leven. Dit heeft op grond van het bovenstaande rechtstreekse en heerlijke gevolgen voor de gemeente. De éénwording in eigen leven maakt de eenheid met de andere leden van het lichaam mogelijk; deze is daarvan afhankelijk. Het persoonlijk beantwoorden aan het ware mensbeeld doet het ware beeld van de Gemeente in alle volheid openbaar komen. Dit is met elkaar verbonden.
In Openbaring 21:5 zegt Jezus: Zie, Ik maak alle dingen nieuw! Dit geldt inderdaad voor alle dingen. Het mens-zijn naar Gods bedoeling en het Gemeente-zijn van de levende God zal volledig openbaar worden, als wij ieder persoonlijk en samen als gemeente(n) geloven in en werken met het volle evangelie van Jezus Christus. Zo zal Jezus met zijn Gemeente tot zijn doel komen.