De eerste zonde van de mens (3)
Inleiding
In de vorige Studiebladen is aan de hand van de eerste verzen uit Genesis 3 beschreven langs welke weg Satan zich aan het eerste mensenpaar heeft opgedrongen om hen tot zonde te brengen.
Op sluwe, listige en wetteloze wijze verschafte Satan zich allereerst toegang tot de hemel van de mens. Vervolgens wist hij op een uiterst geraffineerde manier contact te verkrijgen met de mens. Geheel naar zijn aard begon hij daarna allerlei innerlijke vermogens van de mens - waaronder diens vermogen om te begeren - te bespelen, te verlokken en te verleiden. Hij stelde alles in het werk om tot gemeenschap te komen met de mens. Dan zou de zonde een feit gaan worden en zou hij zijn doel met de mens bereiken.
We hebben tevens gezien welke mogelijkheden de mens in dit proces heeft gehad om Satan in zijn opzet te laten mislukken. Die mogelijkheden werden helaas niet benut. Daardoor kwam het moment dat de eerste zonde van de mens een feit zou zijn, steeds dichterbij.
Beslissend
We zien in Genesis 3:6 het resultaat van de benadering en toenadering van Satan. Eenmaal in gesprek en contact met de boze valt het Eva eerst op dat de vruchten van de door God verboden boom eigenlijk best wel goed zijn om van te eten. Vervolgens worden ze voor haar een lust voor de ogen. En tenslotte komt zij tot de overtuiging dat de boom begeerlijk is om daardoor verstandig te worden.
Door de duivel in deze situatie te laten begaan, werd Eva meer en meer een speelbal van hem. Haar situatie veranderde met het moment. Zij raakte steeds meer verstrikt in het net dat Satan had uitgespannen. Het gebod dat God had gegeven om van deze boom niet te eten was ‘vergeten’. Het proces dat tot zonde leidt, was in een beslissend stadium gekomen.
Gemeenschap
Eva was gevoelig geworden voor de verleiding en de verlokking van de boze. Haar hart ging steeds verder open voor de bedoelingen en begeerten van haar vijand. Haar innerlijk kwam hierdoor in beweging. Er ontwikkelden zich begeerten en verlangens die niet naar de wil van God waren, maar overeenkwamen met die van de boze. Het laatste stukje van de gezonde, ingeschapen weerstand in haar hart tegen al het onnatuurlijke en abnormale, werd in de ontstane situatie in de geestelijke wereld door middel van zuiging en pressie van Satan met kracht doorbroken. De deur van haar hart was geheel opengekomen en de duivel sloeg zijn slag.
Het kwam tot gemeenschap in de geestelijke wereld tussen Eva en Satan. De boze vergreep zich aan haar en stortte in haar zijn zaad van weerspannigheid en ongehoorzaamheid uit. Haar begeerten werden bevrucht met ongerechtig-heid. Zij werd daardoor zwanger van onheil (naar Ps.7:15). Zij kwam voor zichzelf tot de beslissing om ondanks alle woorden van God en dwars tegen zijn bedoelingen in, van de boom te gaan eten. Wat een afschuwelijk moment.
Zonde
Eva komt tot de daad: En zij nam van zijn vrucht en at (Gen.3:6). Dit is een logisch gevolg van het voorafgaande. In een dergelijk stadium van het proces dat tot zonde voert, is de zonde niet meer te voorkomen. Daarvoor is het op zo'n moment te laat. De vrucht van de gemeenschap met de boze wordt zichtbaar. De zonde wordt gebaard (naar Jac.1:15), het onheil komt te voorschijn (naar Jes.59:4). Het proces is voltooid.
Tevens blijkt dat Adam in dit hele gebeuren is meegegaan. Want het vers vervolgt: En zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at.
De zonde is compleet. Zowel Adam als Eva deden iets dat niet naar Gods wil was, ja, wat uitdrukkelijk tegen zijn wil inging. De ongehoorzaamheid was in twee werelden een onmiskenbaar feit geworden. De mens was in zonde gevallen.
Ingrijpend
Wat een tragisch gebeuren! Door te eten van de boom der kennis van goed en kwaad had de mens daadwerkelijk deel gekregen aan het kwaad met alle gevolgen van dien (zie ook Stb.32/8,9). Dit zou diep ingrijpen in het leven van de mens op dat moment, maar ook enorme consequenties hebben voor mens en schepping vanaf dat moment. We zullen daar in komende artikelen verder op ingaan.
Eerst zal nu aandacht besteed gaan worden aan de bijbelse betekenis van het woord zonde. Dit geeft enerzijds een nog duidelijker beeld van de gebeurtenis die zojuist is beschreven en verschaft anderzijds een bredere basis voor de komende studies waarin de diverse gevolgen van de zonde zullen worden belicht.
Woordbetekenis
Het begrip zonde wordt in de bijbel met een aantal Hebreeuwse en Griekse grondwoorden aangeduid. Het gemeenschappelijk kenmerk van al deze woorden is dat ze niet doelen op een bepaalde toestand, maar op een bepaald handelen. Zij beschrijven een actie, een actief optreden, een bepaalde daad. Al deze grondwoorden zijn afgeleid van werkwoorden, die tezamen het wezen van de zondige daad - de zonde - aangeven. We zullen in het kader van onze studie alleen de belangrijkste noemen.
Het meest voorkomende Hebreeuwse woord chattath is afgeleid van het werkwoord chata dat de betekenis heeft van missen (Spr.8:36), een misstap begaan (Spr.19:2). Door te zondigen mist de mens het doel van God; hij komt daar niet meer aan toe. Hij zal de volle zegen van God gaan missen en terechtkomen onder de vloek, dus komen in de macht van Satan. Zijn leven zal daardoor mislukken. Dit overkomt de mens niet door een bepaald lot, maar door een daad die mis is; de mens begaat een misdaad, een zonde.
Inbreuk
Vanuit dit grondwoord zijn alle daden die ingaan tegen de wil van God, zonden. Zij maken een inbreuk op de totaliteit van God. Zij doen de oorspronkelijke volmaaktheid in de werken Gods teloor gaan. De door God geschapen en bedoelde eenheid en orde wordt door zulke daden verstoord, verbroken. Het recht en de goede, normale verhoudingen verdwijnen, de harmonie kan niet langer worden gehandhaafd. Er ontstaat onvolmaaktheid, verdeeldheid, wanorde, disharmonie, wetteloosheid en ongerechtigheid.
De mens doet iets buiten God om; hij gaat tegen Hem in en maakt zich daarmee los en onafhankelijk van zijn Schepper met alle gevolgen van dien.
Het doen van dergelijke daden is kwaad in de ogen des Heren en zondigen tegen God (zie bijv. Gen.39:9 en Ps.51:6).
Innerlijk
Een ander woord voor zonde - awon - is afgeleid van een werkwoord dat de betekenis heeft van afdwalen, afbuigen van de goede weg. De mens laat los wat hij van Godswege had kunnen vasthouden. Hij doet zonde, zondert zich af en komt daardoor in afzondering, een situatie die God niet voor de mens heeft bedoeld.
Meer nog dan het woord chattath duidt awon op de diepere oorzaak van het zondigen. Het tekent het innerlijk van de overtreder. Daar ligt het begin van zijn dwaling en afbuiging. Het is door zijn verkeerde keuze, door zijn verkeerde gezindheid dat de zondige daad is ontstaan. Het woord awon kan op vele plaatsen dan ook beter met schuld dan met zonde vertaald worden (F.J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim, blz.610). We komen hier zo dadelijk nog op terug.
Wezenlijk
Het meest wezenlijke van de zondedaad komt tevoorschijn in het woord pesja. Dit is afgeleid van het werkwoord pasja, dat de volgende betekenis heeft: in opstand komen (2Kon.18:20), rebelleren (Hos.8:1), afvallig worden (Jes.1:2). Dit woord wordt niet gebruikt om allerlei zondige daden mee aan te geven, zoals dat bij chattath het geval is. Het geeft veeleer zicht op de diepste achtergrond van de zonde, het duidt de kern van elke zonde aan.
De wortel van de zonde is weerspannigheid, rebellie, opstand tegen God en ongehoorzaamheid aan God. Weerspannigheid staat aan de basis van alle kwaad. Dit is in Studieblad 28 ook reeds zo gesteld (blz.7). Weerspannigheid kenmerkt de zonde en daarmee de (af)val van Lucifer (Stb.28). Het gehele rijk der duisternis is door weerspannigheid en ongehoorzaamheid ontstaan (Stb.29/3). Het is een wezenskenmerk van dit rijk.
Bij zijn eerste aanval op de mens wilde Satan de mens eveneens aanzetten tot ongehoorzaamheid aan God - weerspannigheid - en hem daarmee tot zonde brengen (Stb.32/2). Met het begaan van de zonde ging de mens inderdaad dwars tegen Gods bedoeling in en gedroeg hij zich weerspannig tegenover God. De weerspannigheid staat dus aan de basis van elke zonde. Zij vormt daarvan de harde kern.
Uit de mens?
Hoe ontstaat de zojuist genoemde weerspannigheid in het hart van de mens? Komt dit uit hemzelf voort? Is de mens daar zelf volledig verantwoordelijk voor?
We hebben in het voorafgaande gezien dat de zonde van de mens pas ontstaat na gemeenschap met Satan of één van diens ondergeschikte demonen. Het is een vrucht van het werkelijk ingaan van de mens op de verleidingen van de boze. Voor het zondigen van mensen zijn er dus te allen tijde twee partijen nodig. De mens alléén komt niet tot zonde.
Op overeenkomstige wijze kan de kern, de oorsprong van de zonde - weerspannigheid tegen God - evenmin zomaar ‘als vanzelf’ in het hart van de mens opkomen. De mens alléén komt niet in opstand tegen zijn Schepper, dat is hem wezensvreemd. We spraken hiervoor al van de gezonde, ingeschapen weerstand in het hart van de mens tegen al het onnatuurlijke en abnormale. Dit is een wezenskenmerk van het goede dat God in de mens heeft gelegd. Ongehoorzaamheid aan God, bewust ingaan tegen God hoort derhalve niet bij de mens. Het komt dan ook niet uit hemzelf voort.
Uit de boze
De weerspannigheid die ten grondslag ligt aan elke zonde van de mens, wordt in diens hart gezaaid. Dit gebeurt in de meest essentiële fase van het proces dat de mens tot zonde voert: tijdens de gemeenschap met boze geesten. De weerspannigheid vormt de harde kern van al het zaad dat door Satan of door diens demonen in het hart van de mens wordt uitgestort. Op basis hiervan ontstaat in eerste instantie de opstand tegen God (pesja), gevolgd door de verkeerde keuze in het hart (awon), resulterend in de verkeerde daad (chattath), de zonde!
De feitelijke bron van de zonde en dus ook van iedere vorm van weerspannigheid ligt dus buiten de mens. Het is de duivel die de mens tot ongehoorzaamheid en weerspannigheid tegenover God aanzet. En dat doet hij via allerlei leugenachtige redeneringen en geraffineerde voorstellingen en onder de dekmantel van allerlei bekoorlijke verleidingen en verlokkingen. De apostel Johannes is daar zeer duidelijk over. Hij schrijft: Satan zondigt van den beginne, en een ieder die de zonde doet is uit hem (1Joh.3:8). In Satan ligt het begin van elke zonde, die de mens bedrijft. Het komt uit hem voort! Het meest kenmerkende element van die verkeerde daad van de mens - weerspannigheid tegenover God - heeft derhalve zijn oorsprong in het rijk der duisternis.
Samenzwering
Wanneer wij naar Jezus' voorbeeld willen leven en de duivel geen voet meer willen geven, is het voor ons van groot belang dat wij het proces dat tot zonde voert in zijn totaliteit gaan overzien en in alle details gaan doorzien. Wij dienen de geestelijke strijd op te nemen tegen de zonde en dus tegen elke geest die tot zonde wil verleiden. We dienen daarbij te (gaan) beseffen dat we in een dergelijke strijd niet altijd alleen tegenover specifieke zondemachten staan. In vele situaties worden deze geesten vergezeld van weerspannige geesten die enerzijds de normale en gezonde afweerreactie van de mens tegen de zonde willen verijdelen en anderzijds de mens willen aanzetten tot verzet tegen God. Zij willen aan het zondeproces deelnemen en tijdens de gemeenschap hun zaad uitstorten.
Vaak kunnen er ook nog werkingen van andere geesten worden onderscheiden, zoals verleugening, verwerping, betovering en ontregeling.
Tezamen smeden deze vijanden een listige aanval op de mens, op het volk Gods (Ps.83:4). Zij maken deel uit van een complot, een samenzwering, die erop gericht is de mens - geheel naar de bedoeling van Satan, hun koning en aanvoerder - van het doel Gods af te houden en in het verderf te storten.
Rekening houden
In onze strijd tegen de zonde dienen we ons van deze strategie van Satan bewust te zijn. We zullen de harde kern in elke benadering vanuit zijn rijk moeten gaan onderscheiden. Of dit nu tot ons komt in verleiding of verlokking, in verstoring of verleugening, in verdrukking of benauwdheid, in vrome bewoordingen of in welke andere vorm dan ook. In al deze situaties is de vijand erop gericht om ons tegen de wil van God in te laten handelen, dus ons tot verkeerde daden - zonden - te brengen. De weerspannige geesten spelen hierin een centrale en fundamentele rol!
Wanneer wij in onze strijd tegen het rijk der duisternis tot totale overwinning willen komen en op elk terrein de boze een slag voor willen blijven, ja, willen leren heersen te midden van onze vijanden (naar Ps.110:2), zullen we met de actieve aanwezigheid van deze geesten rekening moeten houden. We mogen hen in de naam van Jezus tegemoet treden en tezamen met de overigen die ons aanvallen, onderkennen en openlijk tentoonstellen, afwijzen en ontwapenen, en zo over hen zegevieren en hen overwinnen (naar Col.2:15). Zoals in het vorige Studieblad reeds is aangegeven, is het mogelijk om in deze strijd - op basis van bevrijding en intense gemeenschap met Jezus Christus - in alle opzichten zelfs méér dan overwinnaar te worden (naar Rom.8:37).
Medewerking
Het hele proces dat tot zonde leidt, wordt door de duivel en zijn boze geesten ingezet, voortgezet en afgerond. Zij vormen tezamen het brein achter elke misstap en verkeerde daad van de mens. Zij zijn de organisatoren, de initiatiefnemers, de veroorzakers, de auteurs van elke zonde. Zij zijn de hoofdverantwoordelijken voor het verloop van het proces en het ontstaan van zonden in het leven van mensen. Zij zijn daardoor in de geestelijke werkelijkheid de hoofdschuldigen.
Zonder de medewerking van de mens kunnen deze demonen niets bereiken. Zonde is immers een vrucht van gemeenschap! De mens die in dit proces meegaat, is derhalve medewerker. Hij is geen initiatiefnemer, maar wel medeverantwoordelijk voor de uitvoering. De mens is daardoor medeschuldig aan de zonde. Hij gaat daarin niet vrijuit. Hij heeft daaraan eveneens schuld!
Schuld
Bij de bespreking van het woord awon is reeds aangegeven dat het begrip zonde samenhangt met het begrip schuld. Schuld heeft dus in dit verband evenals zonde niet te maken met een toestand, maar met een daad. In Handelingen 19:18 komt deze koppeling tussen schuld en daden duidelijk naar voren: Velen van hen, die gelovig geworden waren, kwamen hun schuld belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden.
De mens die zondigt, gaat in tegen de bedoeling van God. Hij doet een misstap, wijkt af van het juiste pad - een daad. En dat is op basis van het voorafgaande mede zijn eigen schuld. Hij is daaraan medeschuldig. Hij zal daarop kunnen worden aangesproken, zowel door de duivel als door God.
Satan zal daarbij opnieuw geheel naar zijn aard spreken. Hij wijst bij zijn beschuldiging de mens aan als de enig schuldige en doet voorkomen alsof de verantwoordelijkheid voor de zonde geheel bij de mens ligt. Ook in de gedaante van ‘de aanklager der broeders’ is hij ‘de vader der leugen’.
De werkelijkheid is geheel anders en dat blijkt wanneer God de mens aanspreekt. De boze zal dan niet langer achter de rug van de mens kunnen wegkruipen, maar ontmaskerd worden. We zullen daar bij de bespreking van de volgende verzen uit Genesis 3 verder op doorgaan.
Doel bereikt?
Satan had zijn eerste aanval op de mens met een overwinning afgesloten. De eerste zonde was een feit. Nu zou hij ook de rest van zijn plan met mens en schepping kunnen gaan uitvoeren (zie Stb.30). Tenminste, dat dacht hij.
Op geen enkele wijze hield hij rekening met het feit dat God er ook nog was. Een God die trouw bleef aan zijn plan met de mens. Een God die in de ontstane situatie nog steeds mogelijkheden zag om dit plan uit te voeren.
In de volgende artikelen zullen we stilstaan bij de primaire gevolgen van de zonde van het eerste mensenpaar en de wijze waarop God hen tegemoet treedt en daarin de goddelijke oplossing aanreikt.