De eerste aanval op de mens

Inleiding

Nadat God het eerste mensenpaar van de nieuwe ontwikkelingen in de hemel op de hoogte had gebracht (Stb.32), richtte Hij zich mét de mens vol geloof op diens verdere groei en ontwikkeling. Ondanks alles wat de duivel de mens in de weg wilde gaan leggen, zou Gods plan met mensen gestalte krijgen!

In het Koninkrijk Gods stonden alle engelen gereed om de mens te begeleiden op zijn weg en te ondersteunen in zijn (komende) strijd tegen het rijk der duisternis.

Satan had in zijn rijk daarentegen alle voorbereidingen getroffen om de mens tot zonde te brengen en Gods plan te laten mislukken.

De mens was hierdoor in een sleutelpositie terechtgekomen. Hij zou door zijn keuze en handelwijze gaan bepalen op welke wijze de verdere ontwikkeling in de ontstane situatie zou gaan verlopen.

De slang

De duivel gebruikte in zijn eerste aanval vanuit de hemel op de mens alle ‘middelen’ op aarde, waarop hij in de hof van Eden - na zijn val - beslag had gelegd. Een door God geschapen boom, vlak naast de boom des levens en een door God geschapen dier, de slang. Bij de boom der kennis van goed en kwaad hebben we in het vorige studieblad reeds stilgestaan.

Van deze slang staat beschreven dat hij de listigste was van alle dieren des velds, die de Here God had gemaakt (Gen.3:1). Men zou bij het lezen van dit vers kunnen denken: Hoe heeft God, die enkel goed is, een listig dier kunnen maken? Met een variant op Mattheüs 19:8 zouden we kunnen zeggen: Alzo is het van den beginne niet geweest! Vanuit de bestudering van de grondtekst kunnen we deze gedachte ondersteunen.

Grondwoorden

Het Hebreeuwse woord arum dat hier is gebruikt, komt 11 keer voor in het Oude Testament. Een aantal keren in gunstige zin, maar het woord kan ook een duidelijk ongunstige betekenis hebben. In het boek Spreuken wordt dit woord in de verschillende Nederlandse vertalingen weergegeven met: schrander, wijs, bedachtzaam en verstandig (12:16,23 - 13:16 - 14:8, 15, 18 - 22:3 - 27:12). In Job 5:12 en 15:5 wordt het vertaald met: listig, sluw en arglistig. Zo ook hier in Genesis 3. De Leidse Vertaling gebruikt zelfs in dít vers het woord schrander.

Hetzelfde geldt voor het Hebreeuwse woord aram, de stam van arum. In positieve zin komt het voor als: verstandig, bedachtzaam, kloekzinnig, schrander en wijs (Spr.15:5 en 19:25). In negatieve zin als: listig en sluw (1Sam.23:22).

We zouden op grond hiervan mogen concluderen dat het oorspronkelijke positieve vermogen in de slang door de acties van Satan ‘omgeslagen’ is in een negatief vermogen. Wat door God als ‘goed’ is geschapen, verwordt door de inwerking van Satan tot ‘kwaad’.

Oorspronkelijke

Een verdere woordstudie levert nog meer aanwijzingen in deze richting op.

Het woord aram is gerelateerd aan het woord arom, dat onder andere in Genesis 2:25 voorkomt en daar vertaald wordt met ‘naakt’, in de betekenis van ‘onschuldig’. Volgens James Strong duidt dit woord arom op de meest oorspronkelijke betekenis van de woorden aram en arum (Concise Dictionary of the Words in the Hebrew Bible, blz.121). Met andere woorden: in diepste zin bevatten de Hebreeuwse woorden aram en arum geen negatieve elementen. De ongunstige betekenissen zijn er in een later stadium aan toegevoegd, bijgekomen, ja zelfs voor in de plaats gekomen.

De slang is derhalve van oorsprong goed en volstrekt onschuldig. Hij is door God geschapen als één der verstandigste en schranderste dieren des velds. We mogen aan dit (originele) vermogen van de slang geen enkele negatieve betekenis toekennen. Het wekt dus eigenlijk geen verbazing dat Satan zich juist met dit dier is gaan identificeren. De van oorsprong hoogste en meest begaafde engel misbruikt het meest schrandere dier.

Door alles wat er met de slang is gebeurd, en daardoor nu als ‘het dier van de onderwereld’ bekend is, is het voor ons op dit moment niet eenvoudig om een goed beeld te krijgen van de ‘oorspronkelijke’ slang. Maar één ding zal voor ons wèl duidelijk zijn: God heeft geen listige en geen weerzinwekkende dieren geschapen. Zijn schepping was mooi en goed, in alle delen.

Misbruikt

Met de slang is dus na het ontstaan van het rijk der duisternis in diepste zin iets soortgelijks gebeurd als met de boom der kennis van goed en kwaad. Satan gebruikte één der mooiste bomen in de hof en zocht het meest schrandere dier uit voor zijn bedoeling. Het goede en zuivere vermogen in dit dier is door de acties van de duivel misbruikt, omgeturnd en ingezet voor een kwaad en tegengesteld doel. Een treffende weergave van wat er met de engelen Gods gebeurde, toen zij een keuze deden voor het kwaad (Stb.29/3).

De slang is daardoor geworden tot het meest listige van alle dieren des velds. Zijn aard is ‘verworden’. En omdat dieren een hogere vorm van leven hebben dan planten, is deze verwording en ontaarding bij de slang veel verder en dieper gegaan dan bij de boom der kennis van goed en kwaad. Door alle gebeurtenissen uit Genesis 3 is de slang het dier geworden dat - van alles wat op aarde leeft - het wezen en werk van Satan het meest representeert. In Openbaring 12:9 en 20:2 wordt Satan ‘de oude slang’ genoemd. De machten der duisternis worden in de bijbel - naar hun aanvoerder - eveneens ‘slangen’ genoemd (bijvoorbeeld in Psalm 91:13, Marcus 16:18 en Lucas 10:19).

Boom en slang

Mede op basis van wat er in Studieblad 32 gesteld is ten aanzien van de boom der kennis van goed en kwaad, kunnen wij nu het volgende concluderen. De boom der kennis van goed en kwaad is representatief voor de geestelijke situatie, die in de hemel rondom de mens door toedoen van de duivel was ontstaan, maar waaraan de mens tot op dat moment nog geen deel had.

De slang is in die situatie de representant van de duivel zèlf.

De boom is dus geen beeld van de duivel; zij vormt een weergave van de situatie die Satan rondom de mens heeft gecreëerd.

Op dezelfde wijze is de boom des levens representatief voor de geestelijke situatie die God rondom de mens had geschapen, een situatie waarin Hijzelf werkzaam was en waaraan de mens tot op dat moment nog ten volle deel had: het leven (Stb.32/7,8).

Boom en slang hebben dus wel degelijk een verband, maar zij geven ieder een specifiek deel aan van de geestelijke werkelijkheid. Tezamen vormen zij in het natuurlijke een exacte weergave van wat er in de geestelijke wereld door de acties van Satan rondom de mens is veranderd.

De slang zal in de boom der kennis van goed en kwaad gezeten hebben bij de eerste benadering van de mens: de duivel vormt het feitelijke middelpunt van de situatie die hij heeft laten ontstaan. Hij staat daarin centraal, al probeert hij zich altijd achter de ‘blikvangers’ in het natuurlijke (boom en slang) te verschuilen.

Uitgangspositie

Satan had in de hemel en op aarde een situatie gecreëerd, waardoor hij de mens in twee werelden tegelijk tegemoet kon treden.

In de geestelijke wereld stonden hem vele engelen (inmiddels demonen) ter beschikking om de strijd tegen de mens aan te binden. Het dodenrijk stond gereed om het loon der zonde aan de mens uit te keren en haar macht over de mens te gaan uitoefenen.

Op aarde had Satan - zoals hierboven reeds is aangegeven - in de planten- en dierenwereld eveneens ‘bruggehoofden’ aangelegd om in de eerste confrontatie met het hoogst geschapen wezen, de mens, met succes zijn slag te slaan.

De duivel had zijn voorbereidingen hiermee afgerond. In alle lagen van Gods schepping in hemel en aarde was zijn invloed en macht reeds merkbaar geworden. Het ging hem evenwel om de mens, de kroon der schepping Gods. Slechts daarmee en daardoor zou hij werkelijke macht krijgen over de schepping, en God in zijn hart kunnen raken (Stb.30/1).

Zo werd in het vijandelijk kamp beraadslaagd tegen de mens, de beschermeling van God en werd een listige (Hebr.:aram) aanval gesmeed op de mens (naar Psalm 83:4).

Vooraan

Satan zou zelf in deze eerste actie hoogstpersoonlijk vooraan gaan. Hij liet deze belangrijke aanslag niet over aan één van zijn onderdanen. Hijzelf zou de mens tegemoet gaan treden en daarmee ‘het voorbeeld’ geven en ‘de weg bereiden’ voor alle anderen! Dit karwei wilde hij zélf klaren. Hij wist welke belangen er op het spel stonden. Als hij deze eerste mens, die door God was bestemd om als hoofd van de gehele mensheid te gaan functioneren, tot zonde zou kunnen verleiden, zou het gedaan zijn met Gods plan, en zouden al zijn plannen gerealiseerd kunnen worden. Tenminste, zo dacht hij. Met die intentie stelde Satan zich op en organiseerde hij in de ontstane situatie een moment waarin hij de mens ging aanspreken.

In twee werelden

In Genesis 3:2 lezen we van dit moment. Bij de boom der kennis van goed en kwaad en door middel van de slang richt Satan zich in twee werelden tot de mens. Hij wil via geestelijke en natuurlijke oren en ogen inwerken op hun hart. Alle ‘toegangswegen’ tot het innerlijk van de mens worden bij deze confrontatie gebruikt (zie Stb.10,11).

Er wordt gesproken - in twee werelden tegelijk. In het zichtbare een wonderlijke en buitengewone situatie. Een dier, dat spreekt! Een slang die zich op deze wijze tot de mens richt. In de bijbel wordt maar twee keer melding gemaakt van zo'n uitzonderlijke situatie, en in beide keren is het rijk der duisternis in de onzichtbare wereld ‘op volle kracht’ actief: hier in Genesis 3 en in Numeri 22:28-30.

Gelijktijdig wordt listig ingespeeld op het gezichtsvermogen - opnieuw in twee werelden. De slang, die spreekt, en de boom - met haar mooie vruchten, die een lust (!) waren voor de ogen (vers 6) - worden in zekere zin als ‘camouflage’, maar ook als blikvangers en aandachtspunten in de natuurlijke wereld gebruikt. De kern der zaak, de werkelijkheid ligt in de geestelijke wereld. Daar is Satan zélf actief.

Niet uit God

Eva - en Adam die bij haar is (Gen.3:6) - komen via natuurlijke en geestelijke oren en ogen voor het eerst in contact met een andere geest dan God. Dat blijkt al bij de aanhef: ‘God heeft zeker wel gezegd...’ Er wordt iets over God gezegd. God zèlf zou zo nooit gesproken hebben. Het was dus niet de Here, die sprak. Dat was duidelijk.

Tevens blijkt uit deze aanhef dat dit geen geest kon zijn die namens God sprak, een geest die uit God was: ‘God heeft zeker wel gezegd’... De voor hen zo ‘bekende’ duidelijkheid en eenvoud die al Gods woorden kenmerkten, en het ‘vertrouwde’ klimaat dat zijn spreken tot hen altijd omhulde, was geheel afwezig. Dit hadden zij nog niet eerder meegemaakt.

De vrouw

Tenslotte werd het ‘ongewone’ van de situatie nog eens extra geaccentueerd, doordat de vrouw werd aangesproken, terwijl zij daar toch samen met haar man aanwezig was. Tot nu toe had de Here óf Adam alleen (voor de schepping van Eva), óf hen beiden tegelijk aangesproken (zie bijv. Gen.1:28,29).

God heeft altijd de gelijkwaardigheid van man en vrouw voor ogen gehad (naar Gal.3:28). Beiden zijn ‘mensen’ (Gen.5:2), beiden zijn geschapen naar Gods eigen beeld (Gen.1:27). Beiden zijn bestemd tot hetzelfde doel, om tot een volwassen mens Gods (zoon Gods) uit te groeien, om de goede werken te doen, die God tevoren heeft bereid (Ef.2:10).

God schiep de mens als ‘man en vrouw’ om hen tezamen in de natuurlijke wereld een eenheid te laten vormen, die representatief is voor zijn bedoeling met de mensheid in de eeuwigheid (Stb.21/5,6). Binnen die eenheid heeft God - opnieuw met het oog op zijn doel met mensen - aan de man de positie van ‘hoofd der vrouw’ gegeven (1Cor.11:3, Ef.5:23).

God hield Zich bij zijn spreken tot de mens te allen tijde aan de orde die Hij daar zelf voor had gesteld: tot het ‘hoofd’ (en daarin tot hen tezamen), of tot hen beiden tegelijk.

Diepere bedoeling

Het feit dat op dit moment de vrouw werd aangesproken, zonder dat haar man daarbij in directe zin werd betrokken, onderstreept in de situatie nog eens te meer het listige en venijnige in de aanval van de duivel.

Het duidt evenwel niet op een (door velen vermeende) ‘zwakte’ in de vrouw, noch op het vinden van ‘de zwakke plek’ in de relatie man-vrouw. De vrouw is in geestelijke zin niet zwakker dan de man, maar - als mens - volkomen gelijkwaardig! Het heeft een dieper gelegen oorzaak.

Satan gaat altijd in tegen de orde en wetten Gods, om daarmee het plan Gods te laten mislukken. Hij wilde de door God bedoelde eenheid tussen man en vrouw verstoren door het minachten van de gegeven plaats en positie in die relatie. En daarmee wilde hij de bedoeling Gods met de mensheid - als toekomstige vrouw en partner Gods - geweld aandoen.

Op de wijze waarop hij Eva bij Adam wilde ‘weghalen’, wilde hij de mensheid bij God vandaan krijgen.

Om dat laatste te bewerken en de eenheid tussen God en mens te doorbreken, richtte de duivel zich niet op God, maar op de mens!

Op overeenkomstige wijze richt de duivel zich hier in Genesis 3 niet op de man, maar op de vrouw!

In alle opzichten was het verschil met al het voorafgaande duidelijk aanwezig. In alle opzichten ging het dwars tegen de gedachten, woorden, bedoelingen, werk- en handelwijze van God in.

Leugen

Na deze ondeugdelijke aanhef komt de eerste duidelijke, maar listig verpakte en tot een discussie uitdagende leugen van Satan: ‘... Gij zult niet eten van enige boom in de hof.’

Een schromelijke overdrijving, bedoeld om twijfel te zaaien en verwarring te wekken inzake Gods goedheid en zorg voor de mens. Daarbij een grove leugen en tegelijkertijd een enorme beschuldiging aan het adres van God. Alsof God niet al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn, de mens tot spijze had gegeven (Gen.1:29). Dit gold dus ook voor alle bomen in de hof. God had na de val van Lucifer voor slechts één boom een uitzondering gemaakt en daarbij heel concreet inzicht willen geven in de situatie die hieraan ten grondslag lag (Gen.2:16,17 en Stb.32/10).

In discussie

In plaats van de aard der zaak, die in dit stadium voor haar (en hen beiden) al geheel duidelijk had kunnen zijn, te doorzien... en het ongewone - een sprekende slang - als iets ongehoords aan te merken... en onmiddellijk met haar man in overleg te treden... en op grond daarvan tezamen als beheerders van de hof te handelen, laat Eva zich verleiden tot een discussie.

Ze had kort en duidelijk kunnen antwoorden met de woorden Gods en daarna samen met Adam de slang kunnen aanpakken, (opnieuw) aan hen onderwerpen en zo op zijn eigen plaats kunnen terugbrengen. Op deze wijze zouden zij de slang hebben kunnen bewaren voor de vervloeking en de daarbij behorende definitieve verandering van zijn aard (Gen.3:14).

De mens moet niet ingaan op suggererende en verleidende vragen (leugens) van de duivel, maar hem in geloof met woorden Gods weerstaan en zo de aanval afslaan. Zo deed Jezus het in de woestijn (Mat.4:1-11). Die mogelijkheid heeft ook Adam en Eva ter beschikking gestaan. Die handelwijze zou geheel naar Gods bedoeling zijn geweest.

Overtuiging weg

Eva beantwoordt de eerste vraag nog wel met verwijzing naar de woorden Gods (Gen.3:2), maar haar geloof daarin schijnt al te zijn afgezwakt. Zij spreekt de naam van de boom niet uit (!) en verzwakt eveneens de aangekondigde gevolgen; zij laat daarin het ‘voorzeker’ weg (zie 2:17).

De werkelijke oorzaken en gevolgen van de nieuwe situatie zijn ‘vaag’ geworden. Zij is zich niet meer ten volle bewust van de goddelijke inhoud van de woorden Gods en de toepasbaarheid en waarde daarvan in de actuele situatie. De overtuiging in haar antwoord ontbreekt derhalve. Zij laat daarmee de mogelijkheid tot een verdergaande discussie open.

Jezus ging bij de verzoekingen door de duivel niet met hem in discussie. Zijn geloofszekerheid klonk door in elk antwoord. Satan kreeg mede daardoor bij Hem geen schijn van kans.

Vervolg

Door dit alles is de toegangsdeur tot het hart van Eva open gekomen. Satan gaat erop door, ruikt zijn kans en ziet zijn aanslag reeds ‘als gelukt’.

Het contact tussen hem en de vrouw is ontstaan, de bevruchting tot zonde is nu nog slechts een kwestie van tijd.

We zullen in volgende artikelen hierop doorgaan en bemerken op welke sluwe wijze de duivel zijn kansen heeft benut en hoe de zonde in de mens als vrucht van dit contact en gemeenschap met de boze is geboren.

Tevens zullen we zien op welke heerlijke en liefdevolle wijze God het in de ontstane situatie voor de mens ‘opneemt’ en nog steeds de mogelijkheden ziet om met de in zonde gevallen mens zijn doel te bereiken.

Te allen tijde heeft God het laatste woord!