Gevolgen van de zonde
Inleiding
De eerste aanval vanuit het rijk der duisternis op de mens was op een overwinning voor Satan uitgelopen. Hij had zijn (eerste) doel bereikt. De mens had de mogelijkheden om de aanvallen vanuit dit rijk te onderscheiden en te weerstaan jammer genoeg niet benut. Dan zou hij - geheel naar de verwachting en de bedoeling van God - als overwinnaar uit deze en elke volgende strijd te voorschijn gekomen zijn (Stb.32). Adam en Eva waren in de confrontatie met de boze bij de boom der kennis van goed en kwaad niet staande gebleven in de waarheid. Zij waren in zonde gevallen (Stb.33-36). Een dramatische gebeurtenis met enorme gevolgen voor henzelf en voor de gehele mensheid! Door dit feit hebben er ingrijpende veranderingen plaats gevonden in de geestelijke situatie van de mens. We zullen daar in dit artikel dieper op ingaan.
Terugtrekken
Nadat Satan het zondeproces in het eerste mensenpaar geheel had kunnen afronden, trok hij zich tijdelijk terug. Hij hoefde zich niet langer te hullen in de rol van verleider, geweldenaar en veroveraar. De middelen die hij daartoe had ingezet, waren op dat moment eveneens niet meer nodig. Het doel was immers bereikt. Het leugenachtige spreken hield op. De slang zei niets meer. De extra informatie vanuit de onzichtbare wereld werd niet langer door de boze aan het zichtbare toegevoegd. Daardoor vond er geen duivelse verdraaiing van de werkelijkheid meer plaats. De bijzondere bekoring die van de boom der kennis van goed en kwaad was uitgegaan, viel weg. De betovering werd verbroken. De gehele door de duivel opgebouwde schijnwereld van begeerlijkheid en aantrekkelijkheid spatte uiteen. Satan trok zich terug als de bedenker en inspirator, als auteur en organisator van de zonde. In zijn andere rol van aanklager zou hij spoedig weer ten tonele gaan verschijnen.
Aandienen
Vanuit het dodenrijk waren de acties van Satan ten opzichte van de mens op de voet gevolgd. Wanneer de mens in zonde zou vallen, zouden Dood en zijn doodsmachten actief kunnen worden ten aanzien van de mens en een zekere macht over hem kunnen gaan uitoefenen. Zij zouden hem het loon der zonde - de dood - kunnen uitkeren en hem daardoor in een nieuwe geestelijke situatie kunnen brengen (Stb.30/4-6). Op het moment dat de mens in zonde viel en Satan zich terugtrok, diende Dood zich onmiddellijk aan bij de mens om met kracht beslag op hem te leggen en zijn heerschappij in de hemel van de mens te vestigen. Met de doodsmachten in zijn spoor stelde Dood - als koning van het rijk des doods - het voorbeeld voor al zijn onderdanen. Evenals Satan het voortouw had genomen bij de eerste aanval op de mens (Stb.33/4-5), ging nu Dood vooraan bij het innemen van de eerste machtspositie van het dodenrijk in het leven van de mens. Op deze wijze kwam de dood door de zonde de wereld binnen (Rom.5:12). Met andere woorden: op deze wijze kon Dood - na de geslaagde poging van Satan om de zonde in de mens tot stand te brengen - zijn macht en kracht in de wereld van de mens gaan manifesteren.
Verdeeld
Door de intrede van de dood in de geestelijke situatie van de mens begon de mens te sterven (naar Rom.7:9). Hij begon ellende te ervaren (naar Gen.2:17 Reisel). Hij geraakte in ballingschap, in een geestelijk isolement en begon een ‘gevangenissituatie’ te beleven. Hij raakte gescheiden van God waardoor hij het heerlijke, ontspannen en positieve klimaat van het Koninkrijk Gods niet langer ten volle kon beleven. Daar werd door de aanwezigheid van Dood een inbreuk op gemaakt. De situatie van de mens was geworden zoals God in de naam-geving van de boom waarbij dit gebeuren plaatsvond, had aangegeven: kennis hebbend van goed en kwaad, deel hebbend aan goed en kwaad. Er was een verdeelde situatie ontstaan, de innerlijke harmonie was wreed verstoord en van eenheid was geen sprake meer. De mens bleef nog wel bereikbaar en aanspreekbaar voor God, maar hij was door de intrede van duivel en dood niet langer geschikt en bruikbaar voor het doel van God (Stb.32/8-9).
Beleving
Adam en Eva zullen de veranderingen die zich in hun hemel voltrokken, ogenblikkelijk hebben ervaren. Zij bemerkten dat zij in een situatie terecht waren gekomen, waarin zij nog niet eerder hadden verkeerd. Zij ervaarden opeens een totaal andere invloed in hun hemel, een nieuwe, vijandige, negatieve en ongekende macht over hen, waaruit zij zichzelf niet meer konden losmaken. De innerlijke vrede was verdwenen, de volkomen rust was niet meer aanwezig. De blijdschap en vreugde waren weg. Zij zullen waarschijnlijk op dat moment niet onmiddellijk hebben doorzien en overzien wat er in de geestelijke wereld allemaal was veranderd en inmiddels zijn beslag had gekregen. Wel zal hun geweten hebben gesproken en zullen zij zich hebben gerealiseerd dat deze verandering van klimaat in direct verband stond met hun verkeerde daad.
Geopende ogen
Toen werden hun beider ogen geopend (Gen.3:7a). Door het terugtreden van Satan als verleider en daarmee het wegvallen van de bekoring en de betovering, begonnen Adam en Eva weer zicht te krijgen op de werkelijkheid van dat moment. De schubben vielen hen als het ware van de ogen. De vruchten van de boom der kennis van goed en kwaad waren opeens weer hele ‘gewone’ vruchten. Deze waren niet langer een lust voor de ogen (vs.6). Zij doorzagen nu ook dat zij in het hele gebeuren door de slang waren verleid (vs.13). Zij herinnerden zich ‘opeens’ weer het goddelijk gebod dat zij juist van deze boom niet mochten eten. Het besef drong door dat zij de van God ontvangen mogelijkheden niet hadden gebruikt en dat zij tegen zijn wil waren ingegaan. Maar dat besef kwam te laat, veel te laat. Wat een afschuwelijk moment voor deze mensen.
Voor het eerst?
Duidt het opengaan van de ogen - zoals in vers 7 beschreven - op een voor het eerst met geestelijke ogen gaan zien van de mens? Betekenen deze woorden dat de mens zich op dat moment voor het eerst bewust werd van de werkelijkheid in de geestelijke wereld? Zou het begaan van een zonde dan enig positief resultaat kunnen hebben? Nee. Vanaf zijn schepping had de mens in twee werelden geleefd en daarin met natuurlijke en geestelijke ogen en oren gefunctioneerd naar Gods wil. Hij had door het gebruik van deze geestelijke zintuigen in alle rust en vrede met God kunnen communiceren. Juist door het zicht van de mens op de werkelijkheid achter de zichtbare dingen, had hij de dieren een naam kunnen geven naar hun aard. God had er op vertrouwd dat de mens vanuit deze visie op en kennis van de onzichtbare wereld, de boze zou onderscheiden en overwinnen. Daar was zijn onderwijs op gericht geweest (Stb.32/8,9).
Misbruik
Door toedoen van Satan zijn de geestelijke ogen en oren van de mens niet (voor het eerst) opengegaan. Deze waren reeds open en Satan heeft daar gruwelijk misbruik van gemaakt. Met name via deze wegen wilde hij het hart van de mens bereiken en treffen (Stb.33/5). Hij is daarbij zeer sluw te werk gegaan. Door middel van bekoring en verleiding heeft hij de mens voor zijn bedoeling kunnen ‘vangen’ en begeerten bij hem kunnen opwekken. Daarnaast heeft hij hem voor het kwaad dat daarin verborgen lag weten te ‘verblinden’. Het ‘opengaan’ van de ogen duidt dus op het ophouden van de enerzijds betoverende en anderzijds verblindende werking die van Satan naar hen was uitgegaan.
Leugen
Het opengaan van hun ogen bleek in werkelijkheid dus iets geheel anders in te houden dan hen door de slang was voorgehouden (vs.5). In Satan is geen enkele waarheid. Hij liegt altijd en zet de werkelijkheid iedere keer weer op zijn kop. Het was hen voorgelogen dat hun ogen open zouden gaan bij het eten van de vruchten van de boom. Hun ogen hadden open kunnen en moeten zijn voor wat er in werkelijkheid aan de hand was. Er was gezegd dat zij door het eten van de boom verstandig zouden worden. Zij hadden verstandig kunnen en moeten zijn en al deze leugens moeten doorzien.
Negatief
Het geopend worden van beider ogen was derhalve geen positieve, verheffende aangelegenheid, maar een negatieve en deprimerende zaak. Zij gingen zien wat er gebeurd was. Zij bemerkten dat zij niet verstandig, maar juist opstandig waren geworden. Wat een ontnuchtering en ontgoocheling voor Adam en Eva. Niets van wat hen door de slang was toegezegd, was uitgekomen. Zij waren in de val gelopen. Zij bezagen alles opeens met andere ogen. Ze bemerkten overal veranderingen, zowel in hen als rondom hen. Er was onrust ontstaan, innerlijke onenigheid en verdeeldheid. Het goede en normale van voorheen kwam hen nu ongewoon voor. Zij schaamden zich voor hetgeen gebeurd was en tegelijkertijd ook voor elkaar. Zij bemerkten dat zij naakt waren en gingen zich voor elkaar verbergen door middel van schorten van vijgenbladeren (vs.7b). De onderlinge harmonie was evenals de innerlijke eenheid met kracht doorbroken. Het goede, gezonde en tot op dat moment volmaakte en goddelijke klimaat in hun hemel was door hun zonde intens verstoord.
Besef van kwaad
Zij wisten voor zichzelf en voor elkaar dat zij verkeerd hadden gehandeld. Het besef tekort geschoten te zijn en gefaald te hebben drong zich van binnenuit, vanuit hun nog zuivere en onbesmette geweten, aan hen op. Zij kregen voor het eerst in hun leven besef van kwaad. Adam en Eva zullen zich met ontzetting hebben afgevraagd wat hier nu eigenlijk gaande was en hoe dit allemaal had kunnen gebeuren. Waar God hen tevoren in alle helderheid en duidelijkheid op had gewezen en hen in alle liefde voor had willen sparen en bewaren, was nu tóch hun deel geworden. Zij waren ongehoorzaam geweest aan God. Dit besef van zonde werd nog eens verhevigd door het klimaat van verlatenheid en isolement dat van de dood uitging na de vestiging van zijn heerschappij in hun hemel. Wat een afschuwelijke ervaring voor de mens, die van nature bestemd is voor een volledig deelhebben aan het goede, aan het klimaat van God.
Aanklacht
Maar zelfs dit was voor Satan nog niet genoeg. Hij wilde de ontstane situatie helemaal uitbuiten en de mens nog dieper in het geestelijk moeras drijven. Daarom kwam hij terug nadat de dood zijn machtspositie in de hemel van de mens had gevestigd en de eerste gevolgen daarvan voor de mens merkbaar waren geworden. Satan zal zich in het bovengenoemde stadium van het besef krijgen van kwaad bij de mens opnieuw hebben aangediend met het doel dit besef van zonde op de voor hem specifieke wijze te intensiveren. Nu niet meer als verleider en dus ook niet langer gebruikmakend van zichtbare dingen. In deze benadering van de mens bediende hij zich niet meer van een sprekende slang. In zijn (nieuwe) rol als aanklager der broeders wilde hij de mens rechtstreeks in de geestelijke wereld via diens geestelijke ogen en oren benaderen en op indringende wijze totaal veroordelen. Steeds weer opnieuw zal hij de mens ‘de herhaling’ van het gebeuren voor ogen hebben gespiegeld en hem daarin op diens onvergeeflijke fouten hebben gewezen.
Verwerping
In dit stadium zal ook zijn diepe en intense verwerping van de mens naar voren zijn gekomen. In zijn spreken tot de mens zal hij hem alle hoop op verbetering van de toestand hebben willen ontnemen. Zijn veroordeling van de mens was werkelijk totaal. Alle schuld werd op de mens geworpen, zijn ongeschiktheid om naar Gods bedoeling te functioneren zal nadrukkelijk onderstreept zijn. De angst voor represailles van Gods kant naar aanleiding van de gebeurtenissen zal hij in hun beider hart hebben willen zaaien. En er zullen nog wel meer leugens uit de kast gehaald zijn om de mens maar zo diep mogelijk in het ongeluk te storten en zover als maar mogelijk was van God te verwijderen. Wat een ellende voor Adam en Eva. Wat een tragische en diep ingrijpende verandering had deze daad van ongehoorzaamheid in hun situatie teweeg gebracht. De duivel en de dood hadden grip gekregen op hun leven en daardoor was er een einde gekomen aan de onbelemmerde omgang met God.
Herkenning
Veel van het bovengenoemde zullen wij kunnen herkennen vanuit ons eigen leven. Ook bij ons vallen veelal de schubben van de ogen, nadat we door de vijand zijn verleid en in zonde zijn gevallen. Ook dan dringt dat besef van schuld zich aan ons op en wil de dood zijn macht en kracht op ons gaan uit-oefenen. En altijd zal de boze met aanklacht en verwerping ook ons nog verder onderuit willen halen. Satan en Dood zijn in hun werkwijzen niet veranderd. Nog steeds zullen zij de mens na een zondige daad op een dergelijke wijze in de geestelijke wereld willen aanpakken. Het is voor ons als kinderen Gods zaak om alle werkingen vanuit het rijk der duisternis en des doods ook in zo'n situatie te onderscheiden en te weten op welke wijze wij ons daar tegenover kunnen en mogen opstellen.
Overwinnen
Vooruitlopend op wat in volgende artikelen nog uitgebreid beschreven zal gaan worden, kunnen we nu reeds stellen dat vergeving van zonden de claim van het dodenrijk op het leven van de mens onwettig verklaart. De invloed en werking van dit rijk kunnen derhalve ongedaan worden gemaakt door persoonlijk geloof in de vergeving van zonden door het offer van Jezus Christus. Door dit geloof, zal de rechtvaardige leven (Hab.2:4) en dus niet in de situatie van het (geestelijk) dood-zijn door zonden en overtredingen (Ef.2:1) terechtkomen. Hij zal hierdoor na een zonde kunnen opstaan (Spr.24:16) en met Jezus in geloof verder kunnen gaan. De aanklacht van Satan kan daardoor in zijn grond worden ontzenuwd. Hetzelfde geldt voor zijn verwerpende woorden. Alle verwerping die van de duivel zelf en van geesten van verwerping uitgaat, is in de grond van de zaak een leugen. Wij mogen het woord der waarheid hier tegenover plaatsen en zo elke geest van verwerping buiten de deur houden.
Intermezzo
Dit gevecht tegen de geesten van verwerping is vaak een intense en ongemeen felle strijd. In feite geldt hiervoor hetzelfde als eerder is aangegeven (Stb.35/10). Er is geestelijke vrijheid nodig om in deze strijd te kunnen overwinnen. Alleen op basis van bevrijding uit de macht van deze grootvorst in het leger van Satan, kunnen vijandelijke aanvallen op dit terrein worden afgeslagen. Deze bevrijding dient eveneens onder handoplegging in de gemeente in de naam van Jezus Christus plaats te vinden. Voor hen die vanuit deze basis willen strijden, zal gelden: Zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en het woord van hun getuigenis (Op.12:11). Duivel en Dood zullen daarvoor moeten wijken.
God gaat spreken
Voor Adam en Eva was het in de beschreven fase van Genesis 3:7 nog niet zover. Pas in de avondkoelte zou de eerste ontmoeting met God na hun zonde tot stand komen. Pas dan zou voor hen gaan blijken op welke wijze God hen - ondanks alles wat gepasseerd was - in oneindige liefde tegemoet zou treden. God bleef mogelijkheden zien om Zijn plan met en door middel van de mens te realiseren en het rijk der duisternis daarbij geheel te overwinnen. Ondanks de eerste overwinning van Satan op de mens en het intreden van zonde en dood in de wereld, bleef God geloven in het goede en allesomvattende eindresultaat van zijn werken. In het volgende artikel zullen we de oplossing die God aan de in zonde gevallen mens biedt, belichten.