De val van Lucifer

Inleiding

We willen in dit nummer van het Studieblad opnieuw de grote lijn in deze serie artikelen over Gods plan met mensen oppakken (Stb.1/1). Op basis van een zuiver en bijbels Godsbeeld en mensbeeld (Stb.6 t/m 20) en vanuit een heldere visie op Gods bedoeling met de Gemeente (Stb.22 t/m 27) zullen we onze aandacht nu weer gaan richten op hetgeen er in den beginne is gebeurd.
In Studieblad 3 is reeds gesteld dat er in aparte artikelen ingegaan zou worden op het ontstaan van het rijk der duisternis en des doods. Deze dingen zullen nu aan de orde gaan komen.

Zevende dag

We hebben gezien dat God op de zevende dag rustte van zijn werk in de volkomen zekerheid dat dit zeer goede begin zou uitlopen op een zeer goed einde (Stb.22/7). God had alles voorbereid, toebereid en in volmaakte toestand in het aanzijn geroepen.
Aan het begin van die zevende dag of fase is er nog geen sprake van een rijk der duisternis. Bij de voltooiing van de schepping verkeerde alles wat God had gemaakt in de heerlijke sfeer van het Koninkrijk Gods: de hemel, de aarde en al hun heer (Gen.2:1); alles was zeer goed (Gen.1:31).
Het rijk van Satan zal dus na deze constatering moeten zijn ontstaan. We zullen trachten na te gaan wanneer dit het geval is geweest, wat de bijbel hierover meedeelt en op welke wijze dit heeft plaatsgevonden.

Duidelijk

De machtige woorden die God aan het einde van de zesde scheppingsfase had uitgesproken (Stb.22/1), zullen op de zevende dag nog als een ‘echo’ hebben nageklonken in de hemel en op de aarde.
God had zijn bedoeling met de mens krachtig onderstreept en heel duidelijk aangegeven op welke plaats Hij de mens(heid) in zijn Koninkrijk bedoelde: als zijn partner naast Hem op zijn troon, om met Hem te heersen over alle werken zijner hand tot in alle eeuwigheid (Stb.22/4-5).
Dit ‘heersen’ draagt geen enkel element van onderdrukking in zich, maar duidt juist op een onderhouden, een beheersen van al het geschapene. Of zoals de Hebreeënschrijver het uitdrukt: een dragen van alle dingen door het woord (naar Hebr.1:3).
We kunnen ons hiervan een voorstelling vormen door te zien op Jezus, die - gezeten met zijn Vader op diens troon - met heerlijkheid en eer gekroond is en ten volle functioneert op de wijze die God hier aanduidt.
God had zich dus in feite opnieuw uitgesproken over de nog komende heerlijkheid van de mens en van de gemeente.

Zichtbaar

Onder zijn liefdevolle, inspirerende en zegenrijke leiding had de door Hem beoogde ontwikkeling zich in de loop van de zesde fase ingezet (Stb.21,22). Daarbij was er in hemel en op aarde al heel wat zichtbaar geworden van de potentiële mogelijkheden die God in Adam en Eva had gelegd: zij ontwikkelden zich als ware mensen en namen toe in wijsheid, kennis en inzicht. Zij waren op weg om Gods plan in hun leven te gaan invullen.
Het werd duidelijk wat God had bedoeld met zijn eerder gedane uitspraak ‘laat ons mensen maken ....’. Het was nu ook glashelder op welke wijze God dit wilde realiseren en welke taak de engelen daarin hadden, dus waartoe deze dienende geesten feitelijk waren geschapen.
En het lag inderdaad nu ook voor de hand dat dit alles werkelijk zijn beslag zou gaan krijgen; de mens zou zijn plaats op de troon van God op den duur gaan innemen. Het hele ‘plaatje’ was compleet!

Verstaan

Veel meer nog dan aan het begin van de zesde dag drong nu ook de diepere betekenis van de woorden Gods bij de engelen door. Zij begrepen dat de mens niet altijd ‘onder’ hen zou blijven staan wat betreft het zien, verstaan en beleven van de hemelse werkelijkheid. De mens zou door zijn prachtige mogelijkheden van groei en ontwikkeling, in een intieme liefdesrelatie met God, boven hen uit gaan stijgen en uiteindelijk een positie gaan verkrijgen op de troon van God. Dat was de goddelijke bestemming van de mens(heid).
Het dienen der engelen vanuit de verkregen en op dat moment nog ‘hogere’ positie in Gods Koninkrijk zou gaan veranderen in een dienen vanuit een ‘ondergeschikte’ positie. Zij zouden de mens vanaf een gegeven moment moeten gaan dienen zoals zij tot op dat moment alleen maar God dienden. Er zou een hele mensheid, een hele gemeente op deze wijze boven hen komen te staan.
Dit was Gods plan. In deze positie had God de engelen geschapen en geplaatst. Tot deze taak had God hen bestemd en in wezen al opgeroepen aan het begin van de zesde dag (Stb.5/6). Maar pas nú verstonden ze deze woorden en was de draagwijdte hiervan voor hen allen te overzien.

Aanleiding

Er daarmee was in feite een hernieuwd beroep gedaan op hun inzet voor het plan van hun God en Schepper. Niet dat er wezenlijk iets zou gaan veranderen. Hun positie in het Koninkrijk van God bleef dezelfde. Hun taak eveneens. Zij mochten al hun ingeschapen vermogens op basis van vrije wil op specifieke en unieke wijze blijven inzetten ten bate van de mens en daarmee volledig existeren naar hun aard en volkomen beantwoorden aan hun bestemming. Zij zouden daarin volmaakt gelukkig zijn en blijven.
Toch zal het zicht op en het besef van de komende positie van de mens en de eigen situatie met betrekking tot de mens de aanleiding zijn geweest voor Lucifer om in zichzelf te gaan overleggen. Hij zal als hoofd van alle engelen vanuit zijn verheven positie als eerste begrepen hebben waar deze ontwikkeling van de mens(heid) in zou uitmonden. Als verzegelaar van de som en als beschuttende cherub (Stb.21/2) zal hij vóór alle andere engelen hebben beseft wat er zou gaan gebeuren en de consequenties daarvan hebben ingezien.

Bijbel

De bijbel beschrijft in profetische woorden en beelden op twee plaatsen wat er in Lucifer in die fase zal zijn omgegaan, te weten in Jesaja 14:12-14 en in Ezechiël 28:11-19. Deze schriftgedeelten dienen derhalve als uitgangspunt voor deze studie.
De perikoop uit Ezechiël 28 is reeds in eerdere studies gebruikt bij de beeld-vorming omtrent het oorspronkelijke (Stb.21/2 en Stb.22/4).
Vanuit Jesaja 14:12 is overigens ook de (meest waarschijnlijke) oorspronke-lijke naam van deze hoofdengel afgeleid: Lucifer.
In de grondtekst wordt hier het Hebreeuwse woord ‘helel’ gebruikt. Dit woord komt in de hele bijbel maar één keer voor. In de Vulgata, de Latijnse bijbel, is dit woord vertaald door ‘Lucifer’, wat in onze taal ‘lichtbrenger’ betekent.
De King James vertaling (Engelse Bijbel) neemt het Latijnse woord letterlijk over en geeft het als een eigennaam weer. In de Nederlandse vertalingen wordt er zonder uitzondering gesproken over een ‘morgenster’. Wij zullen in deze studies de naam ‘Lucifer’ gebruiken.

Onrecht

In plaats van zich bij al zijn overwegingen te realiseren dat hij, Lucifer, juist voor deze positie met de daarbij behorende prachtige taak ten opzichte van de mens(heid) geschapen en ingezet was .... en bij de uitvoering hiervan juist al zijn ingeschapen vermogens op de meest waardevolle wijze kon gebruiken en inbrengen ... en te bedenken dat hij juist daardoor volkomen zou beant-woorden aan de bedoeling van zijn Schepper en daarin een bestendiging zou vinden van zijn geluk, zijn vrede en blijdschap ... kwam er iets anders in hem op: verzet tegen de bedoeling van God.
En daarmee was er te midden van alle gerechtigheid en eenswillendheid die tot op dat moment in hem en in alle engelen rondom hem aanwezig was, het meest prille begin van de ongerechtigheid ontstaan (Ez.28:15 SV).

Trots

In Ezechiël 28:17 staat: Trots was uw hart op uw schoonheid. Als iemand trots wordt, raakt hij op zichzelf gericht. De ‘ander’ wordt dan als concurrent gezien. Men wil dan zelf de grootste en meest bewonderenswaardige blijven en alle aandacht van anderen op zich gericht houden.
Deze trots is het begin van hoogmoed, van een zich verheffen boven de ander en zich dan ook niet meer laten gezeggen door een ander, dus de kern van het verzet tegen die ander.
Dit alles tezamen vormde het ‘onrecht’ dat op zeker moment in Lucifer werd gevonden (vs 15). Dit werd de oorzaak van zijn (af)val.

Vrije wil

Lucifer was evenals alle andere engelen geschapen met een vrije wil (Stb.3/3). Tot op dat moment was er in zijn hart altijd een ‘ja’ geweest ten aanzien van Gods opdracht voor hem. Hij had daarom steeds als lichtbrenger kunnen functioneren (de betekenis van zijn naam). In die positie had hij de andere engelen steeds kunnen voorgaan in de uitvoering van de wil van God en zijn plaats en taak geheel waargemaakt. Hij had als aanvoerder van alle morgensterren mee gejuicht toen God de aarde grondvestte (Job.38:7). In de hof van Eden had hij naast Adam zijn positie ingenomen en onberispelijk ingevuld.
Juist door deze vrije wil had iedere engel van den beginne de mogelijkheid om ‘ja’, maar ook om ‘nee’ te zeggen. Dit is inherent aan de vrije wil, anders zou er van een vrije wil geen sprake kunnen zijn en zou er geen vrijwilligheid bestaan. Er zouden dan ‘willoze’ wezens zijn, die wij marionetten of robots zouden noemen.

Niet uit God

Dit gegeven duidt niet op iets ‘onvolkomens’ in de schepping. Integendeel. God heeft alles in het aanzijn geroepen vanuit een hart vol liefde. Heel zijn schepping ademde dit uit; het was zeer goed. God vertrouwde helemaal op de wederliefde van zijn schepselen. Daar was Hij vol van. In werkelijk zuivere en volmaakte liefde is geen enkel element van dwang te bespeuren; het is er wezensvreemd aan. Vrije wil en liefde behoren derhalve bij elkaar.
Op die basis mochten de engelen hun God dienen en de mens gaan en blijven dienen; op die basis zou ook de mens gaan uitgroeien tot volwassenheid... Een volmaakte en zeer goede basis. Dat er in een zelfstandig functionerend wezen met een eigen, vrije wil iets opkomt dat geheel ingaat tegen de wil van zijn Schepper is in feite dus absoluut ongehoord en in geen geval te wijten aan iets ‘onvolkomens’ in het werk van God.

Niet ingecalculeerd

God heeft dit bij zijn scheppingsdaden ook niet tevoren ingecalculeerd, zoals velen ten onrechte denken. In Hem zijn slechts gedachten van vrede en van heil. God is één en enkel goed (Mar.12:30, Jac.1:17, 1Joh.1:5). Hij is uitsluitend op een positieve en volmaakt goede manier bezig. Zijn werken zijn volmaakt. En dat is alleen maar gebleken toen Lucifer verzet begon aan te tekenen. We zullen daar later op terugkomen.
God heeft de val van Lucifer evenmin kunnen verhoeden. Hij gebruikt zijn positie als almachtige Koning niet om engelen of mensen te manipuleren. Hij verlokt een ieder door zijn heerlijkheid en macht. Hij wil uitsluitend op basis van liefde en vrijwilligheid tezamen met de mens en met de trouwe engelen zijn doel met mens en schepping bereiken. En aan dat principe blijft Hij trouw tot in eeuwigheid.

Goed

Geen enkel wezen, geen engel en geen mens had tot op dat moment van de mogelijkheid om ‘nee’ te zeggen gebruik gemaakt; het was eigenlijk totaal ‘onbekend’. Er was juist een volledige bereidheid om zich geheel in te zetten voor Gods plan. Het ‘ja’ klonk volmondig uit aller hart op alles wat God zei en mede daardoor was alles zeer goed gebleven.
Dit ‘goede’ staat dus niet op zichzelf; het wordt voortgebracht en gedragen en geopenbaard door een wezen. God heeft het ‘goede’ niet geschapen; Hijzèlf is de belichaming van het goede en dientengevolge zijn al zijn werken door en door goed.
Door het ‘ja’ van mens en engel zou dit goede zich in en door allen heen manifesteren. Zij allen zouden een belichaming van het goede kunnen zijn en blijven en daarmee God, de bron en oorsprong van het goede verheerlijken.

Kwaad

Lucifer zei als eerste ‘nee’ en daarmee was het kwaad in hem ontstaan. Het kwaad is dus evenmin iets dat op zichzelf staat; het is verbonden met een wezen dat het voortbrengt, draagt en openbaart.
Er is dus pas sprake van kwaad, wanneer er een wezen is dat ingaat tegen de bedoeling van God. Dit wezen wordt daarmee de belichaming van het ‘nee’.
We dienen ons dus niet af te vragen waar het kwaad of het onrecht vandaan kwam, dat in Lucifer werd gevonden; deze vraag is niet relevant. Hijzèlf was er het begin van. Hij was het eerste wezen dat nee zei, dat inging tegen de wil van God. En daarmee werd hij de oorsprong, het begin van het kwaad en de bron van al het kwaad dat nog te voorschijn zou gaan komen.
De verantwoordelijkheid hiervoor lag geheel bij hemzelf. Op geen enkele wijze heeft God er iets mee te maken gehad. Het is buiten Hem tot stand gekomen. En het werd onmiddellijk door God als kwaad onderkend, omdat het niet overeenkwam met het alleen goede dat van Hem uitgaat.
Juist door de vrije wil die bij alle engelen en mensen door God is ingeschapen, ligt de verantwoordelijkheid voor zowel het ‘ja’ als het ‘nee’ geheel bij degene die deze keuze maakt.

Weerspannigheid

Lucifer toonde zich niet bereid om de volwassen mens naar Gods bedoeling te dienen. Hij duldde geen wezen, geen Gemeente ‘boven’ zich. Hij wilde - zoals Jesaja 14:13,14 dit meedeelt - boven de sterren Gods, boven de hoogten der wolken (beeld van de mensen, de gemeente) verheven zijn en blijven. En daarmee verzette hij zich tegen God. Hij wist het beter. Hij erkende God niet langer als Koning over zijn bestaan en werd ongehoorzaam aan Hem.
Hij is in de waarheid niet staande gebleven, zegt Johannes in hoofdstuk 8:44 (SV) en daardoor is hij de vader geworden van de leugen (NBG).
Weerspannigheid, verzet, rebellie en ongehoorzaamheid tezamen met trots en hoogmoed... dit alles ontstond (voor het eerst) in het hart van deze vorst des lichts, in deze zoon des dageraads, in deze beschuttende cherub.
Zo kwam hij tot zonde (Ez.28:16). Weerspannigheid vormt derhalve mede de kern van elke zonde, het staat aan de basis van alle kwaad.

Aan de Allerhoogste gelijk

Jesaja 14:14 eindigt de bovengenoemde opsomming van de innerlijke over-wegingen met het ‘aan de Allerhoogste gelijkstellen’.
Ik geloof persoonlijk niet dat Lucifer zélf de plaats van de mens op Gods troon wilde innemen. Hij wist naar mijn mening maar al te goed dat daarvan geen sprake zou kunnen zijn. Hij zou God - de eeuwig Onveranderlijke - niet van gedachten kunnen laten veranderen.
Welke betekenis heeft deze passage dan wel? In zijn hart koesterde Lucifer gedachten die niet overeenkwamen met de gedachten en bedoelingen van God. Hij wilde de mens(heid) ‘onder’ zich houden. Hij erkende de wil van God aangaande de mens niet langer. Door deze keuze, die daad, verwierp hij enerzijds de mens en verhief hij zich boven de mens. Anderzijds stelde hij zich op tegenover God en plaatste hij zichzelf daarmee eigenlijk op één lijn met God. Dit laatste zouden we eveneens als een ‘zich aan de Allerhoogste gelijkstellen’ kunnen beschouwen.
Lucifer werd weerspannig tegen God en verwierp de mens. Deze basis-elementen kunnen we in alle acties van Satan tegen mensen terugvinden.

Antigoddelijk

Deze houding en opstelling had een volkomen andere positie van Lucifer tot gevolg. In plaats van ‘hoofduitvoerder’ van alle woorden Gods aangaande de mens, werd hij de oorsprong en bron van alle tegenacties ten opzichte van de mens. Lucifer werd zijn oorsprong ontrouw; hij ‘viel’ en onderging daardoor een totale wezens- en naamsverandering.
Hij werd de belichaming van het ‘nee’, van het kwaad, van het onrecht en de ongerechtigheid, van de leugen, van de wetteloosheid, van de geestelijke duisternis, van alles wat niet door God is bedoeld. Hij werd de antigod, de dwarsdrijver, de tegenstander, de satan, de duivel en daarmee de oorsprong van al het antigoddelijke in hemel en op aarde.
Er ontstond tussen hem en God de grootst mogelijke ‘afstand’ in de hemel. Deze verbanning (naar Ez.28:16) was een logisch gevolg van zijn keuze. Hijzelf nam deze nieuwe positie in.

Volmaakte keuze

Wanneer een volmaakt wezen een dergelijke keuze maakt, is dit definitief. Dit ‘nee’ wordt nooit meer een ‘ja’. Lucifer verzette zich met alles wat in hem was tegen de verdere realisering van Gods plan met mensen. En daarop komt hij nooit meer terug. Dit is onmogelijk. We zouden dit een volmaakte, dus een volkomen en allesomvattende keuze kunnen noemen.
Met het feit dat Lucifer als eerste deze keuze deed, was het aan de orde voor alle andere engelen om eveneens hun (volmaakte) keuze te maken. Er waren plotseling twee belichaamde mogelijkheden in de hemel ontstaan, waartussen door allen gekozen moest gaan worden. Elke engel diende voor zichzelf na te gaan of hij gehoorzaam wilde blijven aan God, zijn Schepper en daarmee dienstbaar wilde zijn en blijven aan het plan van God met de mens tot in alle eeuwigheid... dan wel meegaan in het verzet van zijn aanvoerder en hoofd hiertegen en voor eeuwig de antigoddelijke kant kiezen.
We zullen in het volgende artikel hier verder op ingaan en zien dat hierdoor het rijk der duisternis is ontstaan.

Dezelfde

God bleef volkomen in de rust. Hij bleef dezelfde. Hij liet en laat niet varen het werk zijner handen (Ps.138:8). Hij bleef geloven in zijn schepping, in zijn mens. Ook al zou er nu ‘meer’ nodig zijn en meer aangesproken moeten worden van alle ingeschapen vermogens; het was en bleef mogelijk. Gods werk is zo door en door goed, dat het in alle omstandigheden zich kan handhaven in mens en schepping.
Zijn doel zal door middel van de door Hem bepaalde ontwikkeling bereikt worden. Daarvan is God volkomen zeker. Niets zal Hem daarvan kunnen afhouden. Hij zal voltooien wat Hij van plan is. Geprezen zij zijn Naam voor eeuwig. Halleluja.