Johannes 1:1-4 en 1 Johannes 1:1

We hebben al twee keer inleidend geschreven over het Oude Testament als geheel. We hebben het in een geestelijk perspectief geplaatst en vervolgens hebben we het in een historisch perspectief gezet. Het overzicht van de diverse perioden is daarbij aangereikt.

De eerste periode: God legt de basis voor de mens

In deze studie wil ik met u stilstaan bij de eerstgenoemde periode in het overzicht: de schepping van hemel en aarde. Bij de tijd waarin God de grondslag legt voor het hele menselijke leven. Bij de voorbereidingsperiode waarin God een hele omgeving tot aanzijn roept voor de mens, voor de mensheid, voor dat wezen dat God mens noemt. Een wezen waarin God al zijn creativiteit bijeenbrengt. En alles in dat wezen tot uiting brengt, als kroon van zijn schepping.

Als je zicht krijgt op hoe groot die schepping is, hoe geweldig God dat tot aanzijn heeft gebracht, hoe intens goddelijk dat in elkaar zit, dan kun je met nog meer bewondering kijken naar wat God gemaakt heeft, tot aanzijn geroepen heeft, in ú als mens, als kroon van die schepping. Alles wat God geschapen heeft is voor ú, voor mij, voor óns mensen.

God heeft zo’n groot plan met mensen. Een plan dat ons gaandeweg steeds duidelijker wordt, zeker nadat we het ‘einde’ daarvan voor ogen hebben gekregen en steeds meer gaan begrijpen van de voleinding aller dingen, de profetieën van Openbaring waarin dat einde beschreven staat, waar het dus naartoe gaat: de mensheid als geheel onder één hoofd verenigd, partner van God tot in eeuwigheid, God alles in allen.

Dat einde tekent het begin. Dat einde geeft aan wat er in den beginne bij God aanwezig is geweest en wat van den beginne bij God leeft. Dat begin ligt nog vóór het begin van Genesis 1:1. Datgene wat in God is, ligt ten grondslag aan wat er in Genesis 1:1 tevoorschijn komt.

Het Woord en de Wijsheid

Ik wil daarover met u lezen in Johannes 1 vers 1: In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God, dit was in den beginne bij God. En alle dingen zijn door het woord geworden en zonder dit is geen ding geworden dat geworden is.

Bij u staat net zoals in mijn Bijbel, dat ‘Woord’ met een hoofdletter. Dat is interpretatie van onze bijbelvertalers en men denkt dat hier gesproken wordt over Jezus, omdat even verderop wordt gesproken over Jezus als ‘vleesgeworden woord’. Jezus is inderdaad uit dat woord voortgekomen. Hij is vlees geworden vanuit dat woord. Maar je moet het ‘vleesgeworden woord’ niet verwarren met het ‘woord’ als zodanig. Het woord duidt op het plan van God dat gestalte krijgt in Jezus.

In Johannes 1:1 duidt de apostel aan dat vóórdat er ook maar iets was, vóórdat er een hemel en een aarde geschapen is, er al iets is geweest in God. Een woord, de logos, een plan, een raadsbesluit. Johannes begint zijn eerste brief ook zo (1Joh.1:1), ook daar grijpt de apostel terug naar dat wat van den beginne is geweest: Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze eigen ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het woord des levens.

Johannes ziet dat wat in Jezus tevoorschijn komt, overeenkomt met wat van den beginne bij God is geweest. En dat ‘woord’, dat was zoals Johannes 1:1 zegt: in God, bij God en het was God. Geen zelfstandige God, maar iets wat in de Schepper, in Jahweh, die op dat moment Schepper ging worden, aanwezig is geweest. Een plan, een gedachte. Een idee. Een raadsbesluit.

Het Oude Testament spreekt hier ook over. In Spreuken 8:23-31 (NBG) lezen we: Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd, van den beginne, eer de aarde bestond. Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren, toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water. Eer de bergen omlaag gezonken waren, vóór de heuvelen ben ik geboren; toen Hij het aardrijk en de velden nog niet had gemaakt, noch de eerste stofdeeltjes der wereld. Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar; toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan, toen Hij de wolken daarboven bevestigde, en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden, toen Hij aan de zee haar perk stelde, opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden, en Hij de grondslagen der aarde bepaalde, toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was een en al verrukking dag aan dag, te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht, mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk, en mijn vreugde was met de mensenkinderen.

Ook in dit gedeelte kun je door de trant van spreken van de Spreukendichter gaan denken aan een persoon. Maar waar gaat het om in dit hele hoofdstuk? Over de ‘Wijsheid’. Er is een woord in God ontstaan in den beginne. En dat woord, dat plan van God, is doortrokken van de wijsheid van God. Zo goed als het woord bij God was, is ook die wijsheid bij God. In het scheppen van God krijgt het woord van God gestalte en komt de wijsheid van God tevoorschijn. In Jezus is het woord van God vleesgeworden, maar ook de wijsheid van God is vleesgeworden. Christus Jezus is ons van God geworden: wijsheid… (1Kor.1:30).

Het duidt op het totaalplan van God. Het duidt op de allesomvattende gedachte in God. Een plan tot in de details overdacht, door en door goed. En vanuit dat woord, vanuit die wijsheid is God gaan scheppen. Vol geloof, vol zekerheid. God gaat uitspreken wat in zijn hart is. God gaat tevoorschijn brengen, gaat openbaren wat Hij heeft bedacht in Zijn oneindige wijsheid. Hij gaat het vormgeven, hij gaat het gestalte laten aannemen.

Gods volbrengt Zijn raadsbesluit van den beginne

En dan zegt Hij daarover in Jesaja 46:10: Ik (God), die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen. Het raadsbesluit, helemaal naar het welbehagen van God. Dat woord dat van den beginne bij God is, die wijsheid die als troetelkind bij God aanwezig is en zich verheugt over de mensenkinderen. Het geeft aan waar God aan gedacht heeft. God ziet een mensheid voor zich, een mensheid onder één hoofd samengevat, die partner van Hem zal zijn tot in eeuwigheid. Daar verheugt God zich over, voordat er nog maar iets tot stand is gekomen. Daar verheugt God zich nog steeds over. Hij weet: Mijn raadsbesluit wordt volbracht. Ik doe naar Mijn welbehagen. In dat raadsbesluit, in dat woord, in die wijsheid, ligt dus ook het voornemen van God om met mensen een verbond aan te gaan. In dat raadsbesluit is ook de Christus aanwezig, als hoofd van de mensheid. In dat raadsbesluit ligt ook de gedachte aan de gemeente, als lichaam van Christus. Want de gemeente van de levende God is een pijler en fundament der waarheid zegt 1 Timoteüs 3:15.

De sprekende en scheppende God

Dat alles is van den beginne bij God, dat was in den beginne bij God. Dat woord was in God, bij God, het was God. En vanuit dat woord kom het tot stand. God gaat spreken. God is destijds gaan spreken en het ontstond. God spreekt nu en het gebeurt. God zal in de toekomst spreken, en steeds weer zal gebeuren wat God zegt. God maakt het bekend. De Here HERE doet geen ding of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten de profeten (Am.3:7) en samen met de profeten, samen met die mensen, gaat Hij het ten uitvoer brengen. Alles wat geworden is, is door het woord geworden: vanuit dat woord, vanuit die wijsheid. Alles wat op dit moment wordt, ontstaat door datzelfde woord, vanuit diezelfde wijsheid van God. En alles wat ooit nog zal worden, zal vanuit dat woord, die allesomvattende gedachte van God, tevoorschijn komen en gestalte aannemen. Een hemel, een aarde, de mens. Alles krijgt gestalte, alles krijgt vorm, alles wordt concreet, wordt vlees. Zo ook de vernieuwing van de mens, de vernieuwing van de hemel, de vernieuwing van de aarde. Het grijpt terug en bouwt door op wat van den beginne bij God is. Op wat van den beginne Gods drijfveer is. En dat gebeurt ook nadat er iets fout gaat, u weet het wel: door zonde, zondeval en zondvloed.

God volbrengt Zijn raadsbesluit. Uiteindelijk wordt het zoals God het van den beginne heeft bedacht. Dat plan, die wijsheid, dat raadsbesluit is het begin waarnaar wij kunnen terugkijken. Hoe lang dat ‘woord’ bij God geweest is en hoe het daarvóór was, daar hebben wij geen enkel zicht op. De Bijbel begint ons iets te vertellen van wat er in God aanwezig is geweest voordat Hij gaat scheppen. En Genesis 1:1 noemt dan het eerste wat God schept: In den beginne schiep God de hemel en de aarde. Als eerste uitvloeisel van het woord, van die wijsheid, van dat raadsbesluit. God schept de hemel en de aarde, in den beginne. Een hemel en een aarde als een bij elkaar behorend geheel.

Waarom God een hemel en aarde schept

Waarom schept God een hemel en een aarde? Voor de mens. God begint met het scheppen van een leefomgeving voor de mens. Het gaat Hem om die mens, om die mensheid. Om die partner van Hem tot in alle eeuwigheid. Die leefomgeving voor de mens, de hemel en de aarde, bestaat uit ‘geest’ en ‘stof’, uit iets ‘onzichtbaars’ en iets ‘zichtbaars’. Twee verschillende werelden, opgebouwd uit twee verschillende materialen. Ieder met een eigen specifieke functie ten opzichte van die mens. Beide zijn nodig; ze vullen elkaar aan. Hemel en aarde vormen een complementair geheel, een bij elkaar passend geheel: de leefomgeving, waarin God Zijn mensheid tot aanzijn zal roepen, tot ontwikkeling zal brengen en tot Zijn doel zal leiden. Hemel en aarde hebben beide een functie; zij sluiten naadloos op elkaar aan. Ziehier het woord van God dat gestalte krijgt, de wijsheid van God die zich daarin openbaart. Met oneindige wijsheid zijn die hemel en aarde geschapen. Wat ‘doordacht’ is dat van onze grote God: om niet alleen een aarde te scheppen, om niet alleen een hemel te scheppen, maar een hemel én een aarde. Twee bij elkaar behorende werelden. Terwijl ze in eerste instantie totaal van elkaar lijken te verschillen: geest is heel wat anders dan stof. Maar het sluit aan, het past bij elkaar. Hemel en aarde horen bij elkaar. Laten we beginnen bij het ‘dichtstbijzijnde’ en meest ‘tastbare’ deel: de aarde.

Het scheppen van de aarde

God schept de aarde. God schept een zichtbare wereld. Je kunt beter zeggen: God schept een stoffelijke wereld. Want ook dingen die wij niet zien, zoals bijvoorbeeld waterdamp en gassen, behoren tot de stoffelijke wereld. Waterdamp is onzichtbaar, maar als het afkoelt zie je druppeltjes ontstaan. Gassen zijn onzichtbaar, sommige zijn gekleurd. Maar ook zij behoren tot de stoffelijke wereld. Ze bestaan uit moleculen, uit deeltjes, uit stof. Uit stofdeeltjes waar Spreuken 8 al over spreekt. God schept een stoffelijke, zichtbare wereld, waarin een enorme ‘orde’ aanwezig is. Verbazingwekkend! Denk bij de schepping van de aarde niet alleen aan onze aardbol. Je mag hierbij denken aan de schepping van alle stoffelijke, zichtbare dingen. Aan een macrokosmos, waar de aarde maar een heel klein onderdeeltje van is. Met planeten en een melkwegstelsel, waarvan we langzamerhand de vorm een beetje gaan begrijpen. En hoe meer we ervan zien, hoe meer we begrijpen dat we er eigenlijk nog ‘niets’ van zien, want naast ‘ons’ melkwegstelsel lijken er nog meer van zulke melkwegstelsels te zijn.

De macrokosmos: hoe groot zijt Gij!

God schept een heelal waarin geen plafond te ontdekken is. Die macrokosmos is zo oneindig groot, dat we het niet kunnen overzien. In een samenhang en met onderlinge verbanden waarin allerlei natuurwetten gelden, waar mensen door de eeuwen heen zicht op hebben gekregen. Oneindig groot en zo ingenieus! Allemaal wetmatigheden die met simpele formules te beschrijven zijn, ongelofelijk. Het is door God geschapen, het is door Hem bedacht. Het is in die prachtige ‘orde’ door God tot aanzijn geroepen.

De microkosmos: Gods ongelofelijke wijsheid

Als je naar het ‘kleine’ gaat en bijvoorbeeld in een steen naar de samenstelling gaat kijken, en daarin steeds verder en dieper gaat, kom je op een gegeven moment allerlei moleculen tegen en in die moleculen weer allerlei atomen. Lange tijd heeft men gedacht: dat is de ‘bodem’. Maar dat is niet het geval. In die atomen blijken weer allerlei kleinere deeltjes aanwezig te zijn, elektronen, protonen, neutronen. En velen dachten: nou zijn we er. Maar nee, het gaat nog verder: er lijkt geen ‘bodem’ te zijn. En wonderlijk: als men die microkosmos gaat beschrijven, dan komt men op overeenkomstige voorstellingen en wetmatigheden als bij de macrokosmos. De microkosmos zit op soortgelijke wijze in elkaar als de macrokosmos. De wetten die gelden voor hele grote afstanden, blijken ook te gelden voor uiterst kleine afstanden. Eén principe: de wijsheid Gods. Ingenieus: op een niveau dat ‘onbevattelijk’ is en tegelijkertijd ook zo ‘eenvoudig’ lijkt te zijn. Alles draait om elkaar heen, maar botst nooit tegen elkaar op; ongelofelijk. Die hele ‘wereld’ roept God tot aanzijn.

De planeet aarde ter bewoning voor de mensheid

Eén van die planeten in het ons omgevende melkwegstelsel maakt God vervolgens bewoonbaar en gereed: de aarde. Die maakt God paradijselijk. Met de aarde gaat God verder dan alleen ‘tot aanzijn roepen’. Juist met het oog op de mens, ten behoeve van de mensheid. Op aarde verricht God nog meer werk; dat komt in zes ‘dagen’ tot stand. Op aarde blijft het niet bij ‘stof’ alleen; daar schept God ook ‘leven’.

Alleen op aarde is leven

Op aarde schept God levende wezens; dat doet Hij alleen op aarde. Uit alle bezoeken die astronauten tegenwoordig aan hemellichamen kunnen brengen, en uit allerlei onderzoek aan de gevonden materialen op die hemellichamen blijkt dat er nergens ‘leven’ is. Levende materie vindt men alleen waar God het tot aanzijn geroepen heeft: op aarde. God schept planten en dieren in vele soorten en rijke schakeringen. Allemaal verschillend van aard, in allerlei kleuren: een lust voor het oog. En die schept Hij in - wat wij nu noemen - een dynamisch biologisch evenwicht.

Een ordelijk, wetmatig verband

Een schepping die in evenwicht is en zichzelf in stand houdt. Waar nieuwe bloemen tevoorschijn komen uit oude. Waar het kruid gegeven wordt als voedsel voor de dieren. Het een onderhoudt het ander. Het staat allemaal met elkaar in verband. Een indrukwekkend biologisch systeem: wat een volmaakt plan en grootse gedachten moeten daaraan ten grondslag liggen. Als er geen zondvloed zou zijn geweest, zou die schepping ‘onderhoudsvrij’ zijn gebleven. Zo mooi heeft God het gemaakt. Alles hoort bij elkaar en past bij elkaar: prachtig!

‘Aangekleed’ voor de mens

De aarde wordt door God ‘aangekleed’ voor de mens. Er ontstaat een volledig ‘toebereide' stoffelijke wereld waarin plaats, tijd en ruimte een rol spelen. Waar allerlei natuurlijke wetmatigheden zijn ingeschapen en het principe van leven, groei en vermenigvuldiging op verschillende niveaus naar voren komt. Een plant bevindt zich op een lager niveau van leven dan een dier. En dan die mens: wat een niveau van leven krijgt hij van God! Van het zichtbare/stoffelijke leven van planten en dieren weten we dat het tijdelijk is, dat het vergankelijk is. Het is niet blijvend, maar houdt zichzelf wel in stand. Het één verdwijnt en het ander verschijnt. Het één volgt het ander op in dat dynamische evenwicht. Het is niet statisch, het is dynamisch. Het ontwikkelt zich: schitterend!

Het scheppen van de hemel

Bij het scheppen van die stoffelijke wereld roept God ook een onstoffelijke wereld tot aanzijn. De hemel: onzichtbaar, onstoffelijk, niet opgebouwd uit materie maar uit geest. Die hemel is van een hogere orde dan de aarde, van een andere dimensie. Die hemel krijgt ook vorm. Ook die hemel neemt gestalte aan: in geestelijke wezens. Wezens die God schept met een geestelijk lichaam: engelen. Met het scheppen van de hemel schept God een heel engelenheir, een heel leger van engelen die tezamen die hemel vormen. Zij geven die hemel vorm en gestalte, zij functioneren in die hemel en maken die hemel concreet. In die hemel, in die wereld van de engelen spreek je niet meer over plaats, tijd en ruimte. Die horen bij de aarde.

Geen locaties, maar situaties

In die hogere dimensie spreek je niet meer van een locatie, maar van een situatie. Ze staan met elkaar in verband en sluiten op elkaar aan. Plaatsen op aarde zijn vaak verbonden met situaties in de hemel. Op aarde spreken we van tijden, en meten we die tijd in uren, maanden, dagen en jaren. In de hemel werkt het anders. Daar spreken we van geestelijke ontwikkelingen die met die tijden op aarde samenhangen. In de hemel spreken we van processen of fasen. Van een volheid des tijds, waarin een geestelijk proces tot voleinding komt. In de hemel zijn er ook wetmatigheden, maar die zijn van een andere orde dan de wetmatigheden op aarde. Op aarde hebben we het over vergankelijke dingen; in de hemel spreken we over onvergankelijke lichamen. Een geestelijk lichaam is onvergankelijk; het blijft altijd bestaan. Op aarde spreken we van leven, van groei en ontwikkeling, van bloeien en vrucht dragen; in de hemel zie je dat niet.

Vanuit de hemel ondersteunende engelen

Engelen groeien niet als planten, dieren of als mensen. Ze zijn van aanvang af gereed en volledig toegerust. God schept hen als dienende geesten, om het leven te ondersteunen. Met inzet van al hun hemelse mogelijkheden mogen zij hun dienst verrichten, met name ten aanzien van de mens. Zij mogen mensen helpen om tot hun goddelijke bestemming te komen. Daar zijn engelen bij nodig.

Zo goed als God orde en structuur schept in de zichtbare en stoffelijke wereld, doet Hij dat ook in de geestelijke wereld, in de wereld van de engelen. In Kolossenzen 1:16 wordt gesproken over geschapen dingen, hemelse en aardse: want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare - stoffelijke en onstoffelijke dingen. En binnen die onzichtbare, onstoffelijke wereld, bestaan hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen - je zou kunnen zeggen alle wezens - zijn door Hem en tot Hem geschapen; en Hij is voor alles en alle dingen hebben hun bestaan in Hem. In die engelenwereld bestaan structuren, er zijn engelen op allerlei niveaus. Paulus noemt hier overheden, tronen, heerschappijen, machten. Dat geeft een rangorde aan. Alle engelen hebben dienende taken. De grootste onder hen is aller dienaar. Prachtig!

Cherubs en serafs

Binnen die engelenwereld kunnen we twee groepen onderscheiden en die worden alleen in het Oude Testament aangegeven. Het Oude Testament spreekt over cherubs en serafs. Als het Oude Testament ons niet gegeven was, hadden we dat nooit geweten. Het Nieuwe Testament gaat erop door, maar herhaalt de (Hebreeuwse) naamgeving niet. Het Nieuwe Testament vult het onderscheid wel verder in; het spreekt over tronen, heerschappijen en machten.

God schept de cherubs om te beschermen en te bewaren. Het woord ‘cherub’ betekent machtige, verhevene. Bijvoorbeeld in Psalm 99:1: De Heer is Koning. Dat de volken beven. Hij troont op de cherubs, de aarde siddere. De cherubs dragen de troon van God. Hij, de koning, troont op de cherubs. Ook in Ezechiël 1:10 wordt gesproken over cherubs. Cherubs zijn werkzaam waar het gaat om het vestigen van de macht van God. Waar de kracht van God zich openbaart en zijn sterkte zich meedeelt, daar zijn cherubs bij betrokken. Daar functioneren zij met Hem mee, daar worden zij door hun Koning ingezet. Ze openbaren zich overal waar de macht en het koninklijke gezag van God werkzaam is. Je kunt zeggen: cherubs hebben een koninklijke taak, zij dienen de koning, met koninklijke waardigheid. Overal waar die koning verschijnt, verschijnt Hij met de cherubs. Wat is de meest bekende cherub? Wie was de grootste der cherubs? Lucifer. Lucifer was een beschuttende cherub staat er in Ezechiël 28:14. Een beschuttende cherub, een verzegelaar van de som, zegt de Statenvertaling. Een engel die door God aangesteld is om het geheel - de som - voor alles wat geschapen is te verzegelen, te bewaren, te beschermen, te beschutten. Samen met de vele cherubs die onder hem gesteld waren en waaraan hij leiding mocht geven. Een andere bekende cherub is Michaël. Ook zo’n beschuttende cherub die overal waar het gaat om de kracht, de macht, het gezag, de overwinning van de koning, zich inzet en zich manifesteert. Er is nog een cherub waarvan de naam in de Bijbel wordt genoemd: Belial, een gevallen engel die samen met Lucifer aan zijn oorsprong ontrouw is geworden (Jud.1:6), in feite een ex-cherub. Door God geschapen en gesteld voor bescherming, voor verzegeling, voor bewaring, om de troon van God openbaar te maken. In plaats daarvan openbaart hij nu een heel ander koninkrijk, draagt hij nu een andere troon.

Naast die cherubs zijn er in de engelenwereld ook serafs. Daarover spreekt Jesaja 6. Serafs zijn edele, nobele engelen. Zij dienen en ondersteunen. Zij schenken licht en vrede, onderhouden het contact met God, geven de woorden van God door en bewerken de opgang tot heerlijkheid. En zij doen dat zonder onderbreking. Serafs zijn bedoeld om mensen voortdurend te dienen als trouwe, persoonlijke dienaar. In de serafs herken je meer van het priesterlijke, het dienende, het aanwezige, het spreken van God door de serafs heen. De meest bekende seraf is Gabriël. En wie zijn voorheen ook serafs geweest? Dood en Apollyon. Beiden zijn aanvankelijk grote en voorname serafs geweest. Bedoeld om mensen te dienen, ze in het licht te brengen, ze tot heerlijkheid te voeren. Maar wat doen ze nu? Ze nemen mensen gevangen die gezondigd hebben en willen hen in het verderf storten. Dood met zijn doodsmachten; Apollyon met zijn verderfengelen.

Vermogens en gaven van engelen

Een hele wereld van engelen roept God - met het scheppen van de hemel - tot aanzijn. En Hij rust ze toe met vermogens, om hun taak te vervullen, schitterende vermogens. Dan staat er in Ezechiel 28:12: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u – allemaal beeld van geweldige vermogens - : rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed- bij de schepping van de engelen zijn al die vermogens ingeschapen, gereed, volmaakt, kant en klaar - Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt totdat er onrecht in u werd gevonden: Door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde. Van de berg der goden verbande Ik u en deed u weg, gij beschuttende cherub, van tussen de vlammende stenen. Trots was uw hart op uw schoonheid. Met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan.

Engelen hebben vermogens, zij hebben gaven gekregen van den beginne, vanaf hun schepping. Geen gaven die zich ontwikkelen, maar gaven die van meet af aan functioneren. Bij hun schepping is alles gereed. Een groot verschil met mensen. Dit geeft al iets aan van wat God bedoelt, waar God met mensen naar toe wil, ja zelfs nog verder wil.

Met het oog op de aarde en de mens

De hemel omgeeft en draagt de aarde. Al Gods engelen dragen daaraan bij. Die onzichtbare/onstoffelijke wereld omgeeft en draagt niet alleen de aarde, zij omgeeft en draagt de hele zichtbare/stoffelijke wereld. De hemel is dus overal: waar je ook op die aarde bent. Zelfs als je op de maan of op een van de planeten zou staan, is daar die hemel. Rondom dat onmetelijke heelal ligt de hemel: omgevend, dragend, ondersteunend, besturend, dienend, beherend, zegenend. En dan met name naar de aarde: leven bevorderend, want alleen waar leven is, valt leven te bevorderen. De acties vanuit de hemel zijn vooral gericht op de aarde, waar mensen van God een plaats krijgen en waar zij mogen toegroeien naar het doel dat God van den beginne met mensen voor ogen heeft. De hemel wil de aarde vervullen met het klimaat van Gods koninkrijk. Daar zijn engelen op gericht: om alles en allen te vervullen met dat waar zij zelf van vervuld zijn in hun verbinding met God. Om dat mee te delen, om daar de ander mee te dienen.

God Zelf draagt hemel en aarde

Als je al geen voorstelling kunt maken van de grootte van het heelal, dan kun je nog minder je een voorstelling maken van de grootte van de hemel die daar nog weer eens omheen ligt. Die hemel die alles in dat heelal kan vervullen, besturen, dragen, omgeven. Wáár mensen zich ook in dat heelal bevinden, de engelen in/van de hemel kunnen erbij om hen te zegenen. Dit gaat ons bevattingsvermogen ver te boven. En dan te bedenken dat het oneindige heelal met die hemel eromheen, zélf ook nog eens omgeven en gedragen worden: door God. Dat is nog een stap hoger. God heeft het allemaal gemaakt. God houdt de hemel en de aarde in Zijn hand zingen we in een lied dat gebaseerd is op een Bijbeltekst. De Schepper draagt het geheel van hemel en aarde, het geheel van de onstoffelijke en de stoffelijke wereld. Je kunt dat bijvoorbeeld lezen in Psalm 95:3-4: Want de Heer is een groot God, een groot Koning, boven alle goden, in wiens hand de diepten der aarde zijn en wiens de toppen der bergen zijn; en in Daniel 4:35: Hij doet naar Zijn wil met het heer des hemels en de bewoners der aarde; en niemand is er die Zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?

Hoe bewonderenswaardig is God!

God woont in de hemel, maar staat zelf bóven de hemel. Hij maakt de hemel tot zijn woonplaats, maar Hijzelf stijgt daar bovenuit. Je kunt God niet ‘vangen’ in de hemel als ik het zo mag zeggen, dan begrijp je wat ik bedoel. God houdt die hele hemel in Zijn hand en binnenin die hemel ook nog eens die hele aarde. Onvoorstelbaar, zo groot! Wat een God is Hij! Die grote God heeft dan ook nog eens aandacht voor elk individu op dat kleine stukje stoffelijke wereld dat aarde heet.

En dan te bedenken dat God dat allemaal vanuit het ‘niets’ tot aanzijn roept. In dat scheppen moet zo’n ongelofelijke grote kracht werkzaam zijn, dat is bijna niet te vatten. Ik heb daar wel eens een voorbeeld van gegeven. Een geleerde als Einstein heeft begrepen dat er een relatie bestaat tussen energie en massa. Hij heeft ontdekt dat energie en massa gelijkwaardig zijn, dat ze in elkaar over kunnen gaan. Als massa verdwijnt, ontstaat een ongelofelijke ‘kluit’ energie. Het omgekeerde geldt ook: een enorme ‘bult’ energie kan concreet vorm aannemen in massa. Einstein heeft daarin een eenvoudige relatie ontdekt. En dat toont dan weer de grootheid van God: prachtige, grootse dingen zijn in simpele formules te vatten. Je kunt uitrekenen hoeveel energie er vrijkomt als 1 mg massa overgaat in energie: daarmee kan een woonhuis gedurende een jaar verwarmd worden. Eén mg is het een miljoenste deel van een kilogram, en de aarde alleen al heeft een massa van een miljoen x een miljoen x miljoen x miljoen kg. Wat een energie heeft zich moeten samenballen om uit het ‘niets’ die hele aarde in stof te laten uitkristalliseren. En dan hebben we het alleen nog maar over de aarde.

Het melkwegstelsel: glorie voor de Schepper!

Er zijn planeten die veel zwaarder zijn dan de aarde. Er is een heel melkwegstelsel en wellicht nog wel meerdere. Dan moeten we echt ophouden met rekenen, want dat kunnen we toch niet nagaan. De schepping van de zichtbare wereld is een groot wonder van God; daar zit zoveel ‘energie’ in besloten. God, wie is als Gij? Het doet onze bewondering voor de Schepper van hemel en aarde alleen maar toenemen.

De schepping van de aarde in een begintoestand

God schept de aarde. Genesis 1:1 zegt dat God de aarde in een begintoestand heeft geschapen (vert. Reisel). Wij lezen ‘in den beginne’, maar die transcriptievertaling van Reisel is nauwkeuriger: God schiep de aarde in een begintoestand. Dan begrijp je meteen het vervolg: De aarde was nog ongeordend en leeg(Canisius-vert.). Woest en ledig, zegt onze vertaling (NBG). De Groot Nieuws vertaling zegt: God schiep in den beginne de hemel en de aarde. De aarde nu was onherbergzaam en verlaten. De Leidse vertaling heeft het over woest en vormeloos. De King James: zonder vorm en leeg. De Septuagint, de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Oude Testament zegt het wel heel mooi (die vertaling is omgezet in het Engels): de aarde was unsightly and unfurnished. De aarde was nog niet mooi, nog niet sierlijk, nog niet gemeubileerd. Nog niet ‘bekleed’, nog niet voorzien van wat God voor de mens nodig achtte. Dat kunnen we begrijpen. De aarde is op dat moment wel tot aanzijn geroepen, maar nog niet geschikt om de mens op te laten leven. De aarde moet nog ‘aangekleed’ worden, moet nog ‘gemeubileerd’ worden, bekleed worden met alles wat nodig is om het leven van mensen mogelijk te maken en te ondersteunen.

De andere planeten zijn ongeordend

Ik vermoed dat de hierboven geschetste toestand waarin de aarde geschapen is (nog niet door God bekleed) de toestand is waarin de overige planeten van het zonnestelsel nu zijn. God is met de aarde verdergegaan; met die andere planeten niet. We hebben in onze tijd een concreet beeld gekregen van het landschap op de maan, van het oppervlak van Mars. Beide zijn woest en leeg, onherbergzaam en niet mooi. Als God het wil, kan dat natuurlijk nog veranderen. Zo goed als God met de aarde verder is gegaan, zal Hij ook met andere planeten verder kunnen gaan. Zij zullen in den beginne niet voor niets tot aanzijn geroepen zijn.

Ordening door middel van de scheppingsdagen

God gaat de aarde ordenen, de aarde bekleden. Hij gaat de aarde voorzien van al het nodige om de mens te kunnen ontvangen. Dat geschiedt in een aantal scheppingsdagen. Iedere scheppingsdag begint met een ‘volheid des tijds.’ Met een morgen waarin God spreekt, waarin God openbaart wat Hij in die fase van de ontwikkeling gaat doen. Daarna zet het proces zich in werking en gebeurt wat God zegt, komt tot stand wat Hij heeft gesproken. Zijn woorden krijgen vorm en gestalte. Zijn woorden volbrengen, waartoe Hij het zendt. Zoals dat nog steeds gebeurt, zegt Jesaja 55:11.

En aan het einde van zo’n tijdperk, in de avond, is voltooid wat God in de ochtend heeft gesproken. En ziet God dat het goed is. Daarna nadert een nieuwe volheid des tijds waarin God weer gaat spreken, waar zich weer een nieuwe morgen aandient en een nieuwe fase in de verdere bekleding van die aarde ingaat. Steeds weer zullen al Gods engelen daarbij gejuicht en gejubeld hebben. Dat kunnen wij ons wel voorstellen, dat staat ook in Job 38:7.

De eerste scheppingsdag

Dan zegt God: Er zij licht (Gen.1:3). De eerste volheid des tijds gaat in. God gaat verder met de aarde, Hij schept licht in de duisternis op aarde. Licht ontstaat als materie in een hogere energietoestand wordt gebracht. De materie gaat die ‘extra’ energie dan uitstralen in de vorm van licht. Voor een lichtbron heb je dus niet alleen massa nodig, maar ook een ongelofelijke hoeveelheid energie om die massa in een energietoestand te brengen van waaruit ze licht kan gaan uitstralen. Als God het licht tot aanzijn roept, is dat opnieuw iets geweldigs. De zon is ongeveer 333.000 keer zwaarder dan de aarde. De temperatuur op het oppervlak van de zon bedraagt ongeveer 6000 EC, in de kern is zij nog veel en veel warmer. Wat een onvoorstelbaar grote hoeveelheid energie is er nodig geweest om die zon tot aanzijn te roepen, en haar tot een voortdurende bron van licht te stellen... God, hoe groot bent U!

Een opkomende vraag: eerst het licht, dan de zon?

Je zult misschien zeggen: de zon is toch pas later geschapen? Ik vermoed dat God bij het scheppen van licht op die eerste scheppingsdag alle lichtbronnen tot aanzijn brengt die Hij voor het leven op aarde nodig acht. Maar omdat er op aarde nog zo weinig geordend is en er nog zoveel waterdamp uit de aarde opstijgt (Gen.2:6) zijn de bronnen van dat licht nog niet zichtbaar. Het licht is nog diffuus. Op de vierde dag schept God de zon en de maan (Gen.1:14). De vertaling van Reisel tekent hierbij aan: de bedoeling kan zijn: Laten de (achter nevel schuilgaande) lichtbronnen nu op aarde zichtbaar worden. Dat kan ook op dat moment, want op de tweede dag heeft God het uitspansel geschapen. Vóór de schepping van het uitspansel is er nog geen scheiding van de wateren. Als God op de eerste dag het licht tot aanzijn roept, bereikt dat licht de aarde nog niet ‘rechtstreeks’, maar als door een nevel, als door mist heen. Met het scheppen van licht maakt God scheiding tussen licht en duisternis: Hij laat het licht opgaan in de ‘licht-loze’ toestand van de stoffelijke wereld.

Het ritme van dag en nacht ontstaat

Door het draaien van de geschapen hemellichamen ontstaat er op aarde een afwisseling van licht en duisternis, van dag en nacht. Hiermee schept God het ritme van dag en nacht; Hij acht dat nodig voor alles wat Hij op aarde tot leven wil laten komen. De wateren en de bergen op aarde hebben dat ritme niet nodig. Ze blijven stromen en blijven staan: dag en nacht.  Maar planten, dieren en mensen hebben dat ritme wél nodig om geordend te kunnen leven. Het ritme van dag en nacht is van belang voor rust en evenwicht, voortgang en stabiliteit. Wat een oneindige wijsheid van God!

De tweede scheppingsdag

Dan volgt de tweede dag. Daar zij een uitspansel, zegt God. God maakt een hemelkoepel. Hij maakt een waterscheiding: een waterdampgewelf rondom de aarde waarvan de huidige dampkring het restant is. Dat oorspronkelijke gewelf heeft een veel grotere functie gehad dan onze dampkring nu. Het is bij de zondvloed door demonisch geweld in elkaar gezakt, we gaan daar later nog over spreken. Het waterdampgewelf beschermt de aarde. Door dat waterdampgewelf wordt het licht van de zon getemperd en wordt het nuttige deel van die straling doorgelaten. Het klimaat binnen die hemelkoepel wordt zeer gelijkmatig. God schept op deze wijze het juiste klimaat voor het toekomstige leven op aarde. Alles wordt van tevoren gereed gemaakt, in een orde die je alleen van God kunt verwachten.

In die periode ontstaat er op aarde een gelijkmatig, paradijselijk klimaat met een aangename, stabiele temperatuur. Na het scheiding maken tussen de watermassa’s boven de aarde, maakt God ook scheiding tussen de wateren op aarde, waardoor er droog land ontstaat naast de zee. Het droge land bestemt Hij voor de mens en de kruipende dieren, de zee voor de zwemmende dieren. Allemaal tevoren klaargemaakt. Schitterend! De aarde wordt bewoonbaar gemaakt.

Ontzag voor God

Als je dit zo op je in laat werken, dan zie je God aan het werk: met grote zorgvuldigheid, in oneindige wijsheid. Op basis van een tevoren bedacht plan, stap voor stap, vanaf den beginne. En nog steeds werkt God in die lijn door. Als je naar de schepping kijkt, kun je in contact komen met de Schepper. Als je verder kijkt dan je neus lang is, kun je God leren kennen, zoals Hij is, zoals Hij denkt, zoals Hij schept, zoals Hij werkt. Het vervult mij met eerbied en ontzag. Wie is een God als Hij? Het brengt mij tot lofprijzing en aanbidding. U ook?