Genesis 6:5-22
Noach
In deze bijbelstudie staan we stil bij Noach, de man uit de voortijd die bekend is geworden in verband met de zondvloed. Noach is een zoon van Lamech en een achterkleinzoon van Henoch, de man uit het geslacht van Set die wandelt met God en daarin een geweldige hoogte bereikt. De man die dóór blijft wandelen met God. Ook als je hem niet meer op aarde vindt. Hij wordt dan door God in de hemel opgenomen.
Noach wordt ruim duizend jaar ná het begin van de voortijd en zeshonderd jaar vóór het einde ervan geboren. Adam is dan al gestorven en Set is er ook niet meer. Noach leeft in de ‘tweede helft’ van de voortijd. Het gaat dan niet goed met de mensen op aarde, ondanks het prachtige, stralende getuigenis van een man als Henoch. Zijn vader Lamech hoopt dat de Heer met de geboorte van deze jongen zijn volk rust gaat geven, zijn volk gaat troosten. Hij noemt zijn zoon Noach, want zegt hij, Genesis 5:28: Toen Lamech honderdtweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft.
Lamech ziet iets aankomen, hij bemerkt al iets van de werking van de vloek. In zijn zoon Noach hoopt hij de troost en de rust te vinden die God bedoelt. De rust die God beloofd heeft aan Adam en die in Henoch tot ‘volheid’ is gekomen. Lamech spreekt van een man die gaat troosten. Daarin laat hij zijn verwachting van de Messias doorklinken, de trooster van het volk naar Gods belofte. Maar Noach is de Messias niet, wel is hij een ‘type’ van de komende Messias. Door Noach heeft God de toenmalige wereld kunnen redden. Hij is een betrouwbaar man, een waardige nakomeling van Set, een ware ‘zoon’ van Henoch. Hoewel die beide voorvaders er niet meer zijn, zet Noach in geestelijke zin de lijn van Set en Henoch voort. In hoofdstuk 6:9 lezen we: Dit is de geschiedenis van Noach. Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man; Noach wandelde met God.
Dat laatste is ook van Henoch gezegd. Noach gaat door in de lijn van zijn overgrootvader, hij is een achterkleinzoon van Henoch. Het getuigenis van Henoch zet zich voort in het leven van Noach. Hij wandelt met God. De transscriptievertaling van dr. Reisel zegt: hij gaat bewust met God. Dat wil zeggen: hij leeft zijn leven bewust in gemeenschap met God. In Genesis 6:9 staat: Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man, Noach wandelde met God. Reisel zegt hier: Noach is volkomen gebleken te midden van zijn tijdgenoten. Noach gedraagt zich als een volkomene. Als een geestelijk stabiel en volwassen man, rechtvaardig en onberispelijk.
Het geestelijke verval
En dat allemaal te midden van een ontaard en verkeerd geslacht, van een mensheid die geestelijk steeds verder wegzakt. Hij maakt het hele verval mee. Dat nog verder gaat dan in de tijd van Henoch. Henoch waarschuwt, hij spreekt over het oordeel. Noach maakt het in zijn leven mee dat de hele mensheid, ook het nageslacht van Set, steeds dieper wegzakt in het geestelijke moeras. Waar Henoch voor heeft gewaarschuwd, gebeurt. De zonen uit het geslacht van Set, het geslacht dat de naam des Heren heeft aangeroepen, vermengen zich met de dochters uit andere geslachten. Zo begint Genesis 6: En ze namen zich vrouwen die ze maar wilden, zoveel als ze maar wilden(Can). Vermenging: niet alleen in de menselijke geslachten op aarde, maar ook in de hemel van die mensen. En zodra die vermenging in de hemel van mensen die de naam des Heren hebben aangeroepen begint, ontstaat er verwarring: er komt in hun hemel iets ‘bij’ dat er niet thuishoort. Men verbindt zich met mensen die verbonden zijn met machten der duisternis. Door die vermenging ontstaat verwarring, geestelijke verarming en vervlakking.
Het aanroepen van de naam des Heren taant
Wat is daarvan het resultaat? Het aanroepen van de naam des Heren neemt af. Het gezamenlijke aanroepen van de naam des Heren in het nageslacht van Set verdwijnt naarmate de tijd voortgaat. Daardoor verdwijnen ook de offers - die werden in die gezamenlijke bijeenkomsten gebracht. De hele offerdienst verdwijnt uit het leven van de mensen, uit het leven van de zonen Gods. Die zijn er na verloop van tijd dan ook niet meer: ze zijn uit de hemel op aarde gevallen zouden we met een woord uit Openbaring kunnen zeggen (Op.2:5). Met het verdwijnen van die offerdienst, verdwijnt ook het functioneren van vergeving. Bij het brengen van een offer vraag je vergeving en geloof je dat de Heer je zonden vergeeft. Dat is in de tijd van Set op gang gekomen. Henoch heeft het optimale daarin beleefd. Maar daarna zakt het af. Men roept de naam des Heren niet meer aan, men heeft geen gemeenschappelijke offerdiensten meer. De vergeving van zonden functioneert niet meer. Dan kan er ook geen gerechtigheid meer worden ‘toegerekend'. Integendeel: de ongerechtigheden stapelen zich steeds meer op. Dat gebeurt in het leven van de mensen uit dat geslacht van Set.
De vijand grijpt om zich heen
Dat gebeurt rondom Noach. De vijand slaat keihard toe in het geslacht waarin God zulke grote dingen heeft gedaan. Het antigoddelijke grijpt om zich heen in het nageslacht van Set, met alle gevolgen van dien. De wetteloosheid neemt toe, alsook het geweld. Genesis 6:11: De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven.
Dat is de reden, de oorzaak. Waar mensen hun weg op aarde verderven, raakt de aarde verdorven. Waar mensen in hun hemel vervuld worden met geweldenarij, raakt de aarde vol geweldenarij. Als elk wezen zijn weg verderft, raakt de aarde daardoor verdorven.
De dood krijgt grip op verdorven mensen
Als mensen zondigen, komen ze in hun hemel onder de macht van Dood en dodenrijk. Als die zonde niet vergeven wordt, krijgt Dood een permanente greep op het leven van een mens. Als het zondigen daarna doorgaat en de ene zonde zich op de andere zonde stapelt, krijgt Dood een steeds sterkere greep, en zakken de mensen steeds dieper weg in de geestelijke ‘zee’, beeld van het dodenrijk.
Op een gegeven moment passeren mensen dan een lijn, een grens. Hun ongerechtigheden zijn dan zo hoog opgestapeld, dat je van hen kunt zeggen wat hier staat: zij hebben hun weg verdorven. Ze zijn dan terechtgekomen onder de macht van de Verderver. Dood is de koning van het dodenrijk. Hij heerst in alle delen van de geestelijke zee. Als iemand steeds dieper wegzakt in die zee komt hij op een gegeven moment in de afgrond terecht, het meest duistere deel van het dodenrijk. Daar heerst de engel van de afgrond, de ‘onderkoning’ van het dodenrijk: Apollyon, de Verderver. Die krijgt dan grip op het leven van die mensen op aarde, en daardoor grip op de schepping.
De boosheid neemt toe
De machten der duisternis krijgen ‘vrij spel’: ze kunnen doen met die mensen wat ze willen. De boosheid van de mensen wordt daardoor groter en groter. En dan staat er in hoofdstuk 6:5: Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was.
Dat is de situatie: Als de overleggingen in het hart van mensen te allen tijde slechts boos is, dan zit er niets goeds meer in, komt er niets goeds meer uit, en kun je ook niets goeds meer ontdekken. Dat ziet de Heer, dat het zo gesteld is. Jezus zegt later: ze eten, ze drinken, ze huwen, ze nemen ten huwelijk en geven ten huwelijk (Mat.24:36-39), ze zijn enkel vlees (Gen.6:3).
De duisternis liever hebben dan het licht
De mens is enkel vlees geworden: wat een wereld. De mensen hebben in de loop der jaren de duisternis liever gekregen dan het licht: ze hebben hun weg verdorven. Als het in geestelijke zin zover met je komt dat je de duisternis liever krijgt dan het licht, dan verderf je je weg en kom je onder de macht van de verderver, Apollyon. Ongelofelijk, maar dat kan dus. Het gebeurt in de wereld ten tijde van Noach, in de mensen rondom Noach.
Aan Noach beleeft God veel vreugde
Noach zélf wandelt nog steeds met God. Te midden van zijn boze, verdorven tijdgenoten gedraagt hij zich als een rechtvaardig en onberispelijk man, als een ‘volkomene’. Hoe kan dat? Het antwoord lees je in Genesis 6:8: Maar Noach vond genade in de ogen des Heren.
Ja! Je kunt onberispelijk leven te midden van een verdorven en verkeerd geslacht als je genade vindt bij God. Als je leeft vanuit de genade die je in je wandel met God vindt. Als je leeft vanuit de genade die je van de Heer krijgt. Die je deel is als je bewust gaat met God. De Groot Nieuws Bijbel zegt hier: aan Noach beleeft God veel vreugde. Noach vindt genade in de ogen des Heren, aan Noach beleeft God veel vreugde. Het is voor God een vreugde geweest om met Noach te wandelen. En wat een vreugde is het voor Noach geweest om met God te wandelen. Wat een enorme genade heeft hij in die wandel met God gevonden. Hij kan standhouden te midden van alles wat rondom hem gebeurt. En God gaat Noach iets bekend maken. God kan iets kwijt aan Noach ten aanzien van de situatie van die mensheid. God ziet de aarde aan, God ziet wat er in de hemel gebeurt. En dan staat er in Genesis 6:3: En de Here zei: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.
God ziet wat er in de hemel gebeurt: de mensheid wordt vlees. Mijn Geest kan niet in die mens blijven, want zij verderven hun weg op aarde. God ziet het einde van die mensheid dichterbij komen, en daarmee het einde van de aarde waarop die mensen wonen dichterbij komen. Nog 120 jaar. God ziet het. God stelt het vast. Hij ziet de oorzaak. Hij ziet dat het proces van geestelijk afglijden zijn dieptepunt gaat naderen. Dat het niet goed gaat met die mens en met de aarde die Hij voor die mens heeft geschapen. Nog 120 jaar. Maar God zélf blijft gericht op het goede. Hij richt zich op die éne mens waaraan Hij zoveel vreugde beleeft, op Noach. Naast alle droefheid over het geestelijke verval van de mensheid beleeft God vreugde aan Noach en deelt Hij iets met Noach.
De aarde is verdorven
We gaan het lezen. Genesis 6:5-7: Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, toen de Here zag dat de boosheid berouwde het de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. En de Here zei: Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb, van de aardbodem uitroeien, de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte en het gevogelte des hemels, want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.
En Genesis 6: 11-12: De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij. En God zag de aarde aan, en zie, zij was verdorven, want al wat leeft had zijn weg op de aarde verdorven.
Hoe lees je dit? Berouwt het de Heer dat Hij de aarde gemaakt heeft? Gaat de Heer mensen, vee, vogels, kruipend gedierte, uitroeien? Is er teleurstelling bij God? Gaat Hij zijn schepping verwerpen? Nee, nee, nee, en nog eens nee. Bij God is geen verwerping. Verwerping past niet bij het enkel goede wezen van God; dat heeft Jezus ons geleerd. Hoe moeten we dit dan wél lezen?
Mensvormige voorstelling van God
Bijbelcommentaren noemen zulke uitspraken over God antropomorfismen. Daarin zie je het woord morfe; dat betekent ‘vorm’. Antropos betekent ‘mens’. Een antropomorfisme duidt op een menselijke voorstelling van God. Dat zie je hier gebeuren: in zijn reactie wordt God voorgesteld alsof Hij een mens is. Zo zou een mens reageren, zo zouden wij als mensen kunnen reageren: als iets zwaar tegenvalt, heb je spijt. Maar God is geen mens. God is geen mens dat hij berouw zou hebben.
Antropomorfismen zijn funest voor het ware Godsbesef
Van Dale zegt: een antropomorfisme is een toeschrijven van menselijke opvattingen en hartstochten aan God. Het viel mij op wat Van Dale hieraan toevoegt: de antropomorfistische opvatting van God is funest voor het ware godsbesef. Dat staat er gewoon bij. Wat is dat mooi en ook helemaal waar. Niet alleen dus ‘lezen wat er staat’, maar ook ‘verstaan wat je leest’. Je mag het met ‘verlichte ogen’ lezen. Je dient te weten wie God is om te begrijpen wat hier staat. Niet denken dat God reageert zoals een mens reageert.
Onafwendbare gevolgen van het verderf
Dan kun je vragen: waarom doet de schrijver dit dan hier? Daar heb ik geen antwoord op. Ik weet gelukkig wél wat hier gebeurt. Omdat ik God heb leren kennen door Jezus Christus. God brengt hier het onafwendbare gevolg van dat oprukkende verderf onder woorden. Alles wat op aarde leeft, zal worden uitgeroeid: mensen, vee, kruipend gedierte, vogels des hemels. Dat gaat gebeuren als dit geestelijke proces blijft doorgaan. God brengt het onder woorden. Kijk maar eens in Genesis 6:13. God gaat erover praten. Met wie? Met Noach! Toen zei God tot Noach: Het einde van al wat leeft is door Mij besloten, want door hun schuld is de aarde vol geweldenarij, en zie, Ik ga hen met de aarde verdelgen.Je kunt ook zeggen, zij worden met de aarde verdelgd. Genesis 6:17: Want zie, Ik ga een watervloed over de aarde brengen om al wat leeft, waarin een levensgeest is, van onder de hemel te verdelgen; alles wat op de aarde is, zal omkomen.
Dat gaat gebeuren. God ziet het resultaat van die doorgaande werkingen van Satan, Belial, Dood en Apollyon voor Zich. Hij brengt het in zijn gesprek met Noach onder woorden.
God blijft geloven in mens en schepping
Tegelijkertijd richt God Zich tot Noach: Maar in jou zal ik de wereld redden! God richt Zich op Noach. Hij heeft verdriet over alles wat er in en met de mensheid gebeurt, maar Hij beleeft vreugde aan Noach. Gods geloof in mens en schepping blijft bestaan, al hangt het aan een zijden draad. Het hangt af van één man, van die ene rechtvaardige, die ene onberispelijke man: van Noach. God kan tot Noach spreken. God kan hem niet alleen duidelijk maken wat er met de wereld gaat gebeuren, Hij kan hem ook duidelijk maken hoe Noach zich in die wereld mag opstellen, wat hij mag doen ten bate van die wereld, om die wereld te redden. Om voor die wereld een ‘opening’ te bieden, om los te komen van en weg te trekken uit het verderf.
De godsspraak aan Noach
God ontvouwt zijn heilsplan, zijn reddingsplan aan Noach. God zet Noach in voor de redding der wereld. Hoe gebeurt dat? Noach ontvangt een godsspraak. We gaan ervan lezen. Genesis 6:14-16:
Maak u een ark van goferhout; met vakken zult gij de ark maken en haar van binnen en van buiten met pek bestrijken. En zó zult gij haar maken: driehonderd el zal de lengte der ark zijn, vijftig el haar breedte en dertig el haar hoogte. Gij zult aan de ark een lichtopening maken, en een el van boven af zult gij die afwerken, en de ingang der ark zult gij in haar zijkant aanbrengen; met een onderste, een tweede en een derde verdieping zult gij haar maken.
En Hebreeën 11:7: Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.
Noach krijgt een godsspraak over iets dat nog niet gezien werd. Hij gaat zien wat niemand ziet. Wat op dat moment ook nog niet te zien was, zegt de Canisius vertaling. Alleen God ziet het. God ziet wat er in de hemel aan de gang is en waar dat naartoe gaat. Niemand onder de tijdgenoten van Noach ziet wat er aan de hand is. Noach gaat het zien omdat God het hem vertelt. Hij krijgt een godsspraak over iets dat nog niet te zien is, waardoor hij gaat zien wat niemand ziet. Niets wees erop dat een grote overstroming zou komen, zegt Het Boek. Niets wees erop in die tijd, het ging allemaal goed, het ging best. Maar God weet dat het niet goed gaat, dat het helemaal niet best gaat, dat het uiterst slecht afloopt als er geen redding, geen reddingsplan, geen man is, door wie Hij zijn redding kan concretiseren.
Noach gaat in zijn wandel met God begrijpen waar het in de wereld om hem heen naartoe gaat. Hij gaat zien wat God ziet en gaat doen wat God hem opdraagt. Zonder dat iemand hem begrijpt of steunt, gaat hij een enorm groot schip bouwen. Hij begint eraan, alleen op grond van een godsspraak. Hij kan er met niemand over spreken. Hij zal het misschien wel gedaan hebben, maar niemand kan hem volgen. Hij ziet wat niemand ziet. Hij doet iets wat alleen God weet, en wat God hem heeft gezegd. Noach neemt Gods woord ter harte en doet eerbieding wat God vraagt. Hij gaat in op de genade die God hem schenkt. Hij vindt genade, leeft uit genade en beleeft nu ook de volle doorwerking van die genade. Want ook deze godsspraak ontvangt hij in genade, en in het werk dat hij op grond van die godsspraak doet, ondervindt hij de steun van God alleen. Wat een man!
Noach, een schaduwbeeld van Christus
Met recht is Noach een type van de Messias. Hij is een voorloper van Jezus Christus. Van Noach hangt het af in die voortijd. Zo goed als het van Jezus in de volheid des tijds heeft afgehangen. Als enige heeft Jezus gezien wat er aan de orde was, niemand om Hem heen snapte waar Hij mee bezig was. Hij zag het. En Hij deed wat God Hem aanraadde. Hij deed de wil van God. Jezus heeft ook gezien waar het doorheen zou gaan, maar ook waar het naar toe zou gaan. Hij gaat staan voor de zaak van zijn God. Als een volkomen rechtvaardige, als de Messias, de Christus van God. Noach is een voorloper van Christus, een type van Christus.
Noach als voorbeeld voor ons als gemeente
En wij? Noach is ook een voorbeeld voor ons, als navolgers van de Messias. Wij zijn leden van het lichaam van Christus van wie in de eindtijd alles zal afhangen. Als er geen gemeente is in de eindtijd die ziet wat God ziet, als er geen gemeente in de eindtijd is die doet wat God wil, dan gaat het niet goed in de eindtijd. Er is een gemeente nodig. In de voortijd was Noach nodig, in de volheid des tijds was Jezus Christus nodig, en in de eindtijd is de gemeente van Jezus Christus nodig. Dit ligt in één doorgaande lijn: eerst de voorloper van de Messias, dan de Messias zelf, en ten slotte de navolgers van de Messias, onder leiding van die Messias.
Genade vinden om onze tijd te verstaan
En ook nú, in deze tijd, komt het er voor ons als gemeente op aan om genade te vinden. Om uit de overvloed van genade die bij God en Jezus aanwezig is, te leren leven. Om ons hart geheel te openen voor Gods woorden die Hij door zijn Zoon, Jezus Christus, tot ons spreekt, en eerbiedig te doen wat Hij ons aanreikt, waartoe Hij ons inspireert.
Ook wij zien dingen die nog vrijwel niemand ziet. Besef je dat? Dat je door rechtstreekse openbaring van Jezus Christus dingen mag zien die vrijwel niemand in deze wereld ziet? Ook wij doen in deze tijd dingen die niemand begrijpt. Waar zijn jullie toch mee bezig? Wij doen dingen onder leiding van Jezus Christus, wij mogen in deze tijd, net als Noach in zijn tijd, eerbiedig een ark toebereiden, eerbiedig een gemeente vormen. Een gemeente, die als ark gaat functioneren in de hemel, met ruimte voor alle mensen die tot Jezus willen komen.
Noach, prediker der gerechtigheid
Petrus noemt Noach in zijn brief een ‘prediker der gerechtigheid’. En dat is Noach ook: de (enige) prediker van de gerechtigheid in zijn tijd (2Pe.2:5). Hij roept zijn tijdgenoten op tot bekering en geloof, tot een leven in (Gods) gerechtigheid, een leven naar de wil van God. Want dat is gerechtigheid: doen wat God wil. Noach waarschuwt zijn tijdgenoten voor het verderf dat over de wereld gaat komen. Wat hij van God heeft ontvangen, geeft hij door. Hij geeft de woorden van God door, al de jaren die er voor de wereld nog zijn. Hij predikt 120 jaar lang de gerechtigheid. Hij predikt de redding. Hij laat weten waar het naartoe gaat en wat er desondanks met hem in de ark mogelijk is. Hij waarschuwt de mensen om hem heen voor dat naderende einde.
Redding is mogelijk in de ark
Ondertussen bouwt hij door aan die ark en roept hij mensen op om bij hem te komen, met hem mee te gaan, en met hem mee te denken. Om zich te bekeren en eveneens met God te gaan wandelen, en evenals hij genade bij God te vinden. Die genade is er voor alle mensen.
Intussen timmert hij de ene na de andere dag door aan dat kolossale schip, aan die ark. Het woord ‘ark’ betekent: kist. Het grote schip wordt een ‘drijvende kist’. Hetzelfde woord wordt gebruikt voor het biezenmandje van Mozes. Ook dat kistje heeft gedreven op het water, waardoor het heil van God in die tijd kon doorgaan. Die kist, die ark, is gigantisch groot geweest. Ongelofelijk dat een man in die tijd zo’n schip heeft kunnen bouwen. De lengte wordt hier opgegeven in ellen. Een el is ongeveer 60 cm (schatting van Rehwinkel). Dan is die ark 180 meter lang geweest, 30 meter breed en 18 meter hoog. Dat is drie huizen boven elkaar. Drie verdiepingen, met een inhoud van pakweg 100.000 kubieke meter. Dat zijn 1000 treinwagonladingen; dat is een hele lange trein. Met andere woorden: dat schip heeft ruimte voor ‘iedereen’. Dat er uiteindelijk maar acht mensen ingegaan zijn, is eigenlijk te gek voor woorden. Er was ruimte voor ieder die wilde komen.
Ogenschijnlijk vruchteloze arbeid
Om zo’n enorm schip te gaan bouwen, zo maar midden op het land. Noach, waar ben je toch mee bezig? Een belachelijke onderneming in de ogen van zijn tijdgenoten. Om daar nou de beste tijd van je leven voor te geven! En waar ga je naartoe met zo’n boot? Je kunt er geen kant mee op. Dit is toch waanzin! En Noach maar door timmeren. En maar doorbouwen en maar prediken en de mensen daarmee steeds weer voor ogen stellen wat God hem heeft duidelijk gemaakt. Zonder enig resultaat.
Noach blijft doorgaan in gehoorzaamheid
Ik denk dat wij daar wel enige moeite mee zouden hebben. Ik ben hier in Breda nu al heel wat jaren aan het prediken, al is dat nog lang geen 120 jaar. Maar als je al die tijd, dag in dag uit gepredikt hebt en je ziet geen enkel resultaat, nul komma nul, geen mens die zich bekeert... En dan maar gewoon dóórgaan: onberispelijk, rechtvaardig. Alleen levend vanuit de genade die je bij God vindt. Ik heb grote bewondering voor Noach. Hij gaat door: alleen op grond van een godsspraak, alleen in geloof, vol eerbied. In Genesis 6:22 staat een heel simpel zinnetje, maar wat zit daar veel in: En Noach deed het; geheel zoals God het hem geboden had, deed hij.
Hij heeft eerbiedig de ark toebereid
Wat een man is Noach; hij is uit het goede hout gesneden. Aan hem heeft God veel vreugde beleefd. Aan hem kon God Zich openbaren. Noach doet het geheel zoals God het hem laat zien en gebiedt, vol eerbied, door geloof, op grond van een godsspraak. In de genade en kracht die God hem verleent. Puttend uit zijn wandel met God waarin hij steeds weer opnieuw genade vindt, en in die genade ook alles vindt wat nodig is om zijn weg te midden van dat ontaarde en verkeerde geslacht voort te zetten. Om door te gaan met prediken, door te gaan met bouwen. Om plankje voor plankje aan dat ontzettend grote schip toe te voegen.
De zonen van Noach
Er staat van Noach dat hij drie zonen krijgt. Genesis 6:10: En Noach verwekte drie zonen: Sem, Cham en Jafet. En in Genesis 5:32 staat: Toen Noach vijfhonderd jaar oud geworden was, verwekte Noach Sem, Cham en Jafet.
Zouden dit zijn enige zonen zijn? Of zouden het de enige zonen zijn die bij hun vader zijn gebleven? Die hun vader hebben gevolgd in zijn weg als prediker der gerechtigheid? Zou het waar zijn dat Noach op vijfhonderdjarige leeftijd pas zijn eerste zoon krijgt? Dat zou wel erg laat zijn in vergelijking met zijn voorvaders. Ik weet niet of het jullie opgevallen is, maar in dit hele hoofdstuk (Genesis 5) wordt steeds op dezelfde wijze iets gezegd over mensen die na zoveel jaar een zoon krijgen, na die zoon nog zoveel jaren leven, en daarin nog zoveel zonen en dochters verwekken, en daarna sterven. Van Noach staat alleen dat hij na vijfhonderd jaar Sem, Cham en Jafet verwekt. Zij worden natuurlijk niet allemaal tegelijk geboren. In dat vers wordt het een en ander samengevat.
Van Sem staat in Genesis 11:10: Dit zijn de nakomelingen van Sem. Toen Sem honderd jaar oud was, verwekte hij Arpaksad, twee jaar na de vloed. En Sem leefde, nadat hij Arpaksad verwekt had, vijfhonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren.
Sem is niet de oudste zoon
Sem is dus 98 jaar vóór de zondvloed geboren; hij werd geboren toen Noach 502 jaar was. Toen Noach 600 jaar was begon de zondvloed. Sem is dus niet geboren toen Noach 500 jaar was, maar 502. Dat is al een aanwijzing. Sem is dus niet de oudste van de genoemde broers. Eén van hen is eerder geboren dan Sem. Wie? Van Cham wordt ook iets gezegd - in Genesis 9:22: Toen zag Cham, de vader van Kanaän, zijns vaders naaktheid en hij vertelde het aan zijn beide broeders buiten. En in vers 24: Toen Noach uit zijn roes ontwaakte en vernam, wat zijn jongste zoon hem aangedaan had…
Cham was dus de jongste van de drie broers. Wie moet dan de oudste zijn? Jafet! Dat staat er ook, Genesis 10:21: En aan Sem, de vader van alle zonen van Eber, de oudere broeder van Jafet, werden eveneens (zonen) geboren. Sem wordt hier de ‘oudere broer van Jafet’ genoemd. Dat is niet goed vertaald; in de Statenvertaling staat: en aan Sem, broeder van Jafet, de grootste, werden eveneens zonen geboren. Jafet is dus de grootste, Jafet is de oudste van de drie broers. Ook vele Engelse bijbels hebben het zo vertaald. Op volgorde van leeftijd staat Jafet vooraan: Jafet, Sem, Cham.
Waarom wordt Sem dan steeds als eerste genoemd?
Waarom staat Sem in de bijbel dan steeds vooraan? Omdat Sem zo belangrijk is. Sem is van die zonen de belangrijkste: in hem gaat de lijn naar Christus door. Via Adam, Henoch, Noach, Sem, etc. En daarom wordt hij hier in Genesis als eerste genoemd. Er wordt niet gezegd wanneer Jafet geboren werd, er wordt ook niet gezegd wanneer Cham geboren werd, er wordt alleen iets van Sem gezegd. Die wordt 98 jaar voor de zondvloed geboren. Ook dat is een aanwijzing dat het om die Sem gaat.
Veronderstel dat…
Het zou dus best kunnen - maar dat is een veronderstelling van mij - dat Noach een veel groter gezin heeft gehad, dan alleen deze drie jongens: Jafet, Sem en Cham. Dan zouden uit dat veel grotere, eigen gezin alleen deze drie met hem zijn meegegaan: de drie jongens die ná die godsspraak geboren worden. Als dat zo zou zijn, zou het voor Noach nóg moeilijker zijn geweest om in die 120 jaar ‘gewoon’ door te gaan. Als velen van je eigen zonen niet de weg gaan die jij gaat, zonen waarvan je natuurlijk hoopt dat zij óók die weg willen gaan. Als het werkelijk zo gebeurd is, heeft Noach zich ook daardoor niet laten intimideren.
Noach ziet waarop het aan komt
Noach gaat door met degenen die uit vrije wil met hem meegaan. Sem: fijn dat je erbij bent. Cham: heerlijk dat jij ook wil meehelpen. Jafet: kom mee, we bouwen samen door. En jullie vrouwen: kom ook mee! Die acht mensen, die vier echtparen, zijn de enige mensen die er samen met Noach ‘doorheen’ komen. Omdat Noach doorgaat, omdat Noach ziet waar het op aankomt.
Noach houdt vast aan de godsspraak die hij ontvangen heeft. Hij bereidt de ark toe naar wat God hem heeft gezegd. Daarin lijkt hij op Mozes die ook een godsspraak ontvangt en de tabernakel toebereidt naar het beeld dat God hem heeft gegeven. Hij lijkt op Simeon die een godsspraak ontvangt dat hij de Christus zou zien, voordat hij zou sterven. En Simeon krijgt Hem te zien. Zo houdt ook Noach vast aan de godsspraak die hem is gegeven. Daarin is hij een voorbeeld voor vele gelovigen, voor ons. Ondanks tegenspraak, ondanks tegenstand en tegenwerking, ondanks smaad, hoon en spot. Noach blijft geloven. En hij blijft ook doen wat God hem heeft gezegd. Dat is belangrijk, om niet alleen te geloven, maar ook te doen.
Hij betoont trouw en goedheid
Noach komt daardoor helemaal ‘alleen’ te staan. Maar hij blijft God trouw. Wat een held. Wat een geloofsheld. Wat een geloofsgetuige!
Door dit geloof heeft Noach in zijn tijd het goede aan de wereld laten zien, aan de mensen om hem heen. En doordat hij het goede heeft laten zien - wat zo schril afsteekt tegen het kwade - heeft hij het slechte en het boze in die wereld rondom hem veroordeeld. Hij heeft een scheiding aangebracht. Zijn hele leven is één prediking van gehoorzaamheid en gerechtigheid geweest. Honderden jaren lang en in het bijzonder in die laatste 120 jaar voor de zondvloed. Dat zijn de jaren waarin hij aan de ark heeft gebouwd. De jaren dat hij zich volledig heeft ingezet voor de redding van de wereld en met een prediking is gekomen van behoud, van hulp, van genade van de Heer.
Het hoofd van een nieuw geslacht
Noach beërft de gerechtigheid. Noach maakt de redding der wereld mede mogelijk: door zijn leven, door zijn werk, door zijn geloof. En daarmee komt Noach aan het hoofd te staan van een nieuw geslacht. Want alle mensen ná de zondvloed stammen niet alleen meer van Adam af, maar nu ook van Noach. Van die miljarden mensen die in die voortijd uit Adam zijn voortgekomen, zijn er maar acht die de zondvloed overleven. Noach vormt het begin van een geheel nieuw menselijk geslacht. God richt met hem een verbond op.
De ongehoorzamen halen het oordeel over zichzelf heen
Noachs tijdgenoten luisteren niet en daardoor komen ze onder het oordeel. Als het goede je wordt getoond, je wordt voorgeleefd en dat goede in één doorgaande uitnodiging telkens weer tot je komt, en je blijft steevast ‘nee’ zeggen, dan veroordeel je daarmee jezélf. Het kwade wordt op den duur veroordeeld door het goede. Nog duidelijker gezegd: het kwade veroordeelt uiteindelijk zichzélf door het grote contrast met het goede. God veroordeelt de wereld dus niet. De mensen halen het oordeel over zichzelf heen, omdat ze hun weg blijven verderven en niet willen ingaan op de genade-oproep die tot hen komt, 120 jaar lang.
Wij roepen op tot een leven naar Gods wil
Wat een sprekend voorbeeld is deze Noach voor ieder van ons. Wij mogen als gemeente een prediker worden van de gerechtigheid. Vanuit ons midden mag de prediking uitgaan die oproept tot gerechtigheid, tot een leven naar de wil van God. En ook wij worden als gemeente niet alleen geroepen om een woord te brengen, maar ook om een werk te doen.
Geroepen om de gemeente te bouwen
Wij worden geroepen om een ark te bouwen, om de nieuwtestamentische ark te bouwen. Vanuit de visie die God ons in Christus daarop geeft. Vanuit de godsspraak die Jezus ons toedeelt. Jezus openbaart ons wat Hij met zijn gemeente bedoelt, en hoe die gemeente eruit mag zien. Wij mogen daaraan gestalte geven, daar onder leiding van Hem aan meebouwen: een prachtig bouwwerk. Daar mogen we ons leven voor inzetten, het beste van ons leven aan toewijden. Vol geloof, vol eerbied en vol gehoorzaamheid mogen wij met elkaar die ark in ons leven toebereiden: in ons spreken en in ons werken.
Als een Noach in de eindtijd
Zoals Noach in die voortijd heeft gestaan, mogen wij nu als gemeente in deze eindtijd staan.Een gemeente die naar Noach genoemd zou kunnen worden, een gemeente waarin de rust van de Heer is, en waar de vertroosting van de Heer allerwegen gestalte krijgt.Een gemeente die wandelt met Jezus zoals Noach dat heeft hij gedaan in zijn wandel met God. Een gemeente die steeds weer genade vindt in haar omgang met haar Heer. Een gemeente die eerbiedig doorgaat als prediker der gerechtigheid, als bouwer van de ark, ook al zou ze daardoor ‘alleen’ komen te staan, net zoals Noach destijds. Dat zal niet gebeuren; daar ben ik van overtuigd. Maar zelfs indien dat onverhoopt tóch zo zou zijn, ook dan doorgaan met het eerbiedig toebereiden van die ark. Door geloof. Door vast te houden aan wat de Heer openbaart.
Blijven wandelen in de Geest
Laat Gods Geest in je blijven. In de voortijd constateert God dat zijn Geest niet in de mens zal blijven, omdat die mens enkel vlees is geworden. In de eindtijd mag voor ons als gemeente van Christus het tegenovergestelde gelden. Gods Geest zal altoos in ons blijven. Te allen tijde: we mogen er geheel vervuld van gaan worden. Wij mogen vervuld worden tot alle volheid van God (Ef.3:19).
Ondanks de vermenging die Belial beoogt
En dat gaat ook gebeuren in de gemeente van Jezus. Ondanks het werk van Belial. Ondanks het afglijden van onze tegenwoordige wereld. Ondanks de vermenging op het geestelijk erf die gelovigen wil verhinderen om hogerop te klimmen. Een vermenging die het begin kan zijn van wetteloosheid.
Belial is eropuit om mensen en gemeenten tegen te houden en terug te laten keren. Om - net zoals in de voortijd - mensen die de naam des Heren aanroepen of aangeroepen hebben, hun weg op aarde alsnog te laten verderven. Door de antichristelijke geest werkzaam te laten worden wil hij een anti-gemeente, een antichristelijke gemeente, laten ontstaan. In die zin is er dus niets nieuws onder de zon: wat in de voortijd is gebeurd, zal zich in de eindtijd herhalen. Met dezelfde geestelijke werkingen; alleen het eindresultaat wordt anders. Met zijn gemeente vormt Jezus een ark waarin heil, redding en verlossing te vinden is voor ieder die daarnaar zoekt.
Blijven vasthouden
Laten wij vasthouden aan de godsspraak die we ontvangen. Jezus spreekt ook nu: Zie ik maak alle dingen nieuw. Schrijf op, want deze woorden zijn waarachtig en trouw (Op.21:5). Houd vast aan wat de Heer ons tot hiertoe heeft geopenbaard. Houd vast aan de plaats die Hij je geeft als medebouwer van zijn ark.
Licht van boven
Laten we daarbij onze lichtopening gebruiken. Die lichtopening die bovenin die ark aanwezig is, waardoor het ‘licht van boven’ naar binnen komt. Laten we alles wat we in die ark mogen doen in dat ‘licht van boven’ plaatsen. Ons door dat licht laten verlichten. Ons alleen door dat licht laten inspireren (Gods Woord) en ons met dat licht laten vervullen (Gods Geest).
Toegroeien naar Hem en naar elkaar
Laten ook wij nu, in deze tijd, bewust gaan met God. Laten we in deze tijd wandelen, blijven wandelen, steeds intensiever gaan wandelen met Hem. Persoonlijk en samen als gemeente. En daarin steeds meer naar Jezus en naar elkaar toegroeien. Steeds meer ‘gemeente van Christus’ worden, uitgroeien tot rechtvaardige en onberispelijke mensen die zich openbaren als volwassen zonen van God te midden van hun tijdgenoten.
Onze opdracht om te herstellen naar het doel
Dan zullen ook wij mogen bijdragen aan het behoud en het herstel van de tegenwoordige wereld, die mede door Jezus’ gemeente haar bestemming zal bereiken.
Wat een opdracht, wat een bestemming, wat een godsspraak voor jou en mij. Dat wil ik met jullie uit Genesis 6 halen, en daarmee de glorie toebrengen aan God die zijn bedoeling met mens en schepping zal bereiken. Destijds via Noach; nu en in de komende tijd door Jezus Christus en zijn gemeente. Mens en schepping zullen daardoor bevrijd worden van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid. Dat gaat gebeuren, welke geesten er ook nog vanuit het rijk van duisternis en dood zullen opkomen en worden ingezet.
De ark van het nieuwe verbond komt klaar
Zij zullen hun doel niet bereiken als wij met dezelfde inzet als een Noach, nog beter met de gezindheid van Jezus Christus en onder zijn leiding, onze weg vervolgen. Door het werk van Jezus in zijn gemeente komt de ark van het nieuwe verbond gereed en geheel openbaar. Een ark waarin beschutting zal zijn over alles wat heerlijk is (naar Jes.4:5), een gemeente die de volle heerlijkheid van God gaat beërven.