Genesis 4:17 – 6:4

Korte recapitulatie

We vervolgen onze bijbelstudies over de voortijd. We hebben gezien dat het hele gebeuren rond Kaïn en Abel een behoorlijke invloed heeft. De gebeurtenissen tussen Kaïn en Abel drukken hun stempel op die voortijd. Het rijk der duisternis zoekt ingang in de hemel van de mens en vindt ingang. Onder aanvoering van Belial vallen ze aan en winnen ze terrein (meer informatie over deze ‘grootvorst’ vind je in Studieblad 59-62).

De eerste mens die sterft, is de rechtvaardige Abel

Het valt op dat de eerste mens die sterft niet de zondaar is, maar de rechtvaardige. De goede ontwikkeling in Abel wordt met geweld afgebroken, en de zegen die God door Abel geeft - en nog meer wil geven - wordt buiten werking gesteld. Zo werkt Belial. Zo werkt het rijk der duisternis. Met elke klap willen ze een dubbele slag uitdelen; je ziet het hier gebeuren. In en door Kain wordt een dubbele klap uitgedeeld. Kaïn zelf wordt de eerste ‘gebonden’ mens op aarde. En Abel, de rechtvaardige, de man door wie de zegen van God werkzaam is en nog veel meer werkzaam zou kunnen worden, sterft. Hij wordt buiten werking gesteld. 

Het verschil tussen een zondaar en een gebondene

Kaïn is niet de eerste zondaar op aarde; dat is Adam. Hij is wel de eerste gebondene op aarde; een groot verschil. Want zonden kunnen je vergeven worden. Zonden kunnen worden bedekt, ook in het oude verbond: door geloof. Door geloof in God kun je door het offer dat je in geloof brengt, van God vergeving ontvangen. Veel mensen in het oude verbond ontvangen op die wijze een toegerekende rechtvaardigheid, een toegerekende gerechtigheid. Voor de zonde is er in het oude verbond nog een oplossing: Adam kan dóór. Hij kan nog heel veel beleven van Gods koninkrijk; niet meer het volle en volmaakte, maar wel nog veel.

Maar als je geestelijk eenmaal ‘gebonden’ raakt, kom je in een heel andere situatie terecht. Voor Kaïn staat de zaak er heel anders voor dan voor Adam. Van gebondenheden moet je worden bevrijd, anders kom je er niet meer ‘los’ van. Voor zo’n geestelijke ‘bevrijding’ biedt het oude verbond geen mogelijkheden. Vergeving kan wel, maar bevrijding is niet mogelijk in het oude verbond.

Wat in het nieuwe verbond mogelijk wordt

Bevrijding van geestelijke bindingen wordt pas mogelijk in het nieuwe verbond: door het werk van Jezus Christus. Door geloof in Hem ontvang je dan niet alleen een toegerekende gerechtigheid, maar een volkomen rechtvaardiging, geen gedeeltelijke en voorlopige vergeving van zonden, maar een totale en volledige vergeving. Door Jezus Christus wordt er vergeving én bevrijding mogelijk gemaakt, en daarmee een totale verlossing en in-vrijheid-stelling van de mens. Hoe ver hij ook verstrikt is geraakt in het web dat Satan voor hem heeft gespannen. Wat een wonder van genade!

Kaïn is bezet gebied geworden en dat heeft gevolgen

Voor Kaïn ligt dat anders. Kaïn heeft de deur van zijn hart opengezet en de boze is binnengedrongen. De machten die in zijn levenshuis hun plaats hebben verworven, staan die plek niet meer af. Kaïn komt niet meer los van de geesten die hem binden. Ze drijven hem buiten Gods koninkrijk. We hebben vorige keer gelezen dat Kaïn weggaat van het aangezicht des Heren. Hij gaat weg bij de mensen waarin God nog wil werken, weg bij Adam en Eva, weg bij de andere zonen en dochters die zij ná Kaïn en Abel hebben gekregen. Kaïn wordt verdreven, weggedreven. Kaïn gaat weg, hij kan daar niet meer blijven.

De boze geesten die zijn leven in beslag hebben gekregen, werken dóór. Die geesten werken door in zijn nageslacht; dat is een wetmatigheid in de geestelijke wereld. Een vader die kinderen krijgt, dient zijn kinderen te heiligen. Maar als de vader gebonden is, kan de zoon of de dochter die uit hem geboren wordt, niet opgaan in het volle licht, niet geheiligd worden. De macht die in de vader werkt, probeert ook het kind, de zoon of de dochter te pakken. Zo werkt dat al sinds de grondlegging der wereld.

Een goed voorbeeld ontbreekt in het geslacht van Kaïn

Dit zie je in het geslacht van Kaïn ook gebeuren. Geen opvoeding ‘in de vreze des Heren’ voor de kinderen van Kaïn, geen ‘heiliging’, geen ‘voorbeeld’ in het leven van de vader die dat geslacht verwekt. En ook geen voorbeeld te zien in die andere mensen, in ‘opa Adam’, om het zo maar eens te zeggen, of in hun ooms en tantes, want ze zijn weggegaan uit het land waar Adam en Eva met hun oudere en jongere kinderen wonen.

De wetteloosheid neemt toe in Kaïns nageslacht

In het nageslacht van Kaïn zie je een toenemende wetteloosheid tevoorschijn komen, een steeds grotere goddeloosheid, een steeds sterker opkomend geweld. En dat gaat door van geslacht op geslacht. Het nageslacht van Kain glijdt steeds dieper en steeds verder af. Hij krijgt kinderen. Hij krijgt kleinkinderen. Hij krijgt achterkleinkinderen, een heel nageslacht. De Bijbel noemt er een paar van. Je vindt het in Genesis 4:16-23: Toen ging Kaïn weg van het aangezicht des Heren, en ging wonen in het land Nod, ten oosten van Eden. En Kaïn had gemeenschap met zijn vrouw en zij werd zwanger en baarde Henoch; daarna werd hij de stichter van een stad en hij noemde deze stad naar zijn zoon Henoch. En aan Henoch werd Irad geboren en Irad verwekte Mechujaël, en Mechujaël verwekte Metusaël, en Metusaël verwekte Lamech. En Lamech nam zich twee vrouwen; de ene heette Ada, en de andere Silla. En Ada baarde Jabal; hij is de vader geworden van hen, die in tenten en bij de kudde wonen. En de naam van zijn broeder was Jubal; hij is de vader geworden van allen, die citer en fluit bespelen. En Silla baarde eveneens, namelijk Tubal-Kaïn, (de vader van) de smeden, allen, die koper en ijzer bewerken. En de zuster van Tubal-Kaïn was Naäma. En Lamech zei tot zijn vrouwen: Ada en Silla, hoort naar mijn stem; vrouwen van Lamech, neigt uw oor tot mijn rede. Ik sloeg een man dood om mijn wonde, een knaap om mijn striem; want Kaïn wordt zevenvoudig gewroken, maar Lamech zevenenzeventigmaal!

Er wordt een aantal namen genoemd. De eerste de beste zoon van Kaïn heet Henoch. Verwar deze Henoch niet met de man die in het geslacht van Set op een gegeven moment naar voren komt. Dat is de Henoch die met God wandelt, daar hebben we het zo meteen over. Deze Henoch is een zoon van Kaïn. Met deze Henoch bouwt Kaïn voor zijn gezin een stad en noemt die stad naar zijn zoon. In het tweede geslacht, de kleinkinderen, is Irad een van de zonen. In het derde geslacht Mechujaël, in het vierde geslacht Metusaël, en in het vijfde geslacht Lamech.

Twee Lamechs en twee Henochs in beide nageslachten

En deze Lamech moeten we weer niet verwarren met de Lamech die de vader is van Noach. Want ook Noach heeft een vader die Lamech heet, een andere Lamech dan deze. Er zijn dus twee Henochs: één in de lijn van Kaïn en één in de lijn van Set. En er worden ook twee Lamechs genoemd in de eerste hoofdstukken van Genesis: ook weer één in de lijn van Kaïn en één in de lijn van Set. Van deze mensen worden een paar dingen genoemd.

Natuurlijke, aardse vaardigheden ontwikkelen zich

De één wordt de vader van allen die citer en fluit bespelen, de ander wordt de vader van de smeden. Weer een ander wordt de vader van hen die in tenten en bij de kudde wonen. Capabele en vermogende mensen. Mensen met talenten en gaven die ingezet zouden kunnen worden ter ere van God. Maar dat gebeurt niet. Ze worden alleen ingezet voor aardse zaken. 

De vader van alle smeden, Tubal Kaïn, zal zwaarden hebben ontdekt. Hij zal wapens hebben kunnen maken van het koper en het ijzer en zo het geweld op aarde verder vormgegeven hebben. Helemaal aardsgericht. Bezig met alles behalve de bedoeling van God. In Kaïns nageslacht zie je dus wel opgang, maar alleen op het terrein van natuurlijke vaardigheden.

Neergaande spiraal in de geestelijke vaardigheden

Op het terrein van de geestelijke vaardigheden zie je alleen maar een neergang. Na vijf geslachten bereikt die neergang een dieptepunt in Lamech. Hij houdt het niet meer bij één vrouw, hij neemt er twee. Hij kraamt geweld uit. Hij is vol van grootspraak, hoogmoed en zelfzucht; het komt er in zijn leven allemaal uit. Lamech is wraakzuchtig, goddeloos en wetteloos. Hij vergeeft de ander niet meer, hij dreigt met de dood voor eenieder die maar een hand naar hem uitsteekt. Wat een wereld, wat een leefklimaat!

In dat nageslacht van Kaïn dat zich steeds verder uitbreidt, steden gaat bouwen en een heel land in bezit neemt, komt de sfeer van het rijk der duisternis en het rijk van de dood steeds verder naar voren. Het is een ‘verdorven’ geslacht. 

Het nageslacht van Set, de plaatsvervanger van Abel

Abel komt door zijn vroegtijdige dood niet toe aan nageslacht. Hij heeft geen zonen gekregen. Wordt daarmee de goede lijn die zich in zijn leven heeft ingezet, definitief afgebroken? Nee, gelukkig niet. In Genesis 4:25 lezen we: En Adam had weer gemeenschap met zijn vrouw en zij baarde een zoon en gaf hem de naam Set, want (zei zij) God heeft mij een andere zoon gegeven in plaats van Abel. Set wordt geboren en Eva ziet in hem de plaatsvervanger van Abel. Zij hoopt dat de goede ontwikkeling die zich in Abels leven heeft ingezet, doorgaat in deze plaatsvervanger, voortgang vindt in het leven van Set. Eva spreekt haar geloof uit. Zij is haar geloof niet kwijtgeraakt, ondanks alles wat zij tot op dat moment heeft meegemaakt. Eva blijft haar vertrouwen vestigen op de Heer. Al bij de geboorte van Kaïn sprak zij een verwachting uit, maar die is helemaal niet uitgekomen. Bij de geboorte van Set spreekt ze opnieuw een verwachting uit, ondanks het verdriet en de teleurstelling vanwege de dood van Abel. Eva is een vrouw die zich blijft richten op de belofte van God die aan haar persoonlijk is gedaan in het paradijs: uit u zal iemand voortkomen die de kop van de slang zal vermorzelen (Gen.3:15). Eva houdt dat vast en ze put daar steeds weer vreugde uit!

Wat een prachtige naam: ‘plaatsvervanger’. Daar zit al een gedachte in aan de komende Christus. Aan Hem die voor alle mensen in de plaats zal treden en zo voor allen een oplossing teweeg zal brengen.

Wat doet Set? Set krijgt ook een zoon; hij noemt hem Enos. En dan zegt Genesis 4:26: Toen begon men de naam des Heren aan te roepen.Set begint mensen bijeen te roepen. Hij roept zijn broers, zijn zussen, zijn familieleden en de mensen rondom hem op om samen met hem de naam van de Heer aan te roepen. Set maakt zijn naam waar. Hij zet een hele mooie ontwikkeling in gang. Je zou kunnen zeggen: dit is het begin van gemeentevorming. Laten we bijeenkomen, en samen onze offers brengen, laten we samen de naam des Heren aanroepen en samen ons geloof belijden, laten we elkaar opbouwen in het geloof, laten we delen van alles wat God ons geeft. Dan kan de zegen van de Heer doorwerken.

Ondanks de aanslag die Satan heeft beraamd en uitgevoerd, ondanks het feit dat Abel vroegtijdig sterft, gaat in Set de positieve ontwikkeling door. Wat mooi is dat! God vindt altijd mensen die naar zijn bedoeling willen leven. Door die mens wil Hij te allen tijde zegenen, hoe de situatie ook is of is geweest. God wil zegenen; Hij zoekt mensen om zijn zegen ook aan anderen mee te delen. Set zet zich op een prachtige manier in. En die inzet blijft niet zonder vrucht. Uiteindelijk wordt er uit hem, in zijn nageslacht, een man geboren die Henoch heet. 

Laten we de namen lezen van het nageslacht van Set in Genesis 5:

  • vs.6: Toen Set honderd vijf jaar geleefd had, verwekte hij Enos
  • vs.9: Toen Enos negentig jaar geleefd had, verwekte hij Kenan
  • vs.12: Toen Kenan zeventig jaar geleefd had, verwekte hij Mahalalel
  • vs.15: Toen Mahalalel vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Jered
  • vs.18: Toen Jered honderd tweeënzestig jaar geleefd had, verwekte hij Henoch
  • vs.21-24: Toen Henoch vijfenzestig jaar geleefd had, verwekte hij Metuselach (SV: Methusalem). En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen.

Henoch, de zevende generatie vanaf Adam

Henoch is de vijfde na Set; hij behoort tot de vijfde generatie in het geslacht van Set. Als je rekent vanaf Adam (Adam: 1e, Set: 2e), dan is Henoch de zevende, de zevende generatie na de schepping van de mens. In deze Henoch zie je waartoe het aanroepen van de naam des Heren leidt. Henoch wandelt met God, hij leeft in een open relatie met God, hij gaat helemaal op in zijn God. Henoch zal in de gemeente van die tijd een groot leider zijn geweest, een voorganger en een profeet te midden van de mensen die de naam van de Heer aanroepen. Judas schrijft in zijn brief: Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Heer is gekomen met zijn heilige tienduizenden, om over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben (vs.14-15).

Dit is ‘bewaard’ gebleven van wat Henoch in zijn leven heeft uitgesproken. Op ‘profetische wijze’ gaat Henoch voor in de gemeente van de Heer. Hij ziet wat er aan de hand is, wat er in de geestelijke wereld aan de orde is, wat er op mensen afkomt en wat daarvan het gevolg is. Henoch profeteert over de Heer die komt en die gekomen is. Hij spreekt over heilige tienduizenden. Henoch heeft zicht op de engelenwereld. Hij weet iets over die geestelijke wereld, want hij ziet daar die heilige tienduizenden. Henoch ziet ook iets van het oordeel dat uitgesproken gaat worden, die ‘vierschaar’. Vierschaar is een ander woord voor ‘oordeel’. Het verwijst naar de plaats waar vroeger recht werd gesproken, en waar het oordeel werd uitgesproken: tussen vier banken, een vierkante plaats. Andere vertalingen spreken gewoon over het oordeel dat hier wordt uitgesproken. De Heer zal een oordeel uitspreken over die goddelozen, die zullen worden gestraft.

Waarschuwing tegen steeds grotere wetteloosheid

Henoch roept zijn broeders en zusters op zich op de Heer te richten en zich af te keren van de goddeloosheid die blijkbaar in zijn tijd hand over hand toeneemt. Want het geslacht van Kaïn is inmiddels even zoveel generaties ‘verder’, en daarin komt de wetteloosheid steeds meer tevoorschijn. Een man als Lamech uit het geslacht van Kaïn is een tijdgenoot van Henoch. Henoch ziet wat daar gebeurt; hij waarschuwt zijn broeders en zusters om zich niet met goddeloosheid en wetteloosheid in te laten, om zich af te zonderen van die harde taal die daar wordt gebezigd. Die ‘goddeloosheid’ en die ‘harde taal’ vullen het beeld aan dat Lamech in zijn leven geeft. Lamech is één van de velen uit dat geslacht van Kaïn waarin goddeloosheid, wetteloosheid en het gewelddadige tevoorschijn komt.

Het scherpe contrast tussen Henoch en Lamech

Henoch en Lamech: de één wandelt met God en klimt in de hemel op, de ander wandelt met de grote vijand van God en zakt steeds dieper af. Je zou Henoch een ‘zoon van God’ kunnen noemen, een mens die beelddrager is van God. En je zou Lamech een ‘zoon van de wetteloosheid’, een ‘zoon van het verderf’ kunnen noemen, want het wetteloze en het verderf komen door zijn leven heen tevoorschijn. Wat een enorm verschil in het leven van deze twee tijdgenoten. De één uit het geslacht van Set, de ander uit het geslacht van Kaïn. Ze leven naast elkaar op aarde, maar hun leefwerelden staan volkomen tegenover elkaar.

Henoch bereikt het hoogste in het oude verbond

Henoch beleeft de tegenwoordigheid van de Heer. Daardoor beleeft hij de kracht die God hem daarin geeft. Hij klimt in de hemel op en gaat steeds dieper in op Gods uitnodiging. Henoch bereikt in zijn leven het ‘hoogst haalbare’ - een buitengewone situatie in het Oude Testament, in de tijd van het oude verbond. God neemt Henoch op, in de kracht van zijn leven. Hij is dan nog maar 365 jaar. Terwijl al die andere mensen om hem heen zeven-, acht-, of zelfs negenhonderd jaar worden. Henoch is nog maar op de helft, hij is nog in de kracht van zijn leven. God neemt hem op in zijn hemelse koninkrijk. Henoch is de eerste mens die niet sterft. Henoch wandelt met God, en die wandel met God gaat gewoon dóór. Je ziet hem alleen niet meer op aarde; daar is hij niet meer. Men ‘vindt’ hem niet meer. Dat lezen we in Hebreeën 11:5: Door het geloof is Henoch weggenomen zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn.

Van Henochs leven is een rijk getuigenis uitgegaan. Er is van hem getuigd dat hij Gode welgevallig was, en dat hebben de mensen rondom hem kunnen opmerken. Henoch wandelt met God. Op een gegeven moment maakt hij zo’n intensieve wandeling met God, en voert die wandeling hem zo hoog in de hemel op, dat hij bij God kan blijven. Zoiets moet het zijn geweest. Hij komt niet meer terug op aarde, zijn wandel met God in de hemel blijft doorgaan. Wonderlijk, uitzonderlijk! Wat een getuigenis voor de wereld rondom. In plaats van meegezogen te worden in de diepte van het verderf, in het negatieve dat in zijn tijd zo gewelddadig om zich heen grijpt, wordt Henoch opgenomen in de hoge, wordt hij opgenomen in heerlijkheid zonder de dood te zien. Een wonder van God!

Het voorbeeld van Henoch voor ons

Henoch is in de voortijd een helder licht in de duisternis. Ik denk dat zijn leven een ‘voorproefje’ is geweest en een voorbeeld voor iedereen die in die tijd de naam van de Heer heeft aangeroepen. Ook nú is hij een voorbeeld voor ons, wanneer wij in onze tijd de naam van de Heer aanroepen. Wij mogen (leren) wandelen met God, zoals Henoch heeft gewandeld met God. Ook nú nodigt God mensen uit om hogerop te komen, zijn licht binnen te treden en met Hem te wandelen en te leven. Om helemaal ‘op te gaan’ in zijn koninkrijk, om helemaal ‘mee te gaan’ in zijn bedoelingen.

Hoogtepunt en dieptepunt naast elkaar

Henoch heeft de dood niet gezien. Henoch gaat dóór met ‘leven’, wat een hoogtepunt. Terwijl zijn tijdgenoot Lamech een dieptepunt beleeft. Dat kan dus naast elkaar bestaan, hoogtepunten in levens van mensen en dieptepunten.

Heeft Adam dit moment nog meegemaakt? Nee, Adam is er dan niet meer. Als Henoch wordt opgenomen is Adam al 57 jaar dood. Set leeft dan nog wel. De man die begonnen is met het bijeenbrengen van mensen om samen de naam van de Heer aan te roepen. Set is dan 857 jaar; hij heeft nog 55 jaar voor de boeg. Alle andere voorvaders van Henoch leven ook nog. Van alle generaties na Set, die na Set geboren zijn, leven er nog mensen; ze maken mee dat er één uit hun midden zo intensief met God wandelt dat hij ‘opgenomen’ wordt. Dat moet toch tot nadenken hebben gestemd. Denk je niet? Dat moet toch wat teweeg hebben gebracht in al die vaders, grootvaders en overgrootvaders. Zo ook in Henochs zonen; die maken het ook mee. Metuselach, op dat moment 300 jaar, merkt dat zijn vader niet sterft, maar de hemel als het ware ‘binnenloopt’. En zijn kleinzoon, Lamech, de vader van Noach, ziet dat ook. Hij is dan 113 jaar, als ‘jonge vent’ ziet hij zijn opa ‘de hemel in wandelen’. Noach is er dan nog niet; hij wordt 69 jaar na dit wonderbaarlijke moment geboren. Maar zijn vader en grootvader weten ervan en die zullen het hem verteld hebben. Wat een getuigenis van Henoch! 

Ik vertel dit er maar even ‘omheen’, om de impact die dit gebeuren moet hebben gehad, aan te geven. Het getuigenis van Henoch heeft in de voortijd geklonken.

Zonen van God tegenover zonen van het verderf

Tot op deze dag klinkt het getuigenis van Henoch door. Ik denk dat het ook voor ons een ‘voorproefje’ is, voor de gemeente van Jezus Christus in de eindtijd, die te midden van de geestelijke duisternis rondom en te midden van de openbaring van de zonen van het verderf, mag opklimmen en als volwassen zonen van God mogen wandelen met God, zoals een Henoch. Henoch betekent toegewijde, ingewijde. Zo mogen wij wandelen, als mensen aan God toegewijd. Wij mogen in en met Christus opklimmen in de hemelsferen, en God wijdt ons in. Hij nodigt ons uit om tot zijn heerlijkheid op te klimmen en de dood te overwinnen. Het is mogelijk: het getuigenis van Henoch geeft dit aan. En dan niet alleen in het leven van één mens, maar in het leven van een hele gemeente in die eindtijd. Wat een ongelofelijke genade van God in deze tijd: het voorbeeld van Henoch kan door een hele gemeente van zonen van God worden nagevolgd. Een gemeente die de dood van zijn kracht berooft, de dood overwint en onvergankelijk leven aan het licht brengt. Wat een genade geeft God door zijn Zoon Jezus Christus aan jou en mij!

Lamech, de vader van Noach

Wat is er gedaan met dat getuigenis van Henoch in die tijd, wat voor effect heeft dat gehad in de gemeente van de Heer in die tijd? Dat kunnen we enigszins opmaken uit het leven van Lamech, de vader van Noach. Want wat doet Lamech? We lezen dat in Genesis 5:28-29: Toen Lamech honderd tweeëntachtig jaar geleefd had, verwekte hij een zoon, en gaf hem de naam Noach, zeggende: Deze zal ons troosten over de moeitevolle arbeid onzer handen op deze aardbodem, die de Here vervloekt heeft. 

Lamech noemt zijn zoon ‘Noach’ en spreekt daarmee een verwachting uit over deze jongen. Hij spreekt zijn geloof uit en spreekt over dit nieuwe leven een zegen uit: jij zult troost brengen voor alle moeite. In jou zal onze God ons troosten. Ik vermoed dat Lamech zijn zoon Noach heeft opgevoed in ‘de vreze des Heren’. Dat hij Noach in die gerechtigheid is voorgegaan en heeft verteld over opa Henoch, over diens levenswandel met zijn God. Het heeft - denk ik - in het leven van Lamech een enorme indruk gemaakt en hij geeft dat door aan zijn zoon.

Noach wandelt, net als Henoch, met God

Noach pakt dat ‘getuigenis van Henoch’ in zijn leven op. Van hem zegt Genesis 6:9: Noach was onder zijn tijdgenoten een rechtvaardig en onberispelijk man, Noach wandelde met God. Noach gaat door in de lijn van Henoch. Lamech heeft het getuigenis van Henoch overgedragen aan Noach. Door Noach kan God opnieuw een geweldig wonder verrichten. Anders dan het wonder bij Henoch, maar minstens zo groot: door Noach kan God de hele toenmalige wereld redden van het verderf. Door Noach heeft God schepping en schepsel, mens en dier kunnen redden uit de hand van de ontketende machten der duisternis, uit de greep van de wetteloze, goddeloze machten ten tijde van de zondvloed.

God gaat door met een overblijfsel

In het geslacht van Set is een prachtige, doorgaande lijn te zien. Van Set via Henoch en Lamech naar Noach. Maar wat zie je ook? Dat de groep mensen, waarin deze lijn zich voortzet, steeds kleiner wordt. Zeker in de tijd van Noach lijkt het wel of hij als ‘enige’ is overgebleven. Er gebeurt nog meer. Ondanks het hoogtepunt dat in Henoch tevoorschijn komt en alle profetische woorden die hij heeft gesproken tot de mensen die naar hem wilden luisteren - gelovige mensen die de naam van de Heer hebben aangeroepen - gebeurt er in die generaties ná Henoch ook iets ‘verschrikkelijks’.

Vermenging van het goede met het kwade

Er treedt vermenging op van het goede en het kwade. In plaats van zich voor God te heiligen en met Hem te leren wandelen, laten steeds meer mensen zich in met iets anders. Dat was in de dagen van Henoch al op gang gekomen; hij waarschuwt ervoor. En na zijn dagen gaat het van kwaad tot erger. Mogelijk is het zo dat Henoch al een ‘gezocht mens’ was. Mogelijk zijn de goddeloze, wetteloze mensen in zijn tijd al op zoek geweest naar een mogelijkheid om Henoch te doden, zo goed als Kain de mogelijkheid heeft gezocht en gevonden om Abel te doden. En het zou dus kunnen dat zijn ‘ten hemel opneming’ in dát kader tegelijkertijd ook zijn ‘redding’ geweest is. Dat zou ook mogelijk kunnen zijn.

Wat gebeurt er in die tijd van Henoch, Lamech en Noach? In Genesis 6:1-4 staat: Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. En de Here zei: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam.

Wie zijn deze zonen van God? Dat zijn de gelovigen uit het geslacht van Set en Henoch, mensen die bijeengekomen zijn om de naam van de Heer aan te roepen. Die iets van Henoch hebben begrepen, iets van Henoch hebben gezien en zijn profetieën hebben gehoord. Mensen die geroepen zijn om evenals Henoch als ‘zonen van God’ te leven en daarmee het beeld van God tevoorschijn te laten komen.

En wie zijn die dochters, die dochters der mensen? Dat zijn de dochters uit het geslacht van Kaïn en Lamech. Mensen waarin zich iets heel ‘anders’ heeft ontwikkeld.

Wat gaan die heilige mensen, die zonen van God, doen? Zij huwen met die wetteloze mensen; er ontstaat vermenging. En daar blijft het niet bij. Ze namen zich vrouwen die ze zich maar verkozen (Canisius-vert.), zoveel als ze maar wilden. Wonderlijk! Hier vindt een afval plaats van de heiligen. Mensen die beter zouden moeten weten, worden verleid, misleid. Zij gaan in op de verleiding van onreine geesten. Ze glijden in de geestelijke wereld af, vallen van hun hoogte en verbinden zich met mensen in wie de boze al ‘vrij spel’ heeft.

Een vermenging in de hemel

Een vermenging van mensen, in de hemel van die mensen. Als je huwt en gemeenschap hebt met een vrouw, gebeurt er in de hemel ook het een en ander. In een goed huwelijk is dat ook precies wat God bedoelt en zegent. Maar als mensen daarin van de één naar de ander gaan - zoveel en zo vaak als zij maar willen - blijft dat niet zonder gevolgen: boze geesten dringen zich naar binnen en grijpen de macht. Zij bewerken dat geestelijke afglijden, die afval van het geloof. Genesis 6 beschrijft die geestelijke ‘invasie’ van boze geesten in het leven van de ‘zonen van God’, in het leven van de gemeente van de Heer in de voortijd.

Een afval van heiligen

Vrijwel allen vallen daardoor af van hun geloof. Terwijl zij ‘weten’ van Henochs leven en woorden. Ze verworden tot mensen die net zo gaan leven als zij die al vol van geweld en boosheid zijn, als mensen zoals Lamech: als ‘geweldenaars’, als ‘reuzen op aarde’. Van zonen Gods worden ze mensen der wetteloosheid.

Dit kan dus gebeuren; in de voortijd is het gebeurd: een afval van heiligen. Een dramatische ontwikkeling. De gemeente die door Set in het leven is geroepen, wordt weggevaagd. Er blijft vrijwel ‘niets’ van over. De mensen worden vol van geweldenarij. Daardoor raakt de aarde vol van geweldenarij (Gen.6:11). Als mensen hun weg laten verderven, raakt de aarde verdorven (Gen.6:12).

Een rest wordt door God bewaard

De bewarende werking van God kan alleen bestaan in hen die zich op Hem blijven richten. Uiteindelijk blijft die werking van God alleen doorgaan in Noach, in die ene man die te midden van al zijn tijdgenoten met God wandelt, en met God blijft wandelen. Hij leidt een rechtvaardig en onberispelijk leven. Wat mooi!

Op het moment dat de zondvloed begint, is van al die ‘zonen van God’ op aarde alleen Noach nog over, samen met zijn vrouw en drie van zijn zonen en hun vrouwen. En zijn vader? Lamech is vijf jaar voor de zondvloed gestorven. En zijn grootvader? Metuselach sterft in het jaar van de zondvloed. Noachs ouders en grootouders leven niet meer. Maar Noach zélf blijft het grote voorbeeld van zijn voorvader Henoch in gedachten houden: Henoch wandelde met God; Noach doet dat ook. Kan dat dan? Ja, dat kan! Alleen in de voortijd? Nee, dat kan ook in de eindtijd!

Een schaduwbeeld voor wat in de eindtijd gebeurt

Ook in de eindtijd zullen er ‘sterren van God' - mensen die tot grote hoogte zijn opgeklommen - door de staart van de draak worden weggeslagen en worden omgeturnd tot zonen van het verderf (Op.12:4). In die zin is het een waarschuwing: waar vermenging intreedt, slaan machten der duisternis toe. Waar die (geestelijke) vermenging niet wordt onderkend - en kan blijven bestaan - gaat het door en wordt het funest.

Wat Babel in wezen is en de werking van Belial

Hoe wordt vermenging in de bijbel genoemd? Babel! Babel is een situatie, waarin de vermenging en verwarring in het leven van mensen is binnengetreden. Zij drinken dan uit meerdere bronnen en eten van meerdere walletjes; dat is Babel. In de eindtijd wordt dit ‘grote Babylon’ overrompeld en weggevaagd, het wordt opgenomen in het antichristelijke rijk. De geest die in Genesis 6 actief is, Belial, vind je terug in Openbaring. Het wetteloze, antigoddelijke steekt al in de voortijd de kop op. In de gemeente die de naam des Heren heeft aangeroepen. Alleen in de ark is er dan nog redding en behoud.

Grotere toewijding aan God en overwinning op de vijand

Moeten we hiervan schrikken? Nee. We mogen deze waarschuwing ter harte nemen. Het gaat er om voor jou en mij, voor ons als gemeente van de Heer, om te blijven wandelen met God. Om in de genade die God geeft op te klimmen, steeds verder en steeds hoger. Om je steeds meer aan Jezus toe te wijden en je steeds verder door Hem te laten inleiden. Met Henoch is het goed gegaan, en met Noach ook. Zo zal het in de eindtijd in de gemeente onder leiding van Jezus ook goed gaan. In die wandel met de Heer is er ruimte voor volkomen vergeving, voor algehele reiniging en volledig doorwerkende heiliging. In het wandelen met de Heer is er ruimte voor overwinning op alle vijanden die je uit die wandel willen weghalen. In die wandel met de Heer is het mogelijk om als stralende sterren, als lichtende sterren te stralen te midden van een ontaard en verkeerd geslacht (Fil.2:15). In die wandel met de Heer zullen we keer op keer aangevallen worden, maar steeds weer als overwinnaars tevoorschijn komen. Uiteindelijk zullen we zelfs de dood overwinnen en de heerlijkheid van God gaan beërven. Laten we dus waakzaam zijn en blijven. Laten we uit één bron blijven drinken, ons hechten aan Jezus Christus ons hoofd, en trouw blijven aan Hem.

Ook wij bouwen aan de ark, dat is de gemeente

Laten we samen vormgeven aan die ark. Laten we in deze tijd een ark bouwen, zoals Noach in zijn tijd een ark heeft gebouwd: een gemeente gaan vormen die behoud en ruimte biedt voor ieder die gelooft. Een gemeente waarin het leven dat God bedoelt tot volle wasdom en rijpheid komt, en de kostelijke vrucht van dat leven wordt gebaard.

Het zal gezien worden: de overwinning

Op deze manier mogen we leren van de gebeurtenissen in de voortijd en mee gestalte geven aan de door God bedoelde ontwikkeling in de eindtijd. Het zal gezien worden, zingen we: Het zal gezien worden de overwinning, de overwinning op alle vijanden. Het leven Gods komt in ons openbaar!

De geestelijke achteruitgang die je in de voortijd ziet, zien we ook in onze tijd. Maar dwars door alles heen zal het door de gemeente van Jezus Christus uitlopen op een schepping die bevrijd wordt van geestelijke slavernij, van dienstbaarheid aan de vergankelijkheid.

De aarde wordt vol van Gods heerlijkheid

Mensen zullen geestelijk in vrijheid gesteld worden als ze dat willen. Als ze tot Jezus komen, zich in zijn gemeente aan Hem toewijden, en hun hart en leven voor zijn heerlijke evangelie openen. Daardoor zal de aarde vol worden van Gods heerlijkheid. Als mensen vol worden van Gods heerlijkheid, zal ook de aarde vol worden van Gods heerlijkheid. Als mensen loskomen van de vergankelijkheid zal de schepping loskomen van de vergankelijkheid.

Het rijk der duisternis gaat ten onder

In de voortijd brengt het opstomende rijk der duisternis een zondvloed teweeg. In de eindtijd zal het rijk der duisternis door Jezus en zijn gemeente worden teruggedrongen en geheel op zichzelf worden teruggeworpen. Daardoor gaat het te gronde aan zijn eigen verderf, aan zijn eigen geweld, aan zijn eigen goddeloosheid en wetteloosheid. Satan en zijn engelen gaan teniet in het vuur dat zij zelf ontsteken, in het vuur dat voor hen is ‘bereid’.

Leef voor Gods plan!

In de eindtijd wordt Gods plan verwerkelijkt: er komt een mensheid tevoorschijn in Christus, een gemeente die met haar hoofd partner zal zijn van Jahweh tot in alle eeuwigheid. In Genesis 4, 5 en 6 lijkt het heel ver weg. In onze tijd is het nog steeds niet gerealiseerd, maar het komt eraan. Henoch zag het al. Noach heeft er voor geleefd. En wat doen wij? Willen wij ook hiervoor leven?