Genesis 32:22-32

Jakob komt in een nieuwe fase

Jakob nadert Kanaän. Hij moet nog slechts de Jabbok oversteken, een grensrivier van het land Kanaän, een zijrivier van de Jordaan.

Met het feit dat hij Kanaän nadert, komt hij voor een nieuwe fase in zijn leven te staan. Na 21 jaar in Haran gewoond te hebben mag Jakob opnieuw zijn plaats in het land Kanaän innemen. Als een gezegende van de Heer, in wie God zijn belofte aangaande Abraham en Isaak wil voortzetten. Hij moest vluchten, alleen met een stok. En nu komt hij terug met grote have. Hij mag opnieuw in het door God beloofde land gaan wonen. Opdat de lijn van Abraham en Isaak doorloopt in deze derde aartsvader. Een belangrijk moment voor Jakob. Hij mag breken met het oude, loskomen van zijn oude vijanden, en zich volledig richten op het nieuwe.

Dat is een stevige klus voor Jakob. De occulte vijanden uit zijn voorgeslacht hebben hem alle jaren van zijn leven parten gespeeld. Hij is inmiddels 97 of 98 jaar. Dan ben je niet zo jong meer… al moeten we de leeftijden van toen niet vergelijken met de leeftijden van nu; mensen werden in die tijd veel ouder. De vijand zit Jakob op zijn nek als hij het land nadert.

Gods engelen staan hem terzijde

Maar Gods engelen staan ook gereed. Jakob heeft die prachtige ervaring van Machanaïm nog vers in het geheugen: engelenlegers voor hem, naast hem, achter hem en rondom hem. Een dubbel leger van hemelse engelen staat hem terzijde.

Spanning voor de confrontatie

Je kunt je mogelijk iets van de spanning in Jakobs hart voorstellen. Je gaat terug naar je land, terug naar je vader Isaak, terug naar je broer Esau… en daardoor met alles wat er destijds gebeurd is opnieuw worden geconfronteerd. Jakob heeft gebeden, hij heeft God gesmeekt: verlos mij uit de hand van mijn broeder Esau. Hij heeft vele geschenken en vele dieren vooruit gestuurd om Esau gunstig te stemmen, maar hij ervaart nog geen vrede, ondanks de vreugde dat hij terugkomt in zijn vaderland. Hij voelt aan dat er in de geestelijke wereld nog een behoorlijke ‘hobbel’ genomen moet worden, voordat hij in rust en vrede als gezegende des Heren in dat land kan gaan wonen.

De avond is gevallen, morgen zullen ze het land ingaan. En dat is dan zo’n moment dat Jakob alleen wil zijn. Hij wil even helemaal ‘alleen’ zijn in deze voor hem zo belangrijke nacht. Hij brengt alles wat hij heeft naar de overzijde en blijft zelf achter. We gaan het lezen:

Genesis 32:22 - Toen stond hij in die nacht op, nam zijn beide vrouwen, zijn beide slavinnen en zijn elf zonen, en trok de doorwaadbare plaats van de Jabbok over; hij nam hen en deed hen de beek overtrekken, en hij bracht alles wat hij had naar de overzijde. Zo bleef Jakob alleen achter. En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak. 

De geestelijke strijd van Jakob

Jakob blijft alleen achter aan de noordelijke kant van de Jabbok. En die nacht krijgt hij een ervaring die zijn verdere leven gaat bepalen. Dit keer geen droom zoals bij Betel, en ook niet een verhelderende zicht op de hemelse realiteit zoals kort geleden bij Machanaïm. Nee, nu is het een strijd in zijn hemel. Een strijd die voor Jakob zo concreet is, dat het lijkt alsof hij op aarde met een man worstelt. Jakob strijdt met iemand, zegt Reisel in zijn letterlijke vertaling vanuit het Hebreeuws. Het NBG en vele andere vertalingen zeggen: Jakob strijdt met een man (Gen.32:24).

De worsteling met een machtig wezen

In vers 28 staat: want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht. De Leidse vertaling zegt: hij strijdt met een god. Reisel spreekt van een goddelijk wezen, een machtig wezen. Welk Hebreeuws woord staat hier? Elohim. Daar hebben we eerder over gesproken: bij de beproeving van Abraham (Gen.22). Niet Jahweh gaf Abraham de opdracht om zijn zoon te gaan offeren op de hoogte van Moria, maar een elohim. Het woord elohim wordt meestal vertaald - verreweg 90% van alle keren - met God. Het is dan een titel voor Jahweh. Maar het komt ook een aantal keren voor in de betekenis van goden; dan wijst het woord op andere goden. Alle goden van Egypte worden ‘elohim’ genoemd. Ook vreemde goden worden in het oude testament ‘elohim’ genoemd.

Jakob strijdt met een elohim, een machtig wezen, een god. Voor hem is het een strijd, een worsteling met een sterke man.

De profeet Hosea spreekt ook over deze worsteling van Jakob. Hosea 12:3 - De Here heeft een rechtsgeding met Juda; Hij gaat Jakob straffen voor zijn wandel, naar zijn daden zal Hij hem vergelden. In de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn mannelijke kracht streed hij met God (elohim). Hij streed tegen een engel (malak) en overwon. Hij weende en smeekte Hem om genade.

Inzicht in de geestelijke werkelijkheid

Wat gebeurt hier? Hoe dienen we deze situatie te verstaan? Daar kom je op grond van Bijbelvertalingen en woordstudies niet uit. Hiervoor heb je inzicht nodig in de geestelijke wereld. Je kunt dit gebeuren alleen naar volgen en begrijpen als je met de hulp en het licht van de Heer zicht krijgt op de werkelijkheid van de geestelijke wereld.

Strijdt Jakob hier met een ‘willekeurig’ iemand? Nee, hij strijdt met een ‘machtig wezen’ in de geestelijke wereld, met een vorst in de hemelsferen, een krachtige engel (Hosea), met een god (elohim), een grootvorst uit het rijk der duisternis die zich voordoet als een god. Het is de geest die Jakob al zijn hele leven achtervolgt, een occulte geest van leugen en bedrog. De geest waar Jakob mee moet breken en helemaal los van moet komen als hij zijn plaats in Kanaän weer gaat innemen. Die geest komt achter Jakob aan om hem tegen te houden. Die geest wil voorkomen dat de band tussen hem en Jakob doorsneden wordt. Die geest wil Jakob weerhouden van het volledig ingaan op Gods belofte.

Een geest van leugen

Hosea geeft in zijn profetie nog méér informatie. Hosea 12:1 - Met leugen heeft Efraïm Mij omringd, met bedrog het huis Israëls – terwijl Juda zich voortdurend bandeloos gedraagt tegenover God en tegenover de Hoogheilige, die getrouw is. Efraïm weidt wind, en jaagt de gehele dag de oostenwind na, het vermeerdert leugen en verwoesting. Zij sluiten een verbond met Assur, en er wordt olie naar Egypte gebracht.

Hier zie je het wezen van die geest: leugen, bedrog, verwoesting. Leugen en bedrog om Jakob in het oude spoor te houden, hem te laten mislukken in Gods plan. Geweld en verwoesting om alles kapot te maken wat God met Jakob voorheeft: zijn gezin, zijn huwelijk. Door de naderende confrontatie met Esau komt daar het goddeloze en gewelddadige van de geest die zijn tweelingbroer beheerst nog eens bij…

In de geestelijke wereld is een duivels plan gesmeed, een vijandig complot voorbereid. Een krachtige engel, een grootvorst uit het rijk der duisternis die zich als een god manifesteert, gaat als een ‘sterke man’ met Jakob de strijd, de (geestelijke) worsteling, aan. Daar krijgt Jakob mee te maken als hij Kanaän binnen wil gaan.

God is niet tégen, maar mét Jakob

Strijdt Jakob dan niet met God zélf? Nee, zeer zeker niet. God heeft hem verzekerd dat Hij mét Jakob is. Dan gaat Hij niet het volgende moment tégen Jakob zijn. Want bij God is geen verandering, zelfs geen zweem van ommekeer. Dat in veel Bijbelvertalingen het woord ‘god’ hier met een hoofdletter staat, is een keuze van die bijbelvertalers. Op grond van het woord elohim zou je dat mogen doen: het wordt 2300 keer vertaald met God. Maar elohim slaat ook een aantal keren niet op God. Ik geloof dat we hier ook zo’n situatie hebben, net zoals bij Abraham toen hij opdracht kreeg om naar de berg Moria te gaan.

God is met Jakob; Hij is niet tegen hem. Jahweh gaat niet met een mens worstelen. Hij brengt een mens niet in verwarring of in verlegenheid. Onze God Jahweh slaat een mens niet. Dat kun je alleen verwachten van deze god (kleine letter), van zo’n machtig wezen. En dat gebeurt als die grootvorst uit het rijk van Satan ziet dat hij Jakob niet kan overwinnen.

Geen engel van God

God slaat Jakob geen heupfractuur; dat doet die ‘engel’. Geen engel uit Gods koninkrijk: die hebben zich bij Machanaïm rondom Jakob geschaard. Jakob staat bij de Jabbok tegenover een grootvorst (met aanhang) uit het rijk der duisternis. Alles wat Satan bijeen heeft kunnen brengen, is samengebracht in deze ‘man’, in deze ‘engel’, in deze grootvorst: een occulte geest uit Jakobs voorgeslacht die het hele plan van God met hem en zijn nageslacht wil torpederen, en zo van Gods plan een lachertje wil maken.

Gevecht in de nacht met die macht

Deze macht loopt al een leven lang met Jakob mee. En op dit cruciale moment haalt hij alles uit de kast om Jakob dwars te zitten. Jij in het beloofde land? Ik houd je tegen, je komt er niet in. In deze ‘nacht van zijn leven’ moet Jakob het gevecht met deze geest aangaan.

Het licht breekt door

Het is nacht in de natuurlijke wereld, maar zeker ook in de geestelijke wereld. Er komt duisternis op Jakob af; hij levert die nacht aan de Jabbok een gevecht op leven en dood. Dat gevecht duurt tot aan de vroege ochtend, totdat het licht over Jakob opgaat…

Dan kun je denken: het wordt ochtend, het is een uur of zes. Maar er gebeurt meer, veel meer: er gaat in de geestelijke wereld licht over Jakob op. Het licht vanuit Gods koninkrijk breekt door in zijn situatie. Jakob houdt stand in deze strijd, hij laat zich door de geweldenaar die tegenover hem staat, niet tegenhouden. Hij zet alles in, zijn hele geestelijke kracht.

Als een vorst in afhankelijkheid van God

Waar haalt Jakob die buitengewone kracht vandaan? Vanuit zijn verbondenheid met God. Hij gedraagt zich vorstelijk, schrijft Hosea: Ja, hij gedroeg zich vorstelijk tegen den Engel, en overmocht Hem; hij weende en smeekte Hem. Te Beth-El vond Hij hem, en aldaar sprak Hij met ons; Namelijk, de HEERE, de God der heirscharen; HEERE is Zijn gedenknaam (12:5 SV).

De Leidse vertaling zegt: hij behield daar de overhand. Jakob wil God niet kwijt in deze nacht van zijn leven. Hij ervaart de aanwezigheid van God. Hij weent en smeekt om genade.

De dingen worden hier heel compact neergezet. Je zou hieruit kunnen opmaken: Jakob gaat pas wenen en smeken na zijn overwinning. Ik denk dat hij geweend heeft en God gesmeekt heeft tijdens zijn strijd met die macht. En ik vermoed dat één ding hem heel duidelijk geworden is die nacht: in confrontatie met deze geest ben ik volledig afhankelijk van God. Zijn hartstochtelijk gebed in verband met de komende confrontatie met Esau loopt door in deze strijd: Heer, alleen met U kom ik er doorheen! U heeft dat beloofd en daarom ga ik door en houd ik vol in deze nacht. Jakob gedraagt zich vorstelijk terwijl hij smeekt om genade, terwijl hij weent en verdriet heeft. Tegelijkertijd hecht hij zich met alles wat in hem is aan zijn God.

Geheim van de overwinning

Dat gaat samen op: je vorstelijk gedragen tegenover je vijand en je diep afhankelijk weten en opstellen van God. Een geestelijke strijd voeren en een sterk beroep doen op Gods genade en barmhartigheid. Dit is het geheim van de overwinning. Als Jakob deze nacht in eigen kracht had doorgebracht, was hij er zeker niet als overwinnaar uit gekomen. Hij heeft de kracht van God ontvangen. God heeft hem versterkt. Gods engelen hebben hem omgeven en terzijde gestaan. Zij hebben mét hem meegestreden. Maar het was Jakobs strijd, hij moest erdoorheen…

In deze zware strijd ontdekt Jakob het geheim van de overwinning: diepe afhankelijkheid van God. Smeken, wenen, je uitstrekken naar God, een beroep doen op zijn genade, vasthouden aan Hem en zijn beloften.

Zie hier het geloof van een aartsvader, het geloof dat je vindt in Abraham en Isaak. Je vindt het ook in Jakob, de derde aartsvader. Hij gelooft, strijdt en gaat door. Hij gedraagt zich vorstelijk in diepe afhankelijkheid van God. Dat is de houding die Jakob hier aanneemt. Dit leert hij in het gevecht van zijn leven - in de nacht van zijn leven - totdat het licht over hem opgaat, totdat het licht in hem doorbreekt.

Jakob ontvangt genade en versterking van God in deze worsteling. Daardoor kan hij zich vorstelijk gedragen en wordt hij een held in het geloof. Ondanks alles wat is voorgevallen. Hier staat hij voor Gods zaak. Hier staat hij voor zijn roeping. Hier staat hij voor Gods opdracht aangaande zijn leven.

Een geestelijke held

Jakob is een held. Toen hij twintig jaar eerder in Haran aankwam, verrichtte hij ook al zo’n heldendaad: in zijn eentje haalt hij een enorme deksteen van een waterput af, terwijl dat normaal met een heel stel herders moest gebeuren. Dat was in het zichtbare en natuurlijke.

Hier ziet Jakob op zijn God. Hier herinnert hij zich de belofte van zijn God (Betel), de legers van zijn God (Machanaïm) en gooit hij in de geestelijke wereld die enorme molensteen van zijn rug af: sterke machten die hem - geketend door een ‘molensteen’ - willen laten verdrinken in de Jabbok, hem te gronde willen richten. Nu niet met natuurlijke krachten, maar met geestelijke macht en autoriteit die God hem verleent.

Drie partijen

Ik kom daarom tot de conclusie dat het ook hier, net als destijds bij Abraham, geen zaak is van twee partijen, van God en de mens. Met zicht op de werkelijkheid in de geestelijke wereld mogen we ook hier drie partijen onderscheiden: Jakob, de mens waar het om gaat, de grootmacht, de ‘man’ uit Genesis 32:25 die zich als een ‘god’ aandient en tegenover Jakob opstelt, en Jahweh, de ware God die met zijn heilige engelen Jakob terzijde staat. Drie partijen, waarvan er twee in de geestelijke wereld werkzaam zijn: een Heer die Jakob wil leiden, een God die Jakob een plaats wil geven in het land, en die vol geloof en liefde in actieve zin bij hem en met hem is. En daar lijnrecht tegenover die grootvorst die Jakob tegen wil houden, hem alles misgunt, alles ontkent, en die vol leugen en geweld de strijd met hem aangaat.

Geestelijke werkelijkheid

Met zicht op die beide partijen in de hemel rondom die ene man op aarde, kun je dit verhaal gaan begrijpen. We mogen de dingen die gebeuren uit elkaar halen en de woorden die gezegd worden toeschrijven aan de ene of de andere bron. Niet alles wat tegen Jakob wordt gezegd, komt uit dezelfde bron. God Jahweh is erbij, zeer zeker. Maar die andere ‘elohim’ is ook aanwezig; het loopt door elkaar heen. Niet alles vanuit de onzichtbare wereld komt van God. En dat geldt ook voor die tegenstander: niet alles komt van die macht. God spreekt en werkt, die macht spreekt en werkt ook. Dat moeten we uit elkaar halen. En dat is mogelijk geworden door het spreken en werken van Jezus Christus, onze Heer. Met zijn licht geeft Hij zicht op de geestelijke werkelijkheid in de hemelsferen.

Een zuiver Godsbeeld

Er wordt gestreden, er wordt gesproken, er wordt gezegend en er wordt iets erkend. Wat is hierin van wie afkomstig? Is dat moeilijk? Nee, eigenlijk niet. Want alles wat licht is en licht bewerkt, komt van God, Hij is enkel licht, in Hem is in het geheel geen duisternis (1Joh.1:5). En dus komt alles wat niet licht is, wat niet met dat positieve van God overeenkomt, niet van Hem. Jezus heeft die sleutels van het Koninkrijk der hemelen aan ons gegeven. Die mogen we hier hanteren.

We lezen verder: Genesis 32:25-32 - Toen deze (grootvorst) zag, dat hij hem (Jakob) niet overmocht, sloeg hij hem op zijn heupgewricht, zodat Jakobs heupgewricht ontwricht werd, terwijl hij met hem worstelde. Toen zei hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen. Maar hij zei: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent. Daarop zei hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zei: Jakob. Toen zei hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht. Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar. En Jakob noemde de plaats Pniël, want (zei hij) ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven. En de zon ging over hem op, toen hij door Pniël getrokken was; en hij ging mank aan zijn heup. Daarom eten de Israëlieten tot op heden de heupspier niet, die op het heupgewricht ligt, omdat Hij Jakob op het heupgewricht, aan de heupspier, geslagen had.

De macht slaat Jakob

Hier zie je dat die occulte grootvorst aan het einde van het gevecht naar Jakob uithaalt. Hij merkt dat hij het niet redt, dat hij Jakob niet kan weerhouden, hem niet kan overwinnen. Samen met alle demonen die achter hem staan, lukt het hem niet om deze man geestelijk klein te krijgen. Het licht begint op te gaan en gaat steeds sterker worden. En waar licht opgaat, kan de duisternis het niet houden. In een laatste poging om Jakobs geestelijke kracht te breken, slaat die macht de hand aan Jakobs lichaam. Wat zie je dat vaak gebeuren. Als het hem op geestelijke niveau niet lukt, dan maar op lichamelijk niveau. Maar Jakob laat zich hierdoor niet intimideren, niet van de overwinning afhouden. Hij gaat door en blijft zich vorstelijk gedragen ondanks de blessure aan zijn heup. Hij blijft zich vasthouden aan zijn God en diens beloften voor zijn leven. Hij breekt met zijn verleden en richt zich op de toekomst. Hij komt niet onder de indruk van de schade die hij oploopt, maar zet door.

Erkenning

Jakob strijdt een beslissende strijd. En als die strijd beslist is, wil hij dat de uitkomst ervan uitgesproken wordt. Hij wil het vastleggen, zijn tegenstander moet het belijden, hardop uitspreken. De macht wil zich terugtrekken bij het doorbreken van de dageraad. Maar Jakob zegt: ik laat je niet los tenzij je mij zegent, tenzij je erkent dat ik de sterkere ben en je mij de overwinning verklaart.

Die erkenning komt. De macht moet gehoorzamen, hij kan niet anders. En tegelijkertijd, terwijl de macht moet erkennen dat Jakob de sterkere is, klinkt er een woord van God en krijgt Jakob een nieuwe naam. Het lijkt uit één mond te komen, maar het zijn er twee. Want alleen God kan iemand een nieuwe naam geven.

Nieuwe naam

Hoe heet je? Jakob. In die naam ‘Jakob’ ligt al het oude, zijn hele gedrag tot dan toe, al het leugenachtige en al het bedrieglijke besloten. De karakteristiek van zijn leven is met die naam verbonden: verdringer, listige plannenmaker, bedrieger, oplichter. Met die naam hadden de machten der duisternis hem willen blijven achtervolgen. Die naam mag hij loslaten, die naam geldt niet meer. Jakob doet afstand van het oude. God geeft hem een nieuwe naam.

Jakob overwint zijn geestelijke vijand en ontvangt de zegen van God. Het ‘Jakobs-leven’ moet wijken en het ‘Israël-leven’ mag nu steeds meer naar voren komen. Hij krijgt een nieuwe naam. Overeenkomend met zijn nieuwe taak. God zegent hem en geeft hem die naam. Hij zegt: jij heet niet meer Jakob, je bent een strijder voor God, jij hebt met God gestreden tegen die boze geesten.

Die macht kan niet anders dan dit te erkennen: in deze man zet God zijn werk voort. Met deze overwinnaar gaat God verder.

Israël

God geeft Jakob de naam Israël: strijder voor God. Strijdende met God. Hij bepaalt die nieuwe naam, zegt Jesaja 62:2. Johannes zal later zeggen: hij ontvangt een nieuwe naam op een witte steen (Op.2:17). Die steen wijst op vrijspraak en overwinning. God spreekt Jakob vrij van zijn oude situatie en geeft hem een nieuwe naam. God plaatst hem als overwinnaar van zijn oude vijanden in een nieuwe situatie. En zo gaat Gods plan in deze derde aartsvader door en krijgt de verdere vervulling van Gods belofte zijn beslag.

Vijand moet loslaten

De grootvorst zegt zijn naam niet. Hij druipt af. Hij heeft zijn doel niet bereikt, hij staat ten diepste beschaamd (naar Jer.20:11 NBG). Hij kan geen rechten meer laten gelden op de mens die eerst Jakob heette, op hem die voorheen bereikbaar was voor zijn inspiraties en werkzaamheden. Die macht moet toezien dat de mens in wie hij zo lang heeft kunnen regeren, het land binnen gaat. En dat Gods plan doorgaat in deze Israël.

Voorbeeld voor ons

Wat een verhaal! Actueel voor jou en mij, voor ons als gemeente. Ik denk dat we het kunnen herkennen in de tijd waarin wij nu leven. Want ook wij zijn op weg naar een land dat God ons belooft. Wij mogen dat land als gemeente van Christus daadwerkelijk binnengaan. Met een ander bijbels beeld: in het volgen van het Lam mogen wij de berg Sion bestijgen en de top daarvan bereiken (vgl. Op.14:1). Ook wij staan voor zo’n nieuwe fase. Ook voor ons is het van groot belang om in geestelijke zin dat ‘zevende zegel’ binnen te gaan.

Bij het bestijgen van de berg Sion, zegt Obadja, dienen we gericht te oefenen over het gebergte Esau (vs.21). Openbaring zegt: wij dienen alle bergen en eilanden in ons leven van zijn plaats te rukken (Op.6:14). Pas dán kunnen we het zevende zegel binnengaan. We kunnen  - met verwijzing naar dit verhaal - nu ook zeggen: we moeten in de geestelijke wereld ‘de Jabbok over’.

Onze vijanden spannen samen

En terwijl we die nieuwe fase naderen, de Jabbok zich in de hemelsferen begint af te tekenen en dat nieuwe land in zicht komt, merken we dat de machten uit het rijk der duisternis zich in onze hemel concentreren en gaan samenspannen om ons de voet dwars te zetten. Om dat binnengaan van de gemeente te verhinderen.

Jezus verlost ons

Wij hebben heerlijke beloften ontvangen, een ‘Betel-ervaring’ beleefd en we weten dat God mét ons is en zal doen wat Hij belooft. We hebben een ‘Machanaïm-ervaring’: we weten dat de Gods engelen ons terzijde staan, altijd rondom ons zijn en ons zullen dragen en behoeden. We volgen Jezus, het Lam, en luisteren naar zijn stem. Hij heeft ons verlost en zal ons verder verlossen. We weten dat God deuren opent en wegen baant. Hij zal zijn tent over ons uitspreiden.

Pniël

Als gemeente dienen we de Jabbok over te steken. We bevinden ons nu nog vóór dat geestelijke Pniël. En dan lijkt het wel eens of al het ‘oude’ terugkomt, of al het achterliggende weer ‘bovenop’ je valt, en je ‘niets’ bent opgeschoten. Dat zijn venijnige aanvallen, doorspekt van leugen en bedrog. We komen in een fase waarin de grootvorsten uit het rijk van Satan persoonlijk met je willen worstelen en je daarbij wijzen op alles wat er in je leven is misgegaan. Elke zwakke plek die zij in het verleden hebben veroorzaakt, willen ze uitbuiten. En ze komen midden in de nacht op je af…

Vorstelijk gedrag

Gaan wij ons dan - net als Jakob - vorstelijk gedragen? Stellen wij ons in die ‘nachtelijke confrontatie’ in diezelfde afhankelijkheid van onze Heer op? Gaan wij in die ‘Jabbok-situatie’ de grootvorst Belial passeren?

Het is de fase waarin wij het oude definitief achter ons mogen laten en het nieuwe mogen binnengaan. Onze oude naam zal dan niet meer in herinnering komen, onze nieuwe naam komt dan volledig tevoorschijn. Onze geestelijke mondigheid gaat over in geestelijke volwassenheid. We bereiken de volmaaktheid in hemel en op aarde.

Jezus Christus belooft zijn gemeente deze overwinning. Die belofte geldt voor elk lid van zijn lichaam. In zijn naam en bekrachtigd door Gods Geest zullen wij Belial ‘dodelijk’ verwonden (vgl. Op.13:3). Het hemelse licht zal over ons opgaan. Uit de schoot van de dageraad rijzen dan de jonge mannen voor Gods aangezicht op, zegt Psalm 110. De nieuwe dag breekt aan.

Jezus voert ons hogerop

Zie je tegen die Jabbok-situatie op? Denk je ook wel eens: Red ik dat wel? Gaat dat straks allemaal wel goed met mij? Misschien ga je dan uit van de mogelijkheden van nu… Maar in de strijd van straks zijn we niet in de situatie van nu. Want Jezus is bezig om onze krachten te vermeerderen. Hij gaat als ruiter op het witte paard voor ons uit, de overwinning tegemoet (Op.6:2). Daarbij voert Hij ons hogerop, rust Hij ons toe tot alle goed werk en voorziet Hij in alles wat nodig is om die ‘Jabbok’ over te steken. Als je op Hem ziet, rekening houdt met wat Hij in ieder van ons aan te bewerken is, blijft smeken om die genade en blijft leven vanuit die genade, hoef je er niet tegenop te zien. Dan kom je er samen met Hem doorheen. Petrus schrijft: De God van ALLE genade die ons zal sterken, bevestigen, grondvesten en volmaken (1Pe.5:10). Die God stuurt ons de Jabbok over. Omdat Hij ons in dat nieuwe land wil hebben, omdat Hij ons helemaal op onze plaats wil krijgen. En daarom zij Hem de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid.

Meer dan Jakob is hier

Schrik dus niet terug voor wat gaat komen. Dat zijn werkingen van de vijand, leugenachtige voorstellingen van zaken die je nu al willen benauwen. Laat je door deze geschiedenis bemoedigen. Jakob heeft zijn vijand in diepe afhankelijkheid van zijn God overwonnen op basis van zijn geloof, zijn wilskracht en volharding. Dan is het voor ons toch ook mogelijk? In heilige Geest met Jezus verbonden, met Gods engelen rondom ons, en met veel meer zicht op de geestelijke wereld en werkelijkheid dan Jakob destijds. Laten we net zoals hij doorgaan totdat het licht wordt. Vol van geloof in God, hoop op God en liefde tot God. Meer dan Jakob is hier…

Jezus gaat ons voor

We hoeven de Jabbok niet op te zoeken, of ‘een verkennend vluchtje maken’ boven dat gebied. We gaan de vijand niet uitdagen. We volgen Jezus Christus, onze Heer. Hij is bij ons, strijdt met ons en gaat ons voor. Hij is de leidsman en de voleinder van ons geloof. Hij zal aangeven wanneer dit aan de orde is.

Onze ‘Jabbok-overwinning’ zal niet gepaard gaan met een geestelijke heupfractuur. De Heer zal in alles heerlijk voorzien. Hij zal ons de volledige overwinning in handen geven, de dageraad zal aanbreken, het licht zal ten volle opgaan.

Trek maar verder op naar het beloofde land. Trek vanuit het geestelijke Betel op naar het geestelijke Pniël. Daar zal het nieuwe leven-in-Christus zich in volheid openbaren. De Jabbok-overwinning brengt het volwassen leven Gods in ons tevoorschijn!

Nieuwe naam

Leef vanuit je nieuwe naam op die witte steen die de mond des Heren heeft bepaald. Breek met het oude en laat het achter je. Het nieuwe land gaat dan voor je open. Jezus leidt je er in zijn gemeente naar toe. Laten we zien op de vreugde die voor ons ligt. God en Jezus willen je die nu al geven en laten beleven. Bereid je toe en wees verheugd. De Heer is met ons.