Genesis 13:1 – 14:24
In Genesis 13:1 staat: En Abram trok uit Egypte naar het Zuiderland, hij en zijn vrouw en al wat hij bezat, en Lot met hem. Abram nu was zeer rijk aan vee, aan zilver en aan goud.
Terug naar het beloofde land
Abram trekt weer op, hij klimt weer op. Hij keert op zijn schreden terug. Hij gaat naar Betel, naar de plaats waar hij een altaar voor de Heer heeft opgericht. Hij pakt de goede draad weer op. Hij gaat de naam des Heren weer aanroepen, rondom dat altaar, met heel zijn huis. Het Egyptische avontuur is voorbij. Egypte ligt achter hem. Hij gaat op naar het beloofde land en Lot gaat weer met hem mee. Dat lazen we ook bij de reis vanuit Ur en Haran.
Lot gaat nog steeds mee
Lot gaat met Abram mee. Is dat uit trouw? Gaat hij mee in de roeping van Abram op grond van een persoonlijk geloof? Natuurlijk weet hij van de roeping van Abram, weet hij waar Abram op gericht is. Maar deelt hij dat? Deelt hij dat geloof en die visie? Of is hij een meeloper? Gaat hij gewoon mee en is hij ondertussen op andere dingen uit? Op eigen voordeel?
Als dat zo is, gaat dat op een gegeven moment blijken. Als het niet zo is, komt dat er ook niet uit. Wat er niet in zit, kan er niet uit komen. Maar als er iets in zit - anders dan wat God bedoelt - dan komt dat tevoorschijn, dan gaat dat blijken als de geestelijke ontwikkeling verder gaat. Je kunt niet blijven meelopen, je zult moeten kiezen.
Interne problemen
Wanneer Abram en Lot terug zijn in Kanaän ontstaat er een nieuw probleem. Beide mannen zijn rijk geworden. Het gaat hen voor de wind. Ze worden rijk gezegend. De kuddes worden groter, het huis van Abram, alles wat bij hem hoort en wat bij Lot hoort, wordt groter en groter. In Betel (= huis van God) ontstaat er een nieuw probleem. Nu niet door externe moeilijkheden zoals een hongersnood, maar door interne moeilijkheden. De herders van Abram en Lot krijgen ruzie over de weidegrond en de waterputten. Dat is niet best, want ze wonen nog steeds te midden van vijandige volken. Genesis 13:7 zegt: Daardoor ontstond er twist tussen de herders van Abrams vee en de herders van Lots vee. De Kanaänieten nu en de Perizzieten woonden toen in het land.
Die volken hebben ook hun ‘claims’ op gronden en putten: zij waren er eerder dan Abram en Lot. Niet best om dan onderling ruzie te krijgen over dit soort zaken. Terwijl je op de ene dag met elkaar rondom het altaar van de Heer de naam des Heren aanroept, en dan op de andere dag ruzie krijgt onder de herders. Dat gaat niet goed als je te midden van vijandige volken woont. Dat verzwakt je positie.
Ik heb me afgevraagd: zou er nou werkelijk te weinig ruimte zijn geweest? God heeft het hele land beloofd aan Abram. Als er nu al problemen ontstaan als twee mannen een steeds groter wordende kudde schapen krijgen, hoe moet het dan straks met een heel volk?
Waar is Lot op gericht?
Volgens mij is dit probleem in de zichtbare wereld een gevolg van een ontwikkeling in de onzichtbare wereld. Ik heb zo’n idee dat Lot er ‘genoeg’ van begint te krijgen. Steeds weer verder trekken, nooit je doel bereiken, geen rust krijgen… en dan al zo lang onderweg zijn. Lot is toe aan wat anders. Dat blijkt uit het vervolg van deze geschiedenis. Lot wil zich ‘settelen’ in het land waar hij naartoe is getrokken. Hij zoekt een goede omgeving om zijn aardse rijkdommen te kunnen beheren en exploiteren. Lot is niet gericht op waar Abram mee bezig is. Hij is niet gericht op de bedoeling en roeping van God, op de dingen van boven, maar op de dingen van beneden. Hij wil God wel dienen, doet mee met die diensten rondom het altaar, in die gezamenlijke ‘lofprijzingsdiensten’, maar eigenlijk kan hij Abram niet volgen. En als dat in een doorgaande ontwikkeling tevoorschijn komt, ontstaat er een probleem.
Lot krijgt de ruimte om te kiezen
Dat dit probleem ‘opgehangen’ wordt aan de herders die moeite hebben met het vinden van weide, is alleen maar een zichtbare uiting van iets dat in Lot al eerder is gaan spelen. Dat accordeert niet met wat in Abram is. Volgens mij ligt er een scheiding van geesten ten grondslag aan dit uiteen gaan van Lot en Abram. En ik denk dat Abram dat ‘aanvoelt’ van zijn neef die met hem uit Ur is uitgetrokken, de zoon van zijn overleden broer waarover hij zich heeft ontfermd. Van de man die met hem uit Haran is vertrokken en met hem uit Egypte ook weer is opgetrokken. Abram wil deze zaak niet laten escaleren: hij geeft Lot de ruimte, de kans om te kiezen. Lot, als jij naar links gaat, ga ik naar rechts. Maar als jij naar rechts wil gaan, ga ik naar links. Dat vind ik ook goed. Hoogst ongebruikelijk, dat gaat in tegen de normen en zeden van die tijd. Daarin heeft de oudere ‘voorrang’ boven de jongere.
Dat blijkt bijvoorbeeld als Abram optrekt uit Ur en zijn vader met hem meegaat. Dan wordt er gezegd dat Terach optrekt. Abram geeft zijn vader die plaats. Lot zou niet anders hebben te doen in deze situatie, ten opzichte van zijn (oudere) oom, zijn weldoener. Als jongere zou hij de eerste keuze moeten laten aan de oudere… maar Lot is vanbinnen door iets anders in bezit genomen.
En dan is er nóg iets dat daar ver bovenuit gaat: God heeft dit land aan Abram beloofd. Als Lot rekening had gehouden met de roeping van Abram, dan had hij niet als eerste gekozen. Wellicht was hij dan bij Abram gebleven. Maar dat is vervaagd, Lot heeft er geen zin meer in. Wat een gedoe, steeds weer dat ronddolen in die bergen.
Abram zou als oudste en geroepene de eerste keuze moeten krijgen, maar hij staat niet op dat ‘recht’, hij vertrouwt op de Rechtvaardige. Abram verheft zich niet boven Lot, hij verheft zich tot zijn God. Dat is kenmerkend voor een geestelijk mens: je niet boven die ander verheffen, maar je tot God verheffen. Niet op je strepen gaan staan, op je recht, maar vertrouwen op de Rechtvaardige. Abram geeft daarmee het voorbeeld voor iedere gelovige.
Is Abram een ‘doetje’? Nee, zeker niet. Hij beseft zijn roeping en hij houdt het erop, daar blijft hij bij. Waarschijnlijk wordt hij zich wel pijnlijk bewust dat dit gebeuren de laatste stap is in het verlaten van zijn land, zijn huis en zijn familie. Lot is voor hem het laatste draadje dat hem met vroeger verbindt. Die stap is nu aan de orde. Juist vanwege die ‘andere geest’ die zich in Lot begint te openbaren. Lot is niet van dezelfde geest. Hij is mee uitgetrokken uit Ur, mee uitgetrokken uit Haran, mee opgetrokken uit Egypte… Hij gaat al heel lang met Abram mee, maar blijkt nu tóch van een andere geest te zijn. En dan kun je in een verdergaande ontwikkeling niet samen blijven opgaan.
Abram laat het ‘oude’ los
Abram is geroepen om zijn land, zijn familie en zijn vaders huis te verlaten. Om volkomen los te komen van de geest die in Ur, in zijn vaders huis en in zijn familie zijn werkterrein heeft. Hij moet daaruit weg, als hij de belofte van God wil verkrijgen. Abram wil het, hij zoekt wat God voor hem beoogt en kiest daarvoor. Lot kiest voor wat anders.
Abram aanvaardt de consequenties, hoe pijnlijk die ook voor hem zijn. Zijn geliefde neef Lot die hij zo lang onder zijn hoede heeft gehad en die zo ver met hem is meegegaan, vertrekt. En hij geeft Lot de ruimte… Abram laat al het ‘oude’ los en laat zich met Sarai, zijn vrouw, helemaal vallen in de handen van zijn God: de Enige op wie hij nog kan terugvallen.
Abram vertrouwt zich toe aan God
Abram vertrouwt zich volledig toe aan God, vol geloof geeft hij zich over in de handen van zijn God. Handen die onder hem zijn en handen die boven hem zijn. Dragende handen en zegenende handen. Daar moet je dan wel in geloven en je als geroepene van God aan vasthouden. Abram doet het. En daarmee is hij een voorbeeld voor iedere geroepene. Houd vast aan je roeping, blijf staan op de goddelijke beloften, ook al is de vervulling daarvan nog niet zichtbaar.
Het land bezien op tweeërlei wijze
Abram nodigt Lot uit om het land te bezien. In Genesis 13:10 staat: Toen sloeg Lot zijn ogen op en zag, dat de gehele streek van de Jordaan rijk aan water was. Genesis 13:14 vervolgt: En de Here zei tot Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden had: Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, oosten en westen.
Beide mannen slaan hun ogen op. Lot op egoïstische wijze, begerig naar wat hij gaat zien en kan krijgen. Onbeschaamd neemt hij het voortouw. Abram slaat op uitnodiging van God zijn ogen op. Dat is heel wat anders.
Met het ‘opslaan van je ogen’ doelt de Schrift op een (gaan) zien in twee werelden tegelijk. Abram is zich dat bewust, hij ziet dan méér dan het zichtbare: hij ziet wat God hem wil laten zien. Lot ziet ook meer dan het zichtbare, maar of hij zich daarvan bewust is? Hij is onder invloed gekomen van een ‘andere’ geest. Daardoor wordt zijn aandacht naar iets toegetrokken. Lot ziet de Jordaanstreek die rijk is aan water. Het land eromheen is vruchtbaar en doet hem denken aan Egypte. Daar was brood, terwijl er in Kanaän hongersnood was. Hij had gezien dat de Nijl voor genoeg voedsel zorgde: voedsel in overvloed voor mens en dier. En wat staat er dan? Toen sloeg Lot zijn ogen op en zag, dat de gehele streek van de Jordaan rijk aan water was; voordat de Here Sodom en Gomorra verwoest had, was zij tot Soar toe als de hof des Heren, als het land Egypte (Gen.13:10).
Dat is een prachtig gebied, denkt Lot. Net als de ‘hof des Heren’. Dat is een tikkeltje ‘aangezet’. Ja, dat gebeurt als zo’n geest je gaat bekoren, als zo’n geest je meer laat zien dan feitelijk aanwezig is. De streek is bekoorlijk om te zien. Eva zag ook een appel die bekoorlijk was om te zien. En de vijand pakt haar. Die geest slaat ook toe in Lot, hij wordt bekoord door wat hij ziet, door dat zogenaamd ‘vruchtbare’.
Lot raakt gefocust op het zichtbare
Lot wil naar die streek toe. Geen problemen met voedsel, alle ruimte en omstandigheden voor zegen van de Heer. En wat Sodom en Gomorra betreft: die steden neemt hij voor lief, daarvan gaat hij zich afzijdig houden. God zal hem ook daar als rechtvaardige zegenen, dat weet hij zeker.
Lot let niet goed op. Hij laat zich meenemen, meezuigen bij het opslaan van zijn ogen, bij het zien van dat land. Hij maakt zich los van Abram en gaat zijn eigen weg. Hij vestigt zich bij die steden van de Jordaan en houdt op met dat heen en weer trekken door Kanaän.
Lot gaat naar Sodom
Eerst slaat Lot zijn tenten nog op bij de stad. Enige tijd later laat hij zijn tenten achter en gaat hij in de stad wonen. Lot kiest voor vruchtbaarheid in het zichtbare, maar geestelijk gezien komt hij in een zeer onvruchtbare streek terecht. Hij gaat midden in de ongerechtigheid wonen: in Sodom, waar de homoseksualiteit botviert en waarvan de onvruchtbare werken van de duisternis bekend zijn. Is Lot zo ‘naïef’ dat hij dat niet weet? Nee, hij neemt het allemaal ‘voor lief’. Hij gaat erheen en vestigt zich in Sodom. Daar is water…
Abram blijft in het land
Abram slaat op uitnodiging van God ook zijn ogen op: hij kijkt met God mee. Ziet hij vruchtbaar land als hij de ‘andere’ kant op kijkt? Nee, dan ziet hij onvruchtbaar, woestijnachtig en bergachtig gebied. God zegt: Dit is jouw land. En Hij belooft Abram het hele land: Ik geef je het land van noord tot zuid, van oost tot west, dus ook dat van Lot. Je nageslacht zal er wonen in grote vruchtbaarheid. Abram kijkt niet zozeer naar de vruchtbaarheid in het zichtbare, hij zoekt een ‘andere’ vruchtbaarheid. Hij zoekt een vruchtbaarheid die tot stand komt in gerechtigheid. Abram laat zich niet beetnemen door wat voor ogen is. Hij blijft wonen in het land dat de Heer hem geeft. Hij kiest niet zelf een streek, hij wil wonen waar de Heer hem heeft gebracht en blijft wonen in dat land. Psalm 37 spreekt erover: blijf wonen in het land, wees in het land. Het wordt in die Psalm geestelijk ‘overgezet’: prachtig.
Abram gaat naar Hebron
Wat gaat Abram doen? Hij trekt verder en komt in het zuiden bij Hebron aan. Hij bouwt dan het altaar dat hij daar al vóór de hongersnood, de reis naar Egypte en de terugkeer naar Betel, wilde bouwen. Hij maakt af waar hij aan begonnen is. Hij blijft in het land waar God hem heeft gebracht, in het land dat God hem geeft: in Kanaän. Hij is in Egypte geweest, heeft de vruchtbaarheid van dat land gezien, maar heeft ook bemerkt dat er aan die vruchtbaarheid een ‘prijskaartje’ hangt: gebondenheid en slavernij. Hij is zijn vrouw daar bijna kwijtgeraakt. Aan de andere zijde van de Jordaan ligt ook zo’n ‘vruchtbare’ streek, het gebied van Sodom en Gomorra. Maar daar word je evenmin vruchtbaar. Ook daar hangt een enorme prijskaart aan…
Abram kiest ervoor om in Kanaän te blijven. Aan de ene kant ligt Egypte, aan de andere kant ligt Sodom. Het lijkt geweldig: wat ‘vruchtbaar’ allemaal, die Nijl en die Jordaan. Maar in Egypte kom je in de ketenen van slavernij terecht en bij Sodom kom je in de ketenen van ongerechtigheid. Daar moet je dus niet zijn. Noch in Egypte, noch in Sodom. De geest die daar heerst, maakt je kapot, maakt mensen stuk. Die geest ruïneert het volk van God.
De geest van Sodom en Egypte
Beide plaatsen, zowel Sodom als Egypte, worden genoemd in Openbaring 11:7-8: En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd.
Opeens zitten we dan in de eindtijd van het volk van God, bij de zesde bazuin, bij de twee getuigen. Het gaat hier over ‘de grote stad waar de Heer gekruisigd is’ - het geestelijke Jeruzalem - waar ‘de geest van Sodom en Egypte’ heerst. Als mensen door die geest in beslag worden genomen, komen ze lijnrecht tegenover de getuigen van God te staan. Sodom en Egypte duiden op het tegennatuurlijke, het onvruchtbare, het aardsgerichte. Van die antigoddelijke en antichristelijke geest moeten mensen die tot het ware volk van God willen behoren, tot het geestelijke Jeruzalem willen behoren, zich volkomen losmaken.
Abram scheidt zich af van Egypte, van de geest van Egypte. Abram wil niets te maken hebben met Sodom, met de geest van Sodom. Abram wil wonen in het land dat God hem geeft, zich laten leiden door de Geest van God. Daar zal de Heer hem tot vrucht brengen. Het is nog steeds niet gerealiseerd, maar het gaat komen.
Lot komt in de problemen
In Genesis 14 gaat de geschiedenis verder. Daar lees je dat er voor Lot problemen ontstaan. Een viertal koningen uit het oosten trekt op tegen de vijf koningen uit de steden van de Jordaanstreek. De koningen uit deze streek zijn al twaalf jaar onderworpen aan Kedorlaomer, een koning uit het gebied rond Babel, waaruit Abram en Lot zijn weggetrokken. Ze moeten hem schatting betalen.
Op een gegeven moment komen ze tegen Kedorlaomer in opstand. Enige tijd daarna komt deze koning met een aantal koningen die zijn bondgenoten zijn, de zaak recht zetten. In hun overwinningstocht nemen ze ook nog andere volken en steden mee. De koningen uit de Jordaanstreek hebben niets tegen Kedorlaomer in te brengen: ze worden verslagen, hun steden worden geplunderd, en de achtergebleven inwoners worden tot slaven gemaakt. Ook Lot wordt meegenomen en weggevoerd. In één klap is hij zijn rijkdom kwijt. Dat ‘tekent’ zijn geestelijke ontwikkeling, is ‘tekenend’ voor soortgelijke geestelijke ontwikkelingen. Als je niet uittrekt, niet doorgaat met dat uittrekken, keren oude vijanden zich tegen je. Dan krijg je opnieuw met ze te maken, dan komen ze achter je aan om je opnieuw te onderwerpen.
Abram neemt voor Lot de strijd op
Lot komt in zo’n situatie terecht: alles wordt hem afgenomen door vijanden uit zijn oude vaderland. Betekent dit het einde van Lot? Nee, Abram hoort het en dankzij Abram krijgt Lot een tweede kans. Abram had kunnen zeggen: eigen schuld, dikke bult, had je maar niet moeten weggaan… Maar dat doet Abram niet. Hij onderneemt een reddingspoging ten bate van zijn neef. Samen met zijn ‘huis’, met de mannen die zijn schapen hoeden, en met Mamre en zijn broers uit de omgeving van Hebron. Zij zijn bondgenoten geworden van Abram.
Is Abram niet bang voor de overmacht van dat grote leger dat al zo’n enorme rooftocht heeft ondernomen? Nee, hij gaat omdat hij zich het lot van Lot aantrekt. Met een legertje van 318 man gaat hij eropaf en neemt hij het op tegen die koningen uit het oosten. Die zijn alweer op weg naar het land waar ze vandaan komen. Abram gaat hen achterna en haalt het leger van Kedorloamer en zijn bondgenoten in bij het brongebied van de Jordaan, in het noorden, bij de berg Hermon, het gebied waar later de stad Dan ligt.
Abram verslaat Kedorloamer
Abram splitst zijn kleine leger in drieën en verrast het grote leger van Kedorloamer. Niemand van hen is bedacht op een aanval van een groepje herders. Abram brengt ze in verwarring en verslaat ze. Het leger slaat op de vlucht en Abram achtervolgt ze tot in Damascus toe. Dat is een heel eind, maar hij doet het. Hij gaat er achterna om de have van al die mensen en van Lot in veiligheid te brengen. Hij bevrijdt alle mensen, niet alleen Lot. Deze enorme overwinning van Abram komt tot stand door bovennatuurlijke hulp van God, door geloof in de alles overwinnende kracht van God.
Ontmoeting met Melchisedek
Na deze grandioze overwinning keert Abram terug naar Hebron, met alles wat hij heroverd en buitgemaakt heeft. Als hij ter hoogte van Jeruzalem is, vindt er een hele aparte en merkwaardige ontmoeting plaats. In het dal dat later het Koningsdal wordt genoemd, ontmoet hij Melchisedek, de koning van een plaats die Salem heet, het latere Jeruzalem. Deze Melchisedek treedt Abram met zijn manschappen tegemoet met brood en wijn. Als priester van de Heer biedt hij Abram brood en wijn aan. En versterkt hij de mannen die moe, hongerig en uitgeput van de veldtocht daar aankomen. Dan zegent Melchisedek Abram met de mannen die bij hem zijn. In Genesis 14:19 staat: En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde, en geprezen zij God, de Allerhoogste, die uw vijanden in uw macht heeft overgeleverd. En hij gaf hem van alles de tienden.
Dat moet een verademing zijn geweest voor Abram om zo’n man te ontmoeten. Hij herkent in Melchisedek een man naar Gods hart.
Priester van een andere orde
Abram herkent Melchisedek als een door God gezonden priester en erkent hem in die hoedanigheid ook ten volle. En wat doet hij? Hij geeft Melchisedek van alles een tiende. Wat een mooie opstelling na deze herkenning en erkenning. Hij erkent Melchisedek als de van God gezondene voor hém. En neemt de zegen die Melchisedek namens God uitspreekt, het brood en de wijn die hij van hem ontvangt, met dank in zijn hart aan. In reactie daarop geeft Abram aan Melchisedek de tienden. Daarin handelt hij eveneens naar Gods hart.
In deze Melchisedek zien we iets van het oorspronkelijke priesterschap, zoals God het voor mensen heeft bedoeld. Niet op grond van afstamming zoals later bij de zonen van Aäron. In Israël kon je alleen maar priester worden als je kon aantonen dat je vader, je grootvader, van Aäron afstamde. Dat was bij Melchisedek niet het geval. Hij verschijnt zomaar ineens op het toneel. Uit wat hij doet en wat hij zegt, blijkt dat hij een priester van God is. Abram ervaart dat in de geestelijke wereld.
Melchisedek is priester van een geheel andere ordening dan die van Aäron. Hij is zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregisters, zonder begin en einde van zijn leven. Dat is niet bekend, dat is allemaal niet beschreven (Heb.7:3).
Melchisedek is priester van een goddelijke orde: hij is door God zélf tot priester aangesteld. Hij wordt later in de bijbel een type van Christus genoemd. Jezus komt niet uit de stam Levi, maar uit de stam Juda. Jezus stamt niet van Aäron af. Hij is wél priester, priester naar de orde van Melchisedek, op de wijze zoals Melchisedek priester was: zonder ‘papieren’, door God geroepen en aangesteld.
Een prachtige ontmoeting in het Koningsdal van Abram en Melchisedek: de priester des Heren treedt de uitverkorene des Heren tegemoet, zegent hem met woorden van God en versterkt hem met brood en wijn.
Abram wijst voorstel van koning van Sodom af
Dan komt er nog een andere koning naar Abram toe, de koning van Sodom. Hij komt tevoorschijn uit de grot waarin hij zich verborgen heeft gehouden, bang als hij was voor zijn lot als hij door Kedorlaomer en zijn bondgenoten gepakt zou worden. Hij verneemt dat de vijand weg is, dat Abram alle inwoners van zijn stad en hun hele have heeft teruggebracht en dat Abram op dat moment in het Koningsdal is. Hij gaat erheen en doet Abram een voorstel: Mag ik mijn mensen terug, dan mag jij alles houden aan have en rijkdom.
Alles wordt daarmee ‘omgedraaid’: in plaats van dat Abram alles weggeeft, kan hij nu alles krijgen. Maar dat doet Abram niet. Hij wil niets van deze koning aannemen. Hij wil alleen van God ontvangen en niet afhankelijk worden van de giften van de koning van Sodom. Hij wil alleen gezegend worden door Melchisedek, die herkent hij als priester van God. De koning van Sodom is van een heel andere geest; daar wil Abram niets mee van doen hebben.
Abram beseft dat er ook mannen zijn die mét hem ten strijde zijn getrokken: Mamre en zijn broers. Daar wil Abram ruimte voor laten. Genesis 14:22: Doch Abram zei tot de koning van Sodom: Ik zweer bij de Here, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde: Zelfs geen draad of schoenriem, ja niets van het uwe zal ik nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt! Geenszins, alleen wat de knechten hebben verteerd en het aandeel der mannen, die met mij gegaan zijn, Aner, Eskol en Mamre, laten die hun aandeel ontvangen.
Of Mamre en zijn broers iets van de koning van Sodom aangenomen hebben, weten we niet: het staat er niet bij. Abram legt zijn eigen normen niet op aan de mensen die bij hem zijn. Heel mooi. Ook hierin geeft hij een goed voorbeeld.
Lot benut zijn tweede kans niet
Wat doet Lot? Hij is in Sodom gevangen genomen, is alles kwijtgeraakt, is weggevoerd en daarna door Abram weer in vrijheid gesteld. Hij heeft dankzij Abram alles weer terug gekregen. Wat doet Lot? Heeft hij hiervan geleerd? Nee. Lot gaat terug naar Sodom, hij gaat daar gewoon weer wonen. En Abram houdt hem niet tegen. Lot krijgt alles terug: zijn vrijheid en zijn bezittingen. Hij krijgt een ‘tweede kans’, maar gaat er niet op in… Ongelofelijk!
Het gaat later nóg een keer fout in Sodom, en dan gaat het ook echt fout met Lot. Dan kan hij nog maar ternauwernood gered worden. Letterlijk als door vuur heen. Dan houdt hij er niets meer van over en eindigt zijn leven in een spelonk. Lot kiest de verkeerde weg en komt er niet van terug, hij bekeert zich niet. Lot blijft verbonden met Sodom, en raakt daardoor geheel verstrikt in het onvruchtbare, tegennatuurlijke van Sodom…
Abram blijft de vervulling van de beloften verwachten
Abram blijft in het land en gaat ook naar huis: naar Hebron, met de zijnen. Daar gaat hij door met zijn ‘diensten’ rondom het altaar. Hij blijft wonen in het land en blijft de vervulling van Gods beloften verwachten. Gezegend als man van God, ook door Melchisedek. Een voorbeeld voor ons allemaal.