Genesis 25:19-34

We hebben de geschiedenis van Abraham afgerond en gaan door met het verhaal van de tweede aartsvader, Isaak. Hij wordt geboren als Abraham honderd jaar oud is en Sara negentig jaar: een wonder van God. Hij is de zoon van de belofte, de zoon van het overwinnende geloof. De vrucht van het volhardende, overwinnende geloof van zowel Abraham als Sara.

Als Isaak veertig jaar oud is, trouwt hij met Rebekka. Zij is en blijft zijn enige vrouw. Daarin is Isaak uniek: hij is de enige aartsvader die zo handelt en leeft. Hij heeft nooit een tweede vrouw genomen, en ook nooit ‘iets’ met een slavin gehad, om het zo maar te zeggen. Hierin is Isaak een voorbeeld voor velen en geeft hij een zuiver beeld van Gods bedoeling aangaande de mens. We zien daarin iets van Christus ten opzichte van zijn gemeente.

Genesis 25:19-34 – Dit is de geschiedenis van Isaak, de zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak. En Isaak was veertig jaar oud, toen hij Rebekka, de dochter van Betuël, de Arameeër uit Paddan-Aram, de zuster van de Arameeër Laban, tot vrouw nam. Nu bad Isaak de Here voor zijn vrouw, want zij was onvruchtbaar; en de Here liet Zich door hem verbidden, en zijn vrouw Rebekka werd zwanger. En de kinderen stieten in haar binnenste tegen elkander. Toen zei zij: Indien het aldus gesteld is, waarom overkomt mij dat? Daarop ging zij om de Here te vragen. En de Here zei tot haar: Twee volken zijn in uw schoot, en twee natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam; de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de oudste zal de jongste dienstbaar wezen.

Toen nu haar dagen vervuld waren, dat zij baren zou, waren er dan ook tweelingen in haar schoot. En de eerste kwam te voorschijn, rossig, geheel als een haren mantel; en men gaf hem de naam Esau. En daarna kwam zijn broeder te voorschijn, wiens hand Esaus hiel vasthield; en hem noemde men Jakob. En Isaak was zestig jaar oud bij hun geboorte. 

Toen de jongens opgroeiden, werd Esau een man, ervaren in de jacht, een man van het veld, maar Jakob was een huiselijk man, die in tenten woonde. En Isaak had Esau lief, want wildbraad was naar zijn smaak; maar Rebekka had Jakob lief. Eens had Jakob een gerecht gekookt, en Esau kwam vermoeid van het veld. Toen zei Esau tot Jakob: Laat mij toch slokken van dat rode, dat rode daar, want ik ben moe. Daarom gaf men hem de naam Edom. Maar Jakob zei: Verkoop mij dan eerst uw eerstgeboorterecht. En Esau zei: Zie, ik ga toch sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? Daarop zei Jakob: Zweer mij eerst. En hij zwoer hem. Zo verkocht hij aan Jakob zijn eerstgeboorterecht. Toen gaf Jakob aan Esau brood en het linzengerecht; hij at en dronk, stond op en ging heen. Zo verachtte Esau het eerstgeboorterecht.

Isaak bidt voor Rebekka

Hoewel Isaak in zijn huwelijk naar de wil en bedoeling van God leeft, krijgt ook hij te maken met de geesten die zijn vader en moeder op de nek zaten. Ook zijn vrouw, Rebekka, blijft lange tijd onvruchtbaar: twintig jaar. Abraham heeft lang op de geboorte van zijn zoon Isaak moeten wachten: vijfentwintig jaar. Al die jaren moest hij blijven geloven in de vervulling van Gods belofte. Isaak heeft er dus ook vele jaren op moeten wachten. Maar hij zoekt zijn hulp niet in noodgrepen, niet bij een slavin of een bijvrouw. Hij gaat naar God toe. Hij bidt ervoor, staat er (vs.21). En het bidden dat hier beschreven staat, is een intens bidden, een bidden vol vuur. Hij treedt op als priester voor zijn vrouw, voor hemzelf en daarmee voor de voortgang van Gods plan met mensen. Hij houdt het God voor: U hebt destijds de belofte gedaan aan mijn vader, ik ben daaruit voortgekomen. En ik ga in datzelfde geloof als van mijn vader door.

Taaie, occulte geesten

De geesten die Abraham en Sara wilden tegenhouden, komen ook op Isaak en Rebekka af. Diezelfde geesten: taaie, occulte machten uit Ur der Chaldeëen, het land waaruit Abraham is weggetrokken. Bij dat wegtrekken op aarde trek je niet ‘automatisch’ weg uit de hemel die met die plaats/streek op aarde verbonden is. Geestelijke vijanden kunnen je in de hemelsferen met hun duistere werkingen achtervolgen. En dat gebeurt hier. De occulte geesten uit ‘Babel’ willen werkzaam blijven, de onvruchtbaarheid in het leven van Gods uitverkorenen vasthouden, en daarmee de belofte van God uitstellen en ‘onwerkelijk’ maken.

Isaak bidt intens en vurig. En zijn vader zal met hem meegebeden hebben. Dat kan ik me wel voorstellen: Abraham herkent de situatie en bemoedigt zijn zoon. Samen met Isaak en Rebekka bidt hij voor de verdere vervulling van Gods belofte. Heer, U hebt uw belofte in mijn leven vervuld, U zult het ook in het leven van mijn zoon doen. Twintig jaar moeten ze wachten. En dan staat er: de Heer laat zich door hen verbidden. Rebekka wordt zwanger.

Weerstand doorbreken

Zou God door het vurige en aanhoudende bidden van Isaak zijn ‘omgeturnd’? Zou God eerst iets jarenlang hebben ‘afgehouden’, om het uiteindelijk dan toch maar ‘toe te laten’? Nee. Het is geheel naar Gods bedoeling dat Isaak nageslacht krijgt. Dat komt volledig overeen met zijn belofte. Er moet uit Abraham en Isaak een volk tevoorschijn komen dat Gods heil openbaart aan alle natiën. Een volk in wie alle volken gezegend zullen worden.

De taaie, hardnekkige weerstand daartegen houdt lang aan. En die moet in de geestelijke wereld doorbroken worden. God hoeft niet ‘omgeturnd’ te worden; de vijand moet van zijn plaats verdreven worden. En dat kan alleen met volhardend geloof en gebed. Isaak moet werk verzetten in de geestelijke wereld; hij heeft er zijn handen aan vol, maar komt er uiteindelijk doorheen.

Zo is het nog steeds. Ook nu geeft God beloften aan zijn gemeente en we bidden en we bidden… Vaak zien we maar weinig ‘resultaat’ en blijft er veel ‘onveranderd’. Moet God dan omgeturnd worden? Nee, de geestelijke weerstand moet doorbroken worden. Het leger van (occulte) machten dat ook ons wil achtervolgen, moet bestreden en overwonnen worden. Daar is volhardend geloof voor nodig. En een vurig, aanhoudend bidden. Dan zal het uiteindelijk gezien worden: de overwinning komt tevoorschijn.

De vijand verlegt zijn werkterrein

Verdwijnt de vijand na zo’n overwinning in de strijd? Nee, je ziet hem dan vaak zijn werkterrein verleggen, om de voortgang van hetzélfde proces in een volgende fase te verhinderen. En daarmee het doel dat God voor ogen heeft, alsnóg buiten bereik te brengen. Als de onvruchtbaarheid doorbroken is en Rebekka zwanger wordt, gaat hij verdeeldheid zaaien in de vrucht die zich in haar moederschoot ontwikkelt. Rebekka merkt het op: ze voelt dat de kinderen in haar lichaam hard tegen elkaar aan stoten. De vijand blijft zich verzetten. Hij wil het volk van God steeds weer de voet dwars te zetten. Opdat het Gods doel niet zal bereiken.

Rebekka vraagt God om hulp

Er staat veel op het spel. Komt er een doorbraak, komt er iets tevoorschijn, of zou de vijand het toch weer kunnen verhinderen en naar latere tijden door kunnen schuiven? Sterke en grote geesten bemoeien zich met de vrucht. Wat doet Rebekka? Iets heel moois. Er staat: zij zoekt de Heer. Het Hebreeuwse woord dat hier staat, betekent: je toevlucht zoeken bij, het raadplegen van. Rebekka zoekt haar toevlucht bij haar God: Heer, wat is hier aan de hand? Ik ben zwanger, dank U wel, maar wat is hier aan de hand? En ze krijgt antwoord. God zegt: twee volken zijn in uw schoot, twee natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam, de oudste zal de jongste dienstbaar wezen.

Twee volken, twee stamvaders van volken zijn in uw schoot en ze worden nu al tegen elkaar opgezet. De ene zal groter en sterker worden dan de andere. De oudste zal dienstbaar zijn aan de jongste. Het strijdtoneel heeft zich verplaatst: van de periode vóór de conceptie naar de tijd daarna: in de ontwikkeling van de vrucht in de baarmoeder.

De oudste zal de jongste dienstbaar zijn

Waar doelt deze uitspraak op? Heeft God alleen maar een bedoeling met één van de twee jongens? Nee: God heeft een bedoeling met beide jongens, met beide volken die uit hen zullen voortkomen. ‘Dienstbaar zijn aan…’ betekent niet ‘achtergesteld worden bij…’. Het betekent ‘werkzaam in een bepaald verband mét...’ God wil beide volken in een door Hem bedoelde orde laten functioneren. Harmonieus. Elk volk op de door Hem bedoelde plaats. En juist omdat het hier, in de moederschoot, al tegen elkaar ingaat, stelt God die orde in. Om het onderling goed te houden, om beide volken ruimte en mogelijkheden te geven. Niet ‘los’ van elkaar, maar juist mét elkaar. Niet onafhankelijk van elkaar, maar juist dienstbaar aan elkaar: in de door God bedoelde verhouding. Als beide jongens, beide volken, op de door God bedoelde plaats functioneren, vullen ze elkaar aan. Dan is er liefde, vrede en harmonie in plaats van wat de vijand wil bewerken. Als God de twee broers mag leiden en de onderling orde mag instellen, kan de ‘grotere en sterkere’ dienstbaar ingezet worden ten bate van de ‘kleinere en zwakkere’.

Als iedereen luistert naar de Heer en de plaats inneemt die God bedoelt, worden allen gezegend. Als iemand op Gods aanwijzing dienstbaar is aan een ander en die ander gehoorzaamt, dient hij God en gehoorzaamt hij God. Liefde en vertrouwen tot God mag basis zijn om die ander te dienen. En zo kan het geheel functioneren. Zo werkt het in Gods koninkrijk. Nog steeds.

Uitverkiezing is tot heil

Het principe om iemand voor een bepaald doel ‘uit te kiezen’ heeft God al eerder toegepast. Als Hij Abraham uitkiest te midden van al zijn tijdgenoten is dat niet om hem alleen eruit te halen en de rest te laten vallen, maar om in hem allen te zegenen. Uitverkiezing is nooit om anderen te benadelen of te verwerpen, maar om het heil voor iedereen te garanderen. Maar dan wel in de lijn die God instelt.

En zeker als de vijand werkt en er tijden van geestelijke achteruitgang en dorheid zijn, is het van groot belang om je te voegen naar de orde van God. Ook al ben je niet zélf de uitverkorene. Je mag je bij de uitverkorene voegen en delen in de zegen. Dat is geen ‘willekeur’ van God, Hij schenkt genade aan allen die zich bij zijn uitverkorene voegen, zich onder zijn leiding stellen en zich mét hem richten op Gods bedoelingen, beloften en plan. Dan kan de vijand nog zo veel proberen, maar dan gaat het goed en blijft het goed gaan.

God verwerpt niet

God duidt met deze woorden niet op een verwerping van Esau, maar juist op een betrekken van Esau bij alles wat hij door Jakob heen wil bewerken. Opdat Esau niet afdrijft. Dat is de bedoeling van God. God bedoelt het altijd positief.

Vijand buigt om

De vijand kan zo’n verschil in plaats en positie op een geheel andere manier voorstellen en dat wel degelijk doen voorkomen als: ik hoor er niet bij, ik word verworpen, ze moeten mij altijd hebben, ze zien me niet zitten. En als dat eenmaal bij iemand ingang heeft gevonden, kun je met allerlei mooie woorden van God aankomen, maar het is dan best moeilijk om diegene daaruit weg te krijgen. Dan moet hij zijn vijand gaan onderscheiden en ervoor kiezen om in de woorden en bedoeling van God mee te gaan, anders gaat hij met de vijand mee.

Je ziet het hier gebeuren. Daarom is deze geschiedenis zo’n grote les. De vijand ziet kans om het verschil in plaats en positie van beide jongens in Gods plan uit te buiten, dat verschil te misvormen en misbruiken voor zijn bedoeling. Om verdeeldheid, onenigheid, verzet, strijd en een uiteengaan te bewerken in plaats van een bijeenkomen.

Hij wil weerstand tegen Gods bedoeling opwekken. Dat is ‘oerverzet’. Als hij de zwangerschap niet langer kan tegenhouden, richt hij zich op het resultaat van die zwangerschap. Om langs die weg zijn destructief werk in het nageslacht van Abraham voort te zetten. Zo werkt de vijand: intens gemeen.

Verschillende karakters

Esau wordt als eerste geboren. Hij is roodharig en met een mantel van haar bedekt. Daarom wordt hij Esau genoemd: harig. En onmiddellijk daarna wordt Jakob geboren. Hij houdt de hiel van zijn broer vast, daarom noemt men hem Jakob: vasthouder van de hiel.

Esau groeit op. Van hem staat geschreven: hij wordt een man van de jacht. Een man van het vrije veld. Esau is niet vaak thuis, hij kan het in de tenten van zijn ouders niet uithouden. Hij zoekt het vrije veld op; hij is een avonturier, een jager.

Waar zijn we dat eerder tegengekomen? Nimrod was ook zo’n jager. Daar kon de vijand in geestelijke zin ook mee aan de haal en die man voor iets gebruiken dat rechtstreeks tegen God in ging.

Jakob wordt een huiselijk man. Het Hebreeuwse woord dat hier met ‘huiselijk’ wordt vertaald, betekent ook: voorkomend, zonder gebreken, bezonnen, evenwichtig, vredelievend, rechtschapen. Jakob ontwikkelt zich tot een bezonnen, evenwichtige, vredelievende en rechtschapen man die graag thuis is, graag in de tenten van zijn ouders verblijft en als herder over de schapen wil functioneren.

Problematisch?

Op zich is daar niets op tegen. Het verschil in karakter hoeft geen probleem op te leveren als beide broers willen luisteren naar God en de door Hem bedoelde plaats in zijn plan willen innemen. Dan kan alles ingezet worden en bijdragen aan een verdere ontwikkeling. Maar als de vijand kans krijgt om dit verschil in karakter in te zetten voor zijn doel, krijg je problemen. Daar kun je op wachten. Hij loert naar mogelijkheden om ze tegen elkaar op te zetten.

Wig tussen de ouders

De vijand heeft daarbij niet alleen de jongens op het oog, maar ook de ouders. Hij wil niet alleen tussen Esau en Jakob verdeeldheid en onenigheid zaaien, maar ook tussen Isaak en Rebekka. Hij wil het hele gezin uit elkaar drijven. Ze zijn zo goed begonnen: Isaak en Rebekka hebben gebeden, de Heer gezocht, bij Hem hun toevlucht genomen, en samen de vervulling van Gods belofte beleefd. De vijand wil de ouders ook uit elkaar drijven. En daarmee Gods plan met dit gezin onmogelijk maken, alles onderuit te halen.

Lukt dat? Er staat: Isaak krijgt Esau lief; die liefde gaat door de maag. Rebekka heeft Jakob lief, zij houdt van dat vredelievende, bezonnene en evenwichtige. En daarin zal ze veel van haar eigen man herkennen. Jakob is de stille man, Esau de ruige boy. De moeder gaat van de stille jongen houden, van de huiselijke man. En het hart van de vader gaat uit naar Esau. Zo wordt er een situatie gecreëerd waarin allerlei problemen kunnen ontstaan. De vijand brengt een ‘veld’ in gereedheid om daarin zijn sluwe spel te spelen.

God bedoelt harmonie

Als God het alleen voor het zeggen had gehad, was er niet gebeurd wat Genesis verderop beschrijft. Ondanks dat grote verschil in karakter van Esau en Jakob. God wil eenheid en harmonie bewerken, een samen functioneren in zijn plan. En dat wil Hij nog steeds. Maar we hebben niet alleen te maken met een God die samenbindt, maar ook met een duivel die uiteen jaagt. Hij wringt zich ertussenin en maakt van Jakob - ondanks al zijn goede eigenschappen - een listige bedrieger. Hij dringt zich in bij Esau en maakt van die sterke man een ruig en onverschillig iemand die na verloop van tijd zich van niets en niemand meer iets aantrekt.

Hij brengt ook een verwijdering teweeg tussen Isaak en Rebekka, waardoor zij niet meer eendrachtig kunnen bidden voor de voortgang van Gods plan. Ze kunnen zich niet meer samen inzetten voor hun beider zonen. Ze zien en benaderen het op verschillende manieren. Vier mensen, één gezin, rijk gezegend door God. In de eerste vijftien jaar van het leven van Jakob en Esau leeft (opa) Abraham nog. Hij zal aan de opvoeding van de tweeling het zijne hebben toegevoegd, de opgroeiende jongens veel over God en zijn plan hebben verteld.

Esau en Jakob hebben hetzelfde gehoord, hetzelfde onderwijs gekregen, hetzelfde voedsel gegeten, dezelfde beloftes gehoord, in dezelfde omgeving gewoond, maar zij zijn uiteen gegroeid door de geest die zich in dit geslacht als ‘splijtzwam’ een plaats heeft weten te verwerven.

Esau spant de kroon

In Esau heeft de vijand het verst kunnen doorwerken. Genesis 25:29 beschrijft het gevolg daarvan: Esau komt een keer thuis, vermoeid van het veld, en Jakob heeft een heerlijk gerecht gekookt. Esau ruikt eten en wil meteen eten. Hij komt in de ban van een tijdelijke behoefte. Mensen die in de ban komen van tijdelijke behoeften, kunnen geestelijk ‘betoverd’ raken. Esau is moe en geeft zich zonder meer over aan die behoefte. Aan de behoefte van het vlees, aan de gezindheid van het vlees. Hij zegt tegen Jakob: Laat mij toch slokken van dat rode daar, want ik ben zo moe. En daarom geeft men Esau ook wel de naam ‘Edom’, dat betekent ‘rood’. Esau heeft een waas voor de ogen, hij ziet het niet meer zo scherp. Hij wil slokken, gulzig al dat ‘rode’ naar binnen werken. En ook nu diréct, zonder erop te willen wachten.

Het wordt buiten proporties gebracht. Die vijand blaast de boel op. De moeheid wordt groter dan die feitelijk is. En het gerecht ziet er nog lekkerder uit dan het misschien was. De vijand ziet een kans. Esau ruikt eten en hij zal eten, koste van het kost.

Jakob regelt het zelf

Jakob ‘ruikt’ ook wat. Geen eten: hij ruikt zijn kans en reageert sluw. Hij denkt iets te kunnen regelen op dit moment, en denkt daarbij God een handje te helpen. En ook dát is iets dat in zijn voorgeslacht al eerder is voorgekomen. Je hoeft God niet te helpen. Je hoeft niet voor eigen zaken op te komen als God je iets toezegt. En tóch doet Jakob het. De vijand kan daardoor ook in zijn leven iets bewerken.

Esau minacht het eerstgeboorterecht

Jakob reageert op het ‘ongeremde’ verlangen van zijn broer. Hier, Esau, eet maar zoveel als je wilt, maar verkoop dan wel je eerstgeboorterecht aan mij. Een maaltijd ruilen tegen het eerstgeboorterecht. Dat staat natuurlijk in geen enkele verhouding tot elkaar. Een vreemd voorstel van Jakob. Voor Esau wordt het een valstrik. De vijand kan op dat moment in Esau iets ‘doordrukken’. Esau denkt dat hij gaat sterven van de honger, en wat heb je dan aan je eerstgeboorterecht?

Wat een schromelijke overdrijving. De geest van hysterie blaast de hele boel op. Voor Esau is het werkelijkheid: ik moet eten, want anders... Hij maalt niet om het eerstgeboorterecht. Hij veracht het zelfs. De tijdelijke behoefte van dat moment telt zwaarder voor hem dan de belofte voor de langere termijn. Wat zou het allemaal, later zien we wel weer… Ik heb er nu gewoon zin in en ik ga niet zitten nadenken of het allemaal wel verstandig is.

Herkenning?

Zo kan de vijand ook bij ons aankomen: niet moeilijk doen; komaan, doe het! De (vleselijke) behoefte zuigt en de vijand krijgt je in zijn (betoverende) greep. Het tijdelijke wordt opgeblazen en alles wat belangrijk is, wordt (door hem) buiten beeld gebracht. Waar het werkelijk om gaat, zie je niet meer, daar ben je niet meer mee bezig. Herken je het?

De geest van onverschilligheid

Door die (occulte) geestelijke werkingen van de vijand kan onverschilligheid worden opgewekt ten aanzien van de grote dingen: ach, wat kan mij het allemaal schelen. Of: waarom moet ik altijd nadenken, de boog kan toch niet altijd gespannen staan. Nu even niet moeilijk doen. Ondertussen wordt jou in de geestelijke wereld iets ontnomen en wordt er schade toegebracht aan je ziel. Je wordt afgehouden van het doorzien en verstaan van de dingen die in de geestelijke wereld aan de orde zijn. Het verstaan van Gods stem, het begrijpen van Gods bedoeling… het is allemaal ver weg. Je werkt niet meer met de mogelijkheden die God je biedt.

Waarschuwing

In Hebreeën 12:16 staat: Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want gij weet, dat hij later, toen hij (toch) de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht.

Onverschilligheid wordt hier op één lijn gezet met hoererij. Dat kun je begrijpen als je de geestelijke werkelijkheid ziet. Bij onverschilligheid word je verleid en bevrucht door een boze geest. Het woord ‘onverschilligheid’ betekent ook: ongoddelijk, onheilig. Je wordt dan door een onheilige geest beetgenomen. Je gaat onverschillig reageren. Daarin manifesteert zich een ongoddelijke geest die geen eerbied heeft voor wat God bedoelt en instelt. Daardoor werk je niet met de mogelijkheden die je van God hebt gekregen en doe je gewoon wat jou op dat moment het beste uitkomt. Zonder verdere afstemming, onafhankelijk van goede raad. Onverschilligheid wordt bewerkt door een boze geest die geestelijke schade wil aanbrengen. De Bijbel waarschuwt ervoor.

Esau slokt het eten op, schrokt het weg en staat op. Hij zit er helemaal niet meer mee. Hij eet en drinkt, staat op en gaat heen. Hij veracht het eerstgeboorterecht. Hij denkt niet eens meer na over wat hij gezegd heeft; het kan hem allemaal niets schelen. Hij heeft lekker gegeten en morgen ziet hij wel verder. Over een paar jaar denkt hij er wel weer eens over na. Wie dan leeft, wie dan zorgt…

Anti-goddelijk

Onverschilligheid doet mensen wegdrijven van God, het drijft hen in handen van een anti-goddelijke geest. En dat werkt dieper door dan andere zonden. Het heeft net zo’n effect als hoererij, dat drijft je ook bij God weg. Jakob zondigt hier ook, zeker weten. Maar hij blijft wel gericht op de dingen van God. Hij doet het - naar eigen mening - met een goed doel. Jakob blijft bereikbaar voor God, hij blijft bruikbaar voor God, maar Esau niet. Esau drijft steeds verder af, hij wordt door zijn vijand steeds verder ‘weggehaald’ bij God. Daardoor wordt hij ‘onbruikbaar’ in het plan van God. En kan het volk dat uit hem voortkomt niet meer zijn door God bedoelde plaats innemen.

Gebergte van Esau

Die anti-goddelijke geest is de grote vijand van mensen die een belofte van God hebben ontvangen. Het is een geest die zich in Esau heeft kunnen manifesteren, en zich in zijn nageslacht nog veel verder heeft kunnen manifesteren. Een geest die je naar Esau zou kunnen noemen: in die zin spreekt de Bijbel over het ‘gebergte van Esau’. Obadja 1:21 – Verlossers (messiassen) zullen de berg Sion bestijgen om over het gebergte van Esau gericht te oefenen, en het koningschap zal zijn aan de Here.

Om de berg Sion te bestijgen moet je gericht oefenen over het gebergte van Esau en dán zal de Heer koning zijn. We hebben het vaak over het bestijgen van de berg Sion, over het hogerop klimmen in de hemel. Met het bestijgen van de berg Sion en het voldoen aan Gods diepste verlangens en verwachtingen om als zonen van God, als verlossers, tevoorschijn te komen, dienen wij tegelijkertijd deze geest in het vizier te krijgen en gericht te oefenen over dat ‘gebergte van Esau’. Over de geest die zich zo duidelijk in Esau en zijn nageslacht heeft kunnen manifesteren.

Belial

Welke geest zou dit zijn? Welke geest bemoeit zich met het volk dat de belofte van God ontvangt en de vrucht daarvan mag voortbrengen? Dat is Belial. Niet alleen in de tijd van het Oude Verbond, ook in de tijd van het Nieuwe Verbond. Ook wij staan als gemeente van Jezus Christus, als volk van God dat de berg Sion bestijgt, tegenover Belial. Hij wil ook nu bij ons die geestelijke onvruchtbaarheid bewerken. En als die vruchtvorming op gang gekomen is, een vorm van ‘onverschilligheid’ laten ontstaan. Om je maar niet mee te laten komen in wat God bedoelt.

Obadja beschrijft de strijd tegen deze geest als ‘gericht oefenen’ over de berg Esau. Openbaring spreekt bij de opening van het zesde zegel van de boekrol over het ‘van zijn plaats verdrijven’ van alle berg en eiland (Op.6:14). Daar hoort ook het gebergte van Esau bij. Het is voor ons dus de tijd om gericht te oefenen, om die geest in eigen leven en in zijn werkingen die op de gemeente afkomen, te herkennen, te passeren en te overwinnen. Om zijn ‘voorboden’ op te merken, zijn diepste bedoelingen te doorzien en er met de Heer gericht over te oefenen.

Esau is in zijn leven onverschillig geworden. Hij heeft zijn eerstgeboorterecht veracht. Bij ons mag er geen onverschilligheid ontstaan. Wij dienen ons heel bewust onder leiding van Jezus Christus op te stellen en ons als gemeente voluit in te zetten voor de verdere realisatie van Gods plan en daarbij nauwgezet te handelen naar zijn wil.

Toegewijd om vrucht te gaan voortbrengen

Esau stelt zich onafhankelijk op. Wij dienen afhankelijk te blijven en de strijd op te nemen tegen die geest die ons onafhankelijk wil laten optreden. Wij behoren ons als toegewijde dienstknechten op te stellen op de plaats waar God ons bedoelt. Het maakt niet uit welke plaats, als je maar op de plaats staat waar God je wil hebben, dan word je gezegend.

Laat geen minachting voor de woorden en beloften van God ontstaan. Koester diepe waardering en intense liefde tot de waarheid en laat die liefde steeds dieper doorwerken in je leven. Dat bewerkt hoogachting voor alles wat bij God en Jezus en zijn gemeente hoort.

Dan kunnen al Gods beloften in vervulling gaan en zullen wij als gemeente de kostelijke vrucht - waar de landman op wacht - gaan voortbrengen. En dan zal alles worden zoals God het bedoelt.

We mogen dit verhaal overzetten naar de tijd van nu. Het is geschreven tot ons onderricht, opdat wij door de weg van de volharding en de vertroosting der Schriften, de beloften vast zouden houden (Rom.15:4). De Here zegent ons daarin. Amen.